Plan: | Dijkhofstraat 12A-12B en 16, Twello |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20262-VS00 |
Namens de eigenaar van landgoed Sterrebosch in Twello is een verzoek ingediend om het voormalige koetshuis (Dijkhofstraat 12A-12B) op het landgoed te herbestemmen, waarna het verbouwd kan worden tot en gebruikt kan worden als woning met bedrijfsruimten. De bestaande woning Dijkhofstraat 16, momenteel verhuurd, komt daarbij -op termijn- te vervallen en krijgt de functie van bijgebouw.
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied en de daarop volgende herzieningen liggen de panden binnen de bestemming Wonen. Binnen deze bestemming is één woning toegestaan met een maximale inhoud van 750 m3. De inhoud van het koetshuis, een gemeentelijk monument, is ruimer. Met het mogelijk maken van bewoning van het koetshuis voordat bewoning van de huidige woning beëindigd is, wordt bovendien tijdelijk een tweede woning toegestaan. De ontwikkeling past dan ook niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om bewoning van het koetshuis mogelijk te maken en beëindigen van de woonfunctie van Dijkhofstraat 16 te waarborgen, moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.
Een deel van de bedrijfsruimte in de woning wordt gebruikt voor yoga retreats. Om deelnemers en begeleiders enkele dagen op het landgoed te kunnen laten verblijven, zijn meer slaapplaatsen nodig dan de huidige mogelijkheden voor bed & breakfast. Ook hiervoor is een aangepaste regeling nodig.
Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel een juridisch-planologisch kader te scheppen om het herbestemmen van het pand Dijkhofstraat 12A-12B in Twello tot woning met bedrijfsruimte mogelijk te maken en de functie van de woning Dijkhofstraat 16 te wijzigen naar bijgebouw.
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in Afbeelding 1. De locatie ligt ten noordoosten van de kern Twello in het buitengebied. Een luchtfoto is opgenomen in Afbeelding 2. De panden Dijkhofstraat 12A-12B en 16 in Twello maken onderdeel uit van het perceel kadastreel bekend als gemeente TLO00, sectie A, nummer 1960. Een bestaande kapschuur valt binnen het perceel kadastraal bekend als gemeente TLO00, sectie A, nummer 1805.
Afbeelding 1: Situering plangebied in omgeving
Afbeelding 2: Luchtfoto plangebied
Het plangebied maakt deel uit van Landgoed Sterrebosch. Dit landgoed heeft een omvang van circa 12 hectare, waarvan 8 hectare bestaat uit bos en 4 hectare uit grasland en water. Het landgoed ligt ten oosten van de Dijkhofstraat en ten zuiden van de Meermuidenseweg, waarbij het aan de oostzijde wordt begrensd door het Stadsland en aan de zuidkant aansluit op landgoed De Dijkhof. Het landgoed is gerangschikt onder de Natuurschoonwet (NSW).
Op het landgoed zijn twee woningen aanwezig (Dijkhofstraat 12 en 16) en enkele bijgebouwen, waaronder het koetshuis (voormalige landbouwschuur, Dijkhofstraat 12A-12B) dat is aangemerkt als gemeentelijk monument. Ten zuiden van het pand staat een kapschuur. De Dijkhofstraat 16 en 12A-12B hebben een aparte ontsluiting op de Dijkhofstraat. De woning Dijkhofstraat 12 ligt ten noorden van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan op een open plek in het bos en wordt ontsloten op de Meermuidenseweg.
Zoals in paragraaf 1.1 beschreven, vallen de panden Dijkhofstraat 12A-12B en Dijkhofstraat 16 binnen de bestemming Wonen (gele vlak in Afbeelding 3). Een klein deel van een bestaand bijgebouw bij nummer 16 en de kapschuur die ten zuiden van het koetshuis staat, liggen binnen de bestemming Bos (groene vlak). Naast deze bestemmingen gelden de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie, Waarde-Ecologie, Waarde-Landgoed en Waarde-Landschap. Binnen de bestemming Wonen is één woning toegestaan met 100 m2 aan bijgebouwen, dan wel de bestaande oppervlakte als die meer bedraagt. In dat laatste geval geldt een saneringsregeling bij sloop-nieuwbouw (50% herbouw).
Afbeelding 3: Uitsnede bestemmingsplan
Het plan voorziet in het herbestemmen van het pand Dijkhofstraat 12A-12B tot woning met bedrijfsruimte. De bedrijfsruimte is deels bedoeld voor yoga retreats. Ook wordt een deel gebruikt als schoonheidssalon. Daarnaast kunnen de ruimten gebruikt worden voor bijvoorbeeld vergaderingen of brainstormsessies. De locatie leent zich goed voor deze doeleinden, met onder andere wandelmogelijkheden langs de verschillende bijzondere elementen van het landgoed. De kapschuur wordt ingericht als verblijfsaccommodatie (bed & breakfast) voor de deelnemers van de yoga retreats. Het gaat in totaal om 6 kamers met 12 slaapplaatsen.
Gelijktijdig met het herbestemmen van het koetshuis tot woning wordt de functie van de bestaande woning Dijkhofstraat 16 gewijzigd naar bijgebouw. Deze woning wordt momenteel echter verhuurd en deze situatie kan niet zonder meer beëindigd worden. Insteek van het plan is dan ook een persoongebonden overgangsregeling op te nemen. De huidige huurders kunnen het pand blijven bewonen, maar er mag geen nieuwe bewoning meer plaatsvinden zodra deze bewoning om welke reden dan ook beëindigd wordt. Het pand wordt op dat moment als woonruimte ontmanteld.
De ruimtelijke situatie verandert niet; het gaat enkel om het wijzigen van de functies van bestaande bebouwing. Enige verandering hierin is dat een kleine aanbouw aan Dijkhofstraat 12A-12B tijdens de voorgenomen verbouw gesloopt wordt. De kapschuur en een hoekje van een bestaand bijgebouw naast Dijkhofstraat 16, die nu binnen de bestemming Bos liggen, worden in dit plan in de bestemming Wonen opgenomen. De Dijkhofstraat 16 is een karakteristiek pand en krijgt in het plan een beschermde status.
Met het voorgenomen plan vindt ruimtelijk in principe geen verandering plaats. Er blijft sprake van een woonfunctie voor de gronden en de bebouwde oppervlakte neemt niet toe; door sloop van de kleine aanbouw aan Dijkhofstraat 12A-12B neemt deze iets af. Het verplaatsen van de woonfunctie heeft ruimtelijk dan ook geen negatieve gevolgen. Bestaande bijgebouwen blijven die functie houden. Met het plan krijgt het monument een duurzame vervolgfunctie, waarmee verondersteld mag worden dat deze waar mogelijk hersteld en goed onderhouden wordt. Het karakteristieke pand Dijkhofstraat 16 krijgt een beschermde status, die behoud en herstel richting toekomst respectievelijk waarborgt en stimuleert. Weliswaar is gedurende de overgangsregeling voor het bewonen van het (nieuwe) bijgebouw tijdelijk sprake van twee bewoonde panden op het perceel, maar uiteindelijk is net als in de huidige situatie sprake van één woning met bijbehorende ruimtelijke uitstraling. Planvorming gaat daarmee niet ten koste van beschikbaar woningbouwcontingent.
Voor optimale beleving van de yoga retreats is verblijf van de deelnemers en begeleiders op het landgoed een vereiste. De reguliere mogelijkheden voor bed & breakfast, met maximaal 3 kamers en 8 slaapplekken, bieden hiervoor onvoldoende mogelijkheden. Op de schaal van het landgoed, gelet op de specifieke functie en gezien de ruime afstanden tot omwonenden, is een groter aantal kamers en slaapplekken in dit geval verdedigbaar. Op het perceel is voldoende parkeerruimte aanwezig.
De yoga retreats worden veelal begeleid door trainers die niet op het landgoed wonen. Daarmee kan de functie niet als aan huis verbonden beroep of bedrijf worden aangemerkt. Wel is het vergelijkbaar met een nevenfunctie, zoals die in het geldende bestemmingsplan binnen de woonbestemming mogelijk zijn. Zoals hierboven aangegeven is voor deze nevenfunctie voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
Samengevat bestaan uit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt op voorhand geen bezwaren tegen het plan.
In dit hoofdstuk worden beknopt de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders beschreven op de verschillende overheidsniveaus (Rijk, provincie, regionaal en gemeente).
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Gezien aard en omvang van het plan heeft voorliggend bestemmingsplan geen relatie met één van de 13 nationale belangen.
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.
Afbeelding 4: Schema Ladder voor duurzame verstedelijking
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie die op 19 december 2018 is vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
De titel van de Gelderse omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. Deze bestemmingsplanwijziging past binnen de uitgangspunten van de Provincie.
- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De omgevingsvisie kent meerdere Themakaarten. Van deze kaarten is voor de locatie aan de Dijkhofstraat de Themakaart Natuur- en landschapsbeleid relevant.
Themakaart Natuur- en landschapsbeleid
De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura2000 gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.
Het landgoed ligt zowel binnen het GNN als de GO, waarbij het specifieke plangebied met de woning en koetshuis deel uitmaakt van de GO en een deel van de bijgebouwen in het GNN. In 4.3.2 wordt ingegaan op de relatie van het plan tot deze gebieden.
Afbeelding 4: Uitsnede Omgevingsvisie Gelderland, Themakaart Natuur- en landschapsbeleid
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning. De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.
Het onder 4.3.1 genoemde natuur- en landschapsbeleid, valt onder de verordening onder kaartlaag Natuur. De planlocatie ligt grotendeels in de GO en voor een klein deel in het GNN. Regels zijn opgenomen in Afdeling 2.6 van de Omgevingsverordening.
In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het GNN worden in principe geen nieuwe functies mogelijk gemaakt (artikel 2.39/2.40). Onder stringente voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO worden in principe geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied (artikel 2.52). Eventueel kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
De locatie valt onder deelgebied Apeldoorn-Twello. Beschreven kernkwaliteiten zijn hier:
Dit bestemmingsplan maakt een 'uitruil' van functies van bestaande gebouwen op het perceel mogelijk. Ruimtelijk heeft dit (nagenoeg) geen effect. De ontwikkeling heeft dan ook geen significant negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied tot gevolg. Een bestaand bijgebouw en hoekje van een ander bijgebouw, die nu binnen de bosbestemming liggen, worden al jaren gebruikt ten behoeve van de woonfunctie en worden nu als zodanig bestemd. In de praktijk komt dit neer op het vastleggen van de feitelijke situatie. Van nieuwe ontwikkelingen of het toevoegen van nieuwe functies is dan ook geen sprake. Het plan past daarmee binnen het provinciale beleid.
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio. In deze Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. Er worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
In de structuurvisie komen onder meer aan bod de noodzaak van het versterken van de eigen identiteit door de diversiteit van het landschap en de culturele eigenheid van de dorpen te benadrukken in de ruimtelijke plannen en de koppeling van economische activiteiten met omgevingsfactoren. Water, natuur, landschap en cultuurhistorie zijn de grondslag voor de ruimtelijke ontwikkelingen. Woningbouw kan als instrument voor actieve landschapsontwikkeling worden ingezet, waarbij voor het ontwikkelen van de landgoederenzone op de oeverwallen van de IJssel mogelijk kleinschalige, extensieve vormen van landelijk wonen worden toegestaan, gecombineerd met het versterken van de kwaliteit van het landschap. In onderhavig plan wordt een woonfunctie binnen een bestaand landgoed verplaatst. De structuurvisie doet geen explicitie uitspraken over een dergelijke wijziging.
De gemeenteraad heeft op 18 december 2017 de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" als structuurvisie vastgesteld. De visie volgt de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005 op. De visie zet ambities neer, maar geldt ook als kader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Leidend is onze identiteit: de diversiteit en kwaliteit van de landschappen in onze gemeente, de bijzondere monumenten en cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in onze gemeente. Duurzaamheid is daar in de visie als vijfde element aan toegevoegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen bij deze identiteit en die -waar mogelijk- versterken.
Mensen wonen graag in de gemeente Voorst vanwege het groen, de rust, de ruimte, de cultuurhistorie en de afwisselende landschappen. Om dezelfde reden komen elk jaar vele toeristen de gemeente bezoeken. Een belangrijk deel van de lokale economie is direct verbonden met het landelijk gebied (veeteelt, land- en tuinbouw, landgoederen, recreatie en horeca). Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van onze gemeenschap. Voorst wordt niet voor niets omschreven als 'het groene hart van de Stedendriehoek'. Te midden van de steden Deventer, Apeldoorn en Zutphen kenmerkt Voorst zich door haar landelijk ligging, de rust en stilte in een uitgestrekt landelijk gebied. De regio Stedendriehoek profileert zich sinds enkele jaren als Cleantech Regio. Vanuit een brede benadering van duurzaamheid richt zij zich onder andere op 'toekomstige binnensteden en dorpskernen'. Het gaat daarbij om het vergroten van de aantrekkelijkheid van stads- en dorpskernen om op die manier te zorgen voor vitale stads- en dorpskernen.
De rijkdom aan monumenten en karakteristieke gebouwen in de gemeente Voorst weerspiegelt eeuwen aan cultuurhistorie die zijn oorsprong vindt in het gevarieerde landschap. Grafheuvels van duizenden jaren oud. Kerkdorpen op de zandruggen langs de IJssel. Oude boerderijen op terpen aan de rand van de uiterwaarden. Ambachtelijke bedrijven in de kernen. En uit latere tijden landhuizen in het Groene Carré, het gebied waarin het plangebied ook ligt. Onzichtbaar, maar nog altijd aanwezig, zijn de nauwe banden tussen de mensen die dit gebied hebben ontgonnen, vruchtbaar gemaakt en verdedigd: de mentaliteit van de marken en de buurschappen. Dit alles heeft geleid tot een omgeving en een landschap waarin mensen zich thuis voelen, waarin de menselijke maat leidend is. De karakteristieke verhouding tussen de verdichting in de kernen en de ruimte in het buitengebied, met verspreid boerenerven en hier en daar een losstaande woning, is typisch voor de gemeente Voorst en dient behouden en versterkt te worden.
Met de voorgenomen ontwikkeling vinden ruimtelijk geen toevoegingen en/of uitbreidingen plaats en wordt uitgegaan van bestaande bebouwing. Aan een monument wordt een duurzame vervolgfunctie toegekend en een karakteristiek pand wordt beschermd en behouden. De voorgenomen ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de Ruimtelijke Toekomstvisie en draagt bij aan behoud van de beschreven identiteit van de gemeente.
Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, water en economie) aangegeven in hoeverre de beoogde ontwikkeling uitvoerbaar is.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Voorliggend bestemmingsplan maakt het gebruik van het koetshuis als woning mogelijk, waarmee een functie ontstaat voor langdurig verblijf van personen. Tot op heden is dat voor het pand niet het geval geweest. Om die reden is een verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek uitgevoerd om inzichtelijk te maken of het pand geschikt is voor het beoogde gebruik. Dit onderzoek is als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Uit de resultaten van de verkennende onderzoeken komt naar voren dat in de bodem sprake is van een ernstige verontreiniging met asbest. De verontreiniging leidt echter niet tot risico's voor de gezondheid. Het asbest is hechtgebonden (geen vezels) en vormt daarmee geen belemmering voor de planvorming. Wel wordt aanbevolen om deze verontreiniging te saneren of af te dekken. De initiatiefnemer heeft aangegeven de verontreiniging nader te willen laten onderzoeken en vervolgens te saneren.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Voor wat betreft de onderbouwing van te hanteren afstanden dient in eerste instantie te worden uitgegaan van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De brochure geeft minimale afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie die aangehouden moeten worden. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.
In de directe omgeving is aan de westzijde van de nieuw te realiseren woonfunctie een kassenbedrijf gevestigd. Ook aan de noordkant van het landgoed is een kassenbedrijf aanwezig. Deze ligt echter op meer dan 300 meter van Dijkhofstraat 12B en is daarmee voor dit plan niet relevant en kan buiten beschouwing worden gelaten. De richtafstanden volgens de VNG-publicatie tussen een woonfunctie en het kassenbedrijf ten westen van de planlocatie, zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Op basis hiervan geldt tussen de inrichtingsgrens van het kassenbedrijf en de gevel van de beoogde woning een minimale richtafstand van 30 meter. De afstand tussen perceelsgrens van het bedrijf en de woning ligt onder deze richtafstand (circa 25 meter), maar gemeten vanaf de kassen is de afstand in de praktijk ruim 35 meter. Deze afstand kan in relatie tot de aanbevolen richtafstand als acceptabel worden beschouwd. Daarbij in overweging genomen dat de in-/uitrit van het bedrijf gevestigd is op ruim 65 meter en daarmee het bedrijf geen belemmering zal hebben van de woonfunctie en anderzijds voor de woning een goede kwaliteit van het leefmilieu aan de orde is. Geconcludeerd kan daarom worden dat vanuit milieuzonering geen belemmeringen bestaan tegen de gebruikswijziging.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
De nieuwe woning Dijkhofstraat 12B ligt in de nabijheid van de weg Dijkhofstraat. De kortste afstand tussen de weg en de woning bedraagt circa 17 meter. De Dijkhofstraat is op basis van het verkeersmodel van de gemeente Voorst een relatief rustige weg, met een intensiteit van minder dan 1000 voertuigen per etmaal en een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur. Gelet op de beperkte verkeersintensiteit en de afstand tot de weg wordt op voorhand niet verwacht dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh wordt overschreden. Bovendien wordt het pand met de verbouw goed geïsoleerd, waardoor geen aanleiding bestaat aan te nemen dat niet voldaan wordt aan het voorgeschreven binnenniveau van de woning. Om die reden is nader akoestisch onderzoek achterwege gebleven.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
De ontwikkeling in voorliggend bestemmingsplan kan worden aangemerkt als ontwikkeling die in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De locatie ligt ook niet binnen een gebied waarin de normen van luchtkwaliteit worden overschreden. Geconcludeerd wordt dat de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Nibm geen belemmering vormen voor de ontwikkeling.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Uit de risicokaart Gelderland blijkt dat in de nabijheid van het projectgebied geen stationaire bronnen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plan. Van vervoer van gevaarlijke stoffen over omliggende wegen is geen sprake. Het aspect externe veiligheid vormt om die reden geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:
1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
3. vereenvoudiging van de regels.
In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.
De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.
Het plangebied ligt voor een klein deel binnen het door de provincie aangewezen Gelders Natuurnetwerk (GNN) en grotendeels binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO). Met de functiewijziging vinden geen grote ruimtelijke veranderingen plaats ten opzichte van de feitelijke situatie, waardoor verwacht mag worden dat de ontwikkeling geen effecten heeft op het gebied. Doordat wel verbouw plaatsvindt van het bestaande koetshuis, waarbij onder meer een aanbouw (Dijkhofstraat 12A) gesloopt wordt en het dak vervangen wordt, en de kapschuur (vervangen dak), is door Natuurbank Overijssel een onderzoek uitgevoerd om te bezien of het plan invloed heeft op eventueel aanwezige natuurwaarden op de planlocatie. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied -gelet op de aard van het plangebied (bebouwing) en de ligging in het buitengebied- mogelijk behoort tot het functionele leefgebied van sommige beschermde soorten. Mits bij de uitvoering van de voorgenomen activiteiten rekening gehouden wordt met de bescherming van bezette vogelnesten en overwinterende amfibieën in de kapschuur, leidt uitvoering van de activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van de soortbescherming of tot een negatief effect op beschermd (natuur)gebied. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden of ontheffing of vergunning aangevraagd te worden met oog op wet- en regelgeving voor beschermde soorten.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingevoerd. De Erfgoedwet vervangt en integreert verschillende wettelijke regelingen op het gebied van het cultureel erfgoed. Naast de Erfgoedwet wordt besluitvorming over cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving op termijn geregeld via de Omgevingswet. De Erfgoedwet anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Op 3 juli 2017 heeft de gemeente Voorst de Erfgoedverordening 2017 vastgesteld. Deze verordening is zowel gebaseerd op de Erfgoedwet als op de Monumentenwet 1988. De erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. Hierin worden twee hoofdcategorieën onderscheiden: Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Verwachtingszones. Deze twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën. Per categorie is in de erfgoedverordening beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moeten worden om de archeologische resten te beschermen.
Het plangebied valt in een zone met een middelmatige archeologische verwachtingswaarde. Bij ingrepen met een oppervlakte van meer dan 1000 m2 die dieper reiken dan 30 cm, geldt een onderzoeksplicht. Onderliggend plan gaat uit van functiewijziging van reeds aanwezige bebouwing waarbij geen ingrepen in de grond plaatsvinden. Om die reden is het niet noodzakelijk archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden.
De planlocatie maakt onderdeel uit van landgoed Sterrebosch. Veel vroegere elementen van het landgoed zijn in de loop der jaren verdwenen. De loofhoutzone langs de voormalige winterdijk lijkt het nog meest waardevolle deel binnen het landgoed te zijn, mede in contrast met de open strook (voormalige uiterwaarden) tussen de dijk en de beplanting langs de voormalige IJsselloop verder oostwaarts. De lanenstructuur van het oorspronkelijke sterrenbos is nog maar fragmentarisch aanwezig. De cultuurhistorische waarden van het landgoed zijn in de huidige opzet over het geheel gezien beperkt. Bij een eerdere ontwikkeling op het landgoed in 2016, zijn enkele delen naaldhoutbos omgevormd tot inheems bos om waarden te versterken.
Het plangebied betreft een klein deel van het landgoed. Cultuurhistorisch waardevol in dit deel van het plangebied zijn de panden Dijkhofstraat 12B en Dijkhofstraat 16.
Dijkhofstraat 12B
Het eerder benoemde koetshuis, dat verbouwd wordt tot woning, is aangemerkt als gemeentelijk monument. De omschrijving van het in 1921 als landbouwschuur gebouwde pand luidt als volgt: Landbouwschuur op het landgoed de Dijkhof, gebouwd door de Twellose aannemer De Haan in opdracht van oud-burgemeester A.C. baron van der Feltz. De grote schuur heeft een karakteristieke kap en een fraaie gebintsconstructie. De opmerkelijke geheel houten voorgevel bevat vijf grote dubbele inrijdeuren. De schuur laat de functionele en typologische ontwikkeling van landbouwschuren in het begin van de 20ste eeuw zien. Landgoedeigenaren waren vaak een drijvende kracht achter agrarische modernisering, zo ook hier.
Dijkhofstraat 16
De gemeente heeft een inventarisatie uitgevoerd naar karakteristieke panden in het buitengebied. Bij de inventarisatie zijn locaties aan de hand van een drietal criteria beoordeeld: de algemene (cultuur)historische waarde, de architectuurhistorische waarde en de landschappelijke waarde (stedenbouw / ensemble-waarde). Het gaat daarbij vooral ook om de mate waarin een bouwwerk bijdraagt aan de identiteit, de karakteristiek en de zichtbaarheid of afleesbaarheid van de geschiedenis van het gebied waarvan het deel uitmaakt. De Dijkhofstraat 16, gebouwd rond 1910, is tijdens de inventarisatie in de hoogte waarderingsklasse geplaatst.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Op 28 mei 2018 is de digitale Watertoets uitgevoerd. Het resultaat hiervan is opgenomen in Bijlage 3. Beoordeeld is dat het plan voor het waterschap beperkt van belang is. De motivatie daarvoor is dat voor plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. De kosten van dit bestemmingsplan, eventuele planschade en de uitvoering van het plan zijn voor rekening van de initiatiefnemer.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan is één enkelbestemming opgenomen en enkele dubbelbestemmingen. Het gaat om de bestemmingen:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk dat afwijkt van de regels. Normaliter is ook overgangsrecht opgenomen voor bestaand gebruik dat afwijkt van de regels. Dit bestemmingsplan is echter specifiek opgesteld om de functies van twee bestaande gebouwen onderling uit te wisselen, waarbij nadrukkelijk doel is het bestaande gebruik van Dijkhofstraat 16 (op termijn) te doen opheffen. Om dat doel juridisch te kunnen borgen, is gebruiksovergangsrecht in dit bestemmingsplan weloverwogen niet opgenomen, wat ook op die wijze met initiatiefnemer gecommuniceerd is. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor Wonen. Onder voorwaarden zijn aan huis verbonden bedrijven en/of aan huis verbonden beroepen toegestaan, gelijk aan de algemene regeling bij woningen in het buitengebied. Ook kan bed & breakfast worden aangeboden en andere - met name op recreatie en toerisme gerichte - nevenfuncties. Yoga retreats zijn hier specifiek aan toegevoegd. Verder zijn de gronden bestemd voor openbare nutsvoorzieningen en bij de bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, parkeerplaatsen en water. Met een functieaanduiding gekoppeld aan een specifieke gebruiksregel (uitsterfregeling) is bewonen van een bijgebouw mogelijk gemaakt voor bestaande bewoners.
Bebouwingsmogelijkheden
Het oprichten van gebouwen is binnen het gehele bestemmingsvlak mogelijk. Woningen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Het plan kent één bouwvlak en staat daarmee één woning toe. Het bouwvlak is afgestemd op de contour van het bestaande pand. Bouw- en goothoogte zijn hier gelijk aan de bestaande maten. Hier kan van worden afgeweken als het bestaande dak wordt vervangen door een rieten dak, wat per saldo leidt tot een verhoging van de bouwhoogten. Voor overige gebouwen is aangesloten bij de maatmoering zoals die in het geldende plan Buitengebied (en daarop volgende herziening) van toepassing is voor bijgebouwen. Uitzondering hierop is ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'. Hier dienen bestaande maatvoeringen in stand te worden gehouden. Bij een woning is 100 m2 aan bijgebouwen toegestaan, dan wel de bestaande (grotere) oppervlakte. In dat laatste geval geldt bij eventuele sloop en nieuwbouw een saneringsregeling. Naast gebouwen kunnen andere bouwwerken worden opgericht, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 20 m2. Voor sloopwerkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt een vergunningplicht.
Om archeologisch waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen waarbij ingrepen vanaf een bepaalde omvang plaatsvinden, is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die zijn aangewezen als Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO), met oog op doelstellingen op het gebied van natuur en landschap. Om te voorkomen dat ontwikkelingen de realisatie van de natuurdoelstellingen in het gebied in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden. In de bestemmingsomschrijving zijn de benoemde waarden afgestemd op de waarden zoals die in provinciaal beleid zijn opgenomen.
Als onderdeel van een landgoed, is de dubbelbestemming Waarde - Landgoed gehandhaafd die voor het perceel gold. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud en samenhangend beheer van landgoederen en het behoud van de cultuurhistorische waarden van de landgoederen.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk. Over het plan heeft informeel vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland. Tegen het plan bestaan geen bezwaren. Op grond van de digitale watertoets heeft waterschap Vallei en Veluwe een positief wateradvies gegeven.
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 12 maart 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen over het ontwerp naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.