direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hengelderweg 7, Voorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20260-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer wil op het perceel aan de Hengelderweg 7 in Voorst zorg (dagbesteding) combineren met kleinschalige agrarische activiteiten. Voor het realiseren van het nieuwe zorggebouw moet bestaande (voormalige agrarische) bebouwing worden gesloopt. Het perceel aan de Hengelderweg kent in het geldende bestemmingsplan Buitengebied de bestemming Wonen. De voormalige agrarische bebouwing valt hierbij onder de saneringsregeling (bij sloop geldt ten hoogste 50% herbouw). Verder zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Landschap en Waarde - Archeologie - 6 van toepassing op het perceel. Tot slot ligt het perceel in een gebied dat is aangeduid als reconstructiewetzone - verwevingsgebied.

Gezien de aard en omvang van de nieuwbouw (dit laatste in relatie tot de saneringsregeling), past het verzoek niet binnen het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Om het plan te kunnen realiseren is een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.2 Het plangebied

De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in afbeelding 1. Het plangebied ligt ten zuiden van de spoorlijn Apeldoorn - Zutphen en ten zuidwesten van het dorp Voorst. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het plangebied staat kadastraal geregistreerd als gemeente Voorst, sectie H, nummers 335 en 641.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - Plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0002.png"
Afbeelding 2 - Overzicht van het perceel.

1.3 Doel

Doel van het onderliggende bestemmingsplan is om de ontwikkeling van het zorggebouw juridisch-planologisch mogelijk te maken.

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied ligt in het zuiden van de gemeente Voorst, ongeveer twee kilometer van de kern Voorst. De locatie is gelegen aan de Hengelderweg. De Hengelderweg begint ongeveer vanaf de spoorlijn Apeldoorn - Zutphen en eindigt bij de Gravenstraat. De Hengelderweg loopt van noord naar zuid en er geldt een maximum snelheid van 60 kilometer per uur. In de nabijheid van het perceel ligt natuurgebied Groot Soerel, met daarin een Pingo-ruïne. Dit is een geologisch monument, met dichtbegroeid water.

Op het perceel zijn een aantal stallen aanwezig. Deze stallen verkeren in slechte staat en kennen asbest. Daarnaast is er een cultuurhistorisch waardevolle boerderij aanwezig. De omgeving wordt gekenmerkt door open agrarisch gebied met verspreid liggende bebouwing. Deze bebouwing bestaat veelal uit burgerwoningen. Op het gedeelte van het perceel waar het nieuwe zorggebouw is beoogd, ten oosten van de huidige bebouwing, zijn de bijgebouwen onlangs gesloopt.

2.2 Cultuurhistorie, Architectuur en Landschap

Cultuurhistorie

De boerderij is omstreeks 1850 gebouwd en is de naamgever van de weg, 't Hengelder. De boerderij op het perceel aan de Hengelderweg 7 is te typeren als hallenhuisboerderij. Evenwijdig en aanpandig aan de boerderij staat de schuur met endskamer, korenberg en een bakhuis. Het boerderijcomplex 't Hengelder is in cultuurhistorisch opzicht van grote waarde. Het is een goed voorbeeld van een boerderij uit het midden van de negentiende eeuw met hoofdgebouw en functionele bijgebouwen - waaronder de voor de gemeente Voorst kenmerkende vierroedige schuurberg - waaraan de agrarische geschiedenis afleesbaar is, zowel aan het exterieur als aan het interieur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - Uitsnede kaart 1870 (bron: www.topotijdreis.nl).

De boerderij ligt in het buitengebied van Voorst in het buurschap Noord-Empe. Dit gebied kenmerkt zich voornamelijk door het landelijke karakter met kleinschalige boerenerven en bijbehorende weide- en akkerbouwgronden omgeven door bos. Het boerenerf ligt met het achterhuis naar de Hengelderweg toe en wordt daarbij omgeven door hoge bomen die het erf van de weg en de landbouwgronden afschermen. Op de kadastrale kaart van 1870 is te zien dat de bomen in 1870 al aan weerszijde van de Hengelderweg waren geplaatst als ware het bomen in de vorm van laanbeplanting.

't Hengelder was in het begin van de 19de eeuw de benaming voor een 'Akkermaalschbos' nabij het dorp Voorst. De boerderijnaam 'Hengelder' is een samenstelling van de woorden henge (omheining) en laar. De veldnaam 'Hengelaar' was vermoedelijk al sinds de 15de eeuw in gebruik. Het verpondingscohier van 1648 noemt de veldnaam ´Hengeler´. In 1849 werd het 'akkermaalsbosch' verkocht waarna de nieuwe eigenaar er vermoedelijk een hallenhuisboerderij, bakhuis en schuurberg bouwde.

Architectuur

Het boerderijcomplex 't Hengelder is van architectuurhistorische waarde. Het is een goed voorbeeld van een karakteristieke en redelijk gaaf bewaard gebleven 19de-eeuwse hallenhuisboerderij met aanpandige schuur met endskamer, schuurberg en bakhuis, gebouwd in een traditionele stijl. De hallenhuisboerderij ligt met het achterhuis naar de weg toe en is gebouwd op een rechthoekige plattegrond bestaande uit één bouwlaag met afsluitend een zadeldak met wolfseinden. De kap is voor een derde gedekt met riet en de rest met Muldenpannen.

Daarnaast zijn ook de indeling van de hallenhuisboerderij en de in het interieur bewaard gebleven onderdelen erg waardevol. Voorbeelden zijn de schouwboezem met balk, de houten vloerdelen, plafonds en de ankerbalkgebintconstructie en grupstallen in het achterhuis. De boerderij zelf heeft in de jaren '30 een verbouwing ondergaan waarbij de gevelopeningen van het voorhuis zijn gewijzigd. De ramen hebben een T-invulling gekregen met een bovenlicht van glas in lood en er is een voor die tijd karakteristieke teakhouten voordeur met verticale detaillering geplaatst.

Landschappelijk

Het boerderijcomplex 't Hengelder is van hoge landschappelijke waarde. Het waardevolle ensemble van hoofd- en bijgebouwen en erfbeplanting is een beeldbepalend element in het hoogwaardige cultuurlandschap in het buitengebied van Voorst. Het perceel is hierbij onderdeel van het landschapstype het broekgebied. Broekgebieden liggen vooral in lager gelegen dekzandgebieden, die er vlak waren en die onder invloed hebben gestaan van rivieren of beken. Ze zijn vaak onbebouwd en bestaan vanouds uit drassig grasland. Broek betekent dan ook land dat bij hoge waterstand onderloopt. Veel broeklanden waren daarom onbruikbaar voor de landbouw. Door een verbeterde manier van afwatering, konden de gronden in de loop van de 19e eeuw ontgonnen worden. Ze werden ingezet als weiden voor vee. Op deze wijze ontstond het broekontginningslandschap. Het gaat om een open landschap, met weinig en verspreide bebouwing en beplanting. In de directe omgeving van het broekgebied liggen hogere zandgronden met kampontginningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - Uitsnede landschapskaart.

Op en rond het erf komen heggen of hagen, houtsingels en hoogstamboomgaarden voor. De heggen en hagen werden gebruikt als afscheiding van de voortuin, moestuin en boomgaard met de weilanden. In het weiland of om de boomgaard was dit vaak een meidoorn of gemengde doornhaag. Daarnaast wordt vanoudsher het landschap gedomineerd door rijen knotbomen, maar ook solitaire bomen.

Vanaf 1900 heeft er vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt bezien een verschraling plaatsgevonden van het landschap. Dit is grotendeels een landelijke ontwikkeling geweest als gevolg van schaalvergroting en intensivering van de landbouw. Bij de Voorster Enk heeft dit geleidt tot meer bebouwing en een aantasting van het landschap.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de relevante ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

3.2.2 Ladder duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd. Deze ladder is vanaf 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (weergegeven in afbeelding 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0005.png"

Afbeelding 5 - Ladder voor duurzame verstedelijking.

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. De visie is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De opzet van de Omgevingsvisie is opgehangen aan de termen divers, dynamisch en mooi. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Divers Gelderland heeft betrekking op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken en mobiliteit. Mooi Gelderland staat voor de kwaliteiten die bescherming of ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen, waarbij te denken valt aan cultuurhistorie, natuur en water.

Daarnaast bevat de Omgevingsvisie Gelderland het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Voor een zorgvuldige afweging van ontwikkelingen in het buitengebied, moet de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik worden gebruikt. Dit houdt in dat bij plannen moet worden aangegeven of de nieuwe situatie qua aard en schaal passend is. Dat betekent in hoeverre de nieuwe situatie zich in het karakter van het buitengebied laat passen. Bij deze nieuwe situatie gaat het om omvang (oppervlakte) en effecten (verkeersaantrekkende werking). Mocht dit in de nieuwe situatie dusdanig veranderen, dan is er sprake van een grootschalige ontwikkeling op basis waarvan een afweging op grond van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik aan de orde is. Gezien de kleinschalige aard en omvang en effecten (verkeersaantrekkende werking) van onderliggend plan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven, die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.

De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Luchtvaart, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Natura2000-gebied, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0006.png"

Afbeelding 6 – Uitsnede omgevingsverordening Gelderland

De bovenstaande afbeelding laat zien dat er verschillend provinciaal beleid van invloed is op het perceel. Zo moet glastuinbouw in overige gebieden plaatsvinden (en geldt een tijdelijk verbod op nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging van glastuinbouw). Daarnaast geldt het Gelderse Plussenbeleid voor niet-grondgebonden veehouderijen. Dit beleid heeft geen raakvlakken met onderhavige ontwikkeling. Wel speelt het Nationaal Landschap - waar het perceel onderdeel van is - een rol.

Het perceel Hengelderweg 7 in Voorst maakt onderdeel uit van het 'Nationaal Landschap buiten GNN, GO en NHW', specifiek Nationaal Landschap De Veluwe. Deze cultuurhistorische landschappen zijn het resultaat van het harmonisch samengaan van natuurlijke processen en menselijk handelen. Kenmerkend zijn de samenhang tussen natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing. De ontstaansgeschiedenis van het landschap is hier nog leesbaar.

In artikel 2.7.4.2 van de verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal Landschap alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van dat landschap versterken of in ieder geval niet aantasten. Binnen Nationaal Landschap De Veluwe ligt de planlocatie in deelgebied 'Twello'. Beschreven kernkwaliteiten zijn hier:

  • Grofmaziger dan de Oost-Veluwse gradiënt;
  • Amorfe structuur met elementen van rivierenlandschap, dekzandruggen, ruilverkaveling en landgoederen;
  • Waardevolle open essen;
  • Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap en over de rivier met uiterwaarden.

Het onderliggende plan raakt de beschreven kernkwaliteiten niet. Voor de nieuwbouw zijn voormalige agrarische opstallen gesloopt. Hiermee worden geen kernkwaliteiten aangetast.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen
middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer,
Lochem, Voorst en Zutphen).

De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.

De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:

  • Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling;
  • Natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties;
  • Regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer;
  • Stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen;
  • Toevoegen van centrumstedelijke en landelijke woonmilieus.

De RSV stelt dat in het middengebied van de Stedendriehoek (ten zuiden van de A1) het toekomstperspectief niet rooskleurig is. Met name de agrarische sector zal hier naar verdere verbreding van hun verblijfsactiviteiten moeten zoeken om te kunnen blijven voortbestaan. Functiecombinaties met recreactie, natuurontwikkeling, zorg en educatie, stadslandbouw en woningbouw bieden nieuwe kansen. Voorliggend plan voorziet in de ontwikkeling van een zorggebouw op een voormalig agrarisch erf. Gezien kleinschalige aard en omvang van het plan is het niet in strijd met de Regionale
Structuurvisie Stedendriehoek 2030.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 is door de gemeenteraad de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" vastgesteld. In deze visie wordt het gemeentelijke beleid voor de komende jaren uitgewerkt, met een doorkijk naar de verdere toekomst. De visie is tot stand gekomen met een grote mate van participatie van inwoners, bedrijven en instellingen. De visie geeft aan dat onze identiteit leidend is in onze fysieke leefomgeving. Onze identiteit bestaat uit vijf bouwstenen, namelijk de kwaliteit van het landschap, de bijzondere cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de krachtige sociale samenhang en duurzaamheid. De visie geeft voor verschillende inhoudelijke thema's (Wonen, leefbaarheid & sociale cohesie / Werken, innovatie & recreatie / Omgeving & landschap / Energie & klimaat) strategische beleidskeuzes aan.

Met dit bestemmingsplan wordt een kleinschalig zorggebouw voor dagbesteding op het perceel aan de Hengelderweg 7 in Voorst mogelijk gemaakt. Het plan past daarmee binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Het ontwerp

De eigenaar van de locatie aan de Hengelderweg 7 in Voorst wil graag een nieuw zorggebouw realiseren op zijn erf. Deze ontwikkeling vindt plaats bij een monumentale boerderij. Dit staat de ontwikkeling niet in de weg. Wel vergt deze nabijheid een zorgvuldig ontwerp. Door de nieuwbouw vorm te geven in een volume dat past in de omgeving, als onderdeel van het voormalige agrarische erf. Hiermee blijft de identiteit van het oude agrarische erf behouden.

In de toekomstige situatie wordt het gebouw voor de dagbesteding onderdeel van het voormalige boerenerf. Het ensemble van het erf, zeker ook de boerderij, is cultuurhistorisch gezien erg waardevol. Het nieuwe gebouw is hierbij zorgvuldig en op een afgewogen manier geplaatst ten opzichte van de boerderij. Vanaf de Hengelderweg gezien is het volume en de nokrichting parallel aan elkaar geplaatst, haaks op de Hengelderweg. Op deze wijze wordt het nieuwe zorggebouw opgenomen in het bestaande ensemble aan bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0007.png"

Afbeelding 7 - Locatie zorggebouw.

Het uitgangspunt bij het ontwerp van het gebouw is het archetype van de 'boerenschuur'. Dit uit zich in een kloek, langgerekt en eenlaags volume, afgedekt met een zadeldak. Door zijn beperkte hoogte en het eenvoudige bouwvolume, blijft het zorggebouw ondergeschikt aan de bestaande boerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0008.png"

Afbeelding 8 - Impressie bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0009.png"

Afbeelding 9 - Verschillende kleurstellingen.

De materialisering bestaat uit douglas houtdelen, met een matgrijze ovh-dakpan. Het douglashout zal vergrijzen. Het gebouw wordt 12,54 meter lang, 6,74 meter breed, een goothoogte van 2,90 meter en een bouwhoogte van 7,10 meter. De uitstraling is eenvoudig en sober, passend bij een voormalig agrarisch erf. Dit krijgt bijvoorbeeld uiting in de rechterzijgevel, waar gekozen is voor een rustige uitstraling van de raampartijen.

In het zorggebouw bestaat de begane grond uit een leefruimte met keuken, met daarnaast toiletvoorzieningen en een douchevoorziening. Verder is er een was- en kleedruimte voorzien op de begane grond. De verdieping bestaat uit een kantoor- en een vergaderruimte.

4.2 Ruimtelijke afweging

Het initiatief vindt plaats op een cultuurhistorisch erg waardevol erf. Het gaat om het boerderijcomplex dat bekend is als 't Hengelder en omstreeks 1850 is gebouwd. Het complex wordt getypeerd als een hallenhuisboerderij en bevat een evenwijdige en aanpandige schuur met endskamer, korenberg en bakhuis. De boerderij ligt in het buitengebied van de gemeente Voorst, in het buurtschap van Noord-Empe. Het gebied kenmerkt zich door het landelijke karakter met kleinschalige boerenerven en bijbehorende weide- en akkerbouwgronden omgeven door bos. Het boerenerf ligt ‘met de kont naar de weg’, oftewel het achterhuis is gericht op de Hengelderweg.

Het boerderijcomplex is onder andere hierom erg waardevol op het gebied van algemene (cultuur)historie, landschappelijke kwaliteit en architectuurhistorie. De Commissie Monumenten & Cultuurhistorie van de gemeente Voorst is op 14 mei 2018 akkoord gegaan met plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. Tijdens het commissieoverleg over deze plaatsing, is het onderliggende plan meegenomen. De adviezen van de Commissie Monumenten & Cultuurhistorie zijn hierbij als richtlijnen meegenomen in uiteindelijke ontwerp. Vanwege de al hoge landschappelijke waarde, is landschappelijke verbetering om deze reden achterwege gelaten. Wel wordt de bebouwing zichtbaarder vanaf de Hengelderweg. Het perceel ligt in het nationale landschap De Veluwe. De toevoeging van een kleinschalige zorggebouw (circa 85 m2) op de plek van voormalige agrarische bebouwing raakt de kernkwaliteiten niet. Verder doet het nieuwe zorggebouw geen afbreuk aan de cultuurhistorische kwaliteiten van het erf. De plek en de typologie van het gebouw zijn zowel passend op het erf, als bij het landelijke karakter van de omgeving.

Het zorggebouw wordt binnen het bestaande bouwvlak voor Wonen voorzien. Vanuit deze bestaande planologische rechten is het al mogelijk om - bij sloop en nieuwbouw - bebouwing op de voorgestelde locatie te realiseren. De schuren (met asbest) worden gesloopt. Hierdoor treden er ook geen onaanvaardbare negatieve effecten op voor de in de omgeving aanwezige waarden en belangen. Zo leidt de vestiging van het zorggebouw niet tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van het dichtbij gelegen agrarische bedrijf.

Daarnaast worden er voorzieningen getroffen om eventueel incidentele nachtopvang van cliënten aan te kunnen bieden. Vanuit de al bestaande Bed&Breakfast-mogelijkheden in het bestemmingsplan, is er ruimtelijk geen bezwaar om deze voorzieningen ook incidenteel in te zetten voor nachtopvang/logeerfunctie voor cliënten.

Verder heeft het ontwikkelen van het zorggebouw geen grote verkeersaantrekkende gevolgen voor de omgeving. Er zal een minimale toename in personenwagens plaatsvinden. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Hiervoor worden 3 parkeerplaatsen gerealiseerd.

Gelet op het bovenstaande bestaan er tegen de ontwikkeling van een zorggebouw aan de Hengelderweg 7 in Voorst geen ruimtelijke bezwaren.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit de aspecten milieu, flora en fauna, archeologie en water behandeld.

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Bodem

In opdracht van de initiatiefnemer is door Greenhouse Advies B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie aan de Hengelderweg 7 in Voorst (zie Bijlage 1). Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van een zorggebouw. Het doel is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie.

De (boven)grond is op meerdere plaatsen beoordeeld als ‘sporen puin’ bevattend. Op basis van het aantreffen van de lichte verontreinigingen aan PCB(7) in het grondmonster M1 en barium in het grondwatermonster licht dient de hypothese “locatie is onverdacht” formeel verworpen te worden (NEN5740). Op basis van het niet aantreffen van verhoogde gehalten aan asbest dient de hypothese “locatie is verdacht” formeel verworpen te worden (NEN5707).

Hierbij wordt opgemerkt dat enkel het toekomstig bouwvlak (circa 100 m2) is onderzocht. Er wordt geen uitspraak gedaan over de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de rest van het perceel. Voor de rest van de locatie geldt nog steeds dat hier een nader onderzoek naar het voorkomen van de
verhoogde gehalten aan asbest (onderzoek Tauw 2007) dient te worden uitgevoerd.

De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie voldoet aan de kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Naar aanleiding van de analyseresultaten is een nader onderzoek niet noodzakelijk. Beoordeeld is dat het onderzochte terrein op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk).

De algemene conclusie luidt dat er geen sprake is van bodemverontreiniging die een belemmering vormt bij de bestemmingsplanwijziging. De grond wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor de voorgenomen nieuwbouw.

5.2.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en dergelijke. De Wgh maakt een onderscheid in bescherming van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

Het nieuwe zorggebouw is gezien schaal, omvang en invulling niet één op één te classificeren als een ander geluidsgevoelig gebouw. Dit omdat veelal de activiteiten van de dagbesteding niet in het gebouw plaatsvinden. Het gaat immers om dagbesteding, niet om een woonfunctie. Desondanks zijn er delen van het gebouw wel als een (weliswaar incidentele, beperkte) verblijfsruimte op te vatten. Deze aanduiding geldt niet voor die delen van het gebouw die niet deze functie hebben als een verblijfsruimte.

Om bovenstaande reden wordt het beoordelingskader van de 'goede ruimtelijke ordening' gevolgd. Het nieuwe zorggebouw ligt ongeveer 9 meter van de Hengelderweg. De Hengelderweg is een 60 km-uur weg). Het voorste gedeelte van het gebouw bevat geen functie als verblijfsruimte. De afstand van de weg tot de verblijfsruimte is ongeveer 13 meter. Hierbij is het van belang dat de beoogde locatie van het nieuwe zorggebouw in het huidige bestemmingsplan de bestemming Wonen heeft. Hierdoor is - bij sloop en nieuwbouw - vanuit bestaande planologische rechten een verblijfsfunctie dichter op de weg al mogelijk.

Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder is om bovenstaande redenen achterwege gelaten.

5.2.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • 1. het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • 2. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • 3. het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

De ontwikkeling in voorliggend bestemmingsplan kan worden aangemerkt als ontwikkeling die in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De locatie ligt niet binnen een gebied waarin de normen van luchtkwaliteit worden overschreden. Met het bestemmingsplan wordt een zorggebouw voor dagbesteding mogelijk gemaakt. Daarnaast vindt er een minimale toename in extra verkeersbewegingen plaats en is er geen sprake van een gevoelige bestemming.

Geconcludeerd wordt dat de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Nibm geen belemmering vormen voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling.

5.2.4 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0010.png"

Afbeelding 10 - Uitsnede risicokaart Gelderland.

Op basis van afbeelding 9 wordt duidelijk dat in de omgeving van het plangebied een risicovolle bedrijf is gevestigd op 2.21 kilometer. Het gaat om een tankstation met een LPG-installatie. Op ongeveer 350 meter van het zorggebouw ligt een buisleiding. Daarnaast ligt op meer dan 1.170 meter van het plangebied de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen. Deze spoorlijn is geen transportroute voor gevaarlijke stoffen. De hoogspanningslijn ligt enkele meters achter deze spoorlijn. Verder is de locatie beschermd tegen een kleine kans van overstromen.

Door de grote afstand met de planlocatie, vormen de bovenstaande aspecten geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkeling. Zodoende levert zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico geen belemmering op voor onderliggend bestemmingsplan.

5.2.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Voor wat betreft de onderbouwing van te hanteren afstanden dient in eerste instantie te worden uitgegaan van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De brochure geeft minimale afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie die aangehouden moeten worden. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.

In de directe nabijheid van het perceel komen wisselend agrarische- en woonbestemmingen voor. Voor onderliggende ontwikkeling schrijft de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' geen specifieke richtafstand voor. Omgekeerd beredeneerd wel. Zo geldt er vanuit de tegenoverliggende bestemming Agrarisch een richtafstand van 50 meter. Deze richtafstand komt voort uit richtlijnen voor geur. Een groot deel van de huidige bestemming Wonen ligt onder deze invloedsfeer. Het nieuwe zorggebouw valt binnen de huidige bouwvlak van de bestemming Wonen.

Er kan worden geconcludeerd dat onderliggend bestemmingsplan niet leidt tot een verslechtering voor de agrarische bedrijfsactiviteiten van het perceel aan de overzijde van de Hengelderweg.

5.2.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de natuurwetgeving worden beschouwd. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming (planten en dieren). Vanaf 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming een drietal wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is drieledig:

  • 1. de bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Met de nieuwe Wet natuurbescherming is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.

De locatie ligt niet in een beschermd natuurgebied. Binnen de planlocatie is de aanwezigheid van bijzondere soorten niet bekend. Bij de sloop van de voormalige varkenstallen is gekeken naar de aanwezigheid van uilsoorten. Deze zijn niet aangetroffen. Gezien de aard en omvang van voorliggend plan is verder ecologisch onderzoek achterwege gelaten.

5.2.7 Archeologie

Door het Verdrag van Malta zijn overheden verplicht om in het ruimtelijke beleid zorgvuldig om te gaan met het archeologische erfgoed. Voordat er bodemingrepen plaatsvinden, is een archeologisch onderzoek nodig. Dit geldt zowel voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen, als waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden voorkomen,

Deze zorgplicht voor het archeologische erfgoed was tot voor kort vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Daarnaast heeft er in 2007 een nadere uitwerking plaatsgevonden in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Vanaf 1 juli 2016 geldt de Erfgoedwet, waarmee de Monumentenwet is vervallen. Een deel van deze wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving, gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze (naar verwacht) in 2021 in werking treedt. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven zij ongewijzigd van toepassing totdat de Omgevingswet in werking treedt.

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten blijft geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied moet rekening gehouden worden met in de grond aanwezige of te verwachten archeologische resten.

In 2017 heeft de gemeente Voorst een erfgoedverordening vastgesteld. De erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20260-VS00_0011.png"
Afbeelding 11 - Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Voorst.

Uit de beleidskaart blijkt de gronden in de planlocatie zijn geclassificeerd met Archeologische Verwachtingszone 7. Bij deze waarde geldt een onderzoeksverplichting voor een bouwwerk groter dan 2.500 m2, en waarvan de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder maaiveld. Onderliggend plan maakt de ontwikkeling van een zorggebouw met een oppervlakte van ongeveer 100 m2 mogelijk. Hiermee vervalt de onderzoeksverplichting tot een waardestellend archeologisch vooronderzoek.

5.3 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De waterparagraaf omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het plangebied valt onder het Waterschap Vallei en Veluwe.

De toets is op 12 juli 2018 uitgevoerd (zie Bijlage 2). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief water advies geeft.

Met het bovenstaande kan er vanuit worden gegaan dat het waterbelang voldoende wordt waargeborgd en dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderliggend bestemmingsplan.

5.4 Uitvoerbaarheid

5.4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5.4.1.1 Overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In dit geval is er uitvoerig overleg gevoerd met de provincie Gelderland over het afwijken van de provinciale verordening. Daarnaast is met het Waterschap Vallei en Veluwe contact geweest over de gevolgen voor de waterbelangen die met het onderliggende bestemmingsplan worden geraakt en welke maatregelen de initiatiefnemers daarvoor dienen te realiseren.

5.4.1.2 Zienswijzen

Met ingang van [pm] heeft het ontwerpbestemmingsplan Hengelderweg 7, Voorst gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode was het voor een ieder mogelijk een zienswijze in te dienen en daarmee te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzagetermijn zijn wel/geen [pm] zienswijzen naar voren gebracht.

5.4.2 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de betreffende gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak (waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden) of een fasering van de uitvoering (van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen) niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen (voor het bouwrijp maken de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied), regels (omtrent het uitvoeren van het bouwrijp maken) of een uitwerking van regels (ten behoeve van de uitvoerbaarheid volgend uit een bestemmingsplan) niet noodzakelijk is.

In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan zijn voor rekening van de aanvrager.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan zijn twee enkelbestemmingen opgenomen en enkele dubbelbestemmingen. Het gaat om de bestemmingen:

  • Agrarisch met waarden - Landschap;
  • Wonen;
  • Waarde - Archeologie - 5.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de BGT en DKK, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Agrarisch met waarden - Landschap

Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden hebben landschappelijke en ecologische waarden. De bestemmingsregeling richt zich op de bescherming van deze waarden. Binnen deze bestemmingen mogen alleen terreinafscheidingen tot een hoogte van één meter worden gebouwd. De uitvoering van een aantal werken - geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden - is gekoppeld aan een omgevingsvergunning.

6.3.2 Wonen

Bestemmingsomschrijving

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, een zorgboerderij en een beroep of bedrijf aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Bouwvlak

Er is gekozen voor een systematiek waarbij alle bebouwing (de woning en overige gebouwen) binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden opgericht.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf

Binnen de bestemming Wonen is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan. Hiervoor geldt wel dat het een bedrijf of beroep is dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de in bijlage 2 bij de regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • maximaal 100 m² aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • buitenopslag is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of -bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed en breakfast

De woning mag gedeeltelijk worden gebruik voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein binnen het bestemmingsvlak Wonen. Ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'zorgboerderij' mogen de bed&breakfast voorzieningen ook worden ingezet voor incidentele nachtopvang/logeervoorziening voor cliënten.

Specifieke functieaanduiding 'zorgboerderij'

Ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'zorgboerderij' is een zorgboerderij toegestaan. Een zorgboerderij wordt gedefinieerd als een boerderij waar mensen met een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking begeleid locatiegebonden agrarisch of landschappelijk georiënteerde werkzaamheden verrichten.

6.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitsbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.1 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap': ten behoeve van de realisatie van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 20m²;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van het betrekken van 'de deel' bij de woning;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van kleinschalig kamperen (ten hoogste 25 plekken).

Algemene afwijkingsmogelijkheden:

  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan, maar te regelen via een afwijking. Hierdoor kunnen er voorwaarden worden gesteld. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.

De afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid.
6.4.2 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

  • lid 10.1: het wijzigen van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.