Plan: | Bonenkampsweg 4B, Voorst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20251-VS00 |
De eigenaar van het perceel Bonenkampsweg 4B in Voorst heeft bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend om een nieuw bestemmingsplan. Aanleiding voor dit verzoek is de wens om een nieuwe woning te realiseren op het perceel.
Sinds 2012 hebben er gesprekken plaatsgevonden met de gemeente om de mogelijkheden voor functieverandering op het perceel te bespreken. In 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders hierover een positief principebesluit genomen. De aanwezige ligboxenstal wordt gesloopt en in ruil hiervoor is de bouw van één nieuwe vrijstaande woning op het perceel mogelijk.
In het geldende bestemmingsplan is het perceel bestemd als Agrarisch waarbij geen wooneenheden zijn toegestaan. Om de bouw van de woning mogelijk te maken en het gebruik ervan als burgerwoning planologisch mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan opgesteld worden.
Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel een planologisch kader te scheppen om de bouw van de ontworpen woning mogelijk te maken. Daarnaast worden de te nemen landschappelijke maatregelen vastgelegd in dit bestemmingsplan.
Het plangebied bevindt zich tussen de kernen van Twello en Voorst ten zuiden van het recreatiegebied Bussloo. Het perceel grenst aan de oost- west- en zuidzijde aan Landgoed De Poll. Afbeelding 1 geeft de situering van het plangebied weer. Een luchtfoto van het perceel is opgenomen in afbeelding 2. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie B, nummer 997.
Afbeelding 1 - situering van het plangebied in de omgeving
Afbeelding 2 - luchtfoto van het perceel (zwart omlijnd is het plangebied)
De toelichting van het bestemmingsplan beslaat 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoerbaarheid van de plannen aan de hand van de verschillende milieuthema's en de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 5 beschrijft in het kort het plan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 tot slot gaat in op overleg en inspraak tijdens de procedure van het plan.
In dit hoofdstuk wordt kort een analyse van het plangebied gegeven. Allereerst de historische situatie van zowel het landschap, beplanting en bebouwing. Daarnaast wordt de huidige situatie op het perceel kort beschreven.
Landschap
Het plangebied ligt binnen het landschapstype kampenontginningen. Deze zijn ontstaan in een landschap waar kleinere zandruggen werden afgewisseld met lagere en nattere gebieden. De bewoning in deze gebieden vestigde zich hier later vanwege het feit dat de eerdere woningen op hogere zandruggen waren gelegen. Deze schoven vervolgens naar de lagere randen van de ruggen. De kampontginngingen kunnen zijn ontstaan in zowel de vroege als late middeleeuwen en mogelijk zelfs in de nieuwe tijd. In eerste instantie was hier ook sprake van een kamp, een door wallen of anderen omgeven ruimte rond boerderijen. Later groeiden deze kampen aan elkaar. Afhankelijk van de hoogteligging, de bodemvruchtbaarheid en de waterhuishouding werd het landschap op verschillende wijzen in gebruik genomen. Boerderijen en akkers hoger gelegen, weidegebiedjes in de lagere delen. Bij de boerderijen hoorden ook kleine bossen en heideveldjes. Het landschap bevatte sloten en beekloopjes die het gebied ontwaterden. Op de oudste topografische kaarten was het landschap afwisselend, vrij kleinschalig en onregelmatig van opbouw. Dit is ook op onderstaande afbeelding goed te zien.
Afbeelding 3 - landschap van het plangebied rond 1900
Wegen, perceelsgrenzen, bosjes en sloten waren vaak aangepast aan natuurlijke lijnen zoals hoogteverschillen, beeklopen en vroegere bosranden. Ze hadden daardoor vaak een kromme ligging. Zo vertaalden de kenmerkende hoogteverschillen zich ook in het landgebruik. Lage delen waren in gebruik als (nat) bos, grasland en natte heide. Gedurende de winter waren deze gebieden soms overstroomd. De hogere delen werden gebruikt voor wonen en voor akkerland. De boerderijen hadden net als de wegen waaran ze lagen steeds een andere orientatie. Er was veel opgaand groen in de vorm van singels, bomenrijen, en kleine gebruiksbosjes.
Tegenwoordig is het landschap dichter bebouwd. Het aantal woningen en boederijen zijn toegenomen en het landschap is in veel gevallen grootschaliger geworden. Door de samenvoeging van percelen in de loop van de 20e eeuw is ook veel groen verdwenen. Het kenmerkende kronkelige wegenpatroon is echter in veel gevallen blijven bestaan. Er staan nog vrij veel oude boerderijen en vaak hebben de boerderijgebouwen nog steeds hun kenmerkende wisselende orientaties. Daardoor onderscheidt dit landschap zich van de omgeving.
Ten oosten van het plangebied lag van oudsher een weg (zie rode stippellijn). Deze weg vormde de oude verbindingsweg tussen Deventer en Loenen Deze weg is echter al jaren in onbruik. Over het perceel lag vroeger ook een (wandel)pad. Deze is in de loop van de tijd eveneens verloren gegaan.
Afbeelding 4 - uitsnede landschapstypen kaart gemeente Voorst
Beplanting
De boerderij ten noorden van het plan de ligboxenstal (Bonenkampsweg 4) is gebouwd rond 1875 en is vanuit cultuurhistorisch oogpunt gezien erg waardevol. Onderstaande historische kaarten geven de ontwikkeling van het perceel en landschap weer.
Afbeelding 5 - historische kaarten van het landschap en beplanting
Op bovenstaande kaartbeelden is duidelijk te zien dat van oudsher er altijd bomen langs de Fliert hebben gestaan. Het plangebied is tot omstreeks 1900 erg open. De historische kaarten laten geen beplanting zien. Vanaf 1900 zijn de eerste bomenpartijen op het perceel zichtbaar met het hoogtepunt rond 1950. Vanaf dat moment is te zien dat het plangebied, maar ook het aangrenzende perceel met de boerderij omringd zijn door fruitbomen. In de jaren die daarop volgen is middels oude kaartmateriaal duidelijk te zien dat er steeds meer bomen verdwijnen. De bestaande veestal in het plangebied is, ondanks de kadastrale gegevens die 1979 aangeven, pas zichtbaar vanaf 1988. Op de kaart van 1995 is duidelijk te zien dat de grote hoeveelheid fruitbomen uit de jaren 50 nagenoeg zijn verdwenen. In de huidige situatie staan nog een aantal bomen ten zuiden van de veestal. De drastische afname in beplanting is grotendeels te wijten aan de aanleg van de veestal en mestsilo eind jaren 70, begin jaren 80.
Bebouwing
Het plangebied kent, op de veestal en de voormalige mestsilo na, geen bebouwingshistorie. Vroeger liep er van oudsher een pad over het perceel (zie afbeelding 4). Dit pas is tijden lang verdwenen. Ten noorden van het plangebied ligt een boederij met bijgebouwen uit omstreeks 1875. Dit cultuurhistorische en landschappelijke waarde van dit ensemble is hoog.
Het perceel heeft een oppervlakte van ruim 4.400 m². Afbeelding 2 laat zien dat het perceel voornamelijk bestaat uit grasland. Rondom de schuur staan een aantal grotere bomen. Het perceel grenst in het zuiden en westen aan De Fliert. Deze watergang ontspringt op het naastgelegen landgoed De Poll en loopt via Bussloo richting Twello.
De bebouwing op het perceel bestaat uit een grote ligboxenstal. Deze is gebouwd rond 1979. Het gebouw was in eigendom van de voormalige pachter van De Stakenberg (nabij gelegen boerderij van landgoed De Poll) en heeft tot een aantal jaren geleden dienst gedaan als stal. Nadat deze is gestopt met boeren is het perceel verkocht aan initiatiefnemer. Op de website www.topotijdreis.nl is de stal echter vanaf eind jaren 80 zichtbaar. Momenteel wordt deze gebruikt voor opslag, maar niet voor het (bedrijfs)matig houden van dieren. De stal heeft een oppervlakte van circa 825 m². In het verleden heeft ten westen van de ligboxenstal een grote mestsilo gestaan. Deze is inmiddels gesaneerd.
Het perceel is in het geldende bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied, eerste herziening) bestemd voor agrarische doeleinden. Voor het perceel is een specifieke aanduiding opgenomen dat geen wooneenheden zijn toegestaan. In het kader van functieverandering is bepaald dat bij sloop van de ligboxenstal er een recht wordt geschapen om één vrijstaande woning terug te bouwen.Het plangebied wordt ontsloten via hetzelfde toegangspad (recht van overpad) als het perceel (Bonenkampsweg 4 en 4A) ten noorden van de planlocatie.
Met onderliggend bestemmingsplan wordt het planologisch mogelijk om een nieuwe woning te realiseren aan de Bonenkampsweg 4B in Voorst. De beschrijving van dit nieuwbouwplan leest u in hoofdstuk 5 (planbeschrijving).
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente). Andere beleidsthema's, zoals milieu, archeologie en wateraspecten, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuwe rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid van voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd. Deze ladder is vanaf 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (weergegeven in afbeelding 6).
Afbeelding 6 - schema ladder voor duurzame verstedelijking
Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
De Omgevingsvisie Gelderland is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan
en enkele andere structuurvisies. De visie is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
De opzet van de Omgevingsvisie is opgehangen aan de termen divers, dynamisch en mooi. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Divers Gelderland heeft betrekking op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken en mobiliteit. Mooi Gelderland staat voor de kwaliteiten die bescherming of ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen, waarbij te denken valt aan cultuurhistorie, natuur en water.
De regie van de provincie op wonen in het buitengebied is beperkt. 'Nieuw rood' moet een kwaliteitsverbetering betekenen in het betreffende gebied. Met kwaliteitsverbetering wordt de sloop en/of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur bedoeld asl compensatie voor de nieuwe rode functie. De provincie legt de verantwoordelijkheid volledig bij de regio en vraagt geen apart beleidskader meer om door de provincie vast te stellen. Zij juicht toe dat beleid en afspraken hierover in regionaal verband zijn en worden gemaakt. Voor de gemeente Voorst geldt het regionale beleid Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functie. Hiervoor wordt u verwezen naar paragraaf 3.4.2 Regionaal beleid.
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die er voor moeten zorgen dat de in de Omgevingsvisie opgenomen visie ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. De verordening dient dan ook als het (juridische) toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning. De verordening bestaat uit een kaart met daaraan gekoppeld de regels.
Het plangebied grenst aan de oostkan aan landgoed de Poll. In de Omgevingsvisie Gelderland wordt dit gebied aangemerkt als Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene ontwikkelingszone (GO). Het perceel valt zelf binnen het nationale landschap de Veluwe. De naastgelegen Fliert wordt in de Omgevingsvisie Gelderland aangewezen als SED-water. De provincie en haar partners streven samen naar herstel en behoud van natuurlijke watersystemen. Dit vanwege de grote betekenis van waternatuur voor de variatie in het landschap, de beeldkwaliteit en voor het behoud van soorten van aquatische ecosystemen.
Afbeelding 7 - uitsnede Omgevingsvisie Gelderland
Het plangebied wordt ook aangemerkt als intrekgebied. De provincie streeft er in deze gebieden naar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. De Omgevingsvisie Gelderland bevat verder het belangrijke instrumend de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. Gezien de kleinschalige aard en omvang (aantal woningen) van onderliggend plan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.
De zojuist genoemde aspecten uit de Omgevingsvisie Gelderland zijn vertaald in regels die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland. Zoals gezegd ligt het plangebied niet binnen een beschermd natuurgebied zoals het GNN en de GO. De omgevingverordening stelt daarom voor de kaartlaag Natuur geen regels.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, mag volgens de Omgevingsverordening Gelderland alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap de Veluwe deelgebied Twello. De kernkwaliteiten voor de Veluwe, deelgebied Twello luiden als volgt:
Er zijn volgens de Omgevingsverordening Gelderland activiteiten toegestaan die afbreuk doen aan de kernkwaliteiten als er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van een groot openbaar belang en/of er compenserende maartregelen worden getroffen. Bovenstaande regel is niet van toepassing op het plan. Een grote veestal wordt verwijderd waarbij een huis wordt gerealiseerd dat beter past in de omgeving. Bovendien wordt deze duurzaam ontworpen en wordt het landschap ook versterkt. De situatie op het perceel verslechtert niet.
Intrekgebieden mogen volgens de Omgevingsverordening geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van de woning en de omzetting naar een burgerwoning mogelijk. Zodoende is dit niet in strijd met de regels die opgenomen zijn in de Omgevingsverordening ten aanzien van intrekgebieden.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland. De beperkte wijziging die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt doet geen afbreuk aan de kwaliteiten van het gebied en botst niet met provinciaal beleid. In hoofdstuk 5 van deze toelichting wordt verder onderbouwd waarom medewerking aan voorliggend plan mogelijk is.
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.
De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:
In de RSV is opgenomen dat vooral het vrijkomen van agrarische bedrijfsgebouwen nieuwe mogelijkheden biedt voor kleinschalige vormen van wonen in het landschap door deze gebouwen te slopen of te herontwikkelen. Een goede landschappelijke inpassing is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Voorliggend plan voorziet in de sloop van een voormalige veestal en bouw van een nieuwe woning. Gezien kleinschalige aard en omvang van het plan is het niet in strijd met de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030.
Zoals in paragraaf 3.3.1 aangegeven laat de provincie Gelderland het aan regionale samenwerkingsverbanden over om een (regionale) invulling te geven aan het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. De gemeente Voorst heeft samen met de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem en Zutphen het regionaal beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' opgesteld. Inmiddels legt de provincie de verantwoordelijkheid volledig bij de regio en vraagt geen apart beleidskader meer om door de provincie vast te stellen. Dit beleidskader is in 2014 is op het onderdeel maximaal toegestane maatvoering aangepast.
Het beleidskader stelt primair als doel bij functieverandering een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met een agrarische bestemming) maar ook voor eerder vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de bestemming reeds is omgezet (bijv. wonen). Het beleidskader omschrijft welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren. Het plangebied is gelegen in de zone waarin minder dan 50% van de te slopen bebouwing mag worden terug gebouwd. Conform het beleidskader vertaalt zich dit in één extra woning op het perceel. De gehele ontwikkeling is uitgewerkt in een functieveranderingsplan, het plan omvat een integraal plan voor het totale nieuwe erf en het omliggende landschap en is als bijlage 1 bij de regels gevoegd.
De eerste verkennende gesprekken hebben reeds in 2012 plaatsgevonden. Op basis van het beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' is bepaald dat bij sloop van de aanwezige ligboxenstal er één vrijstaande woning teruggebouwd mocht worden. Uiteindelijk is deze mogelijkheid uitgewerkt tot een integraal plan waarbij goed is gekeken naar het ontwerp van de woning en het omliggende landschap. Het plan voorziet in de bouw van een nieuwe duurzame woning die goed past in de omgeving. Bovendien is met het opstellen van het erfinrichtingsplan onderzocht op welke manier een landschappelijke en maatschappelijke meerwaarde te behalen is. Dit heeft geresulteerd in het volgende:
Beoordeeld is dat het plan past binnen de kaders van functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing.
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2021 in werking) opgesteld. Met de nieuwe omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds dynamiek en zekerheid anderzijds. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is namelijk aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Ook bij deze visie geldt dat deze als toetsingskader fungeert voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Een groot verschil met de vorige toekomstvisie is dat nu samen met de samenleving naar de toekomst wordt gekeken en een koers wordt bepaald. Dit is in de geest van de nieuwe Omgevingswet waarbij initiatieven vanuit de samenleving, waar mogelijk, meer ruimte krijgen. Het afwegen van alle belangen is en wordt een belangrijke taak van de gemeente.
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst heeft een dubbele doelstelling. Aan de ene kant het bepalen van de ambities samen met de samenleving en ook behalen. Aan de andere kant dient de visie ook als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd.
De koers die wordt ingezet en de strategische keuzes die worden gemaakt op basis van bovenstaande thema's worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. Deze wordt met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd. Net zoals de samenleving is de uitvoeringsagenda continue onderhevig aan veranderingen.
Bij de uitwerking van dit specifieke plan is voldoende aandacht besteed aan de kwaliteit van het perceel en de omgeving. Door het slopen van de bestaande stal en de beeldkwaliteit van de nieuwe woning in combinatie met landschappelijke maatregelen is er sprake van een kwalitatieve verbetering. Het plan past zodoende binnen de uitgangspunten van de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst.
In de Woonvisie Aantrekkelijk Voorst 2025 wordt het woonbeleid van de gemeente aan de hand van een viertal pijlers gepresenteerd. De pijlers zijn:
Het plan voorziet in het realiseren van één vrijstaande woning in ruil voor de sloop van de ligboxenstal. Gezien de aard en omvang van het plan worden er geen specifieke uitspraken over het plan gedaan in de Woonvisie. Wel zorgt het slopen van de ligboxenstal én de kwaliteit van de nieuwe woning in samenhang met landschappelijke maatregelen bij aan een kwaliteitsverbetering van de omgeving. Het draagt in die zin bij aan een aantrekkelijke woonomgeving en sluit aan bij de Woonvisie.
Het regionale beleidskader voor functieverandering (zie paragraaf 3.4.2) biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Het plan is eveneens getoetst aan de ervennotitie (Notitie Ruimtelijke Kwaliteit Veranderende Erven, 2009). In deze notitie zijn richtlijnen opgenomen die initiatiefnemers kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van mooie plannen voor veranderende erven in het buitengebied van de gemeente Voorst. Uitgangspunt is dat functieverandering bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Het functieveranderingsplan voor de Bonenkampsweg 4B in Voorst voldoet aan de uitgangspunten zoals in deze notitie zijn opgenomen.
Gezien de lange voorgeschiedenis van dit plan (sinds 2012) is getoetst aan het gemeentelijk beleidskader voor functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing. Hierbij moet als kanttekening geplaatst worden dat dit beleid op het moment van schrijven iets is aangescherpt. Naast de sloop van voormalige agrarische bebouwing wordt ingezet op locaties die echt het verschil kunnen maken met als doe het creëren van een maatschappelijke meerwaarde.
Bij dit plan wordt naast de sloop van de ligboxenstal een kwalitatief hoogwaardige en duurzame woning gerealiseerd in combinatie met landschappelijke inpassing. Het functieveranderingstraject draagt in die zin op een positieve manier bij aan de kwaliteit van de omgeving.
Bij ruimtelijke ingrepen moet onderbouwd worden dat het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's ecologie, archeologie en cultuurhistorie, verkeer en parkeren, water en de economische uitvoerbaarheid.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening te worden onderzocht of de aanwezige bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Het plan voorziet in het slopen van de voormalig ligboxenstal en de nieuwbouw van een woning. Een woonbestemming is een 'gevoelige functie' waardoor een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd. Op 20 juli 2017 is in opdracht van de initiatiefnemer door De Klinker Milieu een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 uitgevoerd (zie Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek). De onderzoekslocatie (zie onderstaande afbeelding) heeft een oppervlakte van circa 3.100 m². Doel van het onderzoek was om na te gaan of de grond geschikt wordt geacht voor voorgenomen ontwikkeling.
Afbeelding 8 - kaart bodemonderzoek
Uit het verkennende bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de bodem op de locatie zwak roesthoudend is. In zowel de boven- als ondergrond zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen. In de grond rondom de stal is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen.Het grondwater is licht verontreiging met Barium. Het aangetroffen gehalte barium is van dien aard dat de onderzoeksinspanning niet hoeft te worden herzien. De algehele conclusie luidt dat op basis van de milieuhygiënische kwaliteit de grond door De Klinker Milieu geschikt wordt geacht voor het voorgenomen gebruik.
Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk).
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Deze afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. De milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten als geur, stof, geluid en gevaar. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het type rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied. In dit geval is uitgegaan van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied.
Direct te noorden van het perceel ligt de woonbestemming van de Bonenkampsweg 4. De overige gronden in de directe omgeving zijn bestemd als agrarisch. Zo ook de Bonenkampsweg 6. In augustus 2017 is door de Omgevingsdienst Veluwe en IJssel tijdens een controlebezoek geconstateerd dat er geen rundvee op het perceel meer wordt gehouden. Er worden hobbymatig een viertal paarden gehouden. Dit aantal wordt in de toekomst mogelijk meer.
Ondanks dat er geen rundvee meer wordt gehouden is een agrarisch bedrijf op basis van de geldende bestemming mogelijk. Voor dergelijke agrarische inrichtingen geldt volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een hindercirkel van 100 meter voor het aspect geur. De Wet geurhinder en veehouderij houdt voor burgerwoningen die ontstaan zijn door functiewijziging na 19 maart 2000 voor bepaalde diersoorten vaste afstanden aan. Deze afstand tussen een agrarisch bedrijf en een gevoelig object bedraagt buiten de bebouwde kom minimaal 50 meter. Planologisch gezien wordt de afstand tussen de bouwvlakken van de verschillende bestemmingen aangehouden.
De afstanden tussen de perceelsgrens (en het bouwvlak van de beoogde woonbestemming) van het plangebied en de grens van het agrarische bouwvlak van de Bonenkampsweg 6 bedraagt overal minimaal 100 meter. Zowel vanuit de VNG-brochure als vanuit de Wet geurhinder en veehouderij is beoordeeld dat het agrarische bedrijf op nummer 6 geen belemmering vormt voor de nieuwe woning. Andersom vormt ook de nieuw te bouwen woning geen belemmering voor het agrarische bedrijf aan de Bonenkampsweg 6 in Voorst. Vanwege de afstand tussen de nieuwe woonbestemming en het agrarische bouwvlak wordt het bedrijf ook bij eventuele toekomstige uitbreidingen niet belemmerd. Het plangebied grenst aan de noordzijde direct aan de woonbestemming van de Bonenkampsweg 4 en 4A in Voorst. Het nieuwbouwplan en de gewijzigde bestemming van het perceel levert vanuit milieu geen extra hinder op voor de reeds aanwezige woonbestemming.
Er is geconcludeerd dat het nieuwbouwplan en het toekennen van een woonbestemming aan het perceel Bonenkampsweg 4B in Voorst geen belemmering oplevert voor nabijgelegen (agrarische) bedrijvigheid. Bovendien wordt voldaan aan de richtafstanden voor het aspect geur om een goed woon en leefklimaat te garanderen.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Langs een verkeersweg, in dit specifieke geval de N790 (Deventerweg), ligt een planologisch aandachtsgebied. Binnen deze zone biedt de Wet geluidhinder in een aantal situaties bescherming aan geluidsgevoelige bestemmingen (zoals een woonbestemming). Het basisbeschermingsniveau (voorkeurgrenswaarde) is 48 dB. De maximumsnelheid die geldt voor de N790 is 60 kilometer per uur. Onderstaande afbeelding geeft de geluidbelasting van de N790 (Deventerweg) op de omgeving weer. Zo is te zien dat het perceel Bonenkampsweg 4B in Voorst ruim buiten de 48dB contour ligt. Om deze reden is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Afbeelding 9 - geluidbelasting N790 (Deventerweg)
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Gesteld kan worden dat de luchtkwaliteit 'niet betekenende mate' verslechterd. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Uit de risicokaart van de provincie Gelderland (zie onderstaande afbeelding) blijkt dat in de nabijheid van het perceel geen stationaire bronnen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plan. Bovendien liggen er ook geen buisleidingen in de directe omgeving van het plangebied die van invloed zijn op het plan. Het plangebied ligt in een gebied dat een klein risico loopt op overstromingen. Het is onwaarschijnlijk dat het gebied tijdens een mensenleven deels of geheel overstroomt. Gezien de geringe kans op overstromingen vormt dit aspect van de risicokaart geen belemmering voor het plan een nieuwe woning aan de Bonenkampsweg 4B in Voorst te realiseren.
Op basis van bovenstaande luidt de conclusie dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het plan.
Afbeelding 10 - uitsnede risicokaart Gelderland
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:
In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.
De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Met de nieuwe Wet natuurbescherming is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.
Op 30 juni 2017 is er quick-scan natuuronderzoek uitgevoerd aan de Bonenkampsweg 4B in Voorst uitgevoerd door Foreest Groen Consult (zie hiervoor Bijlage 2 Quick-scan natuuronderzoek
Bonenkampsweg 4B, Voorst). Reden voor dit onderzoek is de functiewijziging van de gronden en het slopen van de voormalige ligboxenstal. om de nieuwe woning te realiseren. Onderzocht is of er in of op het perceel en de stal beschermde dier- en of plantsoorten aanwezig zijn of kunnen zijn.
Afbeelding 11 - samenvatting quick-scan natuuronderzoek Bonenkampsweg 4B, Voorst
Afbeelding 11 geeft een samenvatting van de quick-scan natuuronderzoek voor het perceel Bonenkampsweg 4B in Voorst weer. De Wet natuurbescherming wordt voor geen enkele soortgroep overtreden. Wel worden er een aantal aandachtspunten genoemd voor de broedvogels.
Op basis van de uitgevoerde quick-scan worden geen belemmeringen gezien tegen de functiewijziging, het slopen van de schuur en bouw van een nieuwe woning. Wel wordt geadviseerd om buiten het broedseizoen te slopen en beplanting te rooien.
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt naar verwachting in 2021 in werking. Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.
Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2017 een archeologische beleidskaart vastgesteld. De beleidskaart wordt doorvertaald naar dubbelbestemmingen in bestemmingsplannen voor de bescherming van archeologische waarden. Door het opnemen van een dubbelbestemming zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De locatie ligt in een gebied met een hoge en middelmatige archeologische verwachting. Bij ingrepen in de hoge archeologische verwachtingszone dient een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd bij ingrepen groter dan 250 m² én dieper dan 30 centimeter. Voor de zone met een middelmatige archeologische verwachting geldt een oppervlakte van 1.000 m² én dieper dan 30 centimeter. Het bouwplan overschrijdt deze grenswaarden niet waardoor geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd. In dit bestemmingsplan worden de dubbelbestemmingen opgenomen om de archeologische waarden in de grond te beschermen.
Afbeelding 12 - uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Voorst 2017
Parkeren vindt plaats op het eigen terrein. Parkeermogelijkheid is geïntegreerd in het ontwerp van de nieuwe woning. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat door het plan parkeeroverlast ontstaat.
Ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de onverharde Bonenkampsweg. Zowel initiatiefnemer als de eigenaren van het perceel ten noorden van het plangebied (Bonenkampsweg 4 en 4A) maken gebruik van dit pad. Het weggetje behoort echter bij het perceel Bonenkampsweg 4 en 4A, Voorst. Via een recht van overpad is geregeld dat initiatiefnemer deze weg mag gebruiken als inrit naar zijn perceeel.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Op 27 november 2017 is de digitale Watertoets van waterschap Vallei en Veluwe ingevuld. Het resultaat is opgenomen als bijlage (zie Bijlage 3, De Watertoets). Beoordeeld is dat het plan mogelijk van een groot waterbelang is. De motivatie daarvoor is dat er binnen het plangebied mogelijk één of meerdere oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat mogelijk primaire waterkeringen worden geraakt.
Voor dit specifieke bestemmingsplan worden twee belangen aangemerkt. Namelijk de leggerwatergangen met beschermingzones en de riooltransportleiding die het plangebied kruist. Vanwege deze belangen heeft op 12 december 2017 telefonisch overleg plaatsgevonden met het Waterschap Vallei en Veluwe. Er is beoordeeld dat de belangen niet onevenredig worden geschaad. Wel geeft het waterschap aan dat het onderhoud van de Fliert een aandachtspunt is. De Fliert is namelijk een A-watergang en wordt door het waterschap onderhouden. Het is van belang dat er naast de Fliert een strook van minstens 5 meter beschikbaar blijft voor het onderhoudsmaterieel. In de verdere uitwerking van het plan is hier dan ook rekening mee gehouden.
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Toegepaste (bouw)materialen mogen dan ook geen schadelijke stoffen uitscheiden.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers.
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is het verzoek van initiatiefnemer om toepassing te geven aan het functieveranderingsbeleid op het perceel Bonenkampsweg 4B in Voorst. Op het perceel is een grote (voormalige) ligboxenstal aanwezig. In ruil voor sloop van de stal is een plan opgesteld voor de bouw van één nieuwe vrijstaande woning. Om dit planologisch te regelen moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.
Uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan zijn gebaseerd op de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit kwaliteit van het gebied. in 2012 is door een ervenconsulent van het Gelders Genootschap een ervenonderzoek uitgevoerd op het perceel (zie Bijlage 4 Advies ervendeskundige). Centraal in dit onderzoek stond de vraag hoe de transformatie van de locatie bij kan dragen aan de ruimtelijke kwaliteit en landschap van deze plek. De adviezen uit dit onderzoek zijn gebruikt bij de verdere uitwerking van de plannen. In het kort komt het er op neer dat de nieuwe woning architectonisch van hoge kwaliteit moet zijn en passend in de omgeving. De landschappelijke maatregelen moeten voorzien in een aanzienlijke verbetering van het perceel.
In de nieuwe situatie wordt één volume gerealiseerd grotendeels op de locatie van de huidige ligboxenstal. Binnen dit volume zijn zowel de woning, de berging als de carport geïntegreerd. Het nieuwe volume is te typeren als een schuurwoning. De schuurwoning is kwalitatief hoogwaardig vormgegeven. De totale inhoud van de woonruimtes bedraagt circa 750 m³. Hiermee past het plan voor de nieuwe woning binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied, eerste herziening).
Vanwege de vormgeving als één volume past het nieuwe gebouw goed in de omgeving. Om deze reden wordt de woonbestemming (en daardoor het bouwvlak) strak bestemd. Zo wordt in de toekomst bebouwing, losstaand van de nieuwe woning, waar mogelijk uitgesloten. Op de verbeelding is aan de omliggende gronden de dubbelbestemming Agrarisch met waarden - Landschap opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming is bouwen uitgesloten en daarmee ook vergunningsvrij bouwen.
Onderstaande afbeeldingen geven het ontwerp van de nieuwe woning weer. De gevel- en dakvlakken van de nieuwe woning bestaan uit een zinken felssysteem. Deze worden uitgevoerd in een zwarte kleur. De zijdes van de nieuwe woning die vanaf de Bonenkampsweg zichtbaar zijn hebben een meer gesloten karakter. Aan de achterzijde van de woning is onder andere een terras voorzien. Daarnaast is het de wens van initiatiefnemer om de naastgelegen Fliert meer te beleven. Aan deze zijde is de woning meer open en kijkt men uit op de Fliert en de naastgelegen agrarische gronden. De nieuwe woning wordt gerealiseerd binnen de huidige contouren van de ligboxenstal. De gierkelder wordt in de nieuwe situatie in gebruik genomen als vijver.
Ook heeft initiatiefnemer als wens een nieuw passief/ecologisch huis te bouwen. Duurzaam bouwen past erg goed in de huidige tijdsgeest en draagt op een positieve manier bij aan het milieu. Om dit te realiseren wordt de nieuwe woning voorzien van zonnepanelen in combinatie met een warmtepomp.
Het ontwerp van de nieuwe woning is in het voortraject al stedenbouwkundig en door de welstandscommissie positief beoordeeld. Het ontwerp van de nieuwe woning draagt een kwalitatief hoge architectonische waarde met zich mee. Daarnaast wordt door het materiaal- en kleurgebruik voorkomen dat de zinken dak- en gevelkleding te hard in de omgeving staat. De nieuwe woning neemt tevens een logische positie in op het perceel. De totaalsfeer van de nieuwe woning in samenhang met de landschappelijke inpassing dragen op een positieve manier bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het perceel en directe omgeving. Het ontwerp is eigentijds vormgegeven, maar omdat er gebruik wordt gemaakt van één eenvoudig hoofdvolume ademt de nieuwe woning de (agrarische) sfeer die past in het gebied.
Afbeelding 13 - ontwerp nieuwe woning
Afbeelding 14 - impressie achtergevel nieuwe woning
Afbeelding 15 - impressie achtergevel nieuwe woning
Afbeelding 16 - impressie voorgevel nieuwe woning
Naast het feit dat de nieuwe bebouwing van hoge architectonische kwaliteit is is ook de landschappelijke inrichting van het perceel belangrijk. Het leveren van een landschappelijke kwaliteitsverbetering is meegenomen in de overweging om het voorliggende ontwerp van de nieuwe woning mogelijk te maken. Initiatiefnemer heeft in samenwerking met de gemeente en het waterschap Vallei en Veluwe een landschapsplan (zie bijlage 1 behorende bij de regels Landschapsinrichting Bonenkampsweg 4B, Voorst) ontwikkeld.
Afbeelding 17 - landschapinrichting Bonenkampsweg 4B, Voorst
In eerste instantie is onderzocht of en op welke manier De Fliert beter beleefbaar te maken was dan in de bestaande situatie het geval is. Het wensbeeld van initiatiefnemer was namelijk om het perceeel richting De Fliert af te graven om een bredere waterpartij te creëeren. Deze wens is in het voortraject samen met initiatiefnemer en het waterschap Vallei en Veluwe bekeken. Gezien de waterstand van De Fliert en de onderhoudsruimte is geconcludeerd dat dit niet haalbaar was.
Uiteindelijk is een 'drogere' variant uitgewerkt dat landschappelijk gezien goed passend is in de omgeving. De landschapsinrichting is weergegeven in afbeelding 17. Initiatiefnemer wenst een natuurlijke uitstraling waarbij de natuur haar gang mag gaan. Het grootste deel van de gronden wordt een wilde bloemen weide. Rondom de woning en het terras wordt een looppad aangelegd, maar verder blijft verstening van het perceel achterwege. Aan de achterzijde van de woning wordt de grond richting De Fliert iets afgegraven. Bovendien wordt er een laagte gecreëerd waarin het hemelwater wordt opgevangen en waardoor initiatiefnemer in bepaalde perioden toch een iets grotere waterpartij ontstaat.
Aan de voorzijde van een woning staan op dit moment een aantal bomen (eik, berk en laurierkers). De berk en laurierkers zijn niet gebiedseigen. Deze zouden in de toekomst eventueel gekapt mogen worden zonder kapvergunning. De eiken blijven behouden. Richting het noorden worden fruitbomen geplant. Of de fruitbomen worden geplant zoals bovenstaand, of dat deze mogelijk in een hofje worden geplaatst met een meidoornheg eromheen wordt in een later stadium bekeken. Uitgangspunt hierbij is dat de (gewijzigde) uitvoering minimaal gelijkwaardig moet zijn aan de landschapsinrichting zoals weergegeven in afbeelding 17. Langs de perceelsgrens richting het noorden wordt een meidoornhaag van 1,20 meter gerealiseerd. Ook wordt hier een vogelbosje gerealiseerd. Naast de meerwaarde voor het landschap levert dit ook meer privacy op tussen de nieuwe woning en de bestaande woning in het noorden. Aan de Fliertkant van de woning wordt een terras gerealiseerd, bovendien wordt er rond de woning een paadje aangelegd in de vorm van klinkers en/of halfverharding zodat alle delen van de woning goed te bereiken zijn.
Wandel- en fietspad
Om de recreatieve potentie van het gebied optimaal te benutten heeft initiatiefnemer het plan om in de toekomst samen met andere grondeigenaren in de omgeving een fietspad te realiseren. Het pad is om deze reden opgenomen in het landschapsplan (afbeelding 17). Door het pad wordt een wandel- en fietsverbinding met het recreatiegebied Bussloo gecreëerd. Omdat er voor de aanleg van het pad overeenstemming moet worden bereikt met andere grondeigenaren is de realisatie ervan nog niet gegarandeerd. Wel is er binnen de regels van het bestemmingsplan ruimte opgenomen zodat het pad planologisch gezien gerealiseerd kan worden in de toekomst.
Anterieure overeenkomst
Een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Voorst en initiatiefnemer zorgt ervoor dat de uitvoering van het landschapsplan en de nieuwe woning wordt gegarandeerd. Binnen 3 jaar na inwerktreding van het bestemmingsplan moet dit zijn gerealiseerd. In het bestemmingsplan is vastgelegd middels een voorwaardelijke verplichting. Het wandel- en fietspad maakt geen onderdeel uit van de landschappelijke maatregelen die genomen moeten worden. Dit omdat het een wens is van initiatiefnemer, maar de uitvoering afhankelijk is van meerdere grondeigenaren. Wel is er in het bestemmingsplan ruimte opgenomen voor de uitvoering ervan in de toekomst. Het realiseren van dit wandel- en fietspad levert een recreatieve meerwaarde op en om deze reden staat de gemeente erf positief tegenover deze wens van initiatiefnemer.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Algemene gebruiksregels
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als die niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze specifieke gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten.
Algemene afwijkings- en wijzigingsregels
Voor een beschrijving van de algemene afwijkings- en wijzigingsregels wordt verwezen naar de paragrafen 6.4.2 en 6.4.3.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdige gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden hebben landschappelijke en ecologische waarden. De bestemmingsregeling richt zich op de bescherming van deze waarden. Binnen deze bestemming mogen alleen terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 meter worden gebouwd. De uitvoering van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Binnen deze bestemming is eveneens ruimte opgenomen om in de toekomst een fietspad te realiseren.
Bestemmingsomschrijving
De A-watergangen binnen het plangebied hebben de bestemming Water gekregen. In dit geval De Fliert. Het gaat om watergangen die zowel van betekenis zijn voor het vervoer of het afvoeren van water als watergangen die een natuurlijke of landschappelijke functie heeft.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen toegestaan, zoals schouwpaden.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, een beroep of bedrijf aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij alle bebouwing (de woning en overige gebouwen) binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden opgericht.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan. Hiervoor geldt wel dat het een bedrijf of beroep is dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de in bijlage 2 bij de regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of -bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Bed en breakfast
De woning mag gedeeltelijk worden gebruik voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer. Er moe worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein binnen het bestemmingsvlak Wonen.
Voorwaardelijke verplichting
Binnen de woonbestemming is een zogenaamde voorwaardelijke verplichting opgenomen. De bouwmogelijkheden die met dit bestemmingsplan worden gecreëerd zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Binnen 3 jaar na inwerktreding van dit bestemmingsplan dienen de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 3 van deze regels opgenomen 'Plan Bonenkampsweg 4B, Voorst' uitgevoerd te zijn om tot een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing te komen. Worden de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van de bebouwing binnen de bestemming 'Wonen' in strijd met de bestemming.
Over het perceel loopt een rioolleiding van het waterschap. De gronden met deze bestemming hebben de dubbelbestemming Leiding - Riool gekregen. Er mag worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingin mits het gaat om vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bestaande fundering wordt gebruikt of indien het nieuwbouw betreft: het bouwplan geen gebruik maakt van een fundering en schriftelijk toestemming is verkregen van het waterschap.
Er kan van de bouwregels worden afgeweken als de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Om de leiding te beschermen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is alleen toegestaan als uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken, die ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan nog niet voorzien zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Als gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden:
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
In dit bestemmingsplan is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In artikel 3.1.1. van de Bro wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.
Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen. De provincie wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is. Ook het waterschap wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 26 april 2018 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Tijdens de inzagetermijn zijn ambtshalve een paar foutjes ontdekt en hersteld ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Los van enkele taal- en spellingsfoutjes gaat het om de volgende wijzigingen in de regesl:
Wijzigingen in de regels
De aangebrachte wijzigingen in het plan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn ondergeschikt van aard. Inhoudelijk hebben de aangebrachte wijzigingen zodoende geen grote invloed op het bestemmingsplan.