Plan: | Zwarte Kolkstraat 49 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20179-VS00 |
Op het perceel Zwarte Kolkstraat 49 in Wilp is een karakteristieke boerderij gelegen. De agrarische activiteiten op dit perceel zijn in 2009 verplaatst naar een locatie ten zuidwesten van het plangebied, omdat daar voldoende groeimogelijkheden voor het agrarisch bedrijf aanwezig zijn. De huidige eigenaar van het perceel Zwarte Kolkstraat 49 wil een groot deel van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel slopen. Op basis van het functieveranderingsbeleid ontstaat vervolgens de mogelijkheid voor de exploitant om ten hoogste 3 rechten voor het bouwen van een woning, anders dan in het exploitatiegebied, te verkopen aan derden. Omdat de mogelijkheid bestaat dat één woning binnen het plangebied wordt gebouwd, is in voorliggend bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen teneinde dit te kunnen realiseren.
Het bovenstaande is vastgelegd in een exploitatieovereenkomst die is afgesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Voorst.
Bovendien is de nieuwe eigenaar in bezit gekomen van een aangrenzend perceel aan de zuidzijde van het bestaande erf. Het betreft een terrein waarop een tuinbouwkas was gesitueerd. Deze is in 2012 verwijderd. De uitbreiding van het perceel aan de zuidzijde met ruim 6.000 m2 zal worden ingericht ten behoeve van het (hobbymatig) houden van paarden.
Het perceel Zwarte Kolkstraat 49 heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied', dat is vastgesteld op 28 januari 2013, de bestemming Agrarisch en enkele archeologische dubbelbestemmingen (Waarde-Archeologie 3, 5 en 6). Het terrein ten zuiden van het bestaande erf, dat de eigenaren onlangs hebben aangekocht, heeft in het vigerende plan de functieaanduiding 'glastuinbouw'. Inmiddels heeft er een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen ('Bestemmingsplan Grotenhuisweg 37, 50 en Zwarte Kolkstraat 51 en 51a in Wilp') waarin de aanduiding 'glastuinbouw' weer is geschrapt en het betreffende gebied weer alleen de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' heeft gekregen.
Zoals in paragraaf 1.1 is beschreven, zijn de kassen ten behoeve van de glastuinbouw feitelijk inmiddels ook al verdwenen.
Figuur 1: uitsnede vigerend bestemmingsplan
Het plangebied is globaal gezien gelegen tussen de kern Twello en de rijksweg A1. Deze rijksweg ligt op circa 230 meter ten zuiden van het plangebied. De woonbebouwing van de kern Twello bevindt zich op circa 1.500 meter ten noorden van het plangebied.
Figuur 2: luchtfoto plangebied en omgeving
Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen: gemeente Voorst, sectie R, nummers 317 en 741. Op onderstaande luchtfoto is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 3: luchtfoto met begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in een kampenontginningenlandschap. In het Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel (LOP) wordt het landschapsbeleid ten aanzien van kampenontginningen omschreven. De kampenontginningen bestaan uit een gebied ten oosten van het Apeldoorns Kanaal, dat als het ware in een band ligt tussen Twello, Wilp-Achterhoek, Teuge en De Vecht. De kampenontginningen bestaan uit een afwisselend patroon van hoge zandopduikingen en de ertussen gelegen lagere delen.
De hoge delen van deze eenheid bestaan uit 'kampen' die liggen op kleine zandopduikingen te midden van het relatief vlakke landschap van de IJsselvallei. Vaak waren deze zandopduikingen te laag om vroeg in gebruik te zijn. De bewoning is dan ook van jongere oorsprong dan bijvoorbeeld de Veluweflank en de dekzandruggen. Doordat ze net iets hoger liggen dan de omgeving, waren de lage zandopduikingen relatief geschikt voor de bouw van één of enkele boerderijen. De gronden waren bovendien net bruikbaar voor akkerbouw. In combinatie met erfbeplanting en beplanting langs percelen en wegen ontstonden groene 'eilanden' te midden van de lager gelegen graslanden.
De oudste kampenontginningen dateren uit het jaar 1000 en zijn gelegen rondom Twello. De opduiking bij Bussloo en Appensche Veld is bijzonder vanwege de als droge heideontginning ontstane bossen en bijzonder lijnenspel van ontginnings- en zichtassen.
Op de zandopduikingen zijn drie typerende bebouwingspatronen ontstaan. De eerste bestaat uit een patroon van bebouwing langs de weg, maar wel geclusterd en niet gelijkmatig verspreid (zoals in het geval van de Zwarte Kolkstraat 49). Een tweede patroon bestaat uit boerderijen in het veld, meestal in een groepje, met eigen aansluitingen op de weg. Een derde bijzonder patroon betreft de landgoederen ten noorden van Twello, waarbij de buitenplaatsen op een kleine opduiking staan, direct omringd door lage gronden.
Vanuit de hogere en dus eerder in gebruik genomen (bewoonde) kampen werden de lager gelegen broekgronden tussen de kampen in gebruik genomen. Vaak ging dit lukraak en zijn perceelsgrenzen 'toevallig' ontstaan, waardoor nu veelal een beeld heerst van onregelmatige perceelsbegrenzingen.
De kaartbeelden tussen 1894 en 1995 tonen in het plangebied veranderingen in het landschap. Het kaartbeeld uit 1894 geeft een kleinschalig en afwisselend akker- en weidegebied weer, met percelen omzoomd door houtsingels en hagen.
Figuur 4: historische kaarten plangebied en omgeving (bron: WatWasWaar)
Topografische kaarten van meer recente datum laten een landschap zien met een relatief open karakter en opgaand groen op de erven en verspreid liggende bosjes en houtsingels. Door de opschaling is het landschap overzichtelijker geworden en zijn vele doorzichten naar bosranden en vergezichten tussen de groene erven ontstaan. Door dit landschappelijk kader is nu meer sprake van een open coulissenlandschap. De hoogteverschillen in het landschap zijn nu duidelijker te zien. De kenmerkende overgangen van hoog naar laag zijn hierdoor echter weer afgezwakt.
De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied bestaat uit burgerwoningen en agrarische bedrijven. De erven liggen niet altijd meteen aan de doorgaande weg, maar in zekere mate verspreid over het landschap. Opvallend is de situering van de bebouwing op de erven. De wisselende kaprichting van de bebouwing vormt een opmerkelijk kenmerk van deze omgeving. De percelen in de omgeving van het plangebied zijn hoofdzakelijk in gebruik als hooi-/grasland, afgewisseld met akkerland voornamelijk ten behoeve van de maïsteelt.
Figuur 5: omgeving plangebied
De bebouwing op het perceel Zwarte Kolkstraat 49 bestaat uit een karakteristieke boerderij met aangebouwd bakhuis, een vijftal stallen/schuren en een mestsilo. In figuur 6 is aangegeven welke gebouwen zullen worden gesloopt in het kader van het functieveranderingstraject. De overige figuren geven een beeld van het perceel vanaf de straatzijde.
Figuur 6: bestaand erf met de te slopen bebouwing
Figuur 7: aanzicht vanaf de Zwarte Kolkstraat
Figuur 8: aanzicht vanaf noordwestzijde Zwarte Kolkstraat
Figuur 9: te slopen bebouwing ten zuiden van boerderij
Figuur 10: te slopen stal aan oostzijde van boerderij
In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen: krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken van de internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken van de ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures.
Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.
Voorliggend bestemmingsplan is een plan van lokaal belang. Geen van de 13 nationale belangen is in dit plan aan de orde. Het rijksbeleid is dan ook niet van toepassing.
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden geldt een ander beleid.
Hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:
Ook de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend, vanwege het provinciale belang daarvan.
In het groenblauwe raamwerk ligt het accent op het beschermen en versterken van de aanwezige kwetsbare waarden en belangen. Dit zijn functies met een lage ruimtelijke dynamiek zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Belangrijkste uitgangspunt voor het groenblauwe raamwerk is dat er voldoende ruimte voor natuur is. Dit betekent dat verstedelijking hier niet is toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Het groenblauwe raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.
Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.
Figuur 11: ligging plangebied op de Ruimtelijke Structuurkaart van Streekplan Gelderland 2005
Het plangebied ligt binnen het stedelijk netwerk 'Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer'. Binnen dit rode raamwerk geldt voor functieverandering het regionaal vastgestelde beleid 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' (zie ook paragraaf 3.4.2 van deze toelichting).
De ontwikkelingen die op basis van voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, voldoen aan de uitgangspunten zoals genoemd in het streekplan.
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
In artikel 2 'Verstedelijking' van de regels behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald waar in Gelderland nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan betreft een functieveranderingsplan. Dit betekent dat nieuwe bebouwing onder voorwaarden is toegestaan. De Ruimtelijke Verordening zegt hierover het volgende:
'In een bestemmingsplan kan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken mogelijk worden gemaakt in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, 2) gelegen buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.'
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden die de Ruimtelijke Verordening stelt. De nieuwe bebouwing leidt per saldo tot een vermindering van het bebouwde oppervlak. Bovendien wordt in hoofdstuk 4 van deze toelichting, in combinatie met het in Bijlage 1 van de regels opgenomen 'Functieveranderingsplan Zwarte Kolkstraat 49 Wilp Achterhoek', uitgebreid onderbouwd op welke manier de bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
Hiernaast stelt het provinciale beleid dat in het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering voor de maatvoering en specifieke voorwaarden kan worden aangesloten bij regionaal vastgestelde beleidskaders. In dit geval betreft dit de beleidsnota 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies', die is vastgesteld voor de regio Stedendriehoek. Zie paragraaf 3.4.2.
Onlangs heeft de ontwerp-Omgevingsvisie Gelderland ter inzage gelegen. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf provinciale plannen: de Structuurvisie, het Waterplan, het Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer en Vervoer Plan. Er zijn drie hoofdthema’s: Dynamisch, Mooi en Divers. ‘Dynamisch’ duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. ‘Mooi’ verwijst onder meer naar de opgaven op het terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. ‘Divers’ duidt op de regionale diversiteit en een andere wijze van werken.
De Omgevingsvisie gaat uit van meer samenwerken om beleid te maken, minder sturen op regels, meer op doelen. ‘Gelderland anders’ heet dit co-creatie- en co-realisatieproces. De co-creatie en co-realisatie met bestuurlijke en maatschappelijke organisaties is een andere, nieuwe manier van samenwerken. ‘Gelderland anders’ staat voor deze nieuwe samenwerking en voor een andere manier van sturen door de provincie. Niet vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Maar vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. Deze Omgevingsvisie is een eerste stap van de provincie om samen te werken aan ‘opgaven’ die de provincie en haar partners delen. Over wat er in Gelderland ‘te doen’ is en wat ons verbindt. Een aanpak die uitnodigt, uitdaagt en inspireert om in Gelderland te ontwikkelen met kwaliteit. Dat betekent in veel gevallen afscheid nemen van regels en maatvoering en in plaats daarvan sturen op doelen. Dit vraagt om een deels aangepaste instrumentenkoffer, met bestaande maar ook met nieuwe instrumenten.
Een nieuwe beleidsrichting ten aanzien van een 'vitaal platteland' is de focus op de kwaliteit van het bestaande. Initiatiefnemers die kwaliteit aan de bestaande voorraad willen toevoegen, worden nadrukkelijk uitgenodigd. De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. Bij keuzes voor nieuwbouw in het landelijk gebied zijn goede afwegingen van belang. De provincie wil en durft te variëren in het maken van keuzes. Soms is een toevoeging in het landelijk gebied een plus die gewenst is.
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dat betekent: initiatieven koesteren als kans, niet vooraf ontwikkelingen uitsluiten, mogelijkheden zoeken.
De gemeenten in de Regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is tevens een vertaling van het streekplan. Voor de gemeente Voorst is de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen van belang. De visie doet geen uitspraken over de toevoeging van woningen aan het buitengebied op basis van het gemeentelijke functieveranderingsbeleid.
De provincie heeft de regio's de kans geboden het beleidskader voor functieverandering op regionaal niveau uit te werken, waarbij eventueel van het streekplan afgeweken kan worden.
Zodoende hebben de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen in het rapport 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren. Doordat Gedeputeerde Staten van Gelderland het beleidskader heeft goedgekeurd, treedt dit beleid in de plaats van het generieke streekplanbeleid voor functieverandering. Binnen dit beleidskader bestaat ook de mogelijkheid bouwrechten naar elders buiten het plangebied te verplaatsen.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan dit regionale beleidskader voor functieverandering.
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV), die is vastgesteld op 31 januari 2005, geeft een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. In de RTV wordt onder andere de 'Voorster Ambitie' beschreven. Deze 'Voorster Ambitie' is de aanpassing van de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen aan het karakter en de sfeer binnen de gemeente Voorst met als doel:
Op basis van de identiteit van de gemeente Voorst kunnen ruimtelijke uitgangspunten vanuit de 'Voorster Ambitie' worden geformuleerd ten aanzien van het ruimtelijk beleid. Het gaat om de volgende uitgangspunten:
De Zwarte Kolkstraat ligt in het 'Open Middengebied'. In dit gebied is sprake van een grote ruimtelijke druk. Als hoofdkoers wordt ingezet op een menging van 'groene' en 'rode' functies, waarbij ontwikkeling de motor is voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied. Door het saneren van de kassen in het zuidelijke deel van het plangebied (voorheen in eigendom van de buurman van de initiatiefnemer), is de druk op het gebied reeds enigszins verlicht. Door de sloop van een groot deel van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel Zwarte Kolkstraat 49, wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het plangebied nog eens aanzienlijk versterkt. De voorgenomen plannen passen dan ook prima binnen de visie van de RTV.
Op 29 november 2010 heeft de gemeente Voorst de Erfgoedverordening 2010 vastgesteld. Deze erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart. Deze archeologische beleidskaart beschrijft de archeologische waarden en verwachtingen van de gemeente.
De gemeente onderscheidt twee hoofdcategorieën, te weten 'archeologisch waardevolle gebieden' en 'archeologische verwachtingszones'. Deze twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën:
De hoofdcategorie archeologische verwachtingszone (AV) is onderverdeeld in de volgende categorieën:
Per categorie is beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moeten worden om de archeologische resten te beschermen.
In het plangebied komen de zones AV-5, AV-6 en AV-7 voor. In 5.2.7 wordt nader ingegaan op het archeologisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden.
Het regionale beleidskader voor functieverandering biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Als uitwerking op het beleidskader heeft de gemeente Voorst een rekenmethode voor verevening opgesteld. Verevening moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel of de omgeving daarvan. Tevens is een ervennotitie opgesteld die voor initiatiefnemers bij het opstellen en uitwerken van plannen als leidraad kan dienen. Het plan is beoordeeld aan de hand van deze gemeentelijke beleidsnotities en voldoet hieraan.
De initiatiefnemer heeft een aantal verschillende doelstellingen, wensen en ambities. Een belangrijke drijfveer voor het functieveranderingsplan is de mogelijkheid om de boerderij in familiebezit te houden en om te vormen naar een comfortabel woonhuis. Door de sloop van de oude bedrijfsgebouwen ontstaat er ruimte voor nieuw en eigentijds gebruik van het erf en de bijbehorende gronden.
Bij de uitwerking van de plannen zijn de volgende punten van belang:
Dit heeft geleid tot een mogelijke erfinrichting zoals in figuur 12 is weergegeven. In de volgende paragrafen wordt deze toekomstige erfinrichting nader toegelicht.
Figuur 12: toekomstige inrichting van het perceel
Het geheel is gericht op behoud en versterking van het landschappelijke en agrarische karakter. Gebouwen op het erf worden daarom zoveel mogelijk geclusterd, zodat een ensemble van gebouwen ontstaat. De bestaande boerderij staat als hoofdwoning op de kavel. In het ontwerp van het erf is alvast gezocht naar een passende locatie voor de te mogelijk te bouwen schuurwoning. In figuur 12 is de beoogde locatie al weergegeven. Om in de toekomst mogelijk een woning te realiseren op deze locatie, is op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' opgenomen. In de bijbehorende regels zijn de voorwaarden opgenomen waaraan de wijziging ten behoeve van de realisering van een woning (inclusief tuin) moet voldoen.
Aan de voorkant van de bestaande boerderij bevindt zich een sier-/moestuin. Ten zuiden van de boerderij ligt een open speelveld. Deze openheid zorgt mede voor een verbinding met het achterliggende terrein en een ruim uit- en overzicht over de paardenweide. Aan de noordzijde van de schuurwoning ligt een schapenweitje met een aantal fruitbomen. De zuidzijde zal ingericht worden als siertuin.
Voor het erf ten zuiden van het bakhuis worden de bestaande klinkers hergebruikt. De nieuwe kapschuur aan de zuidkant van het erf zal bestraat worden met klinkers. Met dit alles wordt een authentieke boerenerfuitstraling gecreëerd.
Door de sloop van de grote kas (in 2012) op het perceel ten zuiden van de boerderij (zie figuur 3 in paragraaf 1.3) en de voorgenomen sloop van de oude stallen, krijgt de boerderij weer een opener relatie met de achterliggende gronden. Bovendien wordt een belangrijke zichtlijn vanaf de Zwarte Kolkstraat hersteld. In het beplantingsplan is rekening gehouden met de gewenste en minder gewenste zichtlijnen. De gewenste zichtlijnen zijn in onderstaande figuur in wit weergegeven, de minder gewenste zichtlijnen in paars. Deze laatste hebben betrekking op de grote LPG-tank bij het tankstation en een breed stuk van de rijksweg A1 dat in het zicht ligt.
Figuur 13: zichtlijnen plangebied
Om met name het brede stuk snelweg aan het zicht te onttrekken is aan de uiterste oostzijde van het plangebied een wal opgenomen met een hoogte van circa 2 meter. Deze wal voorziet bovendien in de behoefte van de paarden om op een aantal plaatsen overzicht te hebben over hun omgeving. Tenslotte zal de wal een kleine bijdrage leveren aan de beperking van het geluid van de A1.
De bestaande visuele relatie tussen de boerderij en het weiland ten noorden van het plangebied en de Zwarte Kolk blijft gehandhaafd.
Het plangebied ligt op een overgangsgebied tussen twee bodemsoorten en grondwatertrappen. In het terrein is dit goed waarneembaar aan het hoogteverschil. De bodemsoorten en grondwaterstanden zijn van betekenis geweest voor de keuze van de beplanting. Op basis hiervan kan de potentieel natuurlijke vegetatie bepaald worden. Voor het oostelijk deel van het plan is dit vochtig of droog berken-zomereikenbos, met soorten als zomereik, ruwe berk, krent, vuilboom en diverse wilgen en zachte berk op de nattere delen. In het westelijk deel komt van nature het gewoon elzenbroek voor. Het gaat hierbij om soorten als zwarte els, zachte berk, es, vuilboom, boswilg, grauwe wilg, geldersche roos, zwarte bes en framboos.
Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van beplanting die nu al op en nabij het erf aanwezig is. Veel hiervan is aangeplant in het kader van het programma 'Wilp-Achterhoek in het groen' van de gemeente Voorst in samenwerking met Landschapsbeheer Gelderland.
Het gehele plan is erop gericht om een zo natuurlijk mogelijke omgeving te creëren voor paarden, die ook een landschappelijke waarde heeft. Om de paarden zo natuurlijk mogelijk te houden in een natuurlijke omgeving met zoveel mogelijk beweging, is ervoor gekozen een zogenaamd 'paddock paradijs' aan te leggen. Dit betekent dat de paarden zich bewegen op (hoofd)paden. Deze paden zijn 3 tot 4 meter breed en lopen hoofdzakelijk rondom het perceel. Er zijn ook enkele binnendoor routes. Daarbinnen ontstaan kleine weides die kunnen worden begraasd en grotere die als rijruimte voor de paarden kunnen dienen.
De paden die aangelegd worden, leiden over en naar verschillende activiteitsplaatsen om de paarden te stimuleren om zoveel mogelijk te bewegen, zoals:
Voor de beschrijving van deze onderdelen wordt verwezen naar het 'Functieveranderingsplan Zwarte Kolkstraat 49 Wilp Achterhoek', dat is opgenomen in Bijlage 1 van de regels.
Bestaande boerderij (inclusief bakhuis)
De bestaande boerderij wordt zowel van binnen als van buiten opgeknapt. De boerderij is sterk verouderd, nauwelijks geisoleerd en heeft weinig comfort. De bedoeling is om de boerderij zoveel mogelijk in de oorspronkelijke stijl op te knappen, maar daarbij wel rekening te houden met de eisen en (comfort)wensen van deze tijd. Hierbij wordt zoveel mogelijk gezocht naar duurzame oplossingen.
In figuur 14 zijn de wijzigingen weergegeven. De karakteristieke voorgevel van de boerderij blijft ongewijzigd, met uitzondering van de roedeverdeling in het glas. De achtergevel wordt sterk gerenoveerd, waarbij de oude boog en daarmee het karakter van de boerderij wordt hersteld. Het huidige woongedeelte (het voorhuis) wordt keuken en de voormalige deel (het achterhuis) wordt woonkamer inclusief berging. Het bakhuis zal worden vervangen. In het nieuwe bakhuis, dat qua uitstraling ondergeschikt is aan de boerderij, worden een slaap-, werk- en badkamer gerealiseerd.
Figuur 14: wijzigingen bestaande boerderij en bakhuis
Nieuwe woning via wijzigingsbevoegdheid
Voor de mogelijke nieuwe woning binnen het plangebied is in de regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierbinnen zijn voorwaarden gesteld waaraan bij een wijziging moet worden voldaan.
In het functieveranderingsplan dat in het kader van de voorgenomen ontwikkelingen is opgesteld, is reeds een schetsontwerp voor de betreffende woning opgenomen. Deze nieuw te bouwen woning is vormgegeven als 'schuurwoning' met aangebouwde garage/berging, als een eigentijdse vertaling van een boerenschuur. De woning is door positionering en vormgeving in hiërarchie ondergeschikt gemaakt aan de bestaande woonboerderij. Het gebouw neemt zijn eigen plaats in naast de reeds bestaande gebouwen op het boerenerf, als onderdeel van een ensemble.
Figuur 15: voorbeeldschets nieuwe woning inclusief garage/berging
Mocht te zijner tijd de wens bestaan één woning in het plangebied te realiseren ter plaatse van het gebied met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied', dan zal op grond van de gestelde voorwaarden een (nieuw) inrichtingsplan van het gebied en schetsontwerp van de gebouwen opgesteld moeten worden. Beiden moeten de instemming hebben van burgemeester en wethouders. De toekomstige inrichting en het ontwerp van de woning kunnen dan ook afwijken van hetgeen hierboven én in het functieveranderingsplan als voorbeeldschets is gepresenteerd.
Bestaande stal
De stal die gehandhaafd blijft, heeft een omvang van 11,42 x 12,32 m. Deze ruimte werd voorheen gebruikt als jongveestal. Het toekomstig gebruik is multifunctioneel. Aan de voorzijde wordt een praktijkruimte van circa 4 x 4 meter gerealiseerd, met een kleine wachtruimte en toilet. Daarnaast komt een garage, met een doorgang naar de stal. Hierin bevinden zich 2 ruime (groeps)stallen die opgesplitst kunnen worden in enkele kleinere individuele boxen. Aan de westzijde komen drie openingen, twee aan de stalzijde met openslaande met openslaande paardenluiken en één voor de garage. Deze vormen samen een mooie eenheid, waardoor de schuur meer het uiterlijk van een paardenstal krijgt.
Figuur 16: te verbouwen schuur
Kapschuur
De nieuwe erfindeling gaat extra onderhoud met zich meebrengen. Hiervoor zullen onder meer een kleine tractor en extra werktuigen aangeschaft moeten worden. In de bestaande schuur is vanwege de herindeling hiervan niet voldoende ruimte voor. Dit geldt ook voor de benodigde opslag van hooi en stro voor de paarden en een plek voor de paardentrailer. Een nieuwe kapschuur van 9 x 6 m biedt hier wel ruimte voor en voorkomt verrommeling van het perceel door buitenopslag. De kapschuur bestaat uit houten planken met eventueel een gemetselde spatrand. Het dak bestaat uit dakpannen afkomstig van te slopen schuren (of golfplaten).
Figuur 17 impressie kapschuur
Schuilstal
De schuilstal is gesitueerd in de zuidwesthoek van het perceel. Deze stal krijgt een oppervlakte van circa 30 m2. Rond de nieuwe schuilstal, die extra beschutting biedt voor de paarden en andere dieren, wordt veel beplanting aangelegd, zodanig dat de schuilstal vanaf de weg weinig tot niet opvalt. De ondergrond van de schuilstal bestaat uit verharding met daaroverheen een dikke laag schoon zand. De ondergrond en directe omgeving van de schuilstal worden wat opgehoogd, zodat het er in natte tijden droog blijft.
Figuur 18: impressie schuilstal
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit de diverse milieu-aspecten, flora en fauna, archeologie, parkeren & ontsluiting en water aan de orde gesteld.
Vanwege de beoogde ontwikkelingen die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is door Elementair Putten een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.
Onderzocht is of de bodem en het grondwater ter plaatse verontreinigd zijn en wat voor gevolgen een eventuele verontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag namelijk pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
De locatie is op voorhand als 'onverdachte locatie' aangemerkt. Tijdens het onderzoek zijn enkele verontreinigingscomponenten in licht verhoogde gehaltes aangetroffen, zodat de onderzochte locatie niet geheel vrij is van verontreinigingen. Derhalve dient de geformuleerde hypothese, een onverdachte locatie, formeel te worden verworpen.
Geen van de onderzochte componenten overschrijdt echter de tussenwaarde, waardoor nader onderzoek uit milieutechnisch oogpunt niet noodzakelijk wordt geacht. Uit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen beperkingen ten aanzien van het beoogde gebruik van de locatie.
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier om geluidhinder ten gevolge van wegverkeer.
In voorliggend plan wordt de bouw van een tweede woning niet bij recht mogelijk gemaakt. In de wijzigingsbevoegdheid, op grond waarvan de mogelijkheid bestaat een woning binnen het plangebied te realiseren, is als voorwaarde opgenomen dat uit akoestisch onderzoek moet blijken of ten gevolge van de geluidsbelasting van de rijksweg A1 nadere regels gesteld kunnen worden over het mogelijk 'doof' uitvoeren van één of meerdere gevels.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer. NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het afwijken van een bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de juridisch-planologische regeling van een ontwikkeling in het kader van functieverandering. Hierbij worden voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt in ruil voor de bouw van enkele nieuwe woningen (waarvan in dit geval één binnen het plangebied). Ze kan daarmee worden aangemerkt als ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De locatie is tevens niet gelegen binnen een gebied waarin de normen voor luchtkwaliteit worden overschreden.
Geconcludeerd wordt dat de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Nibm geen belemmering vormen voor de ontwikkeling die op grond van dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:
Om het aspect externe veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan te beoordelen is de Risicokaart Gelderland geraadpleegd. Op basis van deze kaart kan het volgende worden geconcludeerd.
Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het Bevi een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Transportroutes
Op circa 230 meter ten zuiden van het plangebied ligt de rijksweg A1. Deze A1 wordt gebruikt als transportroute voor gevaarlijke stoffen en heeft als gevolg daarvan een risicocontour. In het kader van het plaatsgebonden risico is voor het betreffende gedeelte van de rijksweg A1 een veiligheidszone van 15 meter vastgesteld. In de hierboven onder b genoemde Circulaire wordt aangegeven dat voor het gebied buiten een zone van 200 meter vanaf de transportroute geen beperkingen hoeven worden opgelegd aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Op ruim 230 meter ten oosten van het plangebied ligt een buisleiding, de hogedrukaardgastransportleiding N554-01. In het hierboven onder c genoemde Bevb is opgenomen dat nieuwe plannen in de omgeving van een buisleiding moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico van de buisleiding en dat het groepsrisico moet worden verantwoord. Nieuwe kwetsbare objecten, zoals een woning, mogen niet worden gerealiseerd binnen de contour van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.
Uit recent uitgevoerde risicoberekeningen in het kader van een bestemmingsplan voor een naastgelegen perceel (Zwarte Kolkstraat 51) is naar voren gekomen dat voor de aanwezige buisleiding geen contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar wordt berekend die tot buiten de buisleiding komt. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De grootste invloedsafstand van de buisleiding in verband met het groepsrisico bedraagt 140 meter. De afstand van de locatie van de nieuwe woning tot de buisleiding bedraagt tenminste 230 meter. De contour vanwege het groepsrisico als gevolg van de buisleiding vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Het toevoegen van één extra burgerwoning op het perceel Zwarte Kolkstraat 49 levert geen belemmeringen op in het kader van milieuzonering. Er bevinden zich geen bedrijven in de omgeving van het plangebied, die door de toevoeging van één woning worden belemmerd.
Op circa 70 meter ten noordoosten van het plangebied, aan de overzijde van de weg, bevindt zich een 'klein agrarisch bedrijf'. Op grond van het Activiteitenbesluit moet de minimale afstand tot een agrarisch bedrijf waar landbouwhuisdieren worden gehouden tenminste 50 meter bedragen (dit was tot voor kort geregeld in het Besluit landbouw milieubeheer). Aan deze minimale afstandseis wordt voldaan. Overigens bevinden zich reeds enkele woningen op kortere afstand van het agrarisch bedrijf. De voorgenomen ontwikkelingen vormen geen belemmering voor de bestaande agrarische bedrijvigheid.
Bescherming van gebieden valt onder de Natuurbeschermingswet 1998. De planlocatie ligt op ruime afstand van beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'Uiterwaarden IJssel'. Dit gebied ligt op een afstand van circa 4 kilometer ten oosten van het plangebied. Vanwege deze afstand is er geen sprake van een zogenaamde externe werking.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt eveneens op ruime afstand van de planlocatie. Daardoor zijn de plannen niet onderhevig aan de regels die gelden in de EHS.
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enige wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
Om aan te tonen of in of rondom de (te slopen) gebouwen en het perceel beschermde natuurwaarden aanwezig zijn, is door bureau Foreest Groen Consult uit Laag Keppel een quick-scan natuurtoets uitgevoerd (opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting). Op grond van deze quickscan kunnen de volgende conclusies worden getrokken.
Vanuit de Flora- en faunawet stuiten de voorgenomen ontwikkelingen niet op problemen. Wel zal voor de huismus een omgevingscheck moeten worden uitgevoerd om vast te stellen of de soort een geschikte alternatieve verblijfplaats kan krijgen. Verder wordt geadviseerd om de sloop vóór of na het broedseizoen uit te voeren. Wanneer de sloop tijdens het broedseizoen moet worden uitgevoerd, dan moet de locatie ontoegankelijk worden gemaakt voor de spreeuw en de boerenzwaluw. Dit kan door het tijdig verwijderen van de daktrim van de loopstal en het afdichten van de openingen met gaas, netten of zeilen. Hiermee wordt voorkomen dat deze vogels opnieuw gaan broeden in de loopstal.
Tot slot dient te worden vermeld dat bij de uitvoering van de plannen de algemene zorgplicht, op grond van artikel 2 van de Flora- en faunawet, in acht genomen dient te worden voor alle (beschermde) soorten die aanwezig zijn.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet regelt hoe Rijk, provincie en gemeente rekening moeten houden met archeologie. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het noodzaak om al in een vroeg stadium rekening te houden met archeologie. Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet inzicht zijn gegeven in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied.
In 2008 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. De Erfgoedverordening, waarin het archeologiebeleid is doorvertaald, is in 2010 vastgesteld.
Op grond van het bovenstaande is door Synthegra Archeologie uit Doetinchem een bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek en karterend booronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3 van deze toelichting).
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen gold een middelmatige verwachting en voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd gold een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting.
De conclusies van het onderzoek staan hieronder puntsgewijs beschreven.
De middelmatige archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De middelmatige verwachting voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De lage verwachting voor de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek worden gehandhaafd.
Parkeren vindt plaats op eigen erf. De bestaande woning én nieuwe woning alsmede het achterliggende terrein worden via één inrit ontsloten.
Inleiding
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
De digitale watertoets is doorlopen via de website www.watertoets.nl. Uit deze watertoets is gebleken dat er nauwelijks waterbelangen spelen. Het wateradvies voor ruimtelijke plannen met nauwelijks een waterbelang is dat de zogenaamde korte procedure gevolgd kan worden.
Beoordeling
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis van daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de plannen geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Vasthouden - bergen - afvoeren: een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen: om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceelseigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken: om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer kan hiertoe de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toepassen. Deze beslisboom is te vinden op de website op de website van het waterschap.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoetsprocedure of via de digitale watertoets geregeld, maar zullen via de daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
In artikel 3.1.6 lid 1 onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Hieronder wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan voorgenomen.
In voorliggend bestemmingsplan is de bouw van (tenminste) een woning mogelijk. Deze ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden zullen na uitvoering van de landschappelijke maatregelen zoals genoemd in het functieveranderingsplan, landschappelijke waarden hebben. De bestemmingsregeling is erop gericht om deze nieuwe waarden mogelijk te makenen in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Binnen deze bestemming mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit mogen geen (bedrijfs)woningen of voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn. Voor het beschermen van de landschappelijke waarden is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in het artikel opgenomen.
Gronden met de bestemming 'Tuin' dienen zoveel mogelijk onbebouwd te blijven. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van een overkapping is niet toegestaan.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed & breakfast, groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel de woningen (bestaand en nieuw) als de bijgebouwen dienen te worden gebouwd. Andere bouwwerken mogen ook buiten de bouwvlakken worden opgericht. De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken is opgenomen in de regels en op de verbeelding.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de bestemming 'Wonen' is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een maximum oppervlak van 100 m2. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Bed & breakfast
De woningen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak.
Karakteristieke bebouwing
De bestaande boerderij heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Voor dit gebouw geldt dat het belangrijk is om de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen in stand te houden en mogelijk te herstellen. Hiervoor is de bestaande maatvoering bepalend, evenals de hoofdvorm, dakhelling en nokrichting.
Voorwaardelijke verplichting
Binnen deze bestemming is een zogenaamde 'voorwaardelijke verplichting' opgenomen. De bouwmogelijkheden die door dit bestemmingsplan ontstaan, zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Binnen 3 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dient uitvoering te zijn gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 van de regels opgenomen 'Functieveranderingsplan Zwarte Kolkstraat 49 Wilp Achterhoek', teneinde te komen tot een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing. Worden de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' in strijd met de bestemming.
Om de archeologisch waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
Een bestemmingsplan zonder flexibiliteitsbepalingen kan te star zijn. Na vaststelling van een bestemmingsplan kunnen in de loop der tijd nieuwe ontwikkelingen gewenst zijn. Flexibiliteit in een bestemmingsplan biedt dan ook beleidsruimte om bepaalde ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitsbevoegdheden (artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door bijvoorbeeld het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van een plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
Wijzigingsbevoegdheid categorie-indeling Staat van Bedrijfsactiviteiten
Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegheid. Deze wijzigingsbevoegdheid mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 2 van de regels) te kunnen wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Wijzigingsbevoegdheid bouw woning
Om de mogelijkheid open te houden om in de toekomst -op grond van het functieveranderingsbeleid- een tweede woning binnen het plangebied te realiseren, is een deel van de gronden aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders het plan onder voorwaarden wijzigen. Eén van de voorwaarden luidt dat vóór wijziging van het plan, voor de gronden binnen de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' een inrichtingsplan, en voor de woningen en eventuele bijgebouwen onder architectuur, een schetsontwerp moet zijn ingediend die de instemming hebben van burgemeester en wethouders.
Op grond van artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te voeren met die diensten van het Rijk en provincie, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met behartiging van belangen welke in het geding zijn. In lid 2 van hetzelfde artikel wordt de Minister van Infrastructuur de mogelijkheid geboden aan te geven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bericht over de wijzigingen in de wijze van overleg over gemeentelijke plannen tussen gemeenten en het Rijk.
Op 1 januari 2012 is de VROM-inspectie samengevoegd met de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot de Inspectie Leefomgeving en Transport. De ILT heeft in het nieuwe toezichtsbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over gemeentelijke voorontwerpplannen, waarbij geen sprake is van rijksbelang. Plannen hoeven niet voor vooroverleg te worden opgestuurd en tevens hoeven publicaties van ontwerp- en vastgestelde plannen niet meer te worden opgestuurd. In voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van rijksbelang. Vooroverleg en inkennisstelling van de terinzagelegging van dit plan kunnen daarom achterwege blijven.
De provincie Gelderland wenst alleen betrokken te worden bij ruimtelijke plannen waarbij sprake is provinciaal belang. In dit geval is daarvan geen sprake, zodat geen vooroverleg heeft plaatsgevonden. De provincie zal wel in kennis worden gesteld van de terinzagelegging van dit plan, aangezien het om een bestemmingsplan in het kader van functieverandering gaat.
Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Vallei en Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 5.3.2. Uit de digitale watertoets is gebleken dat nauwelijks sprake is van waterbelangen. Nader overleg met het waterschap is niet nodig.
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding van ruimtelijke procedures waarmee zij is belast, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase, als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van voorliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.