Plan: | Broekstraat 31 in Klarenbeek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20175-VS00 |
Op 15 mei 2013 heeft de heer S. Warren van Witteveen Architecten uit Apeldoorn, namens de heer en mevrouw Elijzen, een formeel verzoek om medewerking aan functieverandering aan de Broekstraat 31 in Klarenbeek ingediend. Het initiatief betreft de sloop van de huidige bijgebouwen en de herbouw van twee nieuwe loodsen ten behoeve van het metaalconstructie- en installatietechniekbedrijf van de familie Elijzen. De twee loodsen hebben een maximaal bebouwd oppervlakte van 750 m2 bruto vloer oppervlak. Het bestaande woonhuis met de aangrenzende berging/garage blijft ongewijzigd. Deze berging/garage is ten behoeve van de woonfunctie en zal geen gebruik gaan uitmaken van de bedrijfsfunctie.
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in figuur 1. De locatie ligt ten noorden van de kern Klarenbeek, aan de Broekstraat 31. Een luchtfoto van het plangebied is opgenomen in figuur 2. Het perceel staat kadastraal bekend als VOO00, sectie G, perceelnummer 1913.
![]() |
Figuur 1 - Situering van het plangebied in de omgeving. Het plangebied is rood omcirkeld. |
![]() |
Figuur 2 - Luchtfoto (2012). Het plangebied is rood omlijnd. |
Het perceel Broekstraat 31 in Klarenbeek heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld op 28 januari 2013) de bestemming 'Bedrijf' met functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats'. In het voorliggende plan worden er strakke bouwvlakken opgenomen, zodat de gewenste ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft. De vrijkomende locatie wordt landschappelijk heringericht en krijgt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Voor een aantal toe te voegen groenelementen wordt de bestemming 'Groen' opgenomen.
Om dit te kunnen realiseren moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.
![]() |
Figuur 3 - Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied'. |
Doel van voorliggend bestemmingsplan is het planologisch waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit op het perceel Broekstraat 31 in Klarenbeek en het in stand houden van de bestaande bedrijfsactiviteiten, zijnde metaalconstructie en installatietechniek met de daarbij behorende bedrijfsbebouwing, en het behouden van de woonfunctie binnen de voormalige agrarische bedrijfswoning.
Het perceel is gelegen in het buitengebied van de gemeente Voorst, op korte afstand van de kern Klarenbeek. Het plangebied omvat een oud boerenerf dat jaren geleden door het metaalconstructiebedrijf in gebruik is genomen. Achter op het terrein staan vier oude loodsen/schuren, die nu gebruikt worden als opslagruimte. Het buitenterrein staat vol met materialen en is grotendeels verhard. Op enkele coniferen hagen na ontbreekt elke beplanting. Aan de oostzijde van het perceel loopt een kleine watergang. Deze watergang is geen eigendom en is met een stevig laag hekwerk van het bedrijfsterrein afgescheiden.
![]() |
Figuur 4 - Bestaande woning Broekstraat 31 in Klarenbeek. |
![]() |
Figuur 5 - Zij-aanzicht van het perceel, met achter op het erf één van de loodsen. |
Het plangebied ligt in een natte heideontginningen landschap. In het LOP (Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe Tot IJssel) wordt het landschapsbeleid ten aanzien van de natte heideontginningen omschreven. Veel natte heideontginningen zijn kleinere, geïsoleerde gebieden, meestal gelegen tussen de lager gelegen beekdalen en hoger gelegen bouwlanden en dekzandruggen. Deze gebieden waren door kwel en afstromend water erg nat. Bovendien waren de zandgronden erg voedselarm. Lange tijd bleven deze gebieden onontgonnen en onbewoonbaar. Verschillende factoren maakten het mogelijk de heidegebieden rond 1900 te ontginnen. Belangrijk waren de ontdekking van kunstmest, de komst van goedkope wol uit Australië (waarmee het nut van de heidevelden voor de schapenhouderij verviel) en de verbetering van de ontwatering van de natte heidevelden. Men ging rationeel te werk. Dit is te zien aan de rechte lijnen: zo veel mogelijk rechte wegen en rechte percelen. Sommige van de natte heideontginningen zijn maar klein en toch goed herkenbaar aan het ontginningspatroon. Langs veel wegen staan inmiddels verspreide (agrarische) bebouwing, waardoor het gebied geleidelijk aan zijn kenmerkende openheid heeft verloren. Berken langs de wegen zijn karakteristiek voor deze vochtige gronden.
![]() |
Figuur 6 - Kaartbeeld uit 'Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel', natte heideontginningen landschap. Het plangebied is rood omcirkeld. |
Het plangebied ligt verder buiten de Ecologische hoofd Structuur (EHS). Natura 2000 gebieden, de Veluwe en Landgoederenzone Brummen liggen op meer dan 4 kilometer afstand. Het Natura
2000 gebied Uiterwaarden IJssel ligt op ruim 6 kilometer afstand.
De voorgevels van boerderijen in het natte heideontginningen landschap zijn op de weg gericht, de bijgebouwen staan achter (ten opzichte van de weg) het woongedeelte van de boerderij of de woning. Boerderijen, voormalige boerderijen, woningen en overige bebouwing staan verspreid in het landschap.
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Beleidsthema's zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Deze komen aan bod in Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden en onderzoek.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Dit bestemmingsplan is een plan van lokaal belang. Geen van de 13 nationale belangen zijn in dit plan aan de orde. Het rijksbeleid is dan ook niet van toepassing.
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:
Ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.
Het plangebied ligt binnen het stedelijk netwerk 'Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer'. Binnen dit rode raamwerk geldt voor functieverandering het regionaal vastgestelde beleid 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies', zie ook paragraaf 3.3.2 .
Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten zoals genoemd in het streekplan.
![]() |
Figuur 7 - Uitsnede 'Beleidskaart ruimtelijke structuur Streekplan 2005 (de ligging van het plangebied is aangegeven met een ster). |
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. In artikel 2 'Verstedelijking' van de Regels behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald waar in Gelderland nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt.
Dit bestemmingsplan betreft een functieveranderingsplan, wat betekent dat nieuwe bebouwing onder voorwaarden is toegestaan. De Ruimtelijke Verordening zegt hierover het volgende: 'In een bestemmingsplan kan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, en 2) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.'
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden die de Ruimtelijke Verordening stelt. De nieuwe bebouwing leidt per saldo tot een vermindering van het bebouwde oppervlak en in Hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt, in combinatie met de in de bijlage opgenomen functieveranderings- en inrichtingsplannen, onderbouwd op welke manier de nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
Hiernaast stelt het provinciale beleid dat in het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering voor de maatvoering en specifieke voorwaarden kan worden aangesloten bij regionaal vastgestelde beleidskaders. In dit geval betreft dit de beleidsnota 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies'. Deze nota is vastgesteld voor de regio Stedendriehoek. Zie hiervoor paragraaf 3.3.2.
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan.
De visie doet geen uitspraken over het vervangen van bedrijfsbebouwing in het buitengebied met gebruik van het beleid functieverandering.
De provincie heeft de regio's de kans geboden het beleidskader voor functieverandering op regionaal niveau nader uit te werken, waarbij eventueel van het streekplan valt af te wijken.
Zodoende hebben de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen in het rapport 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Doordat Gedeputeerde Staten van Gelderland het beleidskader hebben goedgekeurd, treedt dit beleid in de plaats van het generieke streekplanbeleid voor functieverandering.
Functieverandering biedt, door het toestaan van nieuwe economische dragers, belangrijke kansen voor het verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. En vooral ook voor het verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren.
In het rapport 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' staat omschreven aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing voor werken.
Bij werken geldt géén ondergrens voor de hoeveelheid vrijkomende bebouwing. Bij combinaties van wonen en werken krijgt de woning altijd de bestemming bedrijfswoning.
Voor de locatie Broekstraat 31 in Klarenbeek is hergebruik van vrijkomende gebouwen voor werken toegestaan tot 750 m2 vloeroppervlakte. De niet her te gebruiken bebouwing dient te worden gesloopt.
In tegenstelling tot het streekplan staat de Regio Stedendriehoek vervangende nieuwbouw voor werken wel toe, om de volgende redenen en onder de volgende voorwaarden:
Het onderliggende plan voldoet aan het regionale beleid en de voorwaarden voor functieverandering naar werken, zoals genoemd in het rapport 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies'.
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV, vastgesteld op 31 januari 2005) geeft een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. In de RTV worden onder ander de "Voorster Ambitie" beschreven. De "Voorster Ambitie" is de aanpassing van de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen aan het karakter van en de sfeer binnen de gemeente Voorst met als doel:
Op basis van de identiteit van de gemeente Voorst kunnen ruimtelijke uitgangspunten vanuit de "Voorster Ambitie" worden geformuleerd ten aanzien van het ruimtelijk beleid. Het gaat om de volgende uitgangspunten:
Het plangebied ligt in het 'Open Middengebied'. Het Open Middengebied bevindt zich in het hart van de gemeente en van de Stedendriehoek. De ruimtelijke druk in het gebied is groot. Als hoofdkoers wordt ingezet op een menging van 'groene' en 'rode' functies waarbij ontwikkeling de motor is voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied. In het Open Middengebied is ruimte voor nieuwe activiteiten. Ook biedt het Open Middengebied mogelijkheden voor het vestigen van woon-, werk- en recreatieve functies in vrijkomende agrarische bebouwing.
De gewenste ontwikkeling aan de Broekstraat 31 in Klarenbeek past binnen de visie van de RTV.
![]() |
Figuur 8 - Kaart deelgebieden landelijk gebied uit de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (de ligging van het plangebied is aangegeven met een ster). |
Op 29 november 2010 heeft de gemeente Voorst een erfgoedverordening vastgesteld. De erfgoedverordening bestaat uit regels en bijbehorende archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. De gemeente onderscheid twee hoofdcategorieën, te weten archeologisch waardevolle gebieden en archeologische verwachtingszones. De twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën.
De hoofdcategorie archeologisch waardevolle gebieden (AWG) is onderverdeeld in de volgende categorieën:
De hoofdcategorie Archeologische verwachtingszone (AV) is onderverdeeld in de volgende categorieën:
Per categorie is beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moet worden om de archeologische resten te beschermen.
In het plangebied komt de zone AV-categorie 6 voor. In paragraaf 5.2 Archeologie wordt nader ingegaan op het onderwerp 'archeologie'.
![]() |
Figuur 9 - Archeologische beleidskaart (de ligging van het plangebied is aangegeven met een ster). |
Het regionale beleidskader voor functieverandering biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Als uitwerking op het beleidskader heeft de gemeente een rekenmethode voor verevening opgesteld. Verevening moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel of de omgeving daarvan. Tevens is een ervennotitie opgesteld die voor initiatiefnemers bij het opstellen en uitwerken van plannen als leidraad kan dienen. Het plan is beoordeeld aan de hand van deze gemeentelijke beleidsnotities en voldoet hieraan.
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de sloop en vervangende nieuwbouw van twee bedrijfsloodsen aan de Broekstraat 31 in Klarenbeek. Dit gebeurt in het kader van functieverandering. Voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt, en deze locatie wordt landschappelijk verfraaid. In ruil daarvoor worden op een andere plek op het perceel twee nieuwe loodsen gebouwd, met een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing.
De nieuwe bedrijfspanden, die onderdeel uitmaken van een functieverandering voor het staalconstructiebedrijf aan de Broekstraat 31 in Klarenbeek, zijn in samenspraak met de gebruikers ontworpen door een verschijningsvorm te kiezen vanuit een persoonlijke invalshoek en maximale afstemming met de gebruiksfuncties. De verschijningsvorm is op basis van gelijkwaardigheid van vorm en functie ontstaan.
De lay-out is gevormd door de functionaliteit en gewenste beleving te combineren, met het besef dat het bouwwerk afwijkt van een traditioneel bedrijfspand. Het bouwwerk is een persoonlijke uitdrukking van de gebruiker die waarde hecht aan de werkomgeving en de intentie heeft om een eigen betekenis te geven aan het agrarische karakter die gebouwen doorgaans hebben.
Karakteristiek en markant zijn de lange horizontale ramen die het onderkomen van een staalconstructiebedrijf niet zomaar bevestigt. Op de kopse gevels worden grote stalen schuifdeuren ingepast om de bevoorrading mogelijk te maken. De hoofdentree is gelegen aan de lange zijde en ligt in de luwte van de breedste gebouwzijde waarin de productieruimte is ondergebracht.
Voor de gevelmaterialen zal zo mogelijk onderhoudsvrije materialen worden ingezet. De kleurstelling is in hoofdzakelijk grijs, zwart, antraciet, het gebouw is ondergeschikt aan de woning. Alle stalen (naturel verzinkte kleurstelling) constructieonderdelen worden zelf gemaakt en opgebouwd en zijn contrasterend tegenover de grijze achtergrond van de gevels. De beroepsuitdrukking zal zichtbaar zijn in de gebouw zowel in de gevelzone als in het interieur.
De te gebruiken materialen zijn:
Op het dak worden zonnecollectoren subtiel ingepast opdat het gebouw maximaal duurzaam zal zijn voor nu en in de toekomst.
Het bestemmingsplan vormt een juridische verankering van het ontwerp, inclusief een toelichting op de planvorming. Naast het bestemmingsplan is een Beeldkwaliteitplan (Bijlage 1 van de Regels) opgesteld, dat door de gemeenteraad gelijktijdig met het bestemmingsplan zal worden vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota. Het Beeldkwaliteitplan bevat het gewenste eindbeeld voor de ontwikkeling. Om het gewenste ambitieniveau daadwerkelijk te kunnen realiseren is het van belang dat niet alleen van de gemeente, maar ook van de initiatiefnemer, extra inspanning wordt gevraagd om de beeldkwaliteit te waarborgen.
Vergunningsaanvragen (bouwplannen) zullen door de Welstandscommissie van de Gemeente Voorst worden beoordeeld, met als toetsingskader het Beeldkwaliteitplan Broekstraat 31 in Klarenbeek. De gemeente Voorst hanteert voor deze locatie hoge welstandseisen. De welstandscommissie zal dan ook alleen plannen van voldoende niveau in behandeling nemen. Bovendien zullen deze plannen eerst met positief resultaat in bovengenoemd overleg met de gemeente moeten zijn behandeld en beoordeeld. Bij de welstandsbeoordeling zal het terreininrichtingsplan mee worden getoetst.
De welstandscommissie kan van het Beeldkwaliteitplan afwijken, mits dit een beter resultaat oplevert dan aanhouden aan het plan èn mits het nieuwe plan minimaal als 'goed' wordt beoordeeld.
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit flora en fauna, archeologie, verkeer en parkeren, milieu en water behandeld.
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enige wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
In dit kader is een quick-scan natuuronderzoek uitgevoerd in en rondom een viertal oude tot zeer oude loodsen/schuren (voormalige veestallen) op het terrein aan de Broekstraat 31 in Klarenbeek. Deze gebouwen worden gesloopt en vervangen door twee nieuwe aan de tijd en gebruik aangepaste bedrijfsruimten.
Conclusie van de quick-scan is dat het slopen van de schuren/loodsen en de herontwikkeling van het terrein geen gevolgen heeft voor de flora, voor de zoogdieren, voor de amfibieën, reptielen en ongewervelden, voor de vogels (onder voorwaarde dat de sloop buiten het broedseizoen plaatsvindt) en voor de vleermuizen. De flora en faunawet wordt niet overtreden.
Het volledige onderzoek is opgenomen in 'Bijlage 1 Quick-scan natuuronderzoek'.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: "De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten".
In 2008 is door RAAP Archeologisch adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 is vastgesteld. De Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2010 vastgesteld.
Het plangebied aan de Broekstraat 31 in Klarenbeek ligt in AV-categorie 6: zone met een middelmatige archeologische verwachting. Deze verwachtingswaarde wordt op de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.
Het parkeren voor de bedrijfswoning vindt plaats op eigen terrein. Daar is voldoende ruimte voor.
Voor de bedrijfsauto's is er ruimte in één van de nieuw te bouwen loodsen. Deze worden daarmee aan het zicht onttrokken vanaf de openbare weg.
De ontsluiting van het terrein wordt niet gewijzigd.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om eventuele verontreiniging van grond en grondwater van de locatie vast te stellen en een globaal inzicht te verschaffen in de aard, plaats en concentratie van eventuele verontreinigende stoffen.
Conclusie van het onderzoek is dat de kwaliteit van de bodem geen milieuhygiënische belemmeringen geeft voor de nieuwbouw op het perceel. Er hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden. Hergebruik van eventueel bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond op het eigen terrein is zonder meer toegestaan.
Het volledige onderzoek is opgenomen in 'Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek'.
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
Van dergelijke ontwikkelingen is in dit plan geen sprake. Nader onderzoek met betrekking tot luchtkwaliteit is dan ook niet nodig.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt op dat punt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.
![]() |
Figuur 10 - Uitsnede risicokaart. Het plangebied is rood omcirkeld. |
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen.
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De rijksweg A1 is gelegen op zeer ruime afstand van het plangebied en over de nabijgelegen spoorlijn (Apeldoorn-Zutphen) vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Externe veiligheid zal dan ook geen belemmering opleveren voor het plan. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Op het perceel Broekstraat 31 in Klarenbeek is een dergelijke buisleiding niet aanwezig.
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Met behulp van de systematiek uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering, nr. 9 uitgave 2009" is bepaald binnen welke straal het bedrijf invloed op de omgeving heeft en met welke aspecten rekening gehouden moet worden. Voor het metaalconstructie- en installatietechniekbedrijf geldt een aan te houden milieuzone voor geluid van 100 meter vanaf de inrichtingsgrens. Voor geur, stof en veiligheid geldt een afstand van 30 meter vanaf de inrichting. De huidige afstand van de inrichting tot een gevoelig object (woning van derden) is circa 5 meter.
Er is daarom akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.4.5 Geluid). Hieruit is gebleken dat het mogelijk is om de richtafstanden te verkorten. De in de toekomstige situatie aanwezige afstand van 30 meter tussen het bedrijf en de gevoelige bestemming is voldoende.
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Voor het onderhavige bestemmingsplan worden geen extra geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. De Wet geluidhinder is daarom niet van toepassing.
Wel speelt geluid een rol met betrekking tot de milieuzonering. Wanneer een milieubelastend bedrijf wordt gesitueerd dient voldoende ruimte aanwezig te zijn tussen het bedrijf en bestaande milieugevoelige objecten (woningen) Voor het exploiteren van een metaalconstructie- en installatietechniekbedrijf geldt een minimale afstand van 100 meter tussen het bedrijf en een gevoelige bestemming (woning van derden). De huidige afstand van de inrichting tot het maatgevende gevoelige object is circa 5 meter. Om te onderzoeken of er een mogelijkheid is om de richtafstand te verkorten, is er een akoestisch prognoseonderzoek uitgevoerd. Hierin is de bouw van een nieuwe bedrijfshal, ter vervanging van de huidige bebouwing van het metaalconstructie- en installatietechniekbedrijf aan de Broekstraat 31 in Klarenbeek, meegenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat ruimschoots voldaan kan worden aan de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus uit het Activiteitenbesluit. Ook de indirecte hinder als gevolg van het zeer beperkt aantal voertuigbewegingen in de dagperiode op de openbare weg is akoestisch niet herkenbaar ten opzichte van het verkeer op de openbare weg. Er zal daarom ruimschoots voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat het verkorten van de richtafstand van 100 meter mogelijk is. Voor de toekomstige situatie, zoals dit met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, is met betrekking tot het aspect geluid sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Het volledige onderzoek is opgenomen in 'Bijlage 2 Akoestisch onderzoek'
Volgens de Activiteitenbesluit Internet Module tool (AIM-tool) wordt het metaalconstructie- en installatietechniekbedrijf van Elijzen getypeerd als een type-B bedrijf. Dit is met name het gevolg van de metaalbewerking en laswerkzaamheden. Een melding Activiteitenbesluit is derhalve vereist.
Voor zover de uitgangspunten van het ontwerp in acht worden genomen en de werkzaamheden in de achterste hal plaatsvinden zijn er geen milieubelemmeringen te verwachten. Het bedrijf dient wel een melding in te dienen conform het Activiteitenbesluit.
Voor het plangebied is de digitale watertoets doorlopen via www.dewatertoets.nl. Uit deze watertoets is gebleken dat de normale procedure gevolgd kan worden.
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Mogelijk heeft het zelfs een positieve invloed door de afname van het verharde oppervlak op het terrein.
De onderhoudsstrook langs de A-watergang (Dalksloot) blijft ook gewoon toegankelijk voor het Waterschap.
![]() |
Figuur 11 - Uitsnede kaart Watertoets. |
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Vasthouden - bergen - afvoeren: Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen: Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken: Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer kan hiertoe de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toepassen. Deze beslisboom is te vinden op de website van het waterschap.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Hieronder wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Dit bestemmingsplan maakt de vervangende nieuwbouw van bedrijfsbebouwing mogelijk. Deze ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering hiervan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer. Hiertoe is tussen de gemeente en initiatiefnemers een overeenkomst gesloten. Het is daarom niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden zullen na de uitvoering van de landschappelijke maatregelen zoals genoemd in het Beeldkwaliteitplan Broekstraat 31 in Klarenbeek landschappelijke en ecologische waarden hebben. De bestemmingsregeling is er op gericht om deze nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Binnen deze bestemming zijn alleen gebouwen ten behoeve van schuilgelegenheden voor dieren toegestaan met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 20 m2 en andere bouwwerken in de vorm van afrasteringen tot een hoogte van maximaal 1 m. Voor het handhaven is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden opgenomen.
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven, een bedrijfswoning, beroepen aan huis, bed & breakfast alsmede ondergeschikte voorzieningen als groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeerplaatsen, laad- en losvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen.
Categorie bedrijven
Bij de bestemming Bedrijf is ervoor gekozen om in ieder geval alle bedrijven tot en met categorie 2 toe te staan. De regeling biedt op deze manier ruimte aan de meeste bedrijven. Door te werken met 'specifieke vorm van bedrijf' wordt ervoor gezorgd dat op deze locatie expliciet een constructiewerkplaats is toegestaan. De aanduiding zorgt ervoor dat het soort bedrijf dat er nu zit specifiek en positief bestemd is. Wanneer dit bedrijf wordt beëindigd, kan er altijd een soortgelijk bedrijf terugkomen en anders valt die terug in de categorie bedrijven die op die plek maximaal toelaatbaar is.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
De VNG- publicatie Bedrijven en milieuzonering is een hulpmiddel voor het bepalen van de verantwoorde afstanden (voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming). De richtafstandenlijsten (bijlagen bij de publicatie) hebben als basis gediend voor het samenstellen van onze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Uit deze lijsten zijn de functies en activiteiten geschrapt die niet binnen de bestemming Bedrijf (bijvoorbeeld onderwijs) passen. Ook zijn bedrijven die zich nooit hier in de gemeente kunnen vestigen geschrapt, zoals zeevaartgebonden bedrijven. Per bestemmingsplan wordt (als bijlage) een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Binnen de bestemming Bedrijf is geregeld dat bebouwing uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak. Dit maakt dat op de plankaart de grootte en ligging van het bouwvlak de bouwmogelijkheden bepalen.
De maatvoering van het bouwvlak is maatwerk. Hierbij is gekeken naar wat ruimtelijk aanvaardbaar is en de vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenste situatie (bijvoorbeeld voorkomen van gebouwen op ongewenste plekken). In beginsel is bedrijven 10% uitbreidingsruimte geboden. Dit om te anticiperen op bedrijfsuitbreiding(en); herzieningen/ontheffingen worden op deze manier zo veel mogelijk voorkomen.
Binnen het bouwvlak
Er is gekozen voor een flexibele systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel gebouwen als andere bouwwerken zijn toegestaan. Onder gebouwen worden de bedrijfsgebouwen en de eventueel aanwezige bedrijfswoning verstaan. Voor wat betreft de maatvoering van gebouwen (maximale toegestane (goot)hoogten) wordt met aanduidingen op de plankaart gewerkt. Voor de bedrijfswoning geldt dat deze alleen is toegestaan waar deze op de plankaart is aangeduid. Voor de bedrijfswoning is een maximale inhoudsmaat opgenomen.
Buiten het bouwvlak
Buiten het bouwvlak zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan. Dit mag volgens de op dit moment geldende wettelijke normen.
Binnen de bestemming Bedrijf worden ook aan huis verbonden beroepen toegestaan. Aan huis verbonden bedrijven passen al binnen de bestemming. Aan deze aan huis verbonden beroepen worden de voorwaarden verbonden dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en maximaal 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen met een gezamenlijk maximum van 50 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer. Ook moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Binnen de bestemming Bedrijf wordt binnen de bedrijfswoning ook bed & breakfast mogelijk gemaakt. Per bouwperceel mogen maximaal drie kamers worden ingericht voor bed & breakfast, met maximaal acht bedden. Ook hier mag de activiteit geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
De standaard gaat uit van de hoofdlijn dat de doeleindenomschrijving een uitputtende opsomming bevat van de toegelaten gebruiksfuncties. Die hoofdlijn wordt verlaten ten aanzien van geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Van deze inrichtingen wordt in de regels gezegd dat ze niet tot de bestemming 'Bedrijf' behoren. De reden hiervoor is het bijzondere karakter van de Wet geluidhinder. Deze wet is de enige sectorale wet die rechtstreeks doorwerkt in het bestemmingsplan. Voor de grote lawaaimakers werkt dit zodanig uit dat deze zijn toegelaten indien het bestemmingsplan dat binnen de bedrijvenbestemming mogelijk maakt. Het bestemmingsplan dient in dat geval ook te voorzien in een geluidzone. Het omgekeerde is ook aan de orde: indien het bestemmingsplan deze geluidproducerende inrichtingen niet toelaat, zijn ze verboden. Teneinde over hun toelaatbaarheid geen enkel misverstand te laten bestaan verdient het aanbeveling daarover expliciet een uitspraak te doen in de planregels. Voor de bestemming 'Bedrijf' werkt dit dan zodanig uit dat daarin altijd wordt opgenomen dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.
Voor het toestaan van bedrijven in een hogere bedrijfscategorie (in de regel: categorie 3.1) waar bedrijven in een lagere categorie (in de regel: tot en met categorie 2) zijn toegestaan, kan door burgemeester en wethouders afgeweken worden. Voorwaarde is dat het bedrijf dezelfde ruimtelijke uitstraling heeft.
In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een zogenaamde voorwaardelijke verplichting. Het gebruik als constructiewerkplaats is namelijk alleen toegestaan als er een ruimtelijke kwaliteitsimpuls tegenover staat in de vorm van goede architectuur van nieuwe gebouwen en aanleg van beplanting, conform het in Bijlage 1 van deze regels opgenomen Beeldkwaliteitplan Broekstraat 31 in Klarenbeek. De kwaliteitsimpuls komt ten goede aan de verbetering van de landschappelijke en ecologische waarden van het gebied. Om deze onderlinge relatie tussen de bedrijfsmogelijkheden en de kwaliteitsimpuls juridisch vast te leggen, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
De bestemming Groen wordt gebruikt om de nieuw aan te planten groenstructuren (elzensingels, knotwilgen en andere landschapsbeplanting) te bestemmen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden, afschermende beplanting, voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Wegen zijn niet toegestaan.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
De gronden ten westen en noordwesten van de bestaande bedrijfswoning hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Deze gronden dienen zoveel mogelijk onbebouwd te blijven. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van een overkapping is niet toegestaan.
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
In artikel 3.1.1, lid schrijft het Bro voor dat de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn. In dezelfde artikelen van het Bro wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft het Ministerie I&M bericht over de wijzigingen in de wijze van het overleg over gemeentelijke plannen tussen gemeenten en het Rijk.
Op 1 januari 2012 is de VROM-inspectie samengevoegd met de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over voorontwerp gemeentelijke ruimtelijke plannen, waarbij geen sprake is van rijksbelang. Plannen hoeven niet voor vooroverleg te worden opgestuurd en tevens hoeven publicaties van ontwerp- en vastgestelde plannen niet meer te worden opgestuurd. In dit geval is geen sprake van rijksbelang, vooroverleg en in kennisstelling van terinzagelegging kunnen daarom achterwege blijven.
De provincie Gelderland wenst alleen betrokken te worden bij ruimtelijke plannen waarbij sprake is van provinciaal belang. Van provinciaal belang is hier geen sprake, zodoende heeft geen vooroverleg plaatsgevonden. De provincie zal wel in kennis gesteld worden van de terinzagelegging van dit plan aangezien het om een bestemmingsplan in het kader van functieverandering gaat.
Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 5.5. Voor zogenaamde postzegelplannen, waar hier sprake van is, wordt nader vooroverleg niet noodzakelijk geacht en is een digitale watertoets voldoende.
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 26 september 2013 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.
Er is tijdens de terinzagelegging geen zienswijze ingediend en ook anderszins is er geen aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen ten opzichte van het ontwerp. Daarom is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.