Plan: | Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20169-VS00 |
Onderzocht is of de bodem en het grondwater ter plaatse verontreinigd zijn en wat voor gevolgen een eventuele verontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag namelijk pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
In september 2012 heeft Buro Antares een verkennend bodemonderzoek en een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd (projectnummer 012072). Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 1 bij de toelichting. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de voorgenomen nieuwbouw in het plangebied. Het onderzoek heeft tot doel een actueel en betrouwbaar inzicht te geven in de milieuhygiënische bodemkwaliteit.
Ter plaatse van bouwkavel 3 blijkt een overschrijding van de interventiewaarde voor nikkel in het grondwater aanwezig te zijn. Gezien het ontbreken van een potentiële bron en het vaker voorkomen van dergelijke waarden binnen de gemeente kan er van worden uitgegaan dat het een verhoogde achtergrondconcentratie betreft.
Ter plaatse van bouwkavel 2 is tijdens het verkennend bodemonderzoek door middel van analyse in het laboratorium asbest aangetroffen in het mengmonster. De asbest is volgens het analysecertificaat afkomstig van asbesthoudende golfplaten. Naar aanleiding hiervan is een nader onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij de toelichting gevoegd. Tijdens het nader onderzoek is visueel en analytisch geen asbest meer aangetroffen. Dit houdt echter niet in dat er ook geen asbest meer aanwezig is in de bodem op het terrein, aangezien asbest zeer plaatselijk wel aanwezig kan zijn. Tijdens grondverzet moet men daarom alert zijn op de aanwezigheid van asbest.
Het bureau Sain Milieuadvies heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van de bouw van de nieuwe woningen. De nieuwe woningen liggen binnen de invloedsfeer van de Lochemsestraat, de Tiendijkenseweg en de Ganzevlesweg. Het plan ligt tevens binnen de invloedssfeer van luchthaven Teuge. In het akoestisch onderzoek is onderzocht of de geluidsbelasting van de wegen op nieuwe woonbestemmingen binnen de geplande locaties voldoet aan de wettelijke eisen. Daarnaast is ingegaan op de geluidsbelasting ten gevolge van de luchthaven.
Wegverkeerslawaai
Uit de contouren blijkt, dat de geluidsbelasting ten gevolge van zowel de Lochemsestraat als de Ganzevlesweg overal binnen de planlocaties voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh, met toepassing van aftrek ex art. 110g Wgh. De woningen kunnen ten aanzien van wegverkeerslawaai overal binnen de drie planlocaties gebouwd worden zonder verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder.
Luchtvaartlawaai
In 2009 is de Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) in werking getreden. Hiermee is de provincie verantwoordelijk geworden voor luchthaven Teuge. De provincie bepaalt onder meer hoeveel geluidsoverlast en vervuiling de luchthaven mag veroorzaken. De provincie stelt in haar 'omgevingsbeleid luchthavens' dat er op dit moment voor luchthaven Teuge géén aanleiding is om tot een andere afweging te komen dan reeds in het verleden is gemaakt. De ruimtelijke bescherming van luchthaven Teuge blijft daarom ongewijzigd. Daarom is getoetst aan het toetsingskader zoals dat is opgenomen in het 'Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart'.
De planlocaties liggen binnen de 47 Bkl contour. Volgens het Besluit is toevoeging mogelijk van geluidsgevoelige objecten die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone nog niet aanwezig waren en waarvoor nog geen bouwvergunning is verleend en die:
De nieuwe woningen worden toelaatbaar geacht omdat ze gebouwd worden ter vervanging van de bedrijfsgebouwen op het voormalige agrarische erf aan de Ganzevlesweg 12 op basis van het functieveranderingsbeleid. Daarnaast acht de gemeente hogere geluidswaarden voor de woningen toelaatbaar gelet op de realisering van maatschappelijke doelen die volgen uit de Gebiedsvisie Weteringse Broek, zoals verfraaiing van het landschap en verruiming van de recreatiemogelijkheden. Tevens biedt dit deelproject ruimte aan de mogelijkheden tot het ruilen van grond om bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden mogelijk te maken.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van afwijkingen op grond van artikel 2.12 lid 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
1.het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
2.de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
3.het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Gelet op vorenstaande is een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet nodig.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Er liggen echter geen buisleidingen in de directe omgeving van het plangebied.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
In de directe nabijheid van het plangebied ligt een drietal bedrijven met een agrarische bestemming, namelijk aan de Tiendijkenseweg 2, de Lochemsestraat 4 en de Lochemsestraat 3. Op alle drie locaties wordt rundvee gehouden. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schrijft voor op welke wijze de geurhinder van dierenverblijven beoordeeld moet worden wanneer nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving worden gerealiseerd. In artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderij wordt gesteld dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld (zoals rundvee) en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom tenminste 50 meter is waarbij gerekend wordt vanaf het agrarische bouwvlak. Deze regeling is hier van toepassing. Bij de situering van de nieuwe woningen is met de afstand van 50 meter rekening gehouden; de woningen liggen alle op een grotere afstand van de agrgarische bedrijven.
Figuur 16: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Voorst, waarbij de agrarische bedrijfslocaties (bouwvlakken) met zwarte belijning zijn omkaderd. Het paarse vlak betreft de locatie van het constructiebedrijf. De rode cirkels geven globaal de woningbouwlocaties aan.
Aan de Lochemsestraat 5a is een constructiebedrijf gevestigd. Dit bedrijf behoort tot milieucategorie 3.2. Dit wil betekenen dat nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, op minimaal 100 meter afstand van dit bedrijf moeten worden gesitueerd. Hiermee is rekening gehouden bij de situering van de nieuwe woningen; alle liggen op een grotere afstand.