direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Uitbreiding B.B.A. pompen en buizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20163-VS00

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:

  • Het rode raamwerk: hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:
    • 1. stadsregio Arnhem-Nijmegen
    • 2. de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer
    • 3. Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal
    • 4. de regionale centra Tiel, Doetinchem en Harderwijk.
      Ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.
  • Het groen-blauwe raamwerk: In het groenblauwe raamwerk ligt het accent op het beschermen en versterken van de aanwezige kwetsbare waarden en belangen. Dit zijn functies met een lage ruimtelijke dynamiek zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreĆ«erd moet worden. Belangrijkste uitgangspunt voor het groenblauwe raamwerk is dat er voldoende ruimte voor natuur is. Dit betekent dat verstedelijking hier niet is toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.
  • Het multifunctionele gebied: het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

De locatie ligt in stedelijk netwerk Stedendriehoek en in het multifunctionele gebied ('multifunctioneel platteland'). Uitgangspunt is dat de meeste vormen van niet-agrarische bedrijvigheid thuishoren op een bedrijventerrein. Van oudsher hebben diverse bedrijven een plaats in het buitengebied ingenomen, maar veel van deze bedrijven zijn niet aan het buitengebied gebonden. Beleid is daardoor in principe gericht op het tegengaan van verdere toename en ontwikkeling van (bestaande) niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied. Voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid geldt een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak per planperiode tot maximaal 375 m2.

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld, op 27 juni 2012 gevolgd door een eerste herziening. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."

De locatie ligt niet in een zoekzone voor wonen en werken. Zoals ook in het streekplan weergegeven, is uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid mogelijk tot een maximum van 20% van het bebouwde oppervlak, met dien verstande dat de bedrijfsoppervlakte na uitbreiding niet groter is dan 375 m2. Een grotere uitbreiding kan slechts worden toegestaan als sprake is van een ontwikkeling die redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen specifiek aangewezen gebieden voor wonen en werken en indien de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De verordening spreekt zich niet concreet uit over uitbreiding van onbebouwde ruimte.