Plan: | Terwoldseweg 28 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20157-VS00 |
De heer Wijnbergen heeft bij de gemeente een verzoek ingediend om een woning te mogen oprichten op het perceel Terwoldseweg 28 in Twello. Het verzoek is gedaan in het kader van saldering bij functieverandering. Het bouwrecht wordt verkregen vanuit functieverandering op het perceel Zwarte Kolkstraat 51A in Wilp. Daar worden kassen gesloopt waarvoor in de plaats 2 woningen mogen worden gebouwd. De initiatiefnemer heeft ervoor gekozen deze 2 bouwrechten te verkopen aan derden. Dit kan volgens het regionale beleid. De heer Wijnbergen is één van de kopers.
Het perceel Terwoldseweg 28 in Twello heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied 1996' de bestemming 'Agrarisch Cultuurgebied'. De aanwezige schuur staat echter aangegeven binnen een vlak met de bestemming 'Woondoeleinden'. In het bestemmingsplan 'Buitengebied' zoals dat op 28 januari 2013 is vastgesteld geldt voor het betreffende perceel de bestemming 'Agrarisch'. Ter plaatse van de schuur is een bouwvlakje aangegeven met de nadere aanduiding 'sba-bsm'. Dit staat voor 'specifieke bouwaanduiding, bestaande maten'. De betreffende schuur zou in zijn geheel vernieuwd kunnen worden waarbij de bestaande maatvoering gehandhaafd moet worden.
Binnen het bouwvlak is het niet mogelijk om een (bedrijfs)woning te kunnen bouwen. Voor het plan om een nieuwe woning te kunnen realiseren moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in figuur 1. De locatie ligt ten noordoosten van Twello, ten oosten van de Terwoldseweg. In figuur 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het perceel staat kadastraal bekend als VOO00, sectie P, perceelnummer 498.
Figuur 1 - Plangebied in de omgeving
Figuur 2 - Luchtfoto, het plangebied is rood omlijnd
Doel van onderliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van een woning met bijgebouw op het perceel Terwoldseweg 28 in Twello in het kader van saldering bij functieverandering voor het slopen van kassen bij een bedrijf aan de Zwarte Kolkstraat 51A in Wilp.
Het plangebied ligt aan de Terwoldseweg 28, de provinciale weg N792 van Twello naar Terwolde. De kavel ligt op de overgang van een oeverwal van de IJssel te midden van vele landgoederen en fraaie landschappelijke overgangen. Cultuurhistorisch een belangrijke plek met sterke ruimtelijke kwaliteiten. De percelen direct grenzend aan dit bouwperceel en in de omgeving hebben een overwegend groen karakter. Oude bomen en beukenhagen, waarachter woningen zijn gelegen, bepalen het landschapsbeeld.
Het landschap maakt deel uit van een noord-zuid gerichte oeverwal, die bestaat uit zanderige afzettingen van de IJssel. Zij vormen de overgang tussen de licht glooiende dekzandgebieden en de uiterwaarden langs de IJssel. Met behulp van kaartbeelden tussen 1866 en 2003 worden de veranderingen in het landschap aangetoond.
Het kaartbeeld uit 1866 geeft een kleinschalig en afwisselend akker- en weidegebied weer. In de lagere delen liggen de weilanden, de kavelgrenzen zijn in de regel omzoomd door houtsingels en hagen. De hogere delen kenmerken zich meer als open akkerlandschap. Op de overgang van deze landschapstypen ligt nu de Terwoldseweg. Deze wordt op het kaartbeeld uit 1866 de Grindweg genoemd. Boomgaarden treffen we vooral aan bij de landgoederen en bij enkele agrarische complexen.
De kavel aan de Terwoldseweg maakt op dit kaartbeeld nog deel uit van een groter akkercomplex op de hoger gelegen vruchtbare oeverwallen, die met enkele paden zijn doorsneden. Agrarische bebouwing ligt tamelijk verspreid in het landschap, in beginsel op de overgangen, later ook in de lager gelegen delen van het landschap.
In de loop van vele jaren verandert het landschap, houtsingels en hagen verdwijnen uit het landschapsbeeld, percelen worden opgeschaald en nieuwe boomgaarden worden aangeplant of zijn verdwenen.
Een belangrijk deel van deze veranderingen is veelal het gevolg van landbouwkundige ingrepen in het landschap om tot een betere inrichting van het landschap te komen ten behoeve van een doelmatig, rationeel agrarisch gebruik. Daarnaast speelt de uitbreiding van de woonkernen en bebouwing in het buitengebied, naast de wijziging van infrastructuur een belangrijke rol in het ruimtelijke proces van veranderingen in het landschap.
De topografische kaart van 2003 laat een landschap zien met een relatief open karakter en verspreid liggende bosjes rond de landgoederen, lijnvormige beplantingselementen in de vorm van houtsingels en solitaire bomen op de kavelgrenzen. Door de opschaling is het landschap overzichtelijker geworden en zijn vele doorzichten naar bosranden en vergezichten tussen de groene bebouwde erven ontstaan. De hoogteverschillen in het landschap zijn nu op enkele plaatsen duidelijker geworden. Echter zijn de kenmerkende overgangen van hoog naar laag niet overal even zichtbaar meer. Op enkele plaatsen zijn ze terug te vinden in kleine afwijkingen in de landschapspatronen of kavelstructuren.
De bebouwing in het plangebied bestaat afwisselend uit nieuwe woningen, agrarische bedrijven en kassencomplexen en ligt niet altijd direct gekoppeld aan een doorgaande weg, maar in zekere mate verspreid over het landschap. Langs de Terwoldseweg zijn de woningen duidelijk op de weg georiënteerd. De nieuw te bouwen woning wordt op de kavel in dit bouwlint opgenomen.
Werden de percelen in de omgeving van het plangebied in het verleden gebruikt als akkerland of hooi/grasland, nu worden ze vrijwel allen aangewend als grasland of als kwekerij met kassencomplex aan de noordzijde van de bouwlocatie. Ten oosten van de bouwlocatie ligt een perceel dat gedeeltelijk wordt gebruikt als mini-camping voor trekkers.
In het LOP (Landschapsontwikelingsplan Van Veluwe tot IJssel) wordt het landschapsbeleid ten aanzien van de oeverwallen omschreven. Een van de uitgangspunten in de landschapontwikkelingsvisie vormt het versterken van de karakteristieke beplanting op het erf, langs de wegen en de aanplant van hoogstamboomgaarden. Het streven naar de kenmerkende openheid van het oude halfopen akkerlandschap wordt hierbij verlaten. Door de aanplant van groen in de omgeving van de bouwlocatie is een eigen kwaliteit en identiteit ontstaan. Deze kwaliteit wordt in het erfplan verder uitgebouwd.
figuur 3 Historie plangebied
Figuur 4 - Luchtfoto bestaande erf
Op het perceel Terwoldseweg 28 is een landbouwschuur aanwezig. Deze schuur zal worden gesloopt. Verspreid op het terrein staan enkele bomen (eik, wilg en een jonge walnoot). Ook is er een uitgegroeid deel van een beukenhaag. Op de erfscheiding met nummer 26 staat een singel bestaande uit gemengde heesters. Aan de wegzijde is een boomgaard met enkele kleine matig ontwikkelde en dode vruchtbomen. Op de perceelsscheiding met de weg staat een vrij recent aangeplante meidoornhaag.
De ontsluiting en oprit naar het terrein zijn voorzien van een halfverharding van gebroken puin. Nabij de schuur ligt een verharding van betonsteen.
Figuur 5 - Bestaande houten schuur
In de omgeving van de bouwlocatie aan de Terwoldseweg staan enkele woningen in een mooi groen landschappelijk kader. Zij vormen een goed referentievoorbeeld voor het te ontwikkelen karakter van de bouwlocatie.
Terwoldseweg nummer 13
Terwoldseweg nummer 26
omgeving Terwoldseweg 28
omgeving Terwoldseweg 28
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Beleidsthema's zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Deze komen aan bod in hoofdstuk 5.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Dit bestemmingsplan is een plan van lokaal belang. Het rijksbeleid is dan ook niet van toepassing.
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:
Het plangebied is niet gelegen binnen het rode of groen-blauwe raamwerk, maar in het multifunctionele gebied. Daarom is het plan voor de provincie Gelderland niet van ruimtelijk belang en is er geen vooroverleg nodig. Uiteraard wordt het plan wel toegezonden voor eventuele zienswijzen.
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
In artikel 2 'Verstedelijking' van de Regels behordende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald waar in Gelderland nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Dit plan betreft een functieveranderingsplan, dit betekent dat nieuwe bebouwing onder voorwaarden is toegestaan. De Ruimtelijke Verordening zegt hierover het volgende:
'In een bestemmingsplan kan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak, en 2) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, en 3) in een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.'
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden die de Ruimtelijke Verordening stelt. De nieuwe bebouwing leidt tot een vermindering van het bebouwde oppervlak en in hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt uitgebreid onderbouwd op welke manier de nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
Hiernaast stelt het provinciale beleid dat in het geval van nieuwe bebouwing in het kader van functieverandering voor de maatvoering en specifieke voorwaarden kan worden aagesloten bij regionaal vastgestelde beleidskaders. In dit geval betreft dit de beleidsnota 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' . Deze nota is vastgesteld voor de regio Stedendriehoek. Zie hiervoor paragraaf 3.4.2.
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan. Voor de gemeente Voorst is van belang de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen. De visie doet geen uitspraken over de toevoeging van woningen aan het buitengebied met het gebruik van het beleid functieverandering.
De provincie heeft de regio's kans geboden het beleidskader voor functieverandering op regionaal niveau nader uit te werken, waarbij eventueel van het streekpan valt af te wijken.
Zodoende hebben de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen in het rapport 'Waar de stallen verdwijnen' omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren. Het beleid maakt ook saldering mogelijk. Dat wil zeggen dat de bouw van een nieuwe woning ook ergens anders dan op het erf waar gesloopt wordt, mogelijk is. In onderhavig bestemmingsplan is sprake van saldering. Doordat Gedeputeerde Staten van Gelderland het beleidskader hebben goedgekeurd, treedt dit beleid in de plaats van het generieke streekplanbeleid voor functieverandering. Het onderliggende plan voldoet aan dit regionale beleid.
Het regionale beleidskader voor functieverandering biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Als uitwerking op het beleidskader heeft de gemeente een ervennotitie opgesteld. Functieverandering moet namelijk bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel of de omgeving daarvan. De ervennotitie geeft daarvoor de handvatten. Het functieveranderingsplan voldoet aan het gemeentelijk beleid.
Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van de bouw van een nieuwe burgerwoning op het perceel aan de Terwoldseweg 28 in Twello. Dit gebeurt in het kader van functieverandering. Ter plaatse van Zwarte Kolkstraat 51A in Wilp wordt het kassencomplex van een voormalige amarillyskwekerij gesloopt. Er is voor gekozen om geen herontwikkeling te laten plaatsvinden aan de Zwarte Kolkstraat. Het vrije bouwvolume (2 woningen met bijgebouwen) wordt elders in de gemeente aangewend. De locatie Terwoldseweg 28 is één van deze locaties. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen/glas in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen, schuren en kassencomplexen en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren of op locaties die daarvoor in aanmerking kunnen komen.
Het Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel (LOP) biedt uitgangspunten voor de verevening. Het plangebied is gelegen in de landschapseenheid “De oeverwal”, het hoge deel. De noord-zuid gerichte oeverwal bestaat uit zandige afzettingen van de IJssel en vormt de overgang tussen het licht glooiende dekzandgebied en de uiterwaarden van de IJssel. De hooggelegen, vruchtbare oeverwallen waren voor de mens aantrekkelijke woonplaatsen. Er werden talrijke boerderijen, nederzettingen, kronkelende wegen (die de oeverwal volgden), onregelmatig gevormde akkers en boomgaarden aangelegd. De dorpen op de oeverwal zijn vaak rond een cluster van boerderijen ontstaan. De perceelsscheidingen bestaan vaak uit meidoornhagen. Sloten komen weinig voor. Het beplantingspatroon bestaat verder uit houtsingels, weg- en erfbeplantingen, knotwilgenrijen en bosjes. De te bouwen woning met bijgebouw dient zich, qua vormgeving en materiaalgebruik te voegen in het bestaande groenrijke landschapspatroon.
Het functieveranderingsplan met erratum voor de locatie Terwoldseweg 28 geeft aan hoe de ruimtelijke inrichting van de bouwlocatie plaats zal vinden. In het ontwerp wordt aangegeven welke landschappelijke kwaliteiten aan de locatie worden toegevoegd en is de beeldkwaliteit van de gebouwen opgenomen.
In aanvulling op dit bestemmingsplan geeft het functieveranderingsplan het architectonisch en stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied weer. Het plan zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Na vaststelling door de raad zal het gedeelte van het functieveranderingsplan dat de beeldkwaliteit betreft, het toetsingskader voor welstand vormen.
Het functieveranderingsplan en het erratum zijn als bijlagen 1 en 2 bij de regels gevoegd.
De nieuwbouw wordt achter op het perceel, achter de aanwezige zomereik gesitueerd. De voorzijde van de woning is georiënteerd op de Terwoldseweg. Het uitzicht vanuit de woning is daardoor zuidwest - noordoost gericht. Links van de woning wordt het bijgebouw gesitueerd.
De woning heeft één bouwlaag en een met riet bedekt zadeldak. Aan de kopgevels is de woning voorzien van een klein dakoverstek.
De gevels van de woning worden op de begane grond voorzien van een gemetselde buitenwand. De gevel van de kap op de verdieping wordt voorzien van een houten buitenwand.
Het grondvlak van de woning heeft op de begane grond een maat van circa 8,70 meter x 14.00 meter. De dakrand van de rieten kap begint op circa 2,80 meter boven maaiveld. De nok wordt circa 8.00 meter hoog.
Naast de woning wordt een bijgebouw als garage/berging gesitueerd. Dit bijgebouw heeft een oppervlakte van circa 75 vierkante meter en wordt evenals de woning voorzien van een met riet bedekt zadeldak. De daklijn vangt aan op circa 2,6 meter boven het maaiveld. De nokhoogte ligt op circa 6,40 meter boven maaiveld.
De buitenschil van het bijgebouw wordt in hetzelfde materiaal uitgevoerd als de woning. Door de eenheid van het bouwmateriaal en de vorm van de bebouwing ontstaat een ingetogen bouwmassa, die past in het landschap.
De toegang tot het erf vindt plaats vanaf de Terwoldseweg over de bestaande oprit. De bestaande verharding van de oprit wordt waar mogelijk gehandhaafd. Waar aanpassingen nodig zijn worden deze uitgevoerd in hetzelfde materiaal. Hierdoor wordt de ruimtelijke eenheid van het erf behouden. De parkeervoorziening wordt uitgevoerd in de halfverharding van de oprit. De erfverharding wordt voorzien van een toplaag van grind.
Rond de woning en het bijgebouw worden de terrassen en paden gerealiseerd in een duurzaam verhardingsmateriaal. Deze verharding, in de vorm van gebakken klinkers sluit goed aan op het karakter van de bebouwing en heeft een groot waterdoorlatend vermogen voor het hemelwater afkomstig van de rieten daken.
De bestaande zomereik, elzensingel, sleedoornheg en meidoornheg worden gehandhaafd. Ze dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de bouwlocatie. De bestaande walnoot wordt verplaatst. De bestaande boomgaard wordt opgeschoond en aangevuld met nieuwe fruitbomen.
Tegen de erfscheiding met nummer 26 wordt een beukenheg en een houtsingel aangeplant.
De aanplant van bomen, hagen en vruchtbomen biedt de bewoners en buren voldoende privacy. De grens van de privétuin van de nieuwbouw naar het landschap krijgt een open karakter
Naast en achter de garage is een kleine moestuin ingepast. Verwezen wordt naar de volgende figuur en naar het functieveranderingsplan en het erratum die als bijlagen 1 en 2 bij de regels zijn gevoegd.
figuur 6 Inrichtingsplan
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit de aspecten milieu, flora en fauna, archeologie, verkeer en parkeren en water behandeld.
Onderzocht is of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag namelijk pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
In januari 2013 heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo BV een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd (rapportnummer M.22371). Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 1 bij de toelichting.
Aanleiding van het onderzoek zijn de voorgenomen bouwactiviteiten. Het doel van het onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen.
In het grondwater zijn licht verhoogd gehalten aan barium aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden het criterium voor een nader onderzoek niet.
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaren voor de voorgenomen bouwontwikkelingen op de locatie. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik: wonen met tuin.
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer als van railverkeer. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer.
Gezien de afstand tussen de weg en de nieuwe woning bestaat geen akoestisch bezwaar tegen de bouw van de woning en behoeft geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 3.6 Wro gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). De dichtstbijzijnde transportleiding bevindt zich op een afstand van ruim 2 kilometer vanaf het plangebied. In dit opzicht is er dus geen risico.
Nabij het plangebied is een consumentenvuurwerkopslag gelegen. De afstand van de te bouwen woning tot de opslagruimte voor consumentenvuurwerk bedraagt ruim 100 meter en is vanuit oogpuint van externe veiligheid in beginsel geen belemmering voor het bedrijf. Hierbij is uitgegaan van de vergunde uitbreiding in 2010 en het daarbij opgestelde veiligheidsrapport AVIV d.d. 30 juli 2010, nr 101832.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. In de nabijheid van het plangebied zijn geen (agragische) bedrijfsfuncties die schade ondervinden door dit bestemmingsplan.
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enige wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Of uit te wijzen of op het perceel Terwoldseweg 28 beschermde natuurwaarden aanwezig of te verwachten zijn is een quick-scan natuurtoets uitgevoerd. De quick-scan is uitgevoerd in februari 2013 door Hamabest Milieu adviesbureau in Deventer (rapport R13.046-JMW-F01).
Aanbevolen wordt om direct voorafgaande aan de sloop de te slopen gebouwen en de omgeving te controleren op de aanwezigheid van dieren en deze de kans te geven om zich in veiligheid te brengen. Ook tijdens de bouw dient met de aanwezigheid van dieren rekening te worden gehouden. Treft men een dier aan dan moet deze de kans krijgen om zich in veiligheid te brengen of moet het dier in veiligheid gebracht worden. Worden onverhoopt beschermde diersoorten aangetroffen dan moeten de werkzaamheden worden gestaakt en een passende oplossing worden gezocht.
Rondom diverse gebouwen zijn beplantingen aanwezig. Geadviseerd wordt om de sloop van de gebouwen en het rooien van de beplantingen uit te voeren buiten het broedseizoen voor de vogels. Hiermee voorkomt met een eventuele overtreding van de flora- en faunawet. De gebouwen zelf dienen voorafgaande aan de sloop te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van de boerenzwaluw. Deze soort is aangetroffen en hiervan zijn de nesten beschermd tijdens het broedseizoen.
Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 2 bij de toelichting.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het noodzakelijk dat inzicht wordt verkregen in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Blijkens de Archelogische Verwachtingskaart wordt het plangebied aangegeven als gebied met een lage of onbekende archeologische verwachting. De oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen bedraagt naar verwachting minder dan 250 vierkante meter. Volgens de bestaande beleidskaders is geen archeologisch onderzoek nodig en is daarom achterwege gebleven.
Parkeren vindt plaats op het eigen terrein. Parkeermogelijkheid is in de nieuw te bouwen garage/berging en er bestaat parkeermogelijkheid nabij de te bouwen woning en garage/berging. De inrit blijft ongewijzigd.
Ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de huidige inrit die het perceel ontsluit op de Terwoldseweg.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Toegepaste (bouw)materialen mogen dan ook geen schadelijke stoffen uitscheiden.
Riolering
Hemelwater afkostig van daken en verhardingen zal in de omliggende bodem worden opgenomen. Het vuile water zal worden afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komt de volgende dubbelbestemming voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden zullen na de uitvoering van de landschappelijke maatregelen zoals genoemd in het functieveranderingsplan landschappelijke en ecologische waarden hebben. De bestemmingsregeling is er op gericht om deze nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Binnen deze bestemming mogen alleen afscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 meter worden gebouwd. Voor het handhaven is een omgevingsvergunningplicht in het artikel opgenomen.
De bestemming 'Groen' is toegekend aan stroken grond langs de perceelsgrenzen. Deze stroken worden met hagen en heesters beplant en dienen als zodanig in stand gehouden te worden. De bestaande ontsluitingsweg valt binnen deze bestemming.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij zowel de woning als het bijgebouw binnen bouwvlakken dienen te worden gebouwd. De maat van de nieuwe woning wordt bepaald door de afmeting van het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte. De maat van het bijgebouw wordt bepaald door de afmeting van het bouwvlak en de toegestane goot- en bouwhoogte. Andere bouwwerken mogen ook buiten de bouwvlakken worden opgericht.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m². Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
Voorwaardelijke verplichting
In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een zogenaamde voorwaardelijke verplichting. De bebouwing op het terrein is namelijk alleen toegestaan als er een ruimtelijke kwaliteitsimpuls tegenover staat in de vorm van aanleg van beplanting en gebruik van passende verharding en afrastering. De kwaliteitsimpuls komt ten goede aan de verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het gebied.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
In artikel 3.1.1, lid schrijft het Bro voor dat de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn. In dezelfde artikelen van het Bro wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft het Ministerie I&M bericht over de wijzigingen in de wijze van het overleg over gemeentelijke plannen tussen gemeenten en het Rijk.
Op 1 januari 2012 is de VROM-inspectie samengevoegd met de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over voorontwerp gemeentelijke ruimtelijke plannen, waarbij geen sprake is van rijksbelang. Plannen hoeven niet voor vooroverleg te worden opgestuurd en tevens hoeven publicaties van ontwerp- en vastgestelde plannen niet meer te worden opgestuurd. In dit geval is geen sprake van rijksbelang, vooroverleg en in kennisstelling van terinzagelegging blijven achterwege.
De provincie Gelderland wenst alleen betrokken te worden bij ruimtelijke plannen waarbij sprake is van provinciaal belang. Van provinciaal belang is hier geen sprake, zodoende heeft geen vooroverleg plaatsgevonden. De provincie zal wel in kennis gesteld worden van de terinzagelegging van dit plan aangezien het om een bestemmingsplan in het kader van functieverandering gaat.
Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Vallei & Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3 Voor zogenaamde postzegelplannen, waar hier sprake van is, wordt nader vooroverleg niet noodzakelijk geacht en is een digitale watertoets voldoende.
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.