direct naar inhoud van 5.2 Milieu-onderzoeken
Plan: Grotenhuisweg 37, 50 en Zwarte Kolkstraat 51 en 51a in Wilp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20156-VS00

5.2 Milieu-onderzoeken

5.2.1 Bodem

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a

Ter plaatse van de functieverandering van kassen naar agrarisch gebied zonder bebouwing wordt er geen functie mogelijk gemaakt waarbij mensen langdurig zullen verblijven. Het onderzoeken van de bodemkwaliteit in dit deelgebied is daarom achterwege gelaten.

De bedrijfswoning zal bestemd worden als woning. Hierbij geldt dat er qua gebruik geen wijziging plaatsvindt. Er wordt niet gebouwd, ook hier is een onderzoek naar de bodemkwaliteit niet nodig geacht.

Grotenhuisweg 37

Door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo is op 14 januari 2013 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Grotenhuisweg 37 te Wilp - Achterhoek. Aanleiding voor het bodemonderzoek zijn voorgenomen bouwactiviteiten. Doel van het onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5740 (NEN 5740). Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725).

De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn als volgt.

Verwachtingspatroon
De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek worden uitgevoerd. Asbest is in het vooronderzoek verder niet beschouwd.

Resultaten
De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 140 cm-mv voor peilbuis 1.

Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Op zintuiglijke wijze is ter plaatse van boring 4 (van 80-140 cm-mv) sterk ijzeroer houdende zandsporen aangetroffen.

Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:

  • in de grond geen van de onderzochte componenten is aangetoond in een concentratie boven de achtergrondwaarde en/of detectiegrens;
  • het grondwater licht verontreinigd is met Barium, Molybdeen, Nikkel en Zink;
  • het grondwater matig verontreinigd is met Koper.

Het is bekend dat in het grondwater zware metalen in sterk fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden. De Koper verontreiniging in het grondwater overschrijdt de tussenwaarde waarbij formeel gezien een nader onderzoek noodzakelijk is. Mogelijk komt het verhoogde gehalte koper van nature voor in de bodem. Zeker gezien het feit dat er meerdere metalen verhoogd zijn aangetroffen. Ook zijn er geen verhoogde gehalten aan metalen in de grond aangetroffen, welke zouden kunnen duiden op een potentiële bron. Verder zijn er geen antropogene bronnen aan te wijzen en ligt de onderzoekslocatie in een van oorsprong agrarisch gebied. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Slotconclusie en aanbevelingen
De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. De resultaten van het onderhavige onderzoek vormen geen belemmering voor de afgifte van de bouwvergunning.

Aanbevolen wordt om geen grondwater op te pompen. Mochten er eventuele bronbergingswerkzaamheden worden uitgevoerd, dient met de aanwezigheid van de koperverontreiniging rekening gehouden te worden. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.

Grotenhuisweg 50

Door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv is op 14 januari en 21 januari 2013 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Grotenhuisweg 50 te Wilp - Achterhoek. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 1.500 m2. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een bestemmingsplanwijziging en voorgenomen bouwactiviteiten. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5740 (NEN 5740). Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm 5725 (NEN 5725).

De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn als volgt.

Verwachtingspatroon
Dit onderzoek is gebaseerd op de NEN 5740, die onderscheid maakt in verdachte en niet verdachte locaties. De volgende deellocaties zijn onderscheiden:

  • Voormalige bovengrondse dieseltank: Mogelijk is door lekken of morsen de bodem verontreinigd geraakt. Verdachte stoffen zijn minerale olie en vluchtige aromaten
  • Overig terrein: De rest van de locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd.

Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Teneinde een uitspraak te kunnen doen over de concentratie aan asbest kan een asbestonderzoek uitgevoerd worden. Asbest is in dit onderzoek verder niet beschouwd.

Resultaten
De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 122 cm-mv voor peilbuis 1.

Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen.

Voormalige bovengrondse dieseltank: Zintuiglijk zijn er geen afwijkingen waargenomen. Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:

  • in de grond geen van de onderzochte componenten is aangetoond in een concentratie boven de achtergrondwaarde en/of detectiegrens en
  • het grondwater niet verontreinigd is met oliecomponenten.

De hypothese "De deellocatie is verdacht verontreinigd te zijn met minerale olie en vluchtige aromaten" dient verworpen te worden.

Overig terrein: Op zintuiglijke wijze zijn de navolgende afwijkingen waargenomen:

  • boring 6 (van 0-5 cm-mv) gebroken puin;
  • boring 8 (van 8-50 cm-mv) puin (licht).

Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:

  • de grond overschrijdingen kent, maar ontbrekende normen heeft, voor Kwik;
  • het grondwater licht verontreinigd is met Barium en Nikkel.

Het feit dat kwik is aangetoond boven de achtergrondwaarde betekent dat er kwik verbindingen aanwezig zijn. Kwik kan in twee types voorkomen nl. organische en anorganische. De interventiewaarden zijn respectievelijk 4 en 36 mg/kg.ds. (Gehalten in grond zijn weergegeven voor standaardbodem de tussenwaarden zijn 2,1 en 18,2 mg/kg.ds.). Het aangetoonde gehalte blijft beneden het criterium voor nader onderzoek. Het is bekend dat in de bodem zware metalen in fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden.

De hypothese "De rest van de locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden.

Slotconclusie en aanbevelingen
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.

5.2.2 Geluid

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a

Op deze locatie is er geen sprake van het vestigen van een nieuw geluidsgevoelig object. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden, de functie blijft wonen. Het aspect geluid hoeft hier niet nader te worden onderzocht.

Grotenhuisweg 37

In verband met de realisatie van een nieuwe woonbestemming aan de Grotenhuisweg 37 is door Sain milieuadvies een notitie opgesteld in het kader van geluid (d.d. 3 december 2012). In de notitie wordt de geluidsbelasting op het plan berekend ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Rijksweg A1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0021.jpg"
Figuur 21 - Rekenresultaten incl. aftrek ex. Art. 110G Wgh

In bovenstaande figuur is de berekende geluidsbelasting weergegeven. Daarbij is in kleuren weergegeven welke beperkingen/aandachtspunten er zijn per gevel. Uit de resultaten volgt dat:

  • De noordelijke helft van de voorgevel in beginsel doof moet worden uitgevoerd. Dit houdt in dat er geen te openen delen in de gevel mogen zitten. Ook geen voordeur.
  • De geluidsbelasting op de zuidelijke helft van de voorgevel (begane grond) en op de zijgevel voldoet aan de maximale grenswaarde. Wanneer de gemeente een hogere grenswaarde vaststelt, kunnen in deze gevels te openen ramen en deuren komen.
  • De geluidsbelasting op de achtergevel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Deze gevel kan als geluidsluw beschouwd worden.
  • De deur naar de zuidelijke woning, in het portaal, niet mogelijk is. Tenzij een scherm o.i.d. op een creatieve manier in het plan verwerkt wordt, zodat de geluidsbelasting hier gereduceerd wordt.

Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van de nieuwe woonbestemming mogelijk is binnen het toetsingskader van de Wet Geluidhinder, mits rekening wordt gehouden met de hierboven genoemde randvoorwaarden.

Om te garanderen dat de woning slechts kan worden bewoond als in de betreffende gevels geen te openen delen zitten, is hiervoor in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, zal een hogere grenswaarde worden vastgesteld zoals aanbevolen in de bovengenoemde notitie.

Grotenhuisweg 50:

De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. Een camping wordt op grond van de wet niet beschermd, een camping is namelijk ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder jo. artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder niet aangewezen als geluidgevoelig terrein. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.

5.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg of 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg; 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

Van dergelijke ontwikkelingen is in dit plan geen sprake.

Jaarlijks wordt in de gemeente Voorst bekeken wat de achtergrondconcentratie is voor de aandachtvragende stoffen met betrekking tot de in de Wm aangegeven luchtkwaliteitseisen. Deze concentraties liggen ruim onder de wettelijk toegestane grenswaarden. Voor fijnstof is dit rond de 25 ug/m3 (norm 40 ug/m3) zonder zeezout aftrek met een maximum van 14 dagen overschrijding van de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties (norm: niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie boven 50 µg/m3). Voor stikstofdioxide (NOx) is de maximale jaargemiddelde concentratie rond de 20 (ug/m3).

Met de voorgenomen ontwikkeling aan de Grotenhuisweg 50 ontstaan 81 extra kampeerplaatsen. Er kan gesteld worden dat dit op jaarbasis gemiddeld niet meer dan 200 extra verkeersbewegingen per etmaal zal opleveren. Dit zal maximaal enkele tienden ug/m3 toename van NOx en fijnstof tot gevolg hebben. Hiermee blijft de gevonden concentratie nog ruim onder de wettelijke Luchtkwaliteitseisen.

Gezien bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de toename tengevolge van de (extra) verkeersintensiteit beperkt is en 'niet in betekenende mate' (NIBM). Nader onderzoek met betrekking tot luchtkwaliteit is niet nodig.

De nieuwe woning aan de Grotenhuisweg 37 wordt opgericht nabij de Rijksweg A1. Op het perceel wordt de immissie van fijnstof minder dan 19 dagen in het jaar overschreden. Een woning is niet aangemerkt als een gevoelig object in het kader van de luchtkwaliteit. Het oprichten van een woning op deze locatie wordt acceptabel geacht. De overige deelgebieden liggen buiten de invloedszone van de A1.

5.2.4 Externe veiligheid

Bevi
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt op dat punt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0022.jpg"

Figuur 22 - Uitsnede risicokaart, met de locaties A (Zwarte Kolkstraat 51 en 51a), B (Grotenhuisweg 37) en C (Grotenhuisweg 50)

Vervoer gevaarlijke stoffen - over de weg
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (laatste wijziging in juli 2012). Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. In onderhavig bestemmingsplan is de rijksweg A1 gelegen in de nabijheid van de drie deelgebieden. Over de Rijksweg A1 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De Circulaire geeft een veiligheidszone aan rond de aangewezen rijkswegen waarbinnen de contour voor het plaatsgebonden risico dient te blijven. Deze moet gelijk het plaatsgebonden risico 10-6-contour worden gehanteerd. Voor het gedeelte van de Rijksweg A1 is een veiligheidszone vastgesteld van 15 meter. Binnen een afstand van 15 meter vanaf de A1 zijn geen (geprojecteerde) objecten gelegen. Uit de gegevens uit het bijlagenrapport bij het Basisnet Weg blijkt dat het groepsrisico voor het betreffende wegvak kleiner is dan 0,1 maal de orientatiewaarde. Verder geeft de Circulaire aan dat voor het gebied buiten de zone van 200 meter vanaf een route geen beperkingen hoeven worden opgelegd aan het ruimtegebruik.

Het bestemmingsplan maakt wel nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk, maar deze liggen buiten de PR 10-6-contour. De nieuwe woning aan de Grotenhuisweg 37 wordt gerealiseerd op een afstand van meer dan 200 meter vanaf de A1. Gezien deze afstand en de toevoeging van een beperkt aantal personen op deze locatie (twee wooneenheden) zal er geen relevante toename van de personendichtheden in de zones langs de risicobron ontstaan.

De camping aan de Grotenhuisweg 50 ligt op een afstand van meer dan 275 meter van de A1. Op deze locatie wordt een functie mogelijk gemaakt waarbij veel personen zullen verblijven. Gezien de ruimte afstand tot de A1 zal echter externe veiligheid geen belemmering opleveren.

De ontwikkeling aan de Zwarte Kolkstraat 51 en 51a ligt op een afstand van 230 meter van de snelweg. Vanwege de aard van de ontwikkeling op die locatie is externe veiligheid daar geen probleem.

Vervoer gevaarlijke stoffen - buisleiding
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Op het perceel Grotenhuisweg 50 is een dergelijke buisleiding aanwezig.

Gemeente Voorst heeft het Projectbureau Externe Veiligheid van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel gevraagd advies uit te brengen inzake de uitbreiding van de camping gelegen aan de Grotenhuisweg 50 te Wilp voor het aspect externe veiligheid.

De resultaten uit het advies zijn als volgt:

De leiding binnen het plangebied is de hogedrukaardgastransportleiding N554-01. De kenmerken van de leiding zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Buisleiding   Diameter (inch)   Werkdruk (bar)   Invloedsgebied (m)  
N 554-01   12   40   140  

Het toetsingskader voor externe veiligheid is neergelegd in het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Hierin is opgenomen dat nieuwe plannen in de omgeving van een buisleiding moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico van de buisleiding en dat het groepsrisico van de buisleiding moet worden berekend en zonodig verantwoord. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet worden gerealiseerd binnen de contour van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar. De risico's moeten worden berekend met het softwareprogramma Carola. Daarnaast moeten de risico's worden getoetst aan de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Voorst. De beleidsvisie geeft voor buisleidingen geen aanvullend kader ten opzichte van hetgeen geregeld is in het Bevb.

Risicobeschouwing
De risico's van de buisleiding zijn berekend met het voorgeschreven softwarepakket Carola. Als bijlage bij deze notitie is een standaard rapportage uit Carola gevoegd.

De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied. De omgeving van de camping wordt aangemerkt als buitengebied. Conform PGS 1 deel 6 wordt hiervoor uitgegaan van een personendichtheid van 1 persoon per hectare.

Op een tweetal locaties binnen het invloedsgebied is een dichtere bebouwing aanwezig te weten: Posterenk en de Blankenhuisweg. Hiervoor is de personendichtheid aangehouden zoals die is opgenomen in het nationale bevolkingsbestand.

De camping is ingevoerd als evenement. Bij een volledige bezetting van de camping verblijven 160 personen op de locatie. Deze personen zijn 100% van de dag aanwezig en verblijven 100% van de dag onbeschermd buiten. De camping is gemodelleerd als 50 % van het jaar geopend.

Plaatsgebonden risico
Uit de uitgevoerde risicoberekeningen is naar voren gekomen dat voor de aanwezige buisleidingen geen contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar wordt berekend die tot buiten de buisleiding komt. Conform het Bevb mag het plaatsgebonden risico van een buisleiding toenemen tot maximaal de belemmeringenstrook van de buisleiding.

De camping is een kampeerterrein die conform het Bevb is aangewezen als kwetsbaar object omdat meer dan 50 personen aanwezig kunnen zijn. Dit houdt in dat de buisleiding niet door de camping mag lopen. Op de plankaart is de buisleiding met belemmeringenstrook buiten de bestemming recreatieve voorzieningen gehouden.

Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Groepsrisico
Het groepsrisico rond de hogedrukaardgastransportleidingen blijft ruim onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico levert derhalve geen belemmering voor de planprocedure. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico waarbij ruimtelijke en bouwkundige aanpassingen worden overwogen is niet noodzakelijk. Conform het Bevb zal in het kader van de verantwoording van het groepsrisico alleen aandacht besteed moeten worden aan de mogelijkheden voor het voorbereiden op en bestrijden van een ramp en de zelfredzaamheid van personen.

Hiervoor moet advies ingewonnen worden bij de commandant van de regionale brandweer. Gezien het lage groepsrisico zal dit advies niet leiden tot ruimtelijke aanpassingen. Mogelijk dat er wel organisatorische aanpassingen worden geadviseerd.

De VNOG heeft aangegeven geen aandachtspunten of problemen ziet ten aanzien van de rampenbestrijding en zelfredzaamheid van de mensen op de camping. Het advies van de VNOG zal derhalve geen vervolg acties opleveren (noch ruimtelijk, bouwkundig of organisatorisch).

Conclusie
De hogedrukaardgastransportleiding levert geen belemmeringen op voor het planproces. Vanwege het lage groepsrisico is het niet nodig om het groepsrisico uitgebreid te verantwoorden. Wel dient advies ingewonnen te worden bij de regionale brandweer ten aanzien van de mogelijkheden voor het voorbereiden op en bestrijden van een ramp en de zelfredzaamheid van personen.

5.2.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

Zwarte Kolkstraat 51 en 51a
Het verwijderen van een bedrijf kent geen belemmeringen in het kader van milieuzonering. Ook het herbestemmen van een voormalig bedrijfswoning als burgerwoning vormt geen belemmeringen. Een bedrijfswoning wordt voor omliggende bedrijven op dezelfde manier beschouwd als een burgerwoning. Omliggende bedrijven worden daarom niet benadeeld door deze nieuwe bestemming.

Grotenhuisweg 37
Het toevoegen van een nieuwe woning mag niet belemmerend werken voor bedrijven in de nabijheid van deze nieuwe woning. Binnen een straal van 300 meter zijn geen bedrijven gelegen. Op ruim 300 meter wordt de nieuwe camping aan Grotenhuisweg 50 gerealiseerd. Deze nieuwe woning heeft daar geen belemmerende werking op.

Grotenhuisweg 50
Bij planontwikkeling wordt met behulp van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke aspecten (zoals o.a. geluid en geur) rekening gehouden moet worden. Deze zogenaamde milieuzones zijn bepaald ten opzichte van gevoelige functies, uitgaande van het referentie omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'. Voor kampeerterreinen en vakantiecentra en dergelijke geldt daarbij een richtafstand van 50 meter vanwege het geluidsaspect. De dichtsbijzijnde woning van derden bevindt zich in dit geval op circa 35 meter van het plangebied. Aan de voorkant van het terrein wordt echter de bedrijfswoning behouden, het terrein waar de camping daadwerkelijk wordt gerealiseerd komt op een afstand van meer dan 50 meter, waarmee wel aan de voorkeursafstand wordt voldaan. Op het perceel was tot voor kort een agrarisch bedrijf gevestigd. Voor dit bedrijf was vanuit de milieuzonering een afstand van 100 meter van toepassing. In vergelijking met die afstand vormt de nieuwe bestemming in het kader van milieuzonering een verbetering.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor inrichtingen, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Uitgangspunt van de Wgv is het garanderen van een goed woon- en verblijfsklimaat en het voorkomen van beperking van bestaande agrarische bedrijven. Een campingterrein wordt niet zonder meer aangemerkt als geurgevoelig object. Alleen de binnen het plangebied aanwezige en te realiseren bouwwerken, die worden gebruikt voor menselijk verblijf gedurende langere, aaneengesloten perioden, zijn aan te merken als geurgevoelige objecten in de zin van de Wgv. Daarnaast geldt op grond van het activiteitenbesluit een minimaal aan te houden afstand tussen een veehouderij en een terrein voor verblijfsrecreatie. Deze afstand bedraagt 100 meter. De afstand van de bestemmingsgrens tot aan het meest nabijgelegen agrarische bedrijf bedraagt circa 50 meter. De afstand van het agrarisch bedrijf tot aan de plek waar werkelijk gekampeerd wordt, het campingterrein, bedraagt circa 100 meter. De bestaande bedrijfswoning ligt nog dichterbij. Hiermee vormt de ontwikkeling geen belemmering voor bestaande agrarische bedrijvigheid.

5.2.6 Flora en fauna

Op een afstand van circa 3 kilometer ten oosten van het gehele plangebied bevinden zich de uiterwaarden van de IJssel. Dit gebied is aangewezen als Natura 2000 en als EHS. Aangezien het plangebied niet is gelegen in of grenst aan een onderdeel dat behoort tot de EHS, is aantasting niet aan de orde. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied Uiterwaarden van de IJssel is, gelet op afstand tot het plangebied en de aard van de ingreep niet aan de orde.

Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.

Binnen het plangebied zijn geen belangrijke ecologische waarden bekend die om bescherming in het kader van de Flora- en faunawet vragen en die verstoord kunnen worden door de ontwikkelingen in het plangebied. Verplaatsingsmogelijkheden van dieren die hier eventueel voor zouden komen, worden niet belemmerd. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen is nader ecologisch onderzoek daarom achterwege gebleven. Wel dient altijd de algemene zorgplicht (art. 2 van de Flora- en faunawet) in acht te worden genomen voor alle (beschermde) soorten die aanwezig zijn.

5.2.7 Archeologie

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

In 2008 is door RAAP Archeologisch adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 is vastgesteld. De Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2010 vastgesteld.

Zwarte Kolkstraat 50 en 51
Het deelgebied aan de Zwarte Kolkstraat kent drie verschillende archeologische verwachtingswaarden (laag, middelhoog en hoog). Aangezien er binnen dit deelgebied uitsluitend wordt gesloopt en slechts beplanting wordt toegevoegd, zullen hierdoor mogelijke archeologische waarden niet worden verstoord.

Voor ontwikkelingen in de toekomst worden de archeologische verwachtingswaarden wel op de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0023.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0024.jpg" Figuur 23 - Archeologische verwachting Zwarte Kolkstraat en omgeving

Grotenhuisweg 37
Het deelgebied Grotenhuisweg 37 ligt geheel in een gebied waar een hoge verwachtingswaarde geldt. Tevens is volgens de verwachtingskaart in dit gebied een bekende archeologische vindplaats van een historisch erf. Voor beide gebieden geldt een advies om te streven naar behoud en bescherming in huidige staat. Bij ingrepen vanaf 100 m2 waarbij de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm<maaiveld, zal een inventariserend onderzoek uitgevoerd moeten worden.

Onderzoek
In opdracht van Rouwmaat BV heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase, uitgevoerd in het plangebied aan de Grotenhuisweg 37 in Wilp-Achterhoek.

Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging (van agrarisch naar wonen). De bodem zal door graafwerkzaamheden tot een diepte van ca.1,0 m beneden maaiveld worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen.

De conclusies uit het onderzoek zijn als volgt:

  • De natuurlijke ondergrond bestaat uit matig grof tot grof zand dat matig tot slecht is gesorteerd en in boring 2 en 3 uit sterk zandig leem. De afzettingen worden vanwege de grofheid en slechte sorteringsgraad geïnterpreteerd als fluvioperiglaciale afzettingen die tot de Formatie van Boxtel behoren (de Mulder et al. 2003). De natuurlijke ondergrond is afgedekt door een enkeerdgrond (Aap en/of Aa-horizont) die 50-60 cm dik is. In boring 1 en 4 is nog een rest (Bs-horizont) van de oorspronkelijke podzolbodem aangetroffen. In boring 3 lag de enkeergrond direct op het zand van de C-horizont. In boring 2 en 5 is de bodem tot grote diepte verstoord, waarbij eigenlijk alleen de C-horizont nog intact is.
  • In de boringen zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Late-Middeleeuwen. Er zijn wel indicatoren in een verstoorde context aangetroffen waaruit blijkt dat hier in de Nieuwe Tijd een gebouw heeft gestaan, maar er worden geen resten meer verwacht die zich nog in situ bevinden. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.
  • Op basis van het bureauonderzoek was een middelhoge archeologische verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum-Mesolithicum en een hoge archeologische verwachting voor de perioden Neolithicum-Nieuwe Tijd opgesteld. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat deze verwachting voor beide aangegeven perioden naar laag kan worden bijgesteld.
  • Aangezien er geen vindplaatsen dan wel resten in situ worden verwacht van de historische bebouwing vormen de voorgenomen graafwerkzaamheden geen bedreiging voor het archeologische bodemarchief.

Advies: Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.

Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden. Ook verdient het de aanbeveling de gemeente hierover in te lichten.

Voor ontwikkelingen in de toekomst worden de archeologische verwachtingswaarden wel op de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0026.jpg" Figuur 24 - Archeologische verwachting Grotenhuisweg 37 en omgeving

Grotenhuisweg 50
Het deelgebied aan de Grotenhuisweg 50 kent drie verschillende archeologische verwachtingswaarden (laag, middelhoog en hoog). Tevens is volgens de verwachtingskaart in dit gebied een bekende archeologische vindplaats van een historisch erf (Zuidwijk). Aangezien er binnen dit deelgebied slechts beplanting wordt toegevoegd en geen ontwikkelingen plaatsvinden waarbij de bodem wordt verstoord, zullen hierdoor mogelijke archeologische waarden niet worden aangetast.

Met een omgevingsvergunning waarbij conform het bestemmingsplan van de bouwregels wordt afgeweken, kan er een nieuw sanitair gebouw worden gebouwd van maximaal 50 m2. Voor het realiseren van een gebouw met een dergelijk kleine oppervlakte is geen archeologisch onderzoek nodig.

Voor ontwikkelingen in de toekomst worden de archeologische verwachtingswaarden wel op de verbeelding bij dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20156-VS00_0028.jpg" Figuur 25 - Archeologische verwachting Grotenhuisweg 50 en omgeving