Plan: | Landgoed Klarenbeek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20139-VS00 |
Grenzend aan de zuid- en oostzijde van het dorp Klarenbeek ligt Landgoed Klarenbeek. Bijna 3 eeuwen geleden stichtte de familie Krepel hier een kopermolen aan de Beekbergse Beek. Een kopermolen is een molen, meestal een watermolen, waar koperen platen werden geslagen. De koperslagerij- activiteiten zijn vervolgens al vrij snel gestaakt. Het familiebedrijf heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld tot een houtfabriek, in hoofdzaak gericht op de productie van sigarenkisten, luxe houten verpakkingen en deuren. Rondom de fabriek is een landgoed van 90 hectare groot ontstaan: Landgoed Klarenbeek.
De industriële oorsprong maakt het landgoed uniek. Het landgoed herbergt verschillende functies en bestaat onder andere uit een landhuis, fabrieksbebouwing, woningen, een park, bos en landbouwgrond. Een aantal bouwwerken op het landgoed heeft een monumentale status.
Figuur 1: Luchtfoto Landgoed Klarenbeek en omgeving
Het landgoed is van cultuurhistorisch, recreatief, landschappelijk en maatschappelijk belang voor de omgeving. De eigenaren hebben zich ingezet voor versterking en instandhouding van deze waarden en hebben altijd een sterke maatschappelijke betrokkenheid met de omgeving van het landgoed gehad.
In de toekomst willen de huidige eigenaren zich in blijven zetten voor de instandhouding van het landgoed als één geheel en wel op een kwalitatief hoogwaardige manier. Omdat de instandhouding veel geld kost, is de familie Krepel op zoek gegaan naar nieuwe economische impulsen. Deze zijn gevonden in de vorm van een functiewijziging van monumantale gebouwen en de realisatie van een aantal nieuwe huizen op het landgoed gekoppeld aan kwaliteitsverhogende maatregelen binnen het landgoed. Deze maatregelen betreffen:
Daarnaast zal het landgoed zich inzetten voor restauratie van de kademuur en de waterval.
Bovenstaande plannen zijn door bureau Eelerwoude uit Goor nader uitgewerkt in een zogenaamde integrale toekomstvisie voor Landgoed Klarenbeek. Deze vormt samen met het 'Uitvoeringsprogramma' en het 'Beeldkwaliteitsplan' de basis voor voorliggend bestemmingsplan.Meer informatie over de geschiedenis van het landgoed en de plannen voor de toekomst is in deze plannen te vinden.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen op Landgoed Klarenbeek kunnen worden uitgevoerd.
Landgoed Klarenbeek ligt in het zuidwesten van de gemeente Voorst, tegen de gemeentegrens met Apeldoorn. Binnen een groter ruimtelijk verband valt Landgoed Klarenbeek binnen de Stedendriehoek. Dit gebied vormt een economische motor binnen dit deel van Gelderland. Nationale en regionale infrastructuur doorkruisen dit gebied (rijksweg A1 en A50). De ligging nabij deze infrastructuur maakt het Landgoed Klarenbeek goed bereikbaar.
Figuur 2: Omgeving Klarenbeek
Het dorp Klarenbeek ligt tegen het landgoed aan. Dorp en landgoed grijpen als het ware in elkaar. De rode contour in figuur 3 geeft de begrenzing van het landgoed weer.
Figuur 3: Begrenzing landgoed
Ter hoogte van de kruising van de Hoofdweg-Kopermolenweg bevindt zich de hoofdentree van het landgoed.
Figuur 4: Aanzicht/entree landgoed vanaf kruising Hoofdweg-Kopermolenweg
Het bestemmingsplan Landgoed Klarenbeek vervangt een aantal vigerende bestemmingsplannen. Het betreffen:
In dit hoofdstuk worden diverse aspecten van het plangebied vanuit historisch perspectief beschreven. Aan bod komen onderwerpen als bodemopbouw, landschapstype en bebouwingsgeschiedenis.
De omgeving van Landgoed Klarenbeek ligt op de overgang van Veluwe en IJsseldal. De hoogte van dit gebied neemt geleidelijk af van zuidwest naar noordoost. Hier en daar komen dekzandruggen voor. Zo liggen het dorp Klarenbeek en het Gietelsche en Appensche Veld op een dekzandrug.
Landgoed Klarenbeek ligt op de overgang van de hoge en droge dekzandrug naar het lage en vochtige beekdal van de Voorster- en Beekbergse Beek. De hoge, droge gronden zijn veldpodzolgronden. Veldpodzol is de benaming voor heidevelden die vroeger voor gemeenschappelijke schapenbeweiding gebruikt werden.
De natte beekdalen zijn beekeerdgronden. De hogere koppen binnen deze natte gronden, de 'enken', werden gebruikt als akker. Eén daarvan ligt in het noordoostelijk deel van het landgoed, haaks op de Kopermolenweg, in een typerende richting voor de omgeving. Bemesting met plaggen en mest zorgde voor verhoging van deze akker. Overigens is de enk nabij de Kopermolenweg nauwelijks nog te zien vanwege de begroeiing.
De bodem is bepalend geweest voor het gebruik van het landschap in het verleden. De hoge, droge plekken waren de meest logische plekken om te bouwen. Water en bodem hebben het landgoed een bijzondere opbouw gegeven. De wegenstructuur en de bewoning hebben zich hieraan aangepast.
Landgoed Klarenbeek ligt grotendeels in de Ecologische Hoofdstructuur. Het landgoed biedt veel potentie voor beschermde flora en fauna. Dit komt door de aanwezigheid en verscheidenheid van onder andere bos, laanstructuren, weilanden en water. In de omgeving van Landgoed Klarenbeek komt een breed scala aan beschermde flora en fauna voor zoals een aantal vleermuissoorten, dassen, eekhoorns en roofvogels.
De oostkant van het landgoed leent zich goed voor verbetering van de ecologische kwaliteiten. De invloed van het dorp Klarenbeek is hiervoor aan de west- en noordkant te sterk. In het oostelijk deel ligt een dassenburcht. Bovendien ligt hier ook een hakhoutperceel en zorgt de overgang van nat naar droog voor hoge ecologische potenties. De aanwezigheid van de recreatiewoning en het gebouw van voormalig jongerencentrum De Hulsbosch belemmeren de de ecologische kwaliteiten van het landgoeddeel aan de oostkant van de Kopermolenweg. Deze zullen daarom worden gesloopt.
De aanwezige natuurwaarden vormen een meerwaarde voor het ecologische netwerk, maar ook een extra recreatiewaarde voor bezoekers. Aandachtspunt is dat de recreatieve functie niet ten koste gaat van de aanwezige natuurwaarden.
Tot de 15e eeuw werd het gebied rond Klarenbeek vaak getroffen door overstromingen. Er werd toen een doorlopende bedijking aangelegd van Twello tot Appen langs de IJssel en van Appen tot de hoge gronden bij Klarenbeek: de Appensedijk (ook wel Bandijk) genoemd. Aan de oostkant beschermde de dijk tegen het water van de IJssel. Aan de zuidkant, bij het landgoed, beschermde de dijk tegen de hoge waterstanden van de Voorsterbeek.
Begin 18e eeuw vestigde industrie zich aan de Beekbergse Beek. Eén van de eerste landschappelijke ingrepen was de verlegging en verhoging van deze beek, het realiseren van een waterval en het graven van een molenvijver. In de eerste helft van de 19e eeuw werden het bos en de landerijen onderdeel van het landgoed. Het bos werd gebruikt voor het hout. Naast de economische functie kreeg het landgoed een woon- en 'sier'-functie doordat in 1842 het landhuis 'Huize Klarenbeek' gebouwd werd aan de zuidzijde van de beek. Het landhuis staat aan het hoofd van de hiërarchie van gebouwen op het landgoed. Door de aanwezigheid van hte landhuis werd ook het landschap meer ingericht: lanen werden aangelegd langs de moestuin en richting het landhuis; het landgoedpark tussen de vijver en het landhuis kreeg vorm met gebruik van zichtlijnen.
Begin 19e eeuw zijn ook enkele boerderijen en arbeiderswoningen op het landgoed gebouwd. Er ontstond als het ware een gemeenschap op het landgoed. Ook werden een schoolgebouw en kerk door de familie Krepel gebouwd. Eind 19e eeuw werden de bedrijfsgebouwen groter. De familie Krepel zorgde er tevens voor dat er een spoorlijn en station in Klarenbeek werden aangelegd.
Figuur 5: Historische foto productiehal
In de jaren '50 van de vorige eeuw werden er productiehallen bij het bedrijf gebouwd. Daarnaast werd aan de vijver een tweede 'statige' huis gebouwd (de villa). De oorspronkelijk aanwezige kerk - daterend uit 1848. - werd in de eerste helft van de 20e eeuw afgebroken en herbouwd.
De school ten noorden van het bedrijfsgedeelte is gebouwd in 1919. In die periode zijn ook de pastorie en begraafplaats bij de kerk gerealiseerd. Sinds de bouw van de productiehallen in de jaren '50 is er nauwelijks nog bebouwing aan het landgoed toegevoegd.
Intussen is ook het dorp Klarenbeek blijven groeien. Het 'dorpslint' van de Hoofdweg/ Klarenbeekseweg is verder verdicht. De noordwestzijde van het landgoed grenst aan de nieuwere uitbreidingen van de kern Klarenbeek. De herkenbaarheid van het landgoed is hierdoor minder duidelijk.
Landgoed Klarenbeek maakt deel uit van de landgoederenzone die in een ruime boog rondom Twello loopt. Deze landgoederenzone wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van park- en bosgebieden met daartussen landerijen, die worden doorsneden door lanen, houtwallen en -singels.
Aan de zuid- en oostzijde grenst Landgoed Klarenbeek aan agrarisch gebied. Hier is sprake van moderne ontginningen met een rationele verkavelingsstructuur. Ooit was dit een kleinschaliger landschap (een zogenaamd maten- en flierenlandschap). De weiden waren in die tijd omgeven door hagen en singels en rabatten waren bepalend voor het landschap. Bomenlanen langs de plattelandswegen en bosjes breken nu nog als enige de openheid, die vooral langs de Voorsterbeek, wat verder naar het zuiden, groot is.
Aan de oostzijde wordt het plangebied begrenst door het Appensche Veld en Gietelsche Veld, grotendeels bestaand uit bosgebieden. Aan de noordwestzijde van het landgoed ligt het dorp Klarenbeek. Ten noorden van het dorp ligt een open agrarisch landschap.
Vanaf de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw is de bebouwing van het dorp Klarenbeek planmatig opgeschoven tot aan de grens van het landgoed. Deze relatief nieuwe dorpsbebouwing ligt onder meer ter hoogte van de Molenweg en Bosweg zelfs met haar 'achterkant' naar het landgoed. De dorpsbebouwing langs de Hoofdweg kent ter plaatse van het landgoed een open plek. Deze is aanwezig in verband met de eigendomssituatie van de betreffende percelen. Deze 'groene' open plek is 'anoniem': hij laat niet zien wat voor een bijzondere cultuurhistorisch waardevol gebied hier achter het lint verscholen ligt.
Het huidige landschap is een samenspel van cultuurhistorische elementen, groene elementen en rode elementen. De diverse functies op het landgoed zijn op initiatief van de eigenaren in de loop der tijd tot stand gekomen. Hierbij was landschapsverfraaiing altijd een wezenlijk onderdeel van de ontwikkelingen. Alle ingrepen hebben bijgedragen aan de vorming van het landschap zoals dat nu aanwezig is: bos, weides, bomenlanen, solitaire bomen, het landgoedpark, houtwallen en singels.
Het landgoedpark heeft de karakteristieken van de landgoedstijl, zoals een gazon met diverse boomgroepen, borders, slingerende paden, bruggetjes en een theekoepel.
Water vormde in het verleden een cruciaal element voor het ontstaan van het fabriekscomplex. Maar ook nu nog vormt dit een bijzonder landschapselement met een hoge cultuurhistorische waarde.
In figuur 6 zijn de bestaande landschapselementen weergegeven.
Figuur 6: Aanwezige landschapselementen (bron: Landgoedplan)
Verspreid over het landgoed komen diverse gebouwen. In figuur 7 zijn de locaties van de bestaande gebouwen verbeeld. Ten noorden van Landhuis Klarenbeek bevinden zich twee in het oog springende 'clusters' binnen het landgoed: het fabriekscomplex (figuur 8) en de 'maatschappelijke enclave' met de kerk, de pastorie, de school en de begraafplaats (figuur 9). Verder is een aantal woningen op het landgoed aanwezig, waaronder een tweetal woonboerderijen en een 'villa aan de vijver'. In het oostelijk deel bevinden zich een recreatiewoning en een gebouw - voormalige kleuterschool - waarin tot voor kort een fysiotherapiepraktijk was gevestigd.
Een aantal waardevolle rijksmonumentale gebouwen (zie ook paragraaf 2.6.2) wordt gerestaureerd. Een aantal niet waardevolle gebouwen zal in het kader van de herontwikkeling van het landgoed worden gesloopt. Dit wordt in hoofdstuk 4 nader toegelicht. De boerderij aan de J.R. Krepellaan 2 en 2a is gemeentelijk monument. De overige niet-monumentale gebouwen in het plangebied zijn wat betreft hun hoofdvorm en hun verschijningsvorm ook zeer bepalend voor de identiteit, karakteristiek, zichtbaarheid en afleesbaarheid van de geschiedenis van het landgoed. Handhaving van de verschijningsvorm van deze gebouwen is het uitgangspunt.
Figuur 7: Bestaande bebouwing op het landgoed (bron: Landgoedplan)
Figuur 8: Fabriekscomplex binnen Landgoed Klarenbeek
Figuur 9: 'Maatschappelijke enclave' binnen Landgoed Klarenbeek
Figuur 10: Foto's bestaande situatie
In de loop der eeuwen is veel bebouwing binnen het landgoed verdwenen. Er is echter nog een aantal bijzondere rijksmonumentale gebouwen in de kern van het landgoed aanwezig. Deze gebouwen vertellen nog goed de unieke geschiedenis van het landgoed en vormen voor een belangrijk deel de identiteit van Landgoed Klarenbeek.De ontstaansgeschiedenis van het landgoed en de industriële ontwikkeling zijn hand in hand gegaan.
Het landhuis 'Huize Klarenbeek' is aangewezen als rijksmonument. Ook het gehele bedrijfscomplex 'Krepel Klarenbeek' heeft de status van rijksmonument gekregen. Hiertoe behoren de volgende gebouwen en bouwwerken:
Landgoed Klarenbeek ligt aan of in directe nabijheid van verschillende recreatieve routes. Het nabijgelegen NS-station Klarenbeek vormt een belangrijke uitvalbasis voor recreatieve wandelingen door het Gietelsche Veld en Appensche Veld. Langs het landgoed ligt het zogenaamde Marskramerpad, een wandelroute van Twente naar het Gooi. Daarnaast zijn er 'lokale' routes rondom het landgoed, zoals de Krepelroute en het 'klompenpad' vanaf de Oudhuizerstraat. Het geheel aan routes maakt het landgoed en directe omgeving interessant voor lokale bewoners, maar ook voor bezoekers van elders.
In een deel van de oude fabriekspanden is een galerie ('Bij Krepel') gevestigd. Hier krijgen zowel startende als gevestigde kunstenaars een platform. Bij deze galerie is sprake van kleinschalige, ondergeschikte horeca.
Figuur 11: Entree galerie Bij Krepel (bron: www.bijkrepel.nl)
In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie en gemeente aan de orde.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.
In Nederland zijn 20 'Nationale Landschappen' die elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen hebben. De landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.
Binnen een Nationaal Landschap is ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen, mits de bijzondere kwaliteiten van het gebied behouden blijven of -beter nog- worden versterkt. Plannen voor grootschalige nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en infrastructurele projecten passen hier dan ook niet binnen. De bouw van woningen om de eigen bevolkingsgroei op te vangen is in principe wel mogelijk.
Voor specifieke gebieden in een Nationaal Landschap gelden extra, al bestaande, beschermende maatregelen. Te denken valt aan de Natuurbeschermingswet voor natuurgebieden, de Natuurschoonwet voor landgoederen en de Monumentenwet voor historische gebouwen of dorpsgezichten.
Landgoed Klarenbeek valt binnen het Nationaal Landschap Veluwe. Dit Nationaal Landschap heeft de volgende kernkwaliteiten:
De provincies zijn verantwoordelijk voor het beleid voor de Nationale Landschappen. De provincie Gelderland heeft aangegeven dat het vastgestelde Streekplan Gelderland 2005 (zie paragraaf 3.3.1) en de streekplanuitwerkingen leidend zijn voor ontwikkelingen in het Nationaal Landschap en dat daar géén extra beleid uit voortvloeit. Kortweg gesteld wordt een Nationaal Landschap niet gezien als 'museumlandschap'. Economische functies kunnen zich -binnen de grenzen van het streekplanbeleid- blijven ontwikkelen.
Natura 2000
Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebied die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Deze gebieden worden op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk (significante) negatieve effecten hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningplichtig.
Rondom Landgoed Klarenbeek liggen op circa 3 kilometer afstand drie natuurgebieden die zijn beschermd in het kader van Natura 2000: 'Landgoederen Brummen' aan de zuidkant, 'Veluwe´ aan de westkant en 'Uiterwaarden IJssel' aan de oostkant.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Landgoed Klarenbeek ligt grotendeels in de EHS. De EHS ten zuiden van Klarenbeek is echter niet breed. Voor ontwikkelingen in de EHS geldt een 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat een bestemmingsplanwijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Per saldo zal op planniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. In paragraaf 3.3.2 en 5.3 wordt op dit onderwerp nader ingegaan.
Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. Deze Kaderrichtlijn geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed, emissies worden verbeterd, duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn en er tenslotte wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld, hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers bestaat het risico van watertekorten en verdroging. De commissie 'Waterbeheer 21e eeuw' heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat anders moet worden omgegaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet tenminste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De provincie Gelderland kiest in haar beleid voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur en landschap (het 'groenblauwe raamwerk') en de ontwikkeling van stedelijke functies en infrastructuur (het 'rode raamwerk'). Gebieden daarbuiten vallen onder het zogenaamde 'multifunctionele gebied'. Voor elk van deze gebieden geldt een ander beleid.
Het groenblauwe raamwerk
In het groenblauwe raamwerk ligt het accent op het beschermen en versterken van de aanwezige kwetsbare waarden en belangen. Dit zijn functies met een lage ruimtelijke dynamiek zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Belangrijkste uitgangspunt voor het groenblauwe raamwerk is dat er voldoende ruimte voor natuur is. Dit betekent dat verstedelijking hier niet is toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Het groenblauwe raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.
Het rode raamwerk
Hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:
Ook de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend, vanwege het provinciale belang daarvan.
Het multifunctionele gebied
Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.
Het plangebied
Het plangebied ligt deels binnen het stedelijk netwerk 'Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer' (het rode raamwerk) en deels binnen het groenblauwe raamwerk (zie figuur 12).
Figuur 12: Beleidskaart ruimtelijke structuur (Streekplan Gelderland 2005)
De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de EHS maakt tevens onderdeel uit van het streekplan en is met de streekplanherziening in juli 2009 opnieuw vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals bouwprojecten, moeten afwegingen gemaakt worden. Om dit goed te kunnen doen is een gedetailleerde beschrijving van de eigenschappen van de ecologische hoofdstructuur in de streekplanuitwerking opgenomen. De streekplanuitwerking is daarmee voor gemeenten een middel waarmee zij weloverwogen afwegingen kunnen maken.
Zoals ook in paragraaf 3.2.3 is gesteld, geldt binnen de EHS de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt dat in dat wijzigen van het bestemmingsplan uitsluitend wordt toegestaan als er groot maatschappelijk belang op het spel staat en er geen redelijke alternatieven zijn. De provincie Gelderland heeft de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden beschreven in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur'.
EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn.
EHS-verweving omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet (daarbinnen aanwezige grotere natuur- en bosgebieden zijn tot de EHS-natuur gerekend), landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Door natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer wordt de natuurwaarde van het gebied als geheel versterkt.
Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden in de streekplanperiode ecologische verbindingen gerealiseerd. Deze verbindingszones bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapstenen) die multifunctioneel gebied doorsnijdt. Aangezien het gaat om smalle zones met een strategische ligging, is voor de realisering van de verbindingszones specifiek ruimtelijk beleid aan de orde.
In onderstaande figuur 13 is de ligging van het plangebied in de EHS weergegeven.
Figuur 13: Ecologische Hoofdstructuur
NB. In de ontwerp-Omgevingsvisie Gelderland wordt niet meer gesproken over Ecologische Hoofdstructuur, maar over het 'Gelders Natuurnetwerk' en 'Gelderse Groene Ontwikkelingszones'.
Voor het Gelders Natuurnetwerk geldt: in de basis geen nieuwe initiatieven. Er zijn echter uitzonderingen mogelijk. Ontwikkelingen van groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. Voor dergelijke ontwikkelingen geldt een compensatieverplichting.
In de Gelderse Groene Ontwikkelingszone worden partners en partijen juist uitgenodigd om actief 'groene' doelen mee te helpen realiseren. Er is in deze zone ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning. De provincie wil met haar beleid voor deze zone zo duidelijk mogelijke spelregels hanteren, die recht doen aan de doelen in dit gebied. De juiste kaders moeten voldoende uitnodigend blijven voor 'goede' kwalitatieve ontwikkelingen.
Op grond van de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn in het buitengebied geen nieuwe woon- en werkfuncties toegestaan, tenzij sprake is van een substantiële verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden van die omgeving. Bovendien moet in de toelichting bij een bestemmingsplan worden aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
Bij de herontwikkeling van een landgoed dient sprake te zijn van een totaalvisie inclusief inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieopzet. De gemeente dient met initiatiefnemers een overeenkomst met kettingbeding af te sluiten over de inrichting en het beheer van het landgoed. Dit bestemmingsplan vindt zijn basis in genoemde visies en plannen.
In het Kwalitatieve Woningbouwprogramma 2010-2019 (KWP3) zijn afspraken gemaakt met Gelderse gemeenten en woningbouwcorporaties over te bouwen woningen en de woningdifferentiatie op regionaal niveau. De nieuw te bouwen woningen zullen in de klasse "koop duur" vallen.
Onlangs heeft de ontwerp-Omgevingsvisie Gelderland ter inzage gelegen. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf plannen van de provincie: de Structuurvisie, het Waterplan, het Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer en Vervoer Plan. Er zijn drie hoofdthema's. 'Dynamisch' duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. 'Mooi' verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. 'Divers' duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.
De Omgevingsvisie gaat uit van meer samenwerken om beleid te maken, minder sturen op regels, meer op doelen. 'Gelderland anders' heet dit co-creatie- en co-realisatieproces. De co-creatie en co-realisatie met bestuurlijke en maatschappelijke organisaties is een andere, nieuwe manier van samenwerken. 'Gelderland anders' staat voor deze nieuwe samenwerking en voor een andere manier van sturen door de provincie. Niet vooraf vastleggen wat wel of niet mag, maar vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De Omgevingsvisie is een eerste stap van de provincie om samen te werken aan 'opgaven' die de provincie en haar partners delen. Over wat er in Gelderland 'te doen' is en wat ons verbindt. Een aanpak die uitnodigt, uitdaagt en inspireert om in Gelderland te ontwikkelen met kwaliteit. Dat betekent in veel gevallen afscheid nemen van regels en maatvoering en in plaats daarvan sturen op doelen.
Een nieuwe beleidsrichting ten aanzien van een 'vitaal platteland' is de focus op de kwaliteit van het bestaande. Initiatiefnemers die kwaliteit aan de bestaande voorraad willen toevoegen, worden nadrukkelijk uitgenodigd. De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. Bij keuzes voor nieuwbouw in het landelijk gebied zijn goede afwegingen van belang. De provincie wil en durft te variëren in het maken van keuzes. Soms is een toevoeging in het landelijk gebied een plus die gewenst is.
In samenwerking met de gemeenten Epe en Heerde heeft de gemeente Voorst het 'Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel' (LOP) opgesteld. Het belangrijkste doel van het LOP is in de autonome ontwikkeling van het landschap te sturen op behoud en op ontwikkeling van de landschappelijke samenhang. Daarnaast is het LOP gericht op het stimuleren van de ontstening van het buitengebied en de verdere ontwikkeling van de karakteristieke kenmerken van het buitengebied. Met het LOP wordt het landschapsbelang ingebracht in alle ruimtelijke veranderingsprocessen in het gebied.
Het LOP richt zich op instrumenten, partijen en een aanpak voor de uitvoering van het landschapsbeleid. Het ontwikkelingsplan en het toetsingskader dat het LOP vormt, is door de gemeente Voorst vastgesteld als structuurvisie.
Ten aanzien van landgoederen wordt gesteld dat landgoederen meer dan gemiddeld een toegevoegde waarde hebben voor de kwaliteit van het landschap. De inrichting van een landgoed moet de vorm van de landschappelijke overgangen versterken en beter beleefbaar maken.
Het LOP stelt verder dat bij nieuwe woningen in het buitengebied een bouwplan gecombineerd dient te worden met een erf- en landschapsplan. De omgeving en de toekomstige inrichting kunnen belangrijke invloed uitoefenen op dat bouwplan en uiteindelijk het aanzicht en de waarde van de woning. De kenmerken die in het gebied voorkomen kunnen worden versterkt door aan de randen van het perceel streekeigen beplanting aan te brengen.
In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel.
Landgoed Klarenbeek maakt volgens deze visie deel uit van een landgoederenzone. Landelijk wonen biedt mogelijkheden om delen van de landgoederenzone te herstellen, te versterken en te ontwikkelen tot het groene 'visitekaartje' van de Stedendriehoek.
Figuur 14: Beleidskaart Regionale Structuurvisie
De raad van de gemeente Voorst heeft op 31 januari 2005 de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) vastgesteld. Deze bevat een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen in de gemeente Voorst. Landgoed Klarenbeek is gelegen in het deelgebied 'Groene Carré'. De samenhang in het Groene Carré is met name te vinden in groenblauwe ontwikkelingen aangevuld met recreatie en rode ontwikkelingen. Bij de groenblauwe ontwikkelingen vormt onder andere de cultuurhistorisch waardevolle landgoederenzone een drager voor natuurontwikkeling, landschapsversterking en de verdere ontwikkeling van het recreatieve netwerk. Het Groene Carré wordt gezien als landschapspark waarbinnen grondgebonden landbouw, recreatie, landschap en water nevengeschikt aan elkaar zijn. In het Groene Carré staat het versterken van de waarde van het landschap centraal. Een landschap met een aaneenschakeling van buitenplaatsen en landgoederen. De afwisseling tussen besloten, halfbesloten en open ruimten is karakteristiek en biedt ruimte voor een divers scala aan functies, mits passend in het landschap. Er zullen nieuwe economische dragers in het landelijk gebied nodig zijn om de kwaliteiten van het landschap te kunnen behouden.
In de visie wordt Landgoed Klarenbeek met landhuis en complex van beken en vijvers ten behoeve van de aandrijving van de kopermolen als bijzonder gekwalificeerd. De houtfabriek van Krepel vormt een bijzonder historisch industrieel complex. Als zich mogelijkheden voordoen voor het bijzondere historisch industrieel erfcomplex, ligt het wensbeeld hier in cultuurhistorie, natuur en landschap, eventueel in combinatie met een beperkte bedrijfsvoering.
Begin 2013 is de Dorpsvisie Klarenbeek vastgesteld. Het betreft een geactualiseerde versie van de Dorpsvisie 2003. De uitgangspunten van de nieuwe dorpsvisie zijn:
In de dorpsvisie wordt Landgoed Klarenbeek niet concreet genoemd. Wel kan gesteld worden dat met de ontwikkelingen binnen Landgoed Klarenbeek wordt voldaan aan uitgangspunt 3.
Het beleid voor de oprichting van nieuwe landgoederen en de herontwikkeling van bestaande landgoederen is verwoord in de op 6 februari 2006 vastgestelde notitie Landgoederen. Deze notitie geeft de koers van de gemeente Voorst aan ten opzichte van initiatieven tot oprichting van nieuwe landgoederen. Daarnaast biedt de notitie houvast aan eigenaren van bestaande landgoederen bij herontwikkeling van die landgoederen. Bij nieuwe ontwikkelingen staan de kwaliteiten van de bestaande landgoederen voorop. Deze bestaande landgoederen in Voorst zijn mede bepalend voor het huidige karakter van de gemeente. Ze zijn beschreven en beschermd en worden waar nodig verder versterkt. De vaak monumentale bebouwing en de fraaie groenstructuren vormen een ensemble. Nieuwe ontwikkelingen op bestaande landgoederen dienen een maatschappelijke meerwaarde te hebben op het gebied van landschap, natuur, milieu, recreatie en/of cultuur.
Op 29 november 2010 heeft de gemeente Voorst de Erfgoedverordening 2010 vastgesteld. Deze erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. De gemeente onderscheidt twee hoofdcategorieën: Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Verwachtingszones. Deze twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën.
De hoofdcategorie Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG) is onderverdeeld in de volgende subcategorieën:
De hoofdcategorie Archeologische Verwachtingszone is onderverdeeld in de volgende subcategorieën:
Per categorie is in de erfgoedverordening beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moeten worden om de archeologische resten te beschermen.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan heeft ter plaatse van de locatie van de oude kopermolen AWG-categorie 3. Verder bestaat het plangebied uit zones met hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarden. Op grond hiervan zijn diverse archeologische dubbelbestemmingen opgenomen (zie hoofdstuk 5.4 van deze toelichting).
Dit bestemmingsplan kent een goede en gedetaileerde voorbereiding. De integraliteit van de nieuwe ontwikkelingen is uitvoerig behandeld in het Landgoedplan. Verder zijn de nieuwe ontwikkelingen gedetailleerd uitgewerkt in een 'Uitvoeringsprogramma' en een 'Beeldkwaliteitsplan'. Landgoed en gemeente sluiten tevens een overeenkomst met elkaar waarin uitvoering en instandhouding van de te nemen maatregelen gegarandeerd wordt. Bij het opstellen van de plannen zijn de beleidskaders van de diverse overheden, zoals die in dit hoofdstuk aan de orde zijn geweest, als uitgangspunt genomen. De conclusie luidt dan ook dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met die beleidskaders.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de plannen die ten grondslag liggen aan de beoogde ontwikkelingen binnen Landgoed Klarenbeek. De plannen zijn getoetst aan het geldend beleid. Uitgangspunt is hierbij geweest dat de plannen duidelijk een (maatschappelijke) meerwaarde van de nieuwe ontwikkelingen aantonen op het gebied van cultuurhistorie, landschap, natuur, recreatief medegebruik, water, landbouw en milieu. Volgens de betreffende beleidsdocumenten kan die maatschappelijke meerwaarde gevonden worden in het behoud, herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden, versterking van de kwaliteit van het landschap, duurzame versterking van de natuurwaarden, aanleg recreatieve wandel- en fietspaden of openstelling van bestaande paden voor publiek, realisering van waterberging en oplossen van eventuele milieuproblemen.
Landgoed Klarenbeek heeft bijzondere cultuurhistorische, recreatieve,landschappelijke en natuurlijke waarden. Het kleinschalig landschap met haar bijzondere doorzichten past in de lappendeken van fijnmazige landschapsstructuren in het gebied tussen Veluwe en IJssel. Bij de ontwikkeling van het landgoed is het uitgangspunt de bestaande waarden te behouden en waar mogelijk te versterken.
In het landgoedplan wordt een zonering aangehouden, gebaseerd op de functies van het landgoed. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: bossen en landerijen, de maatschappelijke enclave, het fabriekscomplex, het landhuis met de parkzone en de beek als historische drager. In figuur 15 is deze zonering schematisch weergegeven.
Figuur 15: Zonering plangebied (bron: Landgoedplan Klarenbeek)
De kernwaarden van het landgoed zijn het landschap, de natuurwaarden en de historische relatie met het water. Landschap, natuur en water zullen worden versterkt, onder meer door de sloop van landschapsontsierende bebouwing en door het landschap op onderdelen opnieuw in te richten. Daarbij worden cultuurhistorische elementen ook nog eens versterkt. Hieronder zal per zone worden omschreven welke ontwikkelingen in hoofdlijnen zullen plaatsvinden.
Het fabriekscomplex
Het centraal gelegen fabriekscomplex kent een hoge bebouwingsdichtheid. De ontwikkeling en het beheer zijn hier volledig gericht op het behoud en het verder ontwikkelen van het cultuurhistorische karakter en de bedrijfsactiviteiten.
Op het fabriekscomplex is een aantal monumentale en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en objecten aanwezig. Deze blijven behouden en worden gerestaureerd. In een deel van deze gebouwen worden nieuwe functies ontwikkeld, die als economische drager voor het landgoed kunnen gaan dienen. Het gaat daarbij onder andere om een trouwlocatie, theetuin, museum, atelier en een bed & breakfastfaciliteit.
De landschappelijke inpassing van het fabriekscomplex zal worden versterkt, met name aan de oostzijde van het terrein.
Het landhuis met de parkzone
Het monumentale landhuis 'Huize Klarenbeek' ligt ten zuiden van het fabriekscomplex. Het gebouw zal gerestaureerd worden. De verderop gelegen villa aan de vijver ligt ten westen van Huize Klarenbeek. Dit gebouw is geen monument. De eigenaar hebben de villa recentelijk verbouwd. Voor dit gebied staat het behoud, herstel en beheer van het landschappelijke en cultuurhistorische karakter voorop. Onderdeel hiervan is het herstellen van de zichtrelatie tussen de twee gebouwen en het herstellen van het landgoedpark.
Maatschappelijke enclave
Ten noorden van het fabriekscomplex ligt de zogenaamde 'maatschappelijke enclave'. De hierbinnen gelegen school, kerk, pastorie en begraafplaats behoren formeel niet tot het landgoed, maar zijn wel onlosmakelijk met de geschiedenis ervan verbonden. Ter plaatse van deze maatschappelijke enclave zullen op grond van het Landgoedplan geen ontwikkelingen plaatsvinden.
Bossen en landerijen
Een groot deel van het landgoed bestaat uit bossen en landerijen. Aan de oostzijde van het landgoed wordt ingespeeld op de ecologische potenties. Productiebos wordt omgevormd naar bos met hoge ecologische waarden. Ook de in dit deel gelegen enk wordt weer zichtbaar gemaakt, zodat de aanwezigheid hiervan weer wordt 'beleefd'. Ook wordt dit gebied aantrekkelijker gemaakt voor educatieve en recreatieve doeleinden, onder meer door de aanleg van een recreatieroute op het voormalige "paardenspoor", maar ook door het plaatsen van informatieborden en zitbankjes.
De bossen en landerijen in het westelijk deel van het landgoed, aan de rand van het dorp Klarenbeek, hebben een uitloopfunctie. Wandelpaden worden verplaatst, zodat betere recreatieve routes ontstaan. Ook hier zullen zitmeubelen en informatieborden worden geplaatst. De hier aanwezige bossen worden omgevormd van productiebos naar bos met hogere ecologische waarden. In het noordwestelijk gedeelte zal een hondenlosloopgebied worden gerealiseerd.
De beek als historische drager
De historische beek die het landgoed doorsnijdt, is het belangrijkst geweest voor het ontstaan van het landgoed. Deze beek is nog steeds te herkennen als een belangrijke drager van het landgoed en moet dan ook worden beschermd. Schouwpaden langs de Beekbergse Beek zullen ter voorkoming van de vernieling van oevers worden afgesloten (vervangende wandelpaden worden aangelegd) en ook zal de kademuur ter plaatse van het fabriekscomplex worden gerestaureerd. Nader onderzocht wordt of ter versterking van het cultuurhistorische karakter (en wellicht in het kader van energievoorziening) een nieuw waterrad geplaatst kan worden, geïnspireerd op het in het verleden aanwezige waterrad.
Om voldoende inkomsten te genereren voor de uitvoering van alle maatregelen die genoemd zijn in het Landgoedplan, is de bouw van een aantal nieuwe woningen noodzakelijk. Met de verkregen inkomsten worden kosten betaald waarmee het landgoed kan worden onderhouden en waarmee ook nieuwe ontwikkelingen op grond van de Landgoedvisie mogelijk kunnen worden gemaakt. Ook worden enkele bestaande landschapsontsierende gebouwen gesloopt.
Gebouwen die niet meer in aanmerking komen voor een functiewijziging of die een goede bedrijfsontwikkeling in de weg staan, zijn de woning aan de Kopermolenweg 14 (woning van Theo Jans), de recreatiewoning in het noordoostelijke bosgebied, het gebouw waar jongerenvereniging 'De Hulsbosch' gebruik van heeft gemaakt (Kopermolenweg 15) en de voormalige droogschuur naast het fabriekscomplex. De eerste woning verkeert in een slechte bouwkundige staat en staat bovendien een goede bedrijfsontwikkeling in de weg. De bebouwing aan de Kopermolenweg 15 en de recreatiewoning worden gesloopt om de gronden in te kunnen zetten voor de verhoging van de natuurwaarden van de Ecologische Hoofdstructuur. De droogschuur staat een herontwikkeling van de moestuin in de weg. In onderstaande figuur zijn de te slopen gebouwen aangwezen.
Figuur 16: Te slopen gebouwen
De nieuwe woningbouwlocaties zijn geselecteerd naar aanleiding van een uitgebreide landschappelijke analyse van het landgoed. In onderstaande afbeelding 17 zijn de nieuwbouwlocaties weergegeven. Figuur 18 en figuur 19 geven in hoofdopzet de toekomstige inrichting van locatie 1 en 2 weer.
Figuur 17: Nieuwe woningbouwlocaties binnen het landgoed
Figuur 18: Locatie 1 (bron: Beeldkwaliteitsplan Klarenbeek)
Figuur 19: Locatie 2 (bron: Beeldkwaliteitsplan Klarenbeek)
Door bureau Eelerwoude is in samenwerking met 2 architectenbureaus een beeldkwaliteitsplan voor de nieuwe woningen op Landgoed Klarenbeek opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan geeft een duidelijke richting voor de beeldkwaliteit voor de nieuwe bouwlocaties. Het vormt het toetsingskader op voor welstand voor de woningbouwplannen op het landgoed. Het beeldkwaliteitsplan zal dan ook gelijktijdig met dit bestemmingsplan in procedure worden gebracht en door de raad worden vastgesteld. Bovendien maakt het onderdeel uit van de overeenkomst die tussen gemeente en initiatiefnemers is gesloten.
Het beeldkwaliteitsplan is bij de regels gevoegd.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu, flora en fauna, archeologie en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of, en zo ja welke, kosten zijn gemoeid met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Ter plaatse van de nieuwe woningbouwlocaties hebben verkennende bodemonderzoeken plaatsgevonden. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd door de Rouwmaat Groep (rapportnummers MT.13274-1 en 13274-2) en zijn te vinden in de bijlagen bij dit bestemmingsplan. Hieronder staan de conclusies per locatie weergegeven.
Locatie omgeving Postweg
Op basis van de analyseresultaten is geconcludeerd dat in de grond geen van de onderzochte componenten is aangetoond in een concentratie boven de achtergrondwaarde en/of detectiegrens en dat het grondwater licht verontreinigd is met Barium en Cadmium. Het is bekend dat in het grondwater zware metalen in sterk fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden. De hypothese "de gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.
Locatie omgeving Kopermolenweg/ Hoofdweg
Op basis van de analyseresultaten is geconcludeerd dat de bovengrond licht verontreinigd is met PAK. Verder zijn in de ondergrond geen verontreinigingen aangetroffen en is het grondwater licht verontreinigd met Barium, Koper en Zink. De gehalten betreffen (natuurlijke) achtergrondwaarden.De verhoogde gehalten PAK in de grond worden (deels) waarschijnlijk veroorzaakt door antropogene bestandsdelen (puin-/kooldeeltjes) en/of door microscopisch kleine deeltjes (bijv. roet). Het betreffen dan diffuus verspreide verontreinigingen. De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.
Voor beide locaties geldt dat eventueel vrijkomende grond niet zondermeer in het grondverkeer kan worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid, bijvoorbeeld wanneer de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt wordt. De geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten vanwege weg- en/of railverkeer moet binnen de normen blijven.
Door Akoestisch Buro Tideman is in oktober 2013 een akoestisch onderzoek (rapportnr. 12.083.01) uitgevoerd. Dit onderzoek is gericht op de geluidsbelasting op het bouwplan van de twee woningen op de hoek Hoofdweg/ Kopermolenweg (zie figuur 18) als gevolg van het wegverkeerslawaai. Deze locatie is namelijk gelegen binnen de zone van de Provinciale weg N789. Het onderzoek is te vinden in de bijlage van dit bestemmingsplan. De conclusie van het onderzoek is dat de geluidbelasting op de grens van het bouwplan maximaal 45 dB bedraagt, na aftrek van 5 dB op grond van art. 110g van de Wet geluidhinder.
De geluidbelasting Lden is lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De conclusie is dan ook dat vanuit het aspect geluid er geen belemmeringen zijn voor de bouw van de woningen.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan en afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 brutovloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Om die reden wordt niet verder op het aspect luchtkwaliteit ingegaan.
Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid te worden gekeken naar een aantal risicobronnen:
Deze risicobronnen moeten getoetst worden aan de huidige wet- en regelgeving.
Ad. 1
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de Risicokaart Provincie Gelderland blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi (zie figuur 20).
Figuur 20: Uitsnede risicokaart Gelderland
Ad. 2
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in de nota Omgaan met risico's. De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de nota Risiconormering normering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). Sinds augustus 2004 is bovendien sprake van een Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de Rnvgs verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied bevindt zich niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.
Ad. 3
Tot slot dient rekening te worden gehouden met buisleidingen. Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan liggen geen drukleidingen van aardgas of aardolieproducten zoals bedoeld in de Regeling externe veiligheid buisleidingen.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen plannen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
Binnen het plangebied is het bedrijf Krepel gelegen. Dit bedrijf bestaat uit 'Krepel cassettes' en 'Krepel deuren'. Op basis van de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering wordt het bedrijf geschaard onder de SBI-code 162, zijnde 'timmerfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout'. Binnen deze inrichting bevinden zich naast de gebruikelijke productielijnen ook een verfspuitafdeling en een houtgestookte kachel. Het bedrijf valt hiermee onder milieucategorie 3.2, waarvoor een minimale richtafstand van 100 meter ten opzichte van milieugevoelige functies geldt. De nieuw te bouwen woningen binnen het landgoed zullen allen op grotere afstand zijn gelegen, waardoor deze de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten niet zullen belemmeren. Bovendien zijn er enkele bestaande woningen die reeds op kortere afstand zijn gelegen.
Verder zijn er geen (agrarische) bedrijven die worden belemmerd in hun bedrijfsactiviteiten vanwege de voorgenomen ontwikkelingen binnen Landgoed Klarenbeek.
Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wet ruimtelijke ordening (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.
Natura 2000
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitatttypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door de projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan, tenzij er na de habitattoets een vergunning wordt verleend.
Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is 'Landgoederen Brummen', dat ligt op bijna 3 kilometer ten zuiden van Landgoed Klarenbeek (het gele gebied aan de zuidrand van de cirkel in figuur 21).
Figuur 21: Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (bron: Ministerie van ELI)
Gelet op deze afstand en de aard van de ontwikkelingen die op grond van voorliggend bestemmingsplan worden uitgevoerd, wordt geconcludeerd dat er geen significante effecten zijn op het betreffende Natura 2000-gebied.
Beschermde natuurmonumenten en Ecologische Hoofdstructuur
De Natuurbeschermingswet kan bijzondere natuurgebieden een wettelijke bescherming bieden omdat zij heel waardevol en kwetsbaar zijn. De beschermde natuurmonumenten en de Ecologische Hoofdstructuur zijn ook vastgelegd in het provinciale ruimtelijke beleid. In de nabijheid van het plangebied zijn geen beschermde natuurmonumenten.
Het plangebied ligt grotendeels in de Ecologische Hoofdstructuur, zie onderstaande figuur 22. De groene gebieden betreffen de EHS.
Figuur 22: Ligging EHS ten opzichte van plangebied (bron: Ministerie van ELI)
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van soorten. In de Flora- en faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijn geïmplementeerd. Op grond van de Flora- en faunawet is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is onderzocht of de beoogde ontwikkelingen gevolgen hebben voor beschermde flora en fauna. Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd door bureau Eelerwoude (rapportnr. P.2814.2). Het onderzoek is te vinden in de bijlage bij dit bestemmingsplan. De conclusie van deze quickscan is dat geen toetsing van de effecten van de ontwikkelingen op de Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk wordt geacht. Daarnaast wordt geconstateerd dat door de ontwikkelingen mogelijk enkele tabel 1-soorten worden verstoord. Ook kunnen de werkzaamheden verblijfplaatsen van dwergvleermuizen verstoren. De belangrijkste aspecten van de quickscan worden hieronder samengevat.
Licht beschermde soorten
In het plangebied zijn enkele soorten te verwachten die op tabel 1 van de Flora- en faunawet staan, zoals algemene grondgebonden zoogdieren en algemene amfibieën. De ingreep zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies of verstoring van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Wel is op deze groep de zorgplicht van toepassing.
Zwaarder beschermde soorten
De ontwikkelingslocaties maken onderdeel uit van het leefgebied van zwaarder beschermde vleermuizen en waarschijnlijk ook steenmarter. Bij het landhuis, de beheerderswoning en het huidige kantoor zijn een zomerverblijfplaats en twee paarplaatsen van gewone dwergvleermuis aangetroffen. Dit betekent dat deze gebouwen ook in gebruik kunnen zijn als winterverblijfplaats. De werkzaamheden aan deze gebouwen moeten dan ook worden afgestemd met een vleermuisdeskundige. Waarschijnlijk kunnen met een aangepaste werkwijze en uitvoeringsperiode negatieve effecten op vleermuizen worden voorkomen en de verblijfplaatsen behouden. Wanneer dit toch niet het geval is, moet een ontheffing worden aangevraagd. Het foerageergebied en vliegroutes van de vleermuizen worden niet verstoord.
Broedvogels
In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen waargenomen van jaarrondsoorten. Wel geldt voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten vanuitde Flora- en faunawet een verbod op handelingen die in gebruik zijnde nesten of eieren beschadigen of verstoren. Verstoring kan in veel situaties worden voorkomen door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Werkzaamhedenbinnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van broedende vogels worden verstoord.
Voorgenomen ontwikkelingen kunnen doorgang vinden
De werkzaamheden aan het landhuis, het kantoor en de huidige beheerderswoning kunnen verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis verstoren. Dit is ontheffingsplichtig. De gedetailleerde werkzaamheden moeten aan een vleermuisdeskundige worden voorgelegd. Afhankelijk van zijn of haar oordeel kunnen de werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat geen verstoring optreedt, óf zal een ontheffing moeten worden aangevraagd. Mits geen broedende vogels worden verstoord, treden verder geen negatieve effecten op beschermde soorten op.
In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.
De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:
In opdracht van de gemeente Voorst is in 2008 door RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten (zie paragraaf 3.5.4). Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 is vastgesteld. De Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2010 vastgesteld.
Op grond van de archeologische beleidskaart is geconstateerd dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is voor de woningbouwlocaties. Dit onderzoek is in oktober 2013 uitgevoerd door archeologisch onderzoeksbureau De Steekproef (rapportnr. 2013-09/132). Het onderzoek is te vinden in de bijlage bij dit bestemmingsplan. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder samengevat.
Uitkomsten onderzoek
Klarenbeek ligt in een dekzandgebied tussen de Veluwe en de IJssel. De woningbouwlocatie bij de Postweg ligt op de rand van een dekzandrug. Binnen een kilometer omtrek is één vondst geregistreerd, te weten een stenen bijl uit het neolithicum of de bronstijd. Op 19e eeuws kaartmateriaal is op beide locaties nog woeste grond aanwezig. Beide locaties hebben langdurig droge condities gehad in het verleden. De gaafheid van de bodem op de woningbouwlocatie aan de Kopermolenweg en op het grootste deel van locatie Postweg is matig. In het noordelijke deel van locatie Postweg is de gaafheid van de bodem nog redelijk. Het onderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd zoals bewerkt vuursteen, scherven aardewerk of concentraties puin.
Archeologische verwachting
De archeologische verwachting voor beide locatie kan worden aangepast. Op de locatie Kopermolenweg en het grootste deel van de locatie Postweg zullen eventueel aanwezige archeologische grondsporen sterk zijn aangetast, waardoor de archeologische verwachting daar naar beneden toe kan worden bijgesteld. In het noordelijke deel van de locatie Postweg kunnen eventueel aanwezige sporen wel bewaard zijn gebleven. Echter aangezien er geen archeologische indicatoren zijn gevonden, kan ook daar de verwachting naar beneden toe worden bijgesteld.
Advies
Aangezien op het grootste deel van de onderzochte locaties eventuele sporen sterk zullen zijn aangetast en aangezien op de rest geen aanwijzingen zijn gevonden voor sporen, hoeft op geen van beide planlocaties nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Als tijdens toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dan dient hiervan melding te worden gemaakt bij de gemeente Voorst.
Voor alle functies binnen het plangebied geldt dat voldoende ruimte op 'eigen terrein' aanwezig is, dan wel zal worden gecreëerd.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Via de digitale watertoets is beoordeeld of, en zo ja welke, waterbelangen voor het plan relevant zijn. Binnen het plangebied liggen enkele belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat mogelijk daarmee primaire waterbelangen worden geraakt. Het gaat hierbij om leggerwatergangen met beschermingszones. In figuur 23 gaat het om de roodbruine lijnen in het zuidelijk deel van het plangebied.
Figuur 23: Leggerwatergangen in plangebied (bron: www.watertoets.nl)
Naast de primaire watergangen is sprake van een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren: een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen: om grondwateroverlast te voorkomen wordt geadviseerd om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer om voorafgaand aan de uitvoering van de plannen een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de perceelseigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken: om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen, is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door bij de realisatie van de bouwplannen geen uitlogende bouwmaterialen toe te passen.
Gebiedsspecifieke aandachtspunten
In het plangebied liggen een waterloop met een zeer hoge ecologische waarde. Dit is een water met een zogenaamde HEN- en SED-functie. In onderstaande figuur 20 gaat het om de rood-oranje lijn die het plangebied doorsnijdt.
Bescherming tegen watervervuiling in bestemmingsplannen is niet nodig, omdat er al op een andere manier tegen vervuiling wordt beschermd. De bescherming tegen ‘rode ontwikkelingen’, bijvoorbeeld gebouwen, blijft wel nodig. Bij de ontwikkeling en uitvoering van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.
Figuur 24: Water met HEN- en SED-functie in plangebied (bron: www.watertoets.nl)
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in voorliggend plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar ook de bouwmogelijkheden. De regels betreffen het gebruik van de gronden, maar ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld goot- en bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel voorkomen, waarvan de ene functie de nodige beperkingen met zich mee kan brengen voor de andere. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan, wordt er gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden en tenslotte wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier, aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfotos en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik op grond van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.
Aanduidingsregels
In het plan is een molenbiotioop opgenomen. Het gaat om de biotoop van de molen 'De Hoop' in de kern van Klarenbeek. Een molenbiotoop is de naamgeving voor de relatie van de molen ten opzichte van de omgeving waarin de molen staat. Voor een goede werking en het behoud van de molen is een goede molenbiotoop van groot belang. Enerzijds vanwege het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de molen, anderzijds vormen de molens een karakteristiek herkenningspunt in menig dorpsgezicht of landschap. Door de historische wisselwerking tussen molen en landschap is de molenbiotoop ook cultuurhistorisch van belang. De molenbiotoop van molen 'De Hoop' geeft het gebied aan waarin beperkingen gelden ten aanzien van de bouwhoogte bij nieuwbouw. In artikel 24.1 van de regels is een formule opgenomen waarmee de bouwhoogte per locatie (tussen 100 en 400 meter van de molen) kan worden bepaald.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregels opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. De bestemmingsregeling is erop gericht om bestaande waarden te handhaven en eventueel te versterken. Binnen deze bestemming mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Dit mogen geen (bedrijfs)woningen of voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn. Andere bouwwerken zijn alleen toegestaan in de vorm van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 meter. Voor het beschermen van de landschappelijke waarden is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in het artikel opgenomen.
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor houtverwerkende industrie en daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Binnen deze bestemming geldt dat maximaal de bestaande oppervlakte, inhoud, en goot- en bouwhoogte is toegestaan. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte te vergroten. Daarvoor is het noodzakelijk dat er sprake is van een goed landschappelijke en cultuurhistorische invulling.
Er is een afwijking van de gebruiksregels opgenomen om andere bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan genoemd toe te staan.
Deze bestemming is gebruikt om de bestaande nutsvoorziening te bestemmen.
Binnen deze bestemming geldt dat maximaal de bestaande oppervlakte, inhoud, en goot- en bouwhoogte is toegestaan. Met de aanduiding 'karakteristiek' worden ter bescherming van de cultuurhistorische waarde, uitsluitend de bestaande maatvoering, dakhelling en nokrichting toegestaan.
Voor de karakteristieke bebouwing geldt dat de (gedeeltelijke) sloop van bouwwerken is gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Deze vergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing of de hoofdvorm niet langer aanwezig is of niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld. Ook als de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is of het niet gaat om karakteristieke onderdelen van een bouwwerk, kan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk worden verleend.
De bestemming 'Bos' wordt gebruikt ten behoeve van de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting en het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden. Een groot deel van het landgoed heeft deze bestemming gekregen. Bij het opstellen van de verbeelding is zowel gekeken naar de vigerende bestemmingsplannen als naar luchtfoto's en naar het uitvoeringsplan dat aan het landgoedplan is gekoppeld.
Binnen de bestemming ´Bos' zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en bosbouwkundige waarden is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, opgenomen.
De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor het gedeelte van het fabriekscomplex waar de culturele en maatschappelijke functies (zullen gaan) plaatsvinden. Met deze bestemming wordt een flexibel gebruik van de panden voorgestaan waarbij rekening is gehouden met de maatschappelijke functie van het landgoed en de cultuurhistorische waarde van het fabriekscomplex. In de bestemming 'Gemengd' worden naast functies op het gebied van cultuur en ontspanning ook ambachtelijke bedrijvigheid, dagrecreatieve functies, maatschappelijke functies en horeca (tot en met categorie 1b) toegestaan. De bestaande bedrijfswoning is ook in deze bestemming opgenomen.
Binnen deze bestemming geldt dat uitsluitend de bestaande oppervlakte, inhoud, en goot- en bouwhoogte is toegestaan. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte te vergroten. Daarvoor is het noodzakelijk dat er sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling.
De bestemming 'Groen-Park' wordt gebruikt ten behoeve van de aanleg, ontwikkeling en instandhouding van parkachtige groenvoorzieningen zoals bosranden, heestervlakken, grasvelden, boomgroepen, solitaire bomen en laanbeplanting. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-park-moestuin' mag ook een moestuin worden aangelegd. De bestemming is toegekend aan het park behorend bij het landhuis 'Huize Klarenbeek'.
Binnen deze bestemming geldt dat maximaal de bestaande oppervlakte, inhoud en goot- en bouwhoogte is toegestaan. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte te vergroten. Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-park-moestuin' een kas te bouwen. Voor toepassing van deze afwijkingsmogelijkheden is het noodzakelijk dat er sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling.
Om de cultuurhistorische waarde van het park te beschermen is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. De werkzaamheden die worden uitgevoerd op basis van het Uitvoeringsprogramma en het Beeldkwaliteitsplan Klarenbeek zijn uitgezonderd van deze vergunningplicht, evenals reguliere onderhoudswerkzaamheden.
De bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan de maatschappelijke enclave met de kerk en de school en aan de begraafplaats in het noorden van het plangebied. Binnen deze bestemming worden maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Daarnaast is de bestaande pastoriewoning bestemd. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is uitsluitend een begraafplaats toegestaan.
Binnen deze bestemming geldt dat maximaal de bestaande oppervlakte, inhoud, en goot- en bouwhoogte is toegestaan. Met de aanduiding 'karakteristiek' worden ter bescherming van de cultuurhistorische waarde, uitsluitend de bestaande maatvoering, dakhelling en nokrichting toegestaan. Deze aanduiding is opgenomen voor de kerk en de school.
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte te vergroten. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig. Daarvoor is het noodzakelijk dat er sprake is van een goed landschappelijke en cultuurhistorische invulling.
Binnen de aanduiding 'karakteristiek' is daarnaast een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken. Deze vergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing of de hoofdvorm niet langer aanwezig is of niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld. Ook als de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is of het niet gaat om karakteristieke onderdelen van een bouwwerk, kan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk worden verleend.
De bestemming 'Natuur' is toegekend aan het terrein waar de enk in oude glorie wordt hersteld. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals die vooral tot uitdrukking komen in de vegetatie en landschappelijke waarden. Extensief recreatief medegebruik is ook mogelijk binnen de bestemming.
Binnen de bestemming 'Natuur' zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Een deel van de gronden van de nieuwe woningbouwlocaties heeft de bestemming 'Tuin' gekregen. Gronden met deze bestemming dienen zoveel mogelijk onbebouwd te blijven. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan. Het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.
De Kopermolenweg, een openbare weg die het landgoed globaal van noord tot zuid doorsnijdt, heeft de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming staat de verkeersfunctie centraal. Ook is er ruimte voor verblijfsfuncties waar deze de verkeersfunctie niet in de weg staan. Ten behoeve van flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen binnen deze bestemming toe te staan.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
De A-watergangen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen. Het betreft hier de beek die het landgoed van west naar oost doorsnijdt, de twee vijvers nabij de villa en een deel van de watergang aan de oostzijde van de Kopermolenweg.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
Woningen die reeds aanwezig zijn in het plangebied zijn bestemd tot 'Wonen-1'.Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis, alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed & breakfast, groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Vanwege de bijzondere ligging van deze woningen op landgoed Klarenbeek en de typerende bouwstijl behorend bij het landgoed hebben de aanwezige woningen, voor zover geen sprake is van een monument, de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.
Aan huis verbonden beroep en - bedrijf
Voor alle woningen geldt dat aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven zijn toegestaan welke zijn genoemd in categorie 1 van de in de regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Bed & breakfast
Uitsluitend de woningen mogen worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak.
Bouwregels
Er is gekozen voor een systematiek waarbij alleen de woningen binnen bouwvlakken dienen te worden gebouwd. Per bouwvlak is 1 woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding. De inhoud van een woning bedraagt maximaal 750m3 en maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte is toegestaan. Ter behoud van de cultuurhistorische waarde geldt binnen de aanduiding 'karakteristiek' dat uitsluitend de bestaande inhoud, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting toegestaan. Er is wel een mogelijkheid opgenomen om via een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor wat betreft de toegestane maatvoering en de situering van de woningen, op voorwaarde dat wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een cultuurhistorisch onderzoek. Er zal door een landschapsarchitect c.q. architect een terreininrichtingstekening c.q. bouwtekening moeten worden opgesteld die vervolgens wordt beoordeeld door de gemeente. Er kan niet worden afgeweken van de maximale inhoudsmaat van 750m3 en ook niet van het aantal woningen zoals dat is bestemd.
Overige gebouwen en andere bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voor wat betreft de overige gebouwen geldt een maximale oppervlaktemaat van 100 m2 per bestemmingsvlak. Voor erfafscheidingen geldt een bouwhoogte van maximaal 2 meter en voor overige andere bouwwerken geldt een hoogte van 3 meter. De oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag per bouwperceel niet meer dan 20 m2 bedragen.
Er is een afwijking van de gebruiksregels opgenomen om één hogere categorie bedrijf aan huis toe te staan of een bedrijf dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staat genoemd toe te staan.
Daarnaast is voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken binnen de aanduiding 'karakteristiek' een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing of de hoofdvorm niet langer aanwezig is of niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld. Ook als de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is of het niet gaat om karakteristieke onderdelen van een bouwwerk, kan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk worden verleend.
De nieuwbouwlocaties binnen het Landgoed Klarenbeek hebben de bestemming 'Wonen-2' gekregen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis, alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed & breakfast, groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Aan huis verbonden beroep en - bedrijf
Voor alle woningen geldt dat aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven zijn toegestaan welke zijn genoemd in categorie 1 van de in de regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Bed & breakfast
Uitsluitend de woningen mogen worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak.
Bouwregels
Voor de nieuwe woningen is gekozen voor een systematiek waarbij alle bebouwing (woningen en overige gebouwen) binnen een bouwvlak wordt gebouwd. Per bouwvlak is 1 woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding. Voor de 'specifieke bouwaanduiding- voorwaardelijke verplichting-1' geldt dat één overig gebouw is toegestaan met een oppervlakte van 100m2.
De maximale goot- en bouwhoogte is ook op de verbeelding aangegeven. Andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht. De hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 1m, voor overige andere bouwwerken geldt een maximale hoogte van 3m. De gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 10 m2 per bouwperceel.
Er is een afwijking van de bouwregels opgenomen om onder voorwaarden de bouwgrens met maximaal 1m te overschrijden of de goot- en bouwhoogte met maximaal 20% te overschrijden. Voorwaarde is dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische inpassing.
Voorwaardelijke verplichtingen
Binnen de bestemming 'Wonen-2' zijn in de speficieke gebruiksregels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. De bouwmogelijkheden die door voorliggend bestemmingsplan ontstaan, zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Binnen 1, 2 of 3 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning bouwen dient uitvoering te zijn gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in de bijlagen van de regels opgenomen Uitvoeringsprogramma en het Beeldkwaliteitsplan Klarenbeek. Worden de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van bebouwing ter plaatse van voorwaardelijke verplichting in strijd met de bestemming.
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in plaats van de maatregelen zoals deze zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma andere maatregelen te treffen die bijdragen aan een hoger kwaliteitsniveau van landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden. Deze afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om enige flexibiliteit te creëren als bij de uitvoering blijkt dat bepaalde maatregelen om welke reden dan ook in de praktijk (gedeeltelijk) niet uitvoerbaar blijken te zijn. Ook is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van uitstel van termijnen waarbinnen deze verplichtingen gerealiseerd moeten worden.
Tot slot is een afwijking van de gebruiksregels opgenomen om één hogere categorie bedrijf aan huis toe te staan of een bedrijf dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staat genoemd toe te staan.
De bestemming 'Wonen-Landhuis' wordt gebruikt voor aanzienlijke woningen of buitenverblijven met een parkachtige aanleg. In dit bestemmingsplan heeft Huize Klarenbeek de bestemming 'Wonen-Landhuis' gekregen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis, bed & breakfast, herstel en de bescherming van landschappelijke waarden alsmede voor groen, paden, water, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Aan huis verbonden beroep en - bedrijf
Binnen de bestemming 'Wonen - Landhuis' is een beroep of bedrijf aan huis uit ten hoogste categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m2, onder de volgende voorwaarden:
Bed & breakfast
Uitsluitend de woning mag worden gebruikt voor bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Bovendien moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak.
Bouwregels
Binnen deze bestemming geldt dat de woning (het landhuis) binnen het bouwvlak moet worden gebouwd. Uitsluitend de bestaande woning is toegestaan. Voor de goot- en bouwhoogte van het landhuis gelden de bestaande goot- en bouwhoogte. Overige gebouwen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter.
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de huisvesting van meerdere huishoudens (appartementen) in het landhuis toe te staan.
Daarnaast is is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om qua gebruik één hogere categorie bedrijf aan huis toe te staan of een bedrijf dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staat genoemd.
Om de archeologische waarden veilig te stellen, gelden er op gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waarde - Archeologie - 6' beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover in geval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud, overeenkomstig de toegekende bestemming.
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die in de ontwerp-Omgevingsvisie zijn aangewezen zijn als 'Gelders Natuurnetwerk' of 'Gelderse Groene Ontwikkelingszones' (in het Streekplan Gelderland bekend als Ecologische Hoofdstructuur - EHS). Om te voorkomen dat ontwikkelingen het Gelders Natuurnetwerk of de Gelderse Groene Ontwikkelingszones in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden binnen gebieden met de bestemming 'Waarde - Ecologie - EHS'. Binnen deze dubbelbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming onder voorwaarden te wijzigen in de bestemming Natuur.
Voor het gehele landgoed is de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' opgenomen. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud en samenhangend beheer van landgoederen. Daarnaast biedt deze dubbelbestemming een wijzigingsbevoegdheid om de op het landgoed voorkomende bestemmingen onder voorwaarden onderling te wijzigen.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan leidt tot enige beleidsruimte om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van een bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitsbevoegdheden (artikel 3.6 Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door onder andere het afwijken van de regels of het wijzigen van het plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingen opgenomen:
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
Naast deze algemene afwijkingsmogelijkheden zijn in de diverse enkelbestemmingen mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de bouwregels of de gebruiksregels. Deze afwijkingsmogelijkheden staan beschreven in paragraaf 6.3.
Naast algemene afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat 3 algemene wijzigingsbevoegdheden:
Daarnaast zijn voor enkele bestemmingen nog specifieke wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zij met de behartiging van belangen die in geding zijn.
In dit geval is sprake van een plan dat grotendeels is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (op grond van het Streekplan) c.q. het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszones (op grond van de ontwerp-Omgevingsvisie). De provincie heeft bepaald dat zij over bestemmingsplannen die gaan over ontwikkelingen in deze gebieden graag overleg wil voeren.
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij is belast, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase, als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Hiervan is in dit geval geen sprake. Inspraak is om die reden achterwege gelaten.