direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Terwoldseweg 10, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171058-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten noordoosten van het dorp Twello is Boomkwekerij de Winter gevestigd. De eigenaar van de boomkwekerij overweegt zijn bedrijfsactiviteiten te stoppen. Het perceel heeft een oppervlakte van 1,1 hectare. Het heeft in het bestemmingsplan Buitengebied een agrarische bestemming bedoeld voor glastuinbouw.

Achter de woning is het gehele perceel ingericht ten behoeve van de voormalige bedrijfsactiviteiten. De gronden staan vol met bedrijfsgebouwen, kassen en silo's. Het overig deel van het perceel wordt gebruikt als teeltgrond waar bomen worden opgekweekt.

Naast de huidige woning staat tussen de bomen een vervallen cultuurhistorisch waardevol bijgebouw (schrijvershuisje).

De initiatiefnemer heeft het verzoek gedaan om met toepassing van functieverandering 2 kleine woningen toe te voegen aan het erf. Hier staat het volgende tegenover:

  • De bestaande woning wordt opgeknapt waardoor het straatbeeld verbetert.
  • De huidige bedrijfsvoering stopt.
  • Alle huidige bedrijfsbebouwing en bijhorende tereininrichting wordt gesloopt of verwijderd.
  • Het cultuurhistorisch waardevolle schrijvershuisje wordt gerenoveerd en beschermd.
  • Het gehele perceel wordt landschappelijk ingepast en er wordt natuur toegevoegd.
  • De 2 toe te voegen geschakelde woningen hebben een beperkte inhoudsmaat en zijn van toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande woningaanbod.

1.2 Doel

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Er worden 2 woningen toegevoegd en in ruil daarvoor staan er verschillende ontwikkelingen tegenover, zoals hierboven in de inleiding benoemd.

1.3 Het plangebied

De locatie van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1. Het plangebied ligt in het noordoosten van Twello. Het plangebied ligt in het buitengebied. Het volledige plangebied beslaat een oppervlakte van 1,1 hectare. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het perceel staat kadastraal bekend als TLO00, sectie A, perceelnummers 2161 en 2160.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0001.png"

Afbeelding 1: ligging van het plangebied in de gemeente Voorst

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0002.png"

Afbeelding 2: luchtfoto van het plangebied

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Landschap

De oorsprong van het dorp Twello gaat vermoedelijk terug in de Late Middeleeuwen, vermoedelijk in de 13e eeuw. De naam ''Twello'' is waarschijnlijk een samenstelling van de woorden ''twee'' en '''loo'', wat ''twee bossen'' betekent. In het verleden zijn ook andere benamingen voor het dorp gebruikt, zoals Twelle, Twenlo en Twenle.

De oorspronkelijke bewoners van Twello waren boeren, die op kleine schaal akkerbouw en veeteelt bedreven. De bewoners vestigden zich op de dekzandruggen; zo ontstond Twello als een lintvormige nederzetting op de hoger gelegen delen langs de ruggen. De kleine, individuele ontginningen in het gebied. Op de woeste gronden rondom Twello werden schapen geweid, en om de akkers te bemesten werden plaggen gestoken uit de omliggende heide- en bosgebieden. Vanaf de 18e eeuw werden in het gebied rondom Twello door de rijke elite, voornamelijk afkomstig uit het overbevolkt rakende Deventer en Zutphen, landgoederen en buitenplaatsen opgericht. De welvarende kooplieden uit de Hanzesteden ontdekten de hogere zandgronden rondom het huidige dorp Twello. Deze lieden stichtten hier hun buitenverblijven om de stad te ontvluchten. Tegenwoordig kennen we deze zone als de ‘landgoederenzone’. Het plangebied aan de Terwoldseweg 10 (Twello) ligt dan ook in de landgoederenzone. Deze ligt centraal in de gemeente Voorst als een duidelijk herkenbare zone met landgoederen en buitenplaatsen.

Rondom de landhuizen ligt een landschap met bossen, indrukwekkende bomenlanen, bossages waardoor een lommerrijke sfeer ontstaat, landerijen, lanen, boerderijen en eeuwenoude akkers en graslanden. De cultuurhistorische, ecologische, landschappelijke, architectonische en recreatieve waarden in dit gebied zijn groot. Ze geven voor een belangrijk deel vorm aan de landschappelijke identiteit van de gemeente.

In de 19e eeuw vinden op grote schaal ontginningen plaats in het gebied en wordt een deel van de buitengebieden agrarisch in gebruik genomen. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelt de industriele sector in Twello zich, vooral op het gebied van de vleesverwerkingsindustrie.

2.2 Historische ontwikkeling en huidige situatie

De oudst geraadpleegde kaarten waarop het plangebied is afgebeeld is de Hottingerkaart uit 1773-1787 (afbeelding 3). De Terwoldseweg, waar het plangebied aan ligt, is hier reeds aanwezig. Het plangebied zelf ligt in onbebouwd, agrarisch gebied. Ten zuidoosten is een boerderij aanwezig met de naam ''Kolkhof''. Vermoedelijk verwijst deze toponiem naar een dijkdoorbraak in de buurt. Op de Kadastrale Minuutplan (1811-1832; afbeelding 4) is het plangebied in gebruik als bos en bouwland. Ten oosten is bebouwing aanwezig, naar verwachting een boerderij. De eerste bebouwing in het plangebied is te zien op een kaart uit 1880 (afbeelding 5). Het betreft vermoedelijk een boerderij met een bijgebouw. Volgens het Kadaster dateert deze uit 1900 (bagviewer.kadaster.nl), maar op basis van de topografische kaarten is dit niet geheel juist. Het bouwjaar zal ergens na 1888 zijn geweest. De rest van het terrein is in gebruik als bouwland, in het oosten is een strook bos aanwezig. Deze situatie blijft gelijk tot 1925, wanneer het bijgebouw in het plangebied is verdwenen (afbeelding 6 en 7). Rond 1960 verschijnen diverse kleine bijgebouwen in het gebied, naar verwachting kleine schuren (afbeelding 8). Mogelijk waren deze hiervoor ook al (deels) aanwezig, maar zijn deze niet op de topografische kaart aangeduid. In 1976 resteert nog de woning en een bijgebouw (afbeelding 9). Deze terreininrichting blijft tot relatief kort geleden hetzelfde (afbeeldingen 9 - 11). Op de luchtfoto uit 2021 is te zien dat de woning en het bijgebouw nog in het terrein aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0004.png"

Afbeelding 3: het plangebied (rood omlijnd) op de Hottingerkaart (1773-1787)

Afbeelding 4: het plangebied (rood omlijnd) op het Kadastrale Minuutplan uit 1811-1832 (bron: hisgis.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0006.png"

Afbeelding 5: uitsnede van een topografische kaart uit 1880 (bron: www.topotijdreis.nl). Het plangebied is met rode lijnen weergeven.

Afbeelding 6: uitsnede van een topografische kaart uit 1925 (bron: www.topotijdreis.nl). Het plangebied is met rode lijnen weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0008.png"

Afbeelding 7: uitsnede van een topografische kaart uit 1955 (bron: www.topotijdreis.nl). Het plangebied is met rode lijnen weergeven.

Afbeelding 8: uitsnede van een topografische kaart uit 1962 (bron: www.topotijdreis.nl). Het plangebied is met rode lijnen weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0010.png"

Afbeelding 9: uitsnede van een topografische kaart uit 1976 (bron: www.topotijdreis.nl). Het plangebied is met rode lijnen weergeven.

Afbeelding 10: uitsnede van een topografische kaart uit 1988 (bron: www.topotijdreis.nl). Het plangebied is met rode lijnen weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0011.png"

Afbeelding 11: uitsnede van een luchtfoto uit 2019. Het plangebied is met rode lijnen weergeven (bron: www.pdok.nl).

Huidige situatie

Behalve een woning staat er in de huidge situatie op het perceel een schrijvershuisje. Dit schrijvershuisje (ofwel 'opoehuisje') is gebouwd omstreeks de jaren vijftig van de vorige eeuw. Verder zijn er verschillende bedrijfsgebouwen en bedrijfsinrichtingen aanwezig op het perceel. Dit zijn schuren, kassen en silo's. De afgelopen veertig jaar zijn deze gebouwd en is de boomkwekerij flink uitgebreid aan de achterzijde van het perceel. Onder andere de toevoeging van de kassen heeft ervoor gezorgd dat de compacte, tradiotionele erfstructuur is komen te vervallen.

2.3 Uitgangspunten functieverandering

Voor de uitgangspunten wordt aangesloten op het functieveranderingsbeleid van de gemeente Voorst. Dit beleid is er op gericht om het omliggende landschap te versterken. Ook het erf zelf dient op een wijze ingericht te worden die cultuurhistorisch passend is. In dit plan is sprake van beëindiging van bedrijfsactiviteiten en daarbij vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Met toepassing van functieverandering wordt ingespeeld op de ruimtelijke potentie die het perceel heeft om zo een hoge maatschappelijke meerwaarde te creëren (sloop bedrijfsgebouwen en kassen, aanplant nieuw bos en andere landschapselementen, behoud en herstel karakteristiek schrijvershuisje, toevoeging kleinere woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens).

2.3.1 Conclusies huidige situatie

Op basis van de huidige situatie kan een aantal conclusies worden getrokken ten aanzien van het landschap en het erf.

  • Het historische landschap is in de loop van de jaren verdwenen. De ooit open graslanden hebben plaatsgemaakt voor glastuinbouw.
  • De bestaande situatie kent weinig ecologische potentie. Het overgrote deel van het perceel is in gebruik als cultuurgrond. Flora en fauna krijgen weinig ruimte.
  • De woning heeft een passende uitstraling voor het straatbeeld en heeft potentie.
  • Het schrijvershuisje (bijgebouw naast de bestaande woning) is karakteristiek en waardevol kenmerk van het perceel en de omgeving.
2.3.2 Uitgangspunten

Uitgangspunten voor de functieverandering (2 kleine woningen toe te voegen aan het erf):

  • De bestaande woning wordt opgeknapt, waardoor het straatbeeld verbetert.
  • De huidige bedrijfsvoering stopt.
  • Alle huidige bedrijfsbebouwing en bijhorende tereininrichting wordt gesloopt of verwijderd.
  • Het cultuurhistorisch waardevolle schrijvershuisje wordt gerenoveerd en beschermd.
  • Het gehele perceel wordt landschappelijk ingepast en er wordt natuur toegevoegd.
  • De 2 toe te voegen geschakelde woningen hebben een beperkte inhoudsmaat en zijn van toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande woningaanbod.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie en gemeente aan de orde.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;

Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties

Onderhavig plan is niet in strijd met de Nationale Omgevingsvisie.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0012.png"

Afbeelding 12: Schema Ladder voor duurzame verstedelijking

Gezien omvang van de ontwikkeling, is de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Nadere toetsing aan de ladder is om die reden niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' die op 19 december 2019 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Onderliggend plan past binnen de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Het landschap krijgt een impuls zowel op als rondom het erf. Hiervoor is een landschapsinrichtingsplan opgesteld. Dit landschapsinrichtingsplan dient als versterkingsplan. Er wordt 3500 m2 bos aangeplant en er worden hagen geplant ter accentuering van de perceelgrenzen. Daarnaast worden verschillende solitaire bomen en een hoogstamboomgaard aangeplant en bloemrijk grasland ingezaaid op het zuidoostelijk deel van het perceel. Tussen de nieuwe woningen wordt door middel van hagen de privacy van toekomstige bewoners gewaarborgd. Met de landschappelijke inpassing op het perceel krijgt het plangebied een natuurlijkere uitstraling waarmee het aansluit op de groene uitstraling van de landgoederenzone. De landschappelijke en ecologische verbetering neemt daarnaast ook de bebouwingsbarrière weg tussen de Dijkhofstraat – Terwoldseweg (richting Het Hunderen). Hierdoor ontstaat een groene, robuust corridor waarmee de groene entree van Twello wordt versterkt.

3.3.2 Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.

De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu en Erfgoed. Met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen aan de Terwoldseweg 10 in Twello zijn de onderdelen 'Groene Ontwikkelingszone', 'instructieregels glastuinbouw' en 'instructieregel intrekgebied" van kracht.

Groene Ontwikkelingszone

Het plangebied valt buiten het Nationaal Landschap, het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Wel ligt het plangebied gelegen binnen de Groene Ontwinkkelingszone (GO). De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0013.png"

Afbeelding 13: GNN en GO in de gemeente Voorst.

Instructieregels glastuinbouw

Er is beleid op het gebied van glastuinbouw van invloed op het plangebied. Voor een duurzame ontwikkeling van de glastuinbouw is concentratie noodzakelijk. Voor zaken als energievoorziening, ontsluiting, logistiek, waterhuishouding en landschappelijke inpassing levert concentratie van glastuinbouwbedrijven voordelen op. Het plangebied bevindt zich buiten het concentratiegebied voor glastuinbouw. Uitbreiding tot een levensvatbaar bedrijf is op de voorliggende locatie niet haalbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0014.png"

Afbeelding 14: uitsnede omgevingsverordening Gelderland glastuinbouw

Instructieregel intrekgebied

Het gehele plangebied is aangewezen als intrekgebied. De provincie streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Het is daarom verboden om in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.

Dit nieuwe bestemmingsplan maakt het mogelijk om nieuwe woningen te realiseren, er worden kassen gesloopt en er wordt natuur aangeplant. De bestemmingsplanwijziging is dus niet in strijd met het provinciale beleid.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel.

Op het gebied van functieverandering doet de Regionale Structuurvisie geen uitspraak. Er wordt in dit kader aangesloten op lopend beleid.

3.4.2 Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies

In het voorgaande Provinciale Streekplan 2005 kregen de regio's al de mogelijkheid een regionale invulling te geven aan het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen, deze invulling werd geaccordeerd door Gedeputeerde Staten. De gemeente Voorst heeft toen samen met de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem en Zutphen het regionaal beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' opgesteld. Inmiddels legt de provincie de verantwoordelijkheid volledig bij de regio en vraagt geen apart beleidskader meer om door de provincie vast te stellen. De notitie 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' vormt nog steeds het regionaal beleidskader. Dit beleidskader is in 2014 is op het onderdeel maximaal toegestane maatvoering aangepast.

Het beleidskader stelt primair als doel bij functieverandering een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met een agrarische bestemming), maar ook voor eerder vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de bestemming reeds is omgezet (bijvoorbeeld Wonen). Het beleidskader omschrijft welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren. De voorgenomen ontwikkeling past binnen dit beleid.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 is door de gemeenteraad de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" vastgesteld. In deze visie wordt het gemeentelijke beleid voor de komende jaren uitgewerkt, met een doorkijk naar de verdere toekomst. De visie is tot stand gekomen met een grote mate van participatie van inwoners, bedrijven en instellingen. De visie geeft aan dat onze identiteit leidend is in onze fysieke leefomgeving. Deze identiteit bestaat uit vijf bouwstenen, namelijk de kwaliteit van het landschap, de bijzondere cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de krachtige sociale samenhang en duurzaamheid. De visie geeft voor verschillende inhoudelijke thema's (Wonen, leefbaarheid & sociale cohesie / Werken, innovatie & recreatie / Omgeving & landschap / Energie & klimaat) strategische beleidskeuzes aan.

Vanuit deze identiteit en de inhoudelijke thema's is het toevoegen van woningen, in ruil voor de sloop van onder andere kassen en de aanplant van natuur, te rechtvaardigen. Het bestemmingsplan past daarmee binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

3.5.2 Beleid functieverandering

Het regionale beleidskader voor functieverandering (zie paragraaf 3.4.2) biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Als uitwerking op het beleidskader heeft de gemeente een rekenmethode voor verevening opgesteld (2010). Verevening moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel of de omgeving daarvan. Bij functieveranderingsplannen werd gebruik gemaakt van een rekenmethode om het vereveningsbedrag te bepalen. Van deze rekenmethode is afgestapt. Tegenwoordig wordt per plan bekeken op welke manier en in welke mate verevening plaatsvindt. Hierbij is de maatschappelijke meerwaarde leidend.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de plannen die ten grondslag liggen aan de beoogde ontwikkelingen. De plannen zijn getoetst aan het geldend beleid. Uitgangspunt is hierbij geweest dat de plannen duidelijk een (maatschappelijke) meerwaarde van de nieuwe ontwikkelingen aantonen op het gebied van cultuurhistorie, landschap, natuur, recreatief medegebruik, water, landbouw en milieu. Volgens de betreffende beleidsdocumenten kan die maatschappelijke meerwaarde gevonden worden in het behoud, herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden, versterking van de kwaliteit van het landschap, duurzame versterking van de natuurwaarden, aanleg recreatieve wandel- en fietspaden of openstelling van bestaande paden voor publiek, realisering van waterberging en oplossen van eventuele milieuproblemen.

4.1.1 Kader functieverandering

Op het perceel bevinden zich momenteel verschillende bedrijfsgebouwen en bijhorende terreininrichting ten behoeve van de glastuinbouw. Waaronder een oppervlakte van ruim 2500 m2 aan kassen, welke gesloopt zullen worden. Medewerking verlenen aan het verzoek volgens de principes van het functieveranderingsbeleid betekent kwaliteitswinst op verschillende terreinen:

Alle huidige bedrijfsbebouwing en bijhorende tereininrichting wordt gesloopt of verwijderd.

Met het beeindigen van de bedrijfsactiviteiten verliest de bedrijfsbebouwing zijn functionaliteit. Onderdeel van het plan is daarom de sloop van ongeveer 3200 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (schuren, kassen, silo's). Dit zijn alle gebouwen in het plangebied met uitzondering van de bestaande woning en het karakteristieke schrijvershuisje. Naast het slopen van agrarische bebouwing wordt ook een agrarische erfinrichting ten behoeve van het bedrijf verwijderd en wordt de erfverharding sterk verminderd. Het totaalplan zorgt daarmee voor een aanzienlijke vermindering van verstening in het buitengebied.

Het gehele perceel wordt landschappelijk ingepast en er wordt natuur toegevoegd.

In het plangebied vindt flinke landschappelijke verevening plaats. Er wordt 3500 m2 bos aangeplant en er worden hagen aangeplant ter accentuering van de perceelsgrenzen. Daarnaast worden verschillende solitaire bomen en een hoogstamboomgaard aangeplant en bloemrijk grasland ingezaaid op het zuidoostelijke deel van het perceel. Tussen de nieuwe woningen wordt door middel van hagen de privacy van toekomstige bewoners gewaarborgd. Met de landschappelijke inpassing op het perceel krijgt het plangebied een natuurlijke uitstraling, waarmee het aansluit op de groene uitstraling van de landgoederenzone. De landschappelijke en ecologische verbetering neemt daarnaast ook de bebouwingsbarriere weg tussen de Dijkhofstraat en Terwoldseweg (richting Hunderen). Hierdoor ontstaat een groen, robuust corridor waarmee de groene entree van Twello wordt versterkt.

Er is sprake van versterking van het erfensemble

De afgelopen 40 jaar is de boomkwekerij flink uitgebreid richting de achterzijde van het perceel. Onder andere de toevoeging van verschillende kassen heeft ervoor gezorgd dat de compacte, traditionele erfstructuur is komen te vervallen. Met het terugbrengen van bebouwing en het verminderen van de verharding wordt de bebouwing weer compacter op het erf gestitueerd. De samenhang van bebouwing wordt hiermee van het plan versterkt. Dit komt niet alleen door het wegnemen van de verspreide bebouwing, maar ook door de architectuur van de nieuwe (geschakelde) schuurwoningen. Door het sobere ontwerp met eenduidige kapvorm lijken de woningen op bijgebouwen van de bestaande woning. Door de combinatie van ontwerp, kleurstelling en situering ontstaat het beeld dat de gebouwen bij elkaar horen als zijnde gebouwen aan een gemeenschappelijk erf. Het erfensamble wordt daarmee door het plan versterkt.

Het cultuurhistorisch waardevolle schrijvershuisje wordt gerenoveerd en beschermd.

De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst zet in op het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle ellementen om daarmee de 'Voorster identiteit' te versterken. Aan de voorzijde an het erf, tussen de hoogopgaande begroeing, is een karakteristiek schrijvershuisje gelegen. Het schrijvershuisje (ofwel 'opoehuisje') is gebouwd omstreeks de jaren '50 van de vorige eeuw en is aan renovatie toe. In het kader van functieverandering zal het schrijvershuisje worden gerenoveerd en beschermd. Het zal in de toekomst worden ingezet als Bed and Breakfast, waarmee het gebouwtje ook een gebruiksfunctie krijgt die passend is bij het bouwwerk. Het schrijvershuisje krijgt in het nieuwe bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en mag niet gesloopt worden.

4.2 Functieveranderingsplan

4.2.1 Het ontwerp

Functieverandering gaat altijd gepaard met de sloop van de ontsierende agrarische bebouwing. Het totale oppervlakte aan te slopen ontsierende agrarische bebouwing en bijhorende terreininrichting bedraagt in dit plan ruim 3200 m2. Na sloop blijft enkel de woning en het bestaande karakteristieke bijgebouw (schrijvershuisje) over.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0015.png" Afbeelding 15 - Terreininrichting nieuw

Het ontwerp, zie afbeelding 15, geeft het totaalbeeld van het functieveranderingsplan weer. Op deze plattegrond is de locatie van de bebouwing en het groen ingetekend. In de volgende paragrafen worden deze onderdelen verder behandeld.

4.2.2 De bebouwing

De belangrijkste ruimtelijke ingrepen zijn, naast de sloop van onder andere de kassen, de bouw van de nieuwe woningen, de restauratie van het schrijvershuisje en de aanplant van groen. De nieuwe woningen komen achter de bestaande woning op het perceel te liggen. De nieuwe woningen worden met de huidige inrit ontsloten.

4.2.2.1 Schuurwoningen

De nieuwe woningen en de bijgebouwen worden ten noorden van de bestaande woning gesitueerd. De beeldkwaliteit van de bebouwing refereert aan een kaswoning of een schuurwoning. De woningen zijn geschakeld en hebben een bouwlaag met een zadeldak. De (kop)gevels zijn voorzien van relatief veel glas. Het materiaalgebruik is sober en er worden donkere kleuren toegepast. De ontsluiting van de woningen vindt plaats vanaf de Terwoldseweg. Het toegangspad wordt uitgevoerd in halfverharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0016.png"

Afbeelding 16: schetsimpressie geschakelde schuurwoningen

4.2.3 Landschap

Het meest noordelijke deel van het plangebied wordt ingericht als bos. Hier zal 3500 m2 bos worden aangeplant. Ook worden er hagen aangeplant ter accentuering van de perceelsgrenzen. Daarnaast worden verschillende solitaire bomen en een hoogstamboomgaard aangeplant en bloemrijk grasland ingezaaid op het zuidoostelijke deel van het perceel. Verder wordt de privacy van toekomstige bewoners gewaarborgd, door tussen de nieuwe woningen hagen aan te planten.

Door de landschappelijke inpassing op het perceel krijgt het plangebied een natuurlijke uitstraling. Het sluit hiermee aan op de groene uitstraling van de landgoederenzone. De landschappelijke en ecologische verbetering neemt daarnaast ook de bebouwingsbarriere weg tussen de Dijkhofstraat en Terwoldseweg (richting Hunderen). Hierdoor ontstaat een groene, robuust corridor waarmee de groene entree van Twello wordt versterkt.

Het complete functieveranderings/beeldkwaliteitplan is als bijlage toegevoegd (Beeldkwaliteitsplan). Uitvoering en onderhoud van het plan is vastgelegd in een overeenkomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0017.png"

Afbeelding 17: nieuwe inrichting perceel

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu, flora en fauna, archeologie en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.

5.2 Omgevingsaspecten

5.2.1 Bodem

In opdracht van de initiatiefnemer is door Greenhoude Advies een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Terwoldseweg 10 te Twello.

De aanleiding tot het bodemonderzoek wordt gevormd door de voorgenomen functieverandering. Hierbij wordt de huidige activiteiten, boomkwekerij beeindigd. Hiervoor komen twee kleinere woningen in de plaats met andere landschapselementen. Doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit van zowel de grond als van het freatisch grondwater. Er is nagaan of er mogelijke gebruiksbeperkingen bestaan in relatie tot het beoogde gebruik.

Het gebied waar de woning op staat is conform de NEN-5740 uitgevoerd. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd volgens de BRL SKIB 2000 en bijbehorende protecollen. Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd door een AS3000 erkend laberatorium dat voldoet aan de accreditatiecriteria van de Raad van Accreditatie conform NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018.

Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:

Veldonderzoek

Tijdens de terreininspectie is een bovengrondse petoleumtank en puinpad aangetroffen.

Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem tot circa 0,5 m-mv bestaat uit zwak siltig en zwak humeus, fijn zand. Vanaf circa 0,5 m-mv tot 2,6 m-mv wordt zwak siltig, fijn zand aangetroffen.

In 2 van de 25 boringen zijn sporen baksteen aangetroffen. De verharding van het puinpad is beton- en baksteenhoudend.

Chemisch onderzoek

Uit de analyseresultaten kan het volgende worden geconcludeerd:

Woning

  • De bovengrond is licht verontreinigd met lood, PAK, kwik, zink en PCB. In de ondergrond zijn geen van de onderzochte componenten aangetroffen in gehalten boven de achtergrondwaarde.
  • De bovengrond met bijmenging ter plaatse van de onderzoekslocatie is indicatief getoetst en beoordeeld als kwaliteitsklaase Industrie. De ondergrond is beoordeeld als kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde.
  • Het grondwatermonster uit peilbuis 12 (1,6-2,6 m-mv) is licht verontreinigd met barium.
  • In het puinmateriaal is geen asbest aangetoond.

Boomkwekerij

  • De bovengrond is licht verontreinigd met lood, kwik, drins, chloorethaan en DDE.
  • De bovengrond is indicatief getoetst en beoordeeld als kwaliteitsklaase Industrie.

Petroleumtank

  • In de bodem ter plaatse van de petroleumtanks zijn geen gehaltes van de onderzochte parameters boven de achtergrondwaarde aangetroffen.
  • In het grondwater van peilbuis 25 is geen van de onderzochte parameters boven de achtergrondwaarde waargenomen.

Op basis van het aantreffen van verontreinigingen in zowel de bodem als het grondwater dient de hypothese 'locatie is onverdacht' formeel verworpen te worden.

Naar aanleiding van de analyseresultaten is een nader onderzoek niet noodzakelijk. Het terrein is ons inziens op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor de voorgenomen werkzwaamheden en gebruik. Er wordt wel geadviseerd om met een gesloten grondbalans te werken.

Algemeen

Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk). De conclusies hebben uitsluitend betrekking op de geselecteerde deellocaties en de geanalyseerde componenten.

Gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Voor de bestemmingsplanwijziging vormen de resultaten van dit onderzoek geen belemmering.

5.2.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

De Terwoldseweg is een relatief drukke weg in de omgeving van het plangebied. De geluidsbelasting op de gevel van de bestaande woning aan de Terwoldseweg 10 voldoet aan de normen van de Wgh. De nieuwe woningen worden achter de bestaande woning op het perceel gerealiseerd. Er is geen akoestisch onderzoek nodig voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0018.png"

Afbeelding 18: geluidskaart wegverkeerslawaai

5.2.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan en afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 brutovloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Om die reden wordt niet verder op het aspect luchtkwaliteit ingegaan.

5.2.4 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van criteria die onder andere worden gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een (mogelijk) risico op zware ongevallen met zich mee brengen. Het gaat dan met name om de grote chemische bedrijven. Maar ook kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslag van bestrijdingsmiddelen. De (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen zoals buisleidingen, spoor-, auto- en waterwegen worden ook als een potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het groepsrisico (GR) en het plaatsgebonden risico (PR). Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Het plangebied ligt in een gebied dat volgens de Gelderse Risicokaart een klein risico loopt op overstromingen. Deze kleine kans houdt in dat er overstromingen kunnen plaatsvinden, maar de kans dat dit binnen een mensenleven plaatsvindt is zeer gering. Bovendien ligt het plangebied in een beschermd gebied. Dit houdt in dat het gebied wordt beschermd door een primaire waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc).

Voor het aspect externe veiligheid luidt de conclusie dat het zojuist genoemde risico op overstromingen geen belemmering vormt voor het onderliggende plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0019.png"

Afbeelding 19: geluidskaart wegverkeerslawaai

5.2.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Het plan vormt geen belemmering voor omliggende bedrijven. Het dichtbijzijnste bedrijf is gelegen aan de overzijde aan de Terwoldseweg. Het gaat hier om een glastuinbouwbedrijf. Het plan houdt rekening met hiervooor bepaalde milieurichtlijnen (conform VNG bepaling). Als richtafstand houdt het VNG hiervoor 30 meter aan. Aan deze richtlijn wordt ruimschoots voldaan. De nieuwe woningen worden gerealiseerd op meer dan 70 meter afstand van het bouwvlak van het glastuinbouwsbedrijf. Het bedrijf wordt daarom niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering en een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Voor de rest zijn in de directe omgeving van het plangebied alleen woonbestemmingen gelegen.

5.2.6 Stikstof

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0020.png"

Afbeelding 20: afstand plangebied tot dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden

Op bovenstaande afbeelding is de afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden weergeven. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op 4,4 km afstand. Het plan betreft een functieveranderingsplan, waarbij het agrarisch bedrijf stopt. In ruil voor onder andere de sloop van kassen en aanplant van natuur worden woningen toegevoegd. Er is dus zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase sprake van extra stikstofuitstoot. Echter is er sprake van interne saldering doordat de milieuvergunning voor het agrarische bedrijf wordt ingetrokken. Geconcludeerd kan worden dat de Wet natuurbescherming, vanuit stikstof gezien, geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

5.3 Flora en fauna

5.3.1 Inleiding

Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wet ruimtelijke ordening (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.

5.3.2 Quickscan Natuur

Er zijn plannen voor de herontwikkeling van een erf op het adres Terwoldseweg 10 te Twello. Het voornemen bestaat twee nieuwe woningen op het erf te bouwen en een bestaand bijgebouw te verbouwen tot 'Bed and Breakfast' (B&B). Ter compensatie voor de bouw van de woningen wordt de aanwezige bedrijfsbebouwing op het erf geamoveerd. Het erf wordt nadien landschappelijk ingepast, middels aanplant van erfbaplantinting. Hiervoor is een landschapsinrichtingsplan opgesteld, wat dient als Versterkingsplan. Als gevolg van deze voorgenomen activiteiten kan overtreding van de Wet natuurbescherming op voorhand niet uitgesloten worden. Daarom is Natuurbank Overijssel gevraagd om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te brengen. In voorliggend rapport worden de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek gepresenteerd. Naast een beschrijving van het onderzoeksgebied, de onderzoeksopzet en de resultaten van het onderzoek, worden de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten weergegeven.

Het plangebied is op 15 juni 2023 onderzocht op de (potentiele) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk.

Resultaten toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde gebieden:

Het plangebied ligt volledig binnen de begrenzing van de Groene Ontwikkelingszone (GO), maar buiten Natura 2000 gebied. Vanwege de ligging binnen GO dient een versterkingsplan opgesteld te worden. Er is een landschapsinrichtingsplan opgesteld, wat dient als versterkingsplan.

Met uitzondering van het aspect stikstof, kan een negatief effect op Natura 2000-gebied op voorhand uitgesloten worden. Om vast te kunnen stellen of er sprake is van toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied, dient een stikstofberekening opgesteld te worden voor zowel de ontwikkel- als gebruiksfase, gaf Natuurbank Overijssel aan. Echter bedraagt de afstand tot een Natura 2000-gebied 4,4 kilometer. Door deze aanzienlijke afstand, is nader onderzoek of stikstofberekening niet nodig geacht.

Resultaten toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten:

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door verschillende beschermde diersoorten benut als foerageergebied, mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieen er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfsplaats in het plangebied, maar benutten het wel als foerageergebied.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieen die een (winter)rust- en/ of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'vangen' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties'. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieen. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden.

Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor beschermde diersoorten niet af.

Resultaten van toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden samengevat:

  • Werkzaamheden afstemmen op de voortplantingsperiode van vogels;
  • Geen beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieen doden (verjagen, wegvangen of ontheffing aanvragen);
  • Stikstofberekening opstellen voor ontwikkel- en gebruiksfase;
  • Versterkingsplan opstellen.

De conclusies uit het flora -en fauna onderzoek vormen geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Wel is het de aanbeveling om een versterkingsplan opgesteld. Hiervoor is een beeldkwaliteitsplan/ landschapsinrichtingsplan opgesteld, wat dient als Versterkingsplan. Dit plan is te vinden in bijlage Beeldkwaliteitsplan. Verder bevelen ze ook aan om een stikstofberekening op te stellen voor de ontwikkel- en gebruiksfase. Echter bedraagt de afstand tot een Natura 2000-gebied 4,4 kilometer. Door deze aanzienlijke afstand, is nader onderzoek of stikstofberekening niet nodig geacht.

5.4 Archeologie

In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen wordt omgegaan. Dat betekent dat vooronderzoek moet plaatsvinden;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe de verstoorder betaalt).

In opdracht van de gemeente Voorst is in 2017 door RAAP Archeologisch Adviesbureau een nieuwe archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2017 is vastgesteld. De aangepaste Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2017 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171058-VS00_0022.png"

Afbeelding 21: uitsnede archeologische beleidskaart

Het plangebied ligt in een zone met een middelmatige en hoge archeologische verwachtingswaarde. Vanwege de sloop van de kassen is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

5.4.1 Archeologisch onderzoek

In opdracht van de initiatiefnemer is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Het vooronderzoek is uitgevoerd door Transect b.v. in juni 2023. Het vooronderzoek is uitgevoerd in het plangebied Terwoldseweg 10 in Twello (gemeente Voorst). Het archeologisch vooronderzoek bestaat hier uit een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend veldonderzoek (IVO). De vraagstelling van deze onderzoeken richt zich op het vaststellen en toetsen van de archeologische verwachting en de bepaling in hoeverre de voorgenomen ingrepen in het kader van de planvorming effect hebben op eventuele archeologische resten in het gebied.

Bureauonderzoek

Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat het plangebied in een dekzandgebied ligt, die plaatselijk is doorsneden door de IJssel. Naar verwachting zijn in het plangebied kleiige of zandige rivierafzettingen aanwezig. Mogelijk zijn deze in de vorm van oever-, bedding- en geulafzettingen aanwezig, maar de aanwezigheid van dijkdoorbraakafzettingen is in het plangebied ook reeel. In het oosten en westen grenst het terrein aan dekzandruggen, die vermoedelijk nog deels tot in het plangebeid doorlopen. Indien in het plangebied dekzand aanwezig is, geldt afhankelijk van de ligging binnen het dekzandlandschap een lage tot middelhoge archeologische verwachting. In de top van het dekzand worden resten vanaf het Laat-Paleolithicum verwacht. Het is echter de vraag of dekzand aanwezig is, en in hoeverre dit eventueel is geerodeerd door een dijkdoorbraak of eerdere rivieractiviteit. Indien sprake is van erosie, kan de verwachting naar laag worden bijgesteld. Resten van na de dijkdoorbraak (vermoedelijk Nieuwe Tijd) bevinden zich dan in de dijkdoorbraakafzettingen. Mogelijk zijn oeverafzettingen van de voorganger van de IJssel aanwezig. Indien dit het geval is, geldt hier een middelhoge verwachting op resten uit de Bronstijd - Vroege Middeleeuwen. Voor wat betreft de Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd is een lage verwachting opgesteld. Er zijn geen aanwijzigen voor bebouwing tot circa 1900. Ten oosten van het plangebied heeft een erf gelegen. Op basis van de historische kaarten heeft het plangebied zelf geen deel uitgemaakt van dit erf en is het uitsluitend als bouwland en bos in gebruik geweest.

Veldonderzoek

Tijdens het veldonderzoek zijn de afzettingen van de IJssel (in de vorm van oever-, geul- en beddingafzettingen of dijkdoorbraakafzettingen) niet aangetroffen. In de boringen is uitsluitend dezand aanwezig. In de top van het dekzand is een BC-horizont aanwezig. Hieruit blijkt dat het dekzand archeologisch gezien intact is. Gezien de mate van podzolering kan ook worden geconcludeerd dat het gebied relatief hoog in het dekzandlandschap ligt, vermoedelijk op een rug of flank. Hiermee is in het plangebied sprake van een middelhoge archeologische verwachting op resten uit de periode Neolithicum - Vroege Middeleeuwen. Aangezien de oorspronkelijke A-horizont ontbreekt kan de verwachting op archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum - Mesolithicum wordne gesteld op laag.

Advies van Transect

In het plangebied bestaat het voornemen het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de sloop van een deel van de huidige bebouwing (2725 m2), de bouw van een twee-onder-een-kap woning (270 m2) en twee bijgebouwen (95 m2) in het plangebied. Bij het veldonderzoek is vastgesteld dat in het hele plangebied (1,1 ha) een middelhoge archeologische verwachting geldt op resten uit de periode Neolithicum - Vroege Middeleeuwen. Het archeologisch relevante niveau wordt gevormd door de top van het dekzand, op 10-50 cm -Mv (5,13-4,6 m NAP). Dit niveau zal in ieder geval bij de realisatie van de bebouwing worden verstoord. Hierom wordt een vervolgonderzoek (karterende en waarderende fase) geadviseerd ter plaatse van toekomstige verstoringen. Dit vervolgonderzoek kan, gezien de verwachting op met name grondsporen, het beste plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Voor een degelijk onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk, die op voorhand door de bevoegde overheid (gemeente Voorst) moet worden goedgekeurd.

Het is vooralsnog onbekend in hoeverre er werkzaamheden zullen plaatsvinden ten behoeve van de overige terreininrichting (aanleg groen en dergelijke). Indien hier graafwerkzaamheden plaatsvinden die het archeologisch relevante niveau bereiken, wordt ook hier een proefsleuvenonderzoek geadviseerd.

Bovenstaande vormt een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal de bevoegde overheid (gemeente Voorst) een besluit nemen over de daadwerkelijke omvang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnne het plangebied.

Selectiebesluit gemeente Voorst en regioarcheoloog

De gemeente Voorst en de regioarcheoloog onderschrijven het bovenstaande advies van Transect. Als volgt aangevuld/ genuanceerd.

In het plangebied dient eerst een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden met een dekkingsgraad van 10% van het te verstoren deel van het plangebied (rekening houdend met de bestaande bebouwing): de omvang van dit deel dient te worden vastgesteld in overleg met de regio-archeoloog ten tijde van de omgevingsvergunningaanvraag, aangezien nog niet bekend is of en in welke mate er grondverzet zal plaatsvinden t.b.v. de inrichting van het plangebied. De proefsleuven dienen aangelegd te worden voordat ondergrondse sloop binnen het plangebied plaatsvindt: indien in de sleuven archeologische resten worden aangetroffen die door de gemeente Voorst behoudenswaardige contouren binnen het onbebouwde deel van het plangebied. Tevens dient een proefsleuvenonderzoek in de variant archeologische begeleiding uitgevoerd te worden t.p.v. de ondergrondse sloopwerkzaamheden: als hierbij behoudenswaardige archeologische resten worden aangetroffen, wordt opgeschaald naar een opgraving in de variant archeologische begeleiding.

Voor dit gecombineerde onderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld en te worden goedgekeurd door de gemeente Voorst. Het goedgekeurde PvE is een indieningsvereiste voor de toekomstige omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning zelf kan dan onder voorwaarden van onderzoek worden afgegeven, het onderzoek vindt plaats na vergunningverlening.

In het nieuwe bestemmingsplan dient voor het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming te worden opgenomen op de verbeelding, die overeenkomst met de middelmatige archeologische verwachting uit het archeologiebeleid (vrijstellingsgrenzen 1000 m2 en 30 cm -Mv). Tevens dient een voorwaardelijke verplichting te worden opgenomen in het bestemmingsplan, waarmee wordt geborgd dat het archeologisch vervolgonderzoek conform het nog op te stellen PvE plaats zal vinden ten tijde van de omgevingsvergunningsfase.

Op basis van de resulaten van het archeologisch vervolgonderzoek ten tijde van de omgevingsvergunningfase neemt de gemeente Voorst een nieuw selectiebesluit, waarin het plangebied wordt vrijgegeven. Totdat het plangebied middels een selectiebesluit is vrijgegeven door de gemeente Voorst is het niet toegestaan om civiele bodemingrepen van welke aard dan ook uit te voeren in het plangebied.

5.5 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De Watertoets is op 20 april 2023 uitgevoerd. Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap van belang, gezien de aanwezigheid van een persleiding in het plangebied. Het plan is dan ook met het waterschap afgestemd en er zijn onderling afspraken gemaakt, welke zijn verwerkt in de anterieure overeenkomst en voorwaardelijke verplichting van dit bestemmingsplan.

5.6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in voorliggend plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels behorend bij de verschillende bestemmingen;
  • Hoofdstuk 3: algemene regels die verschillende algemene bepalingen bevatten die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2;
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

6.2 Planregels

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld goot- en bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel voorkomen, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan, wordt er gesproken van een 'dubbelbestemming'.

In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden en tenslotte wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier, aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfotos en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als die niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze specifieke gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook permanente bewoning van recreatiewoningen isniet toegestaan.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

In dit deel van de regels zijn het overgangsrecht en de slotregels opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Groen

De bestemming Groen wordt gebruikt om het structurele groen te bestemmen. Hierbinnen is geen bebouwing toegestaan.

6.3.2 Bos

De bestemming Bos wordt gebruikt ten behoeve van de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting en het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden. In het zuidwesten van het plangebied wordt een bosperceel aangeplant.

Binnen de bestemming ´Bos' zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en bosbouwkundige waarden is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, opgenomen.

6.3.3 Tuin

Een deel van de gronden heeft de bestemming 'Tuin' gekregen. Gronden met deze bestemming dienen zoveel mogelijk onbebouwd te blijven. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan. Het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

6.3.4 Wonen - 1

Bestemmingsomschrijving bestaande woning

De bestemming Wonen - 1 is bedoeld voor de bestaande woning. De gronden binnen deze bestemming Wonen - 1 zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.

Bouwvlak

Er is gekozen voor een systematiek waarbij de woningen en de bijgebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Binnen het bouwvlak van de bijgebouwen is bepaald dat het aantal wooneenheden nul mag bedragen, waardoor op die locatie uitsluitend een bijgebouw opgericht kan worden. Voor de bestaande woning en bijgebouwen is maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte in meters (m) toegestaan tenzij de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' van toepassing is waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters mogen bedragen. Andere bouwwerken kunnen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf

Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m², binnen het bouwvlak. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • buitenopslag is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast 

De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Karakteristieke bebouwing

Het schrijvershuisje is een overblijfsel van het agrarische verleden van de plek. Het gebouw is vanwege de hoofdvorm en de verschijningsvorm van belang voor de herkenbaarheid van de geschiedenis en de identiteit van de plek. Deze kwaliteiten zijn uitgangspunt geweest voor het functieveranderingsplan. Het schrijvershuisje is karakteristiek voor de plek. Handhaving van de uitstraling van het pand is uitgangspunt. Met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" worden de hoofdvorm (en de huidige inhoud), situering en oriëntatie van het gebouw beschermd.

6.3.5 Wonen - 2

Bestemmingsomschrijving nieuwe woningen

De bestemming Wonen - 2 is bedoeld voor de nieuwe woningen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.

Bouwvlak

Er is gekozen voor een systematiek waarbij de woning en de bijgebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Voor de nieuwe woningen is een maximale goot- en nokhoogte en inhoudsmaat opgenomen via de bouwregels. Ook voor de bijgebouwen is een toegestane goot- en bouwhoogte opgenomen. Andere bouwwerken kunnen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf

Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m², binnen het bouwvlak. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • buitenopslag is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast

De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Voorwaardelijke verplichting

In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een zogenaamde voorwaardelijke verplichting. Het gebruiken van de nieuwe woningen is namelijk alleen toegestaan als er een ruimtelijke kwaliteitsimpuls tegenover staat in de vorm van goede architectuur van nieuwe gebouwen, aanleg van beplanting, en het gebruik van passende verharding en afrastering. De kwaliteitsimpuls komt ten goede aan de verbetering van de landschappelijke en ecologische waarden van het gebied. Om deze onderlinge relatie tussen de mogelijkheden voor de bouw van het woongebouw met bijgebouwen en de kwaliteitsimpuls juridisch vast te leggen, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Hiernaast is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen met betrekking op de omgevingsvergunning. Het is de voorwaardelijke verplichting dat archeologisch vervolgonderzoek conform het nog op te stellen Programma van Eisen (PvE) plaats zal vinden ten tijde van de omgevingsvergunningsfase. Voor dit gecombineerde onderzoek dient dus een PvE te worden opgesteld en te worden goedgekeurd door de gemeente Voorst. Het goedgekeurde PvE is een indieningsvereiste voor de toekomstige omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning zelf kan dan onder voorwaarden van onderzoek worden afgegeven, het onderzoek vindt plaats na vergunningverlening. Op basis van de resulaten van het archeologisch vervolgonderzoek ten tijde van de omgevingsvergunningfase neemt de gemeente Voorst een nieuw selectiebesluit, waarin het plangebied wordt vrijgegeven. Totdat het plangebied middels een selectiebesluit is vrijgegeven door de gemeente Voorst is het niet toegestaan om civiele bodemingrepen van welke aard dan ook uit te voeren in het plangebied.

6.3.6 Leiding - Riool

De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om af te wijken beslissen, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

6.3.7 Waarde - Archeologie - 2, 3 en 4

Om de archeologische waarden veilig te stellen, gelden er op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3 en Waarde - Archeologie - 4 beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

6.3.8 Waarde - Cultuurhistorie

De voor ´Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en het herstel van de waardevolle cultuurhistorische bebouwingskenmerken en -elementen. Deze dubbelbestemming is in dit bestemmingsplan opgenomen voor de woning om te voorkomen dat deze wordt veranderd zonder de cultuurhistorische waarde in acht te nemen, of wordt gesloopt.

6.3.9 Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betreft zowel gerealiseerde als nog te realiseren natuur. Om te voorkomen dat ontwikkelingen de realisatie van de EHS in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden binnen de EHS. In de bestemmingsomschrijving zijn de kernkwaliteiten weergegeven die genoemd worden in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische HoofdStructuur (mei 2006).

6.3.10 Waarde - Landschap

Voor de verschillende zone uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is één dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. De aangewezen beschermingszones Natte Landnatuur en Weidevogel- en ganzengebieden binnen de dubbelbestemming Waarde - Landschap aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding. In de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak. Voor elke zone is dit vergunningenstelsel gelijk. De mate waarin de werken of werkzaamheden van belang zijn, dient per waarde afzonderlijk bepaald te worden op het moment van de aanvraag. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die via een afwijkingsregel of een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient tevens te allen tijde rekening gehouden te worden met de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

6.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

6.4.1 Inleiding

Flexibiliteit in een bestemmingsplan leidt tot enige beleidsruimte om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van een bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitsbevoegdheden (artikel 3.6 Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door onder andere het afwijken van de regels of het wijzigen van het plan.

6.4.2 Afwijken van de regels

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingen opgenomen:

  • a. een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Ook geldt deze afwijking alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bestemmingsvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid, vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • b. een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naard de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • c. een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan, maar te regelen via een afwijking, zodat voorwaarden gesteld kunnen worden. Eén van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan mededeling worden gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid.

Naast deze algemene afwijkingsmogelijkheden zijn in de diverse enkelbestemmingen mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de bouwregels of de gebruiksregels. Deze afwijkingsmogelijkheden staan beschreven in paragraaf 6.3.

6.4.3 Wijzigingsregels

Naast algemene afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat 2 algemene wijzigingsbevoegdheden:

  • Overschrijding bestemmingsgrenzen: voor zover dit van belang is voor de betere realisatie van de bestemmingen danwel noodzakelijk is in verband met de werkelijke situatie. De overschrijding bedraagt maximaal 3m en het bestemmingsvlak mag hooguit 10% worden vergroot;
  • Categorie indeling Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd indien als gevolg van technische en/ of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de betreffende bedrijven wijzigt;

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Uitkomsten vooroverleg artikel 3.3.1 Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1. wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Overigens zijn per 1 januari 2012 de voormalige VROM-inspectie en de Inspectie van Verkeer & Waterstaat samengevoegd tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen. De provincie wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg noodzakelijk was door de aanwezigheid van een persleiding in het plangebied. Het plan is dan ook met het waterschap afgestemd en er zijn onderling afspraken gemaakt, welke zijn verwerkt in de anterieure overeenkomst en voorwaardelijke verplichting van dit bestemmingsplan. Ook het waterschap zal in kennis worden gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 16 november 2023 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.