direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Duistervoordseweg 54, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171055-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bestaande winkelactiviteiten aan de Duistervoordseweg 54 in Twello worden beëindigd. Door initiatiefnemer is een verzoek ingediend om na sloop van het huidige winkelpand een nieuw gebouw te realiseren met in totaal 15 koopappartementen. Het gaat om appartementen in verschillende prijsklassen. De huidige bestemming laat realisatie van het plan niet toe (zie paragraaf 1.3). Er is dan ook een nieuw bestemmingsplan nodig om herontwikkeling van de locatie mogelijk te maken.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van het centrum van Twello, op korte afstand van de kruising van de Duistervoordseweg met het Raccordement en Michiel de Ruyterstraat. In Afbeelding 1 is de situering van de locatie in de omgeving weergegeven, op de luchtfoto in Afbeelding 2 is de contour van het plangebied te zien. Het gaan om de percelen kadastraal bekend als TLO00, sectie B, nummers 6107 en 8668.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - situering plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - Contour plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

De locatie valt onder de werking van het bestemmingsplan Twello - Centrum, dat door de gemeenteraad van Voorst is vastgesteld op 1 juli 2013. Het perceel heeft de bestemming 'Centrum - 2' met functieaanduidingen 'detailhandel' en 'detailhandel volumineus'. De bestemming laat verschillende bedrijfsmatige functies toe. Wonen is binnen de bestemming ook mogelijk, echter is hiervoor opgenomen dat dit alleen is toegestaan op de verdieping(en) en niet op de begane grond. Het initiatief voldoet op dat punt niet aan het geldende bestemmingsplan. Toegestane bouwhoogtes zijn 12 meter voor de goothoogte en 17 meter nokhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - Uitsnede bestemmingsplan

Behalve de hiervoor genoemde bestemming, geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' op het perceel, die is opgenomen ter bescherming en veiligstelling van eventuele archeologische waarden in de grond. Bij ingrepen vanaf 30 m2 die dieper reiken dan 30 cm, geldt daartoe een onderzoeksplicht.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie gegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante beleidskaders. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling beschreven aan de hand van randvoorwaarden zoals milieuaspecten en archeologie. In Hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten van het bestemmingsplan nader toegelicht. In Hoofdstuk 6 wordt ten slotte op de procedure van (voor)overleg en zienswijzen ingegaan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

Het plangebied ligt op korte afstand van de kruising van de Duistervoordseweg met het Raccordement, die hier overgaat in de Michiel de Ruyterstraat. Dit deel van de Duistervoordseweg vormt één van de uitlopers c.q. entrees van het centrum van Twello, waar een menging van functies aanwezig is. Veelal door bedrijfsmatige functies (winkel, dienstverlening, kantoor) in de plint van gebouwen, met daarboven appartementen. De meeste van deze gebouwen zijn voorbije circa 15 jaar gerealiseerd, waaronder ook de aanpandige appartementen met commerciële plint aan het Raccordement. De omgeving kenmerkt zich langs het Raccordement en aan de andere zijde van de Duistervoordseweg veelal door hogere bebouwing, ook met appartementen. Aan de noord- en oostzijde van de locatie zijn grondgebonden woningen aanwezig. Aan de Duistervoordseweg in de richting van het centrum zijn dat woningen van het oorspronkelijke dorpslint; daarachter zijn het woningen die onderdeel uitmaken van herontwikkeling van het voormalige Dumeco-terrein.

De woonadvieswinkel van Pijnappel heeft een lange historie op de locatie. Fasegewijs is het pand uitgebreid. De laatste uitbreiding dateert uit 2009, waarbij ook de gevel is aangepast. Het is een fors gebouw, met aan de zijkant (zijde Duistervoordseweg 52) een ontsluiting richting de achterzijde van het perceel waar laden en lossen plaatsvindt en bedrijfswagens gestald kunnen worden. Afbeelding 4 geeft een beeld van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - Huidige situatie

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Het bestaande winkelpand wordt gesloopt, waarna een appartementencomplex wordt gerealiseerd met in totaal 15 woningen. Een nadere uitwerking van het plan is opgenomen in het Voorlopig ontwerp in Bijlage 1. In Afbeelding 5 is de plattegrond van de nieuwe situatie weergegeven. Het appartementencomplex komt op de plek van het bestaande winkelpand, waarbij de voorgevel iets verder teruggelegen is dan het bestaande pand. Aan de achterzijde van het pand wordt het bewonersparkeren gerealiseerd, waarvan de westelijke parkeerplaatsen overkapt worden. Tussen deze parkeerplaatsen en het nieuwe gebouw wordt algemene buitenruimte gerealiseerd, vooral bedoeld als buitenruimte voor appartementen die van zichzelf geen buitenruimte hebben. Als noordelijke begrenzing van de locatie worden bergingen gerealiseerd. Aan de voorzijde van het pand blijven de bestaande parkeerplaatsen behouden voor bezoekersparkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0005.png"

Afbeelding 5 - Plattegrond herinrichting

De architectonische uitwerking is weergegeven in de hierna volgende afbeeldingen. Het gebouw is in deelvolumes opgebouwd, bestaande uit drie en twee verdiepingen, aflopend in de richting van de aangrenzende grondgebonden woningen aan Duistervoordseweg en Sikkestraat. Het plan bevat 15 appartementen in de koopsector van verschillende omvang en prijsklassen, waaronder ook een ruim aandeel kleinere appartementen met een omvang tussen de 50 m2 en 70 m2. Door de verscheidenheid van oppervlakten worden verschillende doelgroepen aangesproken. Verdere uitwerking van plattegronden, als ook de exacte bouwhoogten, zijn in het Voorlopig ontwerp opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0006.png"

Afbeelding 6 - Impressies nieuwbouw  

2.3 Ruimtelijke afweging

Onder het geldende bestemmingsplan Twello-Centrum kan op de locatie al een gebouw met appartementen gerealiseerd worden, met een beduidend forsere bouwhoogte dan het nu voorliggende plan. Op de begane grond zijn woningen/appartementen echter niet mogelijk. Bij het geldende bestemmingsplan is de Uitgangspuntenkaart vastgesteld waarin de locatie is gesitueerd aan één van de uitlopers van Twello-Centrum. Om een sterk, compact en comfortabel centrum van Twello te stimuleren en behouden, is als uitgangspunt opgenomen -daar waar mogelijk- detailhandelslocaties buiten het centrum (waaronder de uitlopers) af te waarderen en te laten vervallen. Met voorliggend plan wordt daaraan invulling gegeven. Daarbij is in het ontwerp goed rekening gehouden met de omgeving, waarmee er uit stedenbouwkundig oogpunt een goed passend plan is ontwikkeld dat in bouwhoogte veel beter aansluit bij de aangrenzende panden dan wanneer de bestaande planologische mogelijkheden benut worden. Dit gebeurt onder meer door een aflopende hoogte te realiseren richting de grondgebonden woningen aan de Duistervoordseweg en de Sikkestraat. Ook wordt de nieuwbouw op iets ruimere afstand van deze woningen geprojecteerd dan het bestaande bedrijfspand. Hierdoor wordt een 'wandwerking' voorkomen. Het ontwerp voegt zich daarnaast qua materiaal en kleurstelling goed in de dorpse sfeer en omgeving. Aan de voorzijde van het pand (en mindere mate zij- en achterkant) wordt voorzien in een groene inpassing.

De woningvraag in de gemeente is groot. Hoewel van oudsher vooral veel vraag is naar grondgebonden woningen, neemt ook de vraag naar appartementen verder toe. De locatie aan de rand van het centrum van Twello is bij uitstek geschikt voor appartementen, mede omdat voorzieningen in Twello-Centrum en het station op loopafstand liggen. Met deze invulling sluit de ontwikkeling ook aan bij de diverse appartementencomplexen in de directe omgeving die veelal uit recente herontwikkeling ontstaan zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's zoals milieu, archeologie en water worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in Hoofdstuk 4.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;

Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: Wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties

De herontwikkeling is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid en is niet in strijd met de Nationale Omgevingsvisie.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Het plan voor de Duistervoordseweg 54 heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Een schematische weergaven hiervan is opgenomen in Afbeelding 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0007.png"

Afbeelding 7 - Ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is. De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Bij woningbouwontwikkelingen geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als sprake is van de bouw van meer dan 11 woningen (uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 201608869/1/R3).

Toetsing Ladder voor duurzame verstedelijking

De herontwikkeling voorziet in een plan met 15 appartementen. Gelet op de hiervoor genoemde uitgangspunten, is daarmee sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dient toetsing aan de Ladder plaats te vinden.

De gemeente Voorst maakt deel uit van de Cleantech Regio waarbinnen de samenwerkende gemeenten op regionaal niveau afspraken maken. Wat betreft woningbehoefte is in regionaal verband onderzoek uitgevoerd. Per gemeente is de woningbehoefte daarbij in beeld gebracht. In algemene zin bestaat in de regio Stedendriehoek een oplopende druk op de woningmarkt. De behoefte ligt in de gemeente Voorst op circa 775-975 nieuwe woningen binnen de periode 2018-2027, waarvoor de regionale woonagenda is samengesteld (zie hiervoor ook subparagraaf 3.4.2). Dit komt neer op een behoefte van circa 80 woningen per jaar. Hierbij is de grootste vraag -en daarmee opgave- voorzien in Twello. Deze kern is vitaal en beschikt over voldoende voorzieningen. De ontwikkeling aan de Duistervoordseweg 54 is opgenomen in het gemeentelijke woonprogramma als onderdeel van de regionale afspraken. Gelet op de positieve huishoudensontwikkeling binnen de gemeente Voorst, de kwantitatieve woonopgave van de gemeente, de vraag naar extra woningen in Twello en het gegeven dat het plan op deze locatie al is opgenomen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering, kan gesteld worden dat in kwantitatieve zin voldoende (regionale) behoefte bestaat conform de eerste trede van de Ladder.

In kwalitatieve zin dient sprake te zijn van een gevarieerd woningaanbod, zodat voor verschillende doelgroepen nieuwe woningen beschikbaar komen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. In paragraaf 3.5.2 wordt hier uitgebreider op ingegaan. Behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit is ook een uitgangspunt bij nieuwe woningbouwplannen. Dit is bij de uitwerking van onderliggend plan een belangrijk toetsingskader geweest. Naast de kwantitatieve opgave, voorzien de plannen in kwalitatieve zin daarmee ook in de (regionale) behoefte.

In gemeentelijk beleid geldt eveneens als uitgangspunt dat bij nieuwe ontwikkelingen in eerste instantie gezocht wordt naar locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar inbreiding kan plaatsvinden. Inbreiding gaat daarmee boven uitbreiding. Het plangebied gaat om een herontwikkeling van een locatie in bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling volgt daarmee de voorkeursvolgorde van de Ladder en is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Samengevat past de ontwikkeling binnen de kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland

Het doel van de provincie Gelderland is om samen te werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. De natuur en het water hebben het landschap van Gelderland gevormd. Wereldwijde ontwikkelingen - zoals het energievraagstuk, de klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking en de toenemende mobiliteit - vragen om balans. De Gelderse leefomgeving is in omvang beperkt. Er moeten keuzes worden gemaakt. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. De provincie Gelderland wil hierbij in gesprek gaan en samen keuzes maken over de vraagstukken die voorliggen en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. Hierbij wordt gezocht naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden.

Gezond en veilig

Dit is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend

Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0008.png"

Afbeelding 8 - Schematische weergave Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie Gelderland gaat uit van het toevoegen van waarde door vanuit een brede blik te focussen. Vertrekkend vanuit de unieke kwaliteiten van de Gelderse streken en steeds weer verschillende belangen en bovenregionale mogelijkheden afwegen. De focus ligt op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:

  • Energietransitie;
  • Klimaatadaptatie;
  • Circulaire economie;
  • Biodiversiteit;
  • Bereikbaarheid;
  • Economisch vestigingsklimaat;
  • Woon- en leefklimaat.

Hoewel de ontwikkeling meerdere van de onderwerpen raakt, is met name het 'woon- en leefklimaat' op het plan van toepassing. Het uitgangspunt van de provincie Gelderland is een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hierbij luidt de ambitie van de provincie Gelderland om een aanbod aan woningtypen en woonmilieus te hebben dat past bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende duurzame woning. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. De provincie gaat hierbij voor een concentratie van bebouwing, tenzij er geen andere goede maatregelen zijn. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas, de woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

De herontwikkeling van de Duistervoordseweg 54 voor woningbouw past binnen de uitgangspunten zoals die verwoord zijn in in de Omgevingsvisie. Er wordt ingespeeld op concentratie van bebouwing en optimaal benutten van bestaand stedelijk gebied. Ook wordt met de realisatie bijgedragen aan diversiteit aan woningvraag, door voor verschillende doelgroepen en in verschillende prijsklassen te bouwen.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor moeten zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning (Wabo).

Voor nieuwe woonlocaties stelt de Omgevingsverordening Gelderland (artikel 2.1 en 2.2) dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de regionale woonagenda. De onderliggende woningbouwontwikkeling is opgenomen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering en maakt onderdeel uit van de plannen die zijn opgenomen in de regionale woonagenda. Zie hiervoor ook subparagraaf 3.4.2 en 3.5.2.

Daarnaast kent de verordening verschillende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Luchtvaart, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Natura2000-gebied, Landschap, Water en milieu en Erfgoed. Voor zover van toepassing, wordt daar hieronder op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0009.png"

Afbeelding 9 - Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland

De locatie is aangeduid als 'intrekgebied'. Gebieden met deze aanduiding mogen geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt. Dat is hier niet aan de orde. Daarnaast gelden er beperkingen voor vestiging van glastuinbouwbedrijven. Van dergelijke ontwikkelingen is met het plan (ook) geen sprake.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen de Omgevingsverordening Gelderland.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in provinciaal beleid.

De regionale visie zet vooral in op verdere herstructurering en intensivering van het bestaand stedelijk gebied. Enerzijds wordt een deel van het woningbouwprogramma gerealiseerd in de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, maar tevens wordt een deel gerealiseerd in de bestaande dorpen en kernen. Daarbij gaat het om herontwikkeling, om afronding van bestaande bebouwingstructuren en om een intensivering van centrumdorpse woonmilieus. Hiernaast zijn (beperkt) ook specifieke dorpse uitbreidingen mogelijk om het inwonertal in sommige dorpen op peil te houden.

Voor de gemeente Voorst is de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen in de gemeente van belang. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van de dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'. De ontwikkeling van de Duistervoordseweg 54 is vooral aan te merken als herontwikkeling en een intensivering van een (centrum)dorps woonmilieu en past daarmee binnen de visie.

3.4.2 Woonagenda Cleantech Regio 2018

De gemeente Voorst maakt deel uit van de Cleantech Regio waarbinnen de samenwerkende gemeenten op regionaal niveau afspraken maken. Dit gebeurt onder meer op het gebied van woningbouw in de regionale woonagenda. In de onlangs (eind 2020) geëvalueerde en herijkte regionale woonagenda is de woningbehoefte voor de regio tot 2030 uiteengezet.

Met de woningbouwprogrammering in de regio wordt gestuurd op kwaliteit. Het behouden en versterken van de woonkwaliteit vraagt om de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio. Daarbij kan woningbouw niet los worden gezien van de lokale woningbehoefte, het bestaande woningaanbod, de specifieke plek en veranderende woningbehoefte. Daarvoor is bovenal maatwerk op lokaal niveau. Om vanuit de gezamenlijke ambitie op kwalitatieve groei te sturen zijn richtinggevende principes ontwikkeld voor het lokaal beoordelen van woningbouwplannen. Het gaat daarbij om drie speerpunten:

  • Woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied;
  • Woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het bestaande woningaanbod;
  • De programmering is flexibel en kan aangepast worden om goed te blijven aansluiten op de speerpunten van het beleid en actuele marktontwikkelingen.

In het onderstaande schema zijn deze speerpunten nader uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0010.png" Afbeelding 10 - Speerpunten regionale woonagenda

Naast de kwalitatieve afspraken, zijn in regionaal verband ook kwantitatieve afspraken gemaakt voor de periode 2020 - 2030. In de regionale woonagenda is per gemeente een bandbreedte opgenomen tussen de behoefte op basis van huishoudensgroei (lage bandbreedte) en het inlopen van een theoretisch woningtekort (hoge bandbreedte). In de regio wordt per gemeente gekoerst op een realistisch woningbouwprogramma waarbij vraag een aanbod goed op elkaar aansluiten. Binnen de kwantitatieve afspraken continueert de gemeente Voorst haar koers om gemiddeld 80 woningen per jaar toe te voegen. De gemeente Voorst zet in op realistisch prognosticeren waarbij het belangrijk is dat woningbouw aansluit op de korte- en langetermijnbehoefte en het dorpse karakter.

Het voorliggende plan voorziet in de herontwikkeling van een bestaande locatie. Met het plan wordt ingestoken op een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit en de plannen zullen voldoen aan de nu geldende maatstaven op het gebied van duurzaamheid. Het plan past dan ook binnen de kaders van de Woonagenda Cleantech Regio 2018.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2022 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds dynamiek en anderszijds zekerheid. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen. De doelen worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. In de uitvoeringsagenda wordt gespecificeerd wat, met wie en op welke termijn de uitvoering plaatsvindt. De uitvoeringsagenda heeft, net zoals de samenleving, een dynamisch karakter. Beiden zijn continu onderhevig aan nieuwe ontwikkelingen en daarom wordt het document met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie;
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Uitgangspunten die bij nieuwe woningbouwontwikkelingen gelden, zijn onder meer bouwen naar behoefte, gericht op kwaliteit en (in)passend in de omgeving. Er is een geschikt aanbod van woningen voor alle doelgroepen. In overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt daarbij gestreefd naar vergroting van het woningbestand door inbreiding in de bestaande kernen. De voorgenomen herontwikkeling past binnen deze uitgangspunten.

3.5.2 Woonvisie Aantrekkelijk Voorst 2025

In de in 2017 vastgestelde Woonvisie ‘Aantrekkelijk Voorst 2025’ is de gemeentelijke visie gegeven op het wonen in de gemeente Voorst. De gemeente Voorst is een aantrekkelijke plek om te wonen, gelegen in de groene zone tussen de steden Deventer, Zutphen en Apeldoorn. De gemeente is goed bereikbaar en heeft een goed voorzieningenniveau. Van belang is dit zo te behouden en dit te versterken. De vraag naar woningen neemt toe, waarbij jaarlijks circa 80 woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De meeste van deze woningen maken onderdeel uit van bestaande plannen. Het gros hiervan richt zich op Twello, omdat hier de vraag het grootst is.

Om de gemeente Voorst aantrekkelijk te houden kent de Woonvisie vier pijlers van woonbeleid die richtinggevend zijn voor het gemeentelijke woonbeleid tot 2025. Het gaat om de volgende vier pijlers:

  • 1. Aantrekkelijke woongemeente. Bij nieuwbouw vindt kwalitatieve sturing plaats waarbij gebouwd wordt voor de behoefte van nu, maar ook voor langere termijn. Hierbij wordt ingezet op een divers woningaanbod dat aansluit bij woonwensen van verschillende doelgroepen. Leefbaarheid wordt gestimuleerd;
  • 2. Beschikbaarheid en betaalbaarheid. Voor lagere en middeninkomens moet de woonvraag bediend worden, door te zorgen voor voldoende aanbod sociale huurwoningen en bereikbare koopwoningen;
  • 3. Kwaliteit van de woningvoorraad. Deze pijler richt zich vooral op het verbeteren van de duurzaamheid van de woningen in de gemeente.
  • 4. Vergrijzing en wonen met zorg. De vergrijzing heeft gevolgen voor het wonen en de zorg. Langer zelfstandig wonen is het uitgangspunt. Zowel bij nieuwbouw als het aanpassen van bestaande bouw is het van belang hierin te faciliteren.

Elk van de pijlers kent verschillende speerpunten. In Afbeelding 11 is een overzicht van de verschillende pijlers en speerpunten schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0011.png"

Afbeelding 11 - Pijlers en speerpunten van de Woonvisie


Aantrekkelijke woongemeente Voorst

Het plan aan de Duistervoordseweg kent een gevarieerd woningaanbod, gericht op verschillende doelgroepen. Dit kunnen starters zijn, maar ook oudere bewoners. De locatie ligt op korte afstand van bestaande voorzieningen. De nieuwe bewoners zullen bijdragen aan het behoud van de voorzieningen in het dorp en daarmee de leefbaarheid van het centrum. Bij uitwerking van de plannen is bovendien veel aandacht besteed aan de architectonische kwaliteit. De herontwikkeling draagt bij aan de pijler aantrekkelijke woongemeente.

Betaalbaarheid en beschikbaarheid

In een relatief dure woningmarkt als Voorst, grotendeels bestaande uit koopwoningen, kunnen huishoudens met lagere inkomens en middeninkomens moeilijk een woning vinden. Om het aanbod aan goedkope/bereikbare koopwoningen en sociale huurwoningen te vergroten, zijn in de Woonvisie uitgangspunten opgenomen voor het aandeel woningen in het betaalbare segment bij nieuwe ontwikkelingen. Voor Twello gaat het om 40% van de nieuwbouwproductie.

Deze herontwikkeling gaat uit van 15 nieuwe appartementen. Hiervan worden er 11 gerealiseerd onder de NHG-grens (€ 355.000 in 2022). Daarbij zijn tussen gemeente en ontwikkelaar nadere afspraken gemaakt over de bandbreedte van de uiteindelijke verkoopprijzen, zodat er ook appartementen worden aangeboden waarvan de prijs ruimschoots onder de NHG-grens ligt. Het plan voldoet qua aandeel betaalbaarheid aan de uitgangspunten van de Woonvisie.

Kwaliteit van de woningvoorraad

De visie zet vooral in op verduurzamen van de bestaande woningvoorraad, maar uiteraard speelt dit ook een rol bij nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunten hiervoor zijn vastgelegd in de nota Duurzaamheid en het daarbij behorende Addendum Duurzaamheid. Ook gaat duurzaamheid over kwaliteit van de woonomgeving, waarin mensen gezond, veilig en prettig kunnen wonen en een woningvoorraad die lang meegaat en snel is aan te passen aan de woonwensen van bewoners. Naast energie wordt gekeken naar klimaat, grondstoffen, bewustwording en sociale duurzaamheid. Bij de bouw worden in dit plan diverse duurzaamheidsprincipes toegepast om de voldoen aan de duurzaamheidsnormen. Gelet op de ligging van de locatie en de benodigde ruimte voor onder meer parkeren, is per saldo relatief weinig buitenruimte bij de appartementen aanwezig. Door vormgeving in architectuur en door met aanplant van enkele bomen de nieuwbouw in aanblik te 'vergroenen', wordt aandacht besteed aan de woonkwaliteit.

Vergrijzing en wonen met zorg

Op voorhand worden de appartementen niet specifiek voor senioren ontwikkeld. Wel voldoen ze bouwkundig uitstekend voor deze doelgroep. Ook de ligging aan de rand van het centrum van Twello, op korte afstand van voorzieningen, maakt de nieuwbouw zeer geschikt en aantrekkelijk voor senioren.

3.5.3 Welstandsnota

Om de ruimtelijke kwaliteit van de woon- en leefomgeving te bewaken, heeft de gemeente enkele mogelijkheden tot haar beschikking om de kwaliteit van de omgeving te stimuleren. De Welstandsnota is hiervoor een belangrijk kader. In de Welstandsnota worden randvoorwaarden omschreven waaraan bouwplannen moeten voldoen. De randvoorwaarden zijn zodanig geformuleerd dat er wel enige beleidsvrijheid voor de ontwikkelaar is en de regels niet té sturend zijn. Naast de kaders is er ook een motivatie voor de ruimtelijke kwaliteit in de nota opgenomen met kwaliteitsnormen per deelgebied in de gemeente. De planlocatie is aangemerkt als Dorpscentrum.

In de Welstandsnota geldt in algemene zin dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt is voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen. Een plan dient te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'.

In aanloop naar deze bestemmingsplanprocedure heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden met initiatiefnemer over de stedenbouwkundige uitwerking en beeldkwaliteit van het bouwplan. Dat heeft geleid tot het Voorlopig ontwerp dat als Bijlage 1 is opgenomen bij deze toelichting. Naast toetsing aan de Welstandsnota vormen de in deze bijlage opgenomen impressies (onderdeel 8 van de bijlage) het referentiekader voor de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteitstoets van de uiteindelijke aanvraag om omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid van de herontwikkeling beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op overige relevante aspecten als archeologie, natuuronderzoek, verkeersaspecten, water en de economische uitvoerbaarheid.

4.2 Milieu-aspecten

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Om de bodemkwaliteit aan te tonen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2.

Uit het onderzoek blijkt dat binnen de locatie sprake is van een kleine verontreiniging met lood. Deze verontreiniging bevindt zich ter plaatse van de beoogde inrit richting de achterzijde van de nieuwbouw en wordt afgedekt met verharding. De verontreiniging leidt niet tot een belemmering van de beoogde herontwikkeling. Voor het overige is de bodemkwaliteit geschikt voor het beoogde gebruik.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies, zoals woningen, anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Deze afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. De milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam en onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten als geur, stof, geluid en gevaar. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Normaal gesproken wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen het type 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. In het nu geldende bestemmingsplan Twello-Centrum is voor dit gebied echter nog een stap verder gegaan, door het gebied aan te wijzen als 'gebied met functiemenging'. Het begrip ‘gemengd gebied’ wordt gebruikt om de richtafstanden aan te geven tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca, kleine bedrijvigheid). Het begrip ‘gebied met functiemenging' wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. De locatie ligt aan één van de uitlopers van het centrum van Twello. In het centrum en de uitlopers wordt deze menging van functies gestimuleerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in deze meer levendige gebieden desgewenst ook milieubelastende activiteiten op kortere afstand, direct grenzend aan woningen mogelijk.

Uit oogpunt van milieuzonering bestaan geen bezwaren voor realisatie van het appartementengebouw in relatie tot bestaande functies in de omgeving van de planblocatie. De functies die op korte afstand aanwezig zijn, zoals detailhandel en dienstverlening, kunnen binnen het gebied met functiemenging direct aansluitend aan de woonfunctie plaatsvinden. De ontwikkeling wordt dus niet belemmerd door bedrijvigheid die op korte afstand aanwezig is; andersom geredeneerd vormt de nieuwbouw ook geen beperking voor deze bedrijven.

4.2.3 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over de geluidbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen vanwege wegverkeer, railverkeer of gezoneerde industrieterreinen. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de Wgh. Initiatiefnemer heeft een akoestisch onderzoek laten uitvoeren (Bijlage 3) waarin de geluidsaspecten uit de Wgh nader zijn onderzocht.

Geluid railverkeer

Ten noorden van de nieuwe woningen ligt de spoorlijn Apeldoorn - Deventer. Deze spoorlijn heeft een zone van 300 meter waarbinnen rekening gehouden moet worden met eventuele geluidscontouren. De nieuw te bouwen woningen liggen binnen deze zone. Uit bestaande geluidskaarten blijkt dat de ontwikkeling buiten de 55 dB-contour ligt. Dit is voor railverkeer de voorkeursgrenswaarde. Aangezien de voorkeursgrenswaarde niet overschreden wordt, is een verdere akoestische berekening voor railverkeer niet noodzakelijk.

Geluid wegverkeer

In het genoemde onderzoek is ook het geluid van het wegverkeer in de omgeving van het plangebied beoordeeld. De Duistervoordseweg kent ter plaatse van de planlocatie een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Formeel geldt voor deze weg volgens de Wgh geen onderzoeksplicht. De verkeersintensiteit op de Duistervoordseweg in combinatie met het wegdek (elementenverharding in keperverband) zijn dusdanig dat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet kan worden uitgesloten. Daarom is in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op korte afstand van de locatie ligt de kruising met Raccordement en Michiel de Ruyterstraat. Deze weg (waarbij de twee straten in elkaar overlopen) heeft een 50 km/uur regime. Dit geldt ook voor het deel van de Duistervoordseweg ten westen van de kruising.

Uit het onderzoek blijkt dat de hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Duistervoordseweg 45 dB bedraagt, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. De hoogste geluidsbelasting afkomstig van het Raccordement/Michiel de Ruyterstraat bedraagt 44 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. Realisatie van de woningen is vanuit akoestisch oogpunt zonder meer mogelijk.

Gezoneerd industrieterrein

Van een gezoneerd industrieterrein c.q. aangewezen bedrijven(terrein) is geen sprake in de omgeving van het plangebied. Geluidsaspecten vormen op dit punt dan ook geen belemmering voor de planvorming.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Bijlage 3A van de Regeling NIBM geeft aan in welke gevallen nieuwe woningbouwlocaties in ieder geval NIBM bijdragen. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties (voorschrift 3A.2) luidt:

  • 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
  • 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Situatie plangebied 

Gelet op de aard en omvang van de herontwikkeling (15 appartementen) kan worden aangenomen dat voorliggend project ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de luchtverontreiniging. De locatie ligt niet in de nabijheid van rijkswegen of provinciale wegen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

4.2.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.

De gemeente Voorst wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen is het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel hiervan is duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Voorst aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen bij het nemen van besluiten. Bij nieuwe plannen wordt in de uitwerking rekening gehouden met rampenbestrijding en zelfredzaamheid, waarbij bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen voor kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen (zoals kinderopvang, basisscholen en ziekenhuizen) niet op korte afstand van het spoor worden gerealiseerd.

De locatie ligt deels in het 200 meter zone en in het explosieaandachtsgebied van de Basisnetroute.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171055-VS00_0012.png"

Afbeelding 12 - Signaleringskaart externe veiligheid

Aangezien de locatie niet aan het spoor ligt maar midden in het centrum van Twello, is het niet zinvol om het aspect externe veiligheid hier nader te onderzoeken. De locatie ligt deels buiten het aandachtsgebied. De realisatie van 15 appartementen midden in het centrum zal daarnaast niet leiden tot een significante toename van het groepsrisico. De doelgroep van het beoogde appartementencomplex betreft ook geen kwetsbare of niet-zelfredzame bewoners. Geoordeeld kan daarom worden dat het aspect externe veiligheid geen consequenties heeft op de herontwikkeling.

4.3 Archeologie

Wettelijk kader 

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2023 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Onderzoek

Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Voorst ligt de locatie in een archeologisch waardevol gebied zijnde een historische dorpskern of historisch bekende verhoogde woonplaats. Voor gebieden met deze verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen die groter zijn dan 30 m2 én dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvinden. Met deze ontwikkeling is daarvan spraken. Om die reden is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.

Het plangebied is onder de bestaande bebouwing volledig verstoord. De archeologische verwachting voor het bebouwde deel van het plangebied kan daarom voor alle tijdsperiodes bijgesteld worden naar laag met de indicatie 'verstoord'. Alleen het deel van de nieuwbouw dat buiten de bestaande bebouwing gerealiseerd wordt heeft nog een hoge verwachting voor de Middeleeuwen-Nieuwe Tijd. Deze uitbreiding van het bestaande bouwvlak is echter gering in oppervlakte (< 10 m2) en Hamaland Advies, dat het onderzoek uitvoerde, acht de kans klein dat daarbinnen intacte archeologische vindplaatsen zullen worden verstoord. Geadviseerd wordt dan ook om het plangebied vrij te geven voor de geplande ontwikkeling. De regioarcheoloog van de Stedendriehoek heeft dit advies namens de gemeente Voorst opgevolgd en op 4 oktober 2022 een selectiebesluit genomen waarmee het plangebied wordt vrijgegeven wat betreft archeologie.

4.4 Cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

De planlocatie bevat geen elementen die een hoge cultuurhistorische waarde hebben. De omgeving van het plangebied is afgelopen decennia grotendeels al herontwikkeld. Hier is dan ook grotendeels sprake van (relatieve) nieuwbouw. Op of direct aansluitend op de locatie zijn geen Rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig die nadelige invloed ondervinden van de ontwikkeling. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.5 Natuuronderzoek

4.5.1 Gebieds- en soortenbescherming

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortenbescherming).

De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

Quickscan Wet natuurbescherming

Voor de locatie is een Quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 5) om in beeld te brengen of beschermde gebieden of soorten door de planvorming in het gedien kunnen zijn.

Gebiedsbescherming: Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied niet ligt in Natura 2000-gebied, Nationaal Landschap, Gelders Natuurnetwerk (GNN) of specifieke zones en aanwijzingen uit het Provinciale natuurbeheerplan. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ingreep vallen redelijkerwijs geen effecten te verwachten die van invloed zijn op de doelstellingen van de Provinciale natuurvisie of anderzins Provinciaal natuurbeleid. Samengevat heeft de ontwikkeling geen invloed op beschemde gebieden. Wel dient aan de hand van een stikstofberekening te worden vastgesteld of sprake is van een toename aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden en of dit kan leiden tot significante gevolgen voor deze Natura 2000-gebieden. In paragraaf 4.5.2 wordt hier nader op ingegaan.

Soortenbescherming: Uit de bevindingen van het veldonderzoek, het literatuur- en bronnenonderzoek en toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de Wet natuurbescherming en de Omgevingsvisie en -verordening Provincie Gelderland, blijkt dat de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden niet wetsovertredend kunnen zijn ten aanzien van beschermde soorten. Voor alle soortgroepen valt het redelijkerwijs uit te sluiten dat de geplande ingreep een overtreding vormt ten aanzien van de Wet natuurbescherming dan wel de Omgevingsvisie en -verordening Provincie Gelderland.

In algemene zin moet de Zorgplicht in acht worden genomen. Deze Zorgplicht geldt met name ten aanzien van broedgevallen van alle vogelsoorten. Aangezien alle vogels tijdens het broeden zijn beschermd, kunnen werkzaamheden tijdens het broedseizoen leiden tot een overtreding van de Wet natuurbescherming. Waarbij wordt opgemerkt dat er geen vaste periode in het jaar voor het broedseizoen kan worden aangegeven. Voor aanvang van de werkzaamheden dient het plangebied gecontroleerd te worden op aanwezigheid van broedende vogels. Ook tijdens de werkzaamheden dient regelmatige controle op aanwezigheid van broedende vogels plaats te vinden. Verstoring van nesten bij aan- en afvoer van materieel moet worden voorkomen.

Indien een soort die niet in het onderzoek wordt genoemd in het terrein wordt geconstateerd bij aanvang van de werkzaamheden, dient hier passend op te worden gereageerd. Het is hierbij nodig om contact op te nemen met een ter zake deskundige en een maatregel toe te passen zodat de wet niet wordt overtreden.

4.5.2 Stikstofdepositie

In aanvulling op de quickscan natuuronderzoek die in paragraaf 4.5.1 uiteen is gezet, is ten behoeve van de ontwikkeling een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd. Aanleiding voor dit onderzoek is de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 aangaande de landelijke stikstofwetgeving en de mogelijke effecten van ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden.

Volgens de Wet natuurbescherming moet worden uitgesloten dat significante negatieve effecten kunnen optreden in Natura 2000-gebieden. Stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of andere handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Een verdere toename van de stikstofdepositie is alleen toegestaan met een vergunning Wet natuurbescherming (Wnb). Daarom dient voor nieuwe plannen en projecten onderzocht te worden of er sprake is van een significante depositie van stikstof op relevante Natura 2000-gebieden.

Uit de uitgevoerde effectbeoordeling stikstofdepositie van 31 januari 2022 bleek dat het gebruik van vijftien appartementen aan de Duistervoordseweg 54 in Twello niet leidt tot een stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden. Met betrekking tot stikstofdepositie kon worden geconcludeerd dat er geen vergunning van de Wet natuurbescherming (of vanaf 1 januari 2024 de Omgevingswet) nodig is om de ontwikkeling mogelijk te maken.

Op 2 november 2022 deed de Raad van State uitspraak rondom de bouwvrijstelling voor stikstofdepositie. Er is daarom aanvullend onderzoek nodig naar stikstofdepositie tijdens de bouwfase. Het reeds uitgevoerde onderzoek is door de uitspraak niet (meer) compleet en is om die reden geactualiseerd en aangevuld. Dit geactualiseerde onderzoek is als Bijlage 6 bij de toelichting opgenomen. Uit de opnieuw uitgevoerde effectbeoordeling stikstofdepositie blijkt dat zowel de realisatie als het gebruik van 15 appartementen aan de Duistervoordsweg 54 te Twello niet leidt tot een stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden. De conclusie blijft dat er geen vergunning van de Wet natuurbescherming (of vanaf 1 januari 2024 de Omgevingswet) nodig is om de ontwikkeling mogelijk te maken.

4.6 Verkeer en parkeren

Verkeer

De nieuwe appartementen trekken extra verkeer aan. De hoeveelheid autoverkeer die wordt gegenereerd door de bouw van woningen kan worden ingeschat met CROW-publicatie 381 (december 2018). Uit berekeningen volgt dat het plan in een worst-case scenario leidt tot 108 verkeersbewegingen per etmaal. De ligging van de locatie aan de rand van het centrum van Twello maakt dat -gelet op de huidige inrichting en gebruik het bestaande wegennet- deze beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het woongebouw relatief eenvoudig kan worden verwerkt. Daarbij wordt ook meegewogen dat ten opzichte van de toename aan verkeersbewegingen voor de appartementen, de verkeersbewegingen van en naar de bestaande winkel op de locatie komen te vervallen. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een onacceptabele verkeerstoename en daarmee voor problemen voor de doorstroming en veiligheid.

Parkeren

Het plan kent een gevarieerd aanbod wat betreft omvang van de appartementen. Afhankelijk van de verschillende oppervlaktes is op basis van CROW-normeringen het aantal parkeerplaatsen berekend. Voor bewoners van de appartementen komt dit neer op een behoefte van 16,2 (afgerond 16) parkeerplaatsen. Inclusief bezoekersparkeren (0,3 parkeerplaatsen per woning/appartement) zijn in totaal 20,7 (afgerond 21) parkeerplaatsen nodig. In het plan zijn 23 parkeerplaatsen voorzien.

De 16 parkeerplaatsen voor bewoners worden allemaal op het achterterrein gerealiseerd. Aan de voorzijde van het pand zijn op dit moment al parkeerplaatsen aanwezig, wat in de nieuwe situatie ook aan de orde blijft. Het gaat om 7 plekken. Deze liggen half op de grond van de initiatiefnemer en half op openbaar grondgebied (gemeente Voorst). In de huidige situatie zijn de parkeerplaatsen aan de voorzijde niet alleen in gebruik bij de stoppende meubelwinkel, maar ook voor de andere (winkel)voorzieningen in de plint aan de zijde van het Raccordement. Daarmee kan dus niet zonder meer gesteld worden dat voldaan wordt aan de gestelde parkeernorm. In het centrum van Twello kan echter overwogen worden dat in de openbare ruimte al veel parkeerruimte aanwezig is en bezoekersparkeren - zowel voor de woningen als winkelend publiek - (ook) hier kan worden opgevangen. Daarmee wordt met in totaal 23 parkeerplaatsen voldoende voorzien in de benodigde parkeerbehoefte.

4.7 Water

4.7.1 Watertoets

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.

Beoordeling

De toets is op 26 oktober 2022 voor de locatie uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in Bijlage 7 opgenomen. Uit de toets blijkt dat op de locatie geen waterbelangen van Waterschap Vallei en Veluwe gelden. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat het plan geen essentiële waterbelangen raakt en geen verdere acties nodig zijn op dit vlak. Dit houdt in dat door het waterschap een positief wateradvies wordt gegeven voor het plan.

Aandachtspunten

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering en het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heerstende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer dient de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het Waterschap Vallei en Veluwe toe te passen.

4.7.2 Wateraspecten in het plan

Binnen het plangebied dient vanuit de gemeentelijke regelgeving een hemelwaterberging van 36 mm/m2 verhard (dak- en terrein)oppervlak aangebracht te worden met een overloop naar een openbaar hemelwaterriool of -indien deze niet aanwezig is- het gemengde stelsel. De hemelwaterberging mag op particulier terrein of collectief op openbaar terrein gerealiseerd worden. Bij verdere uitwerking van de plannen dient initiatiefnemer aan te geven hoe de benodigde bergingscapaciteit wordt gerealiseerd. Er is voldoende ruimte aanwezig op het perceel om hierin met infiltratiekratten te voorzien.

4.8 Kabels, leidingen en straalpaden

Op en rond het plangebied zijn geen kabelleidingen, brandstoftransportleidingen of straalpaden aanwezig die een belemmering vormen voor het woningbouwplan.

4.9 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de betreffende gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak (waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden) of een
  • fasering van de uitvoering (van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen) niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen (voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied), regels (omtrent het uitvoeren van het bouwrijp maken) of een uitwerking van regels (ten behoeve van de uitvoerbaarheid volgend uit een bestemmingsplan) niet noodzakelijk is.

In voorliggend geval is sprake van een aangewezen bouwplan. Voor de ontwikkeling is een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelende partij. Hierin zijn afspraken gemaakt over kosten, fasering en wijze van uitvoering van de plannen. De kosten voor het mogelijk maken van de ontwikkeling, evenals eventuele planschadekosten, zijn met deze overeenkomst anderszins verzekerd. Het plan wordt daarmee economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

5.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

5.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komt de volgende bestemmingen voor:

  • Verkeer - Verblijf;
  • Wonen.

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan is hiervan geen sprake. Met vrijgeven van de locatie voor archeologie komt de bestaande dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' in dit nieuwe bestemmingsplan te vervallen.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

5.3.1 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

De bestemming Verkeer-Verblijfsgebied wordt gehanteerd bij wegen die geen doorgangsfunctie hebben. De verblijfsfunctie staat hier centraal. Hieraan verbonden zijn functies als parkeren, voet- en fietspaden, groen en speelvoorzieningen. Ten behoeve van het flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan. In dit bestemmingsplan gaat het echter slechts om een klein strookje met deze bestemming ter plaatse van de parkeerplaatsen aan de voorzijde van het pand.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

5.3.2 Wonen

Bestemmingsomschrijving
Bij de bestemming Wonen is gekozen voor één bestemming Wonen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis en voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte en bijbehorende voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming is op de verbeelding (kaart) een bouwvlak opgenomen. Daarnaast zijn in het plan twee specifieke bouwaanduidingen opgenomen, namelijk voor een berging en een overkapping. Deze aanduidingen zijn bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw, de overige gebouwen/bergingen, overkappingen, de andere bouwwerken en waar niet mag worden gebouwd. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan.

Bouwvlak
Het bouwvlak is opgenomen om de situering van het hoofdgebouw (appartementencomplex) te bepalen. De maat van het hoofdgebouw is voor de maatvoering van het bouwvlak leidend. Hoewel het plan voorziet in een gebouw met verspringingen in de gevel en plattegrond, is het bouwvlak wel als een rechthoekige contour rondom de buitenste delen van het gebouw geprojecteerd. Hiermee ontstaat enige flexibiliteit wanneer een verspringing in de gevel bij definitieve uitwerking van de bouwaanvraag toch nog wat verschoven moet worden. Op de verbeelding zijn de toegestane hoogtematen (goot- en bouwhoogte) voor het hoofdgebouw opgenomen, afgestemd op de verschillende bouwhoogten die in de ontwerptekeningen zijn opgenomen (afgerond op hele meters).
Buiten het bouwvlak mag niet gebouwd worden, uitgezonderd bergingen bij de appartementen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - berging' en een overkapping ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping'. Voor allebei geldt een maximale hoogte van 3 meter. Ook zijn er mogelijkheden voor andere bouwwerken, niet zijnde gebouwen of overkappingen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
In de kernen van de gemeente Voorst is binnen de woonbestemming een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m² per woning. Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw (het eigen appartement) en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
Een woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Conform de standaard regeling van de gemeente mogen hiervoor maximaal drie kamers van een woning worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Parkeren
In de regels is een regeling voor parkeren opgenomen. Indien op grond van bestemming ‘Wonen’ wordt gebouwd, dient voorzien te worden in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid. Daarbij moet voldaan worden aan de in de regels genoemde parkeernorm.

5.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

5.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

5.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

6.1 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk. De plannen passen binnen de afspraken uit de Woonagenda Cleantech Regio 2018 en daarmee ook binnen provinciaal beleid. Tegen het plan bestaan geen bezwaren. Op grond van de digitale watertoets heeft waterschap Vallei en Veluwe een positief wateradvies gegeven. Om die reden is geen aanleiding gezien in nader overleg te treden met het Waterschap.

Draagvlak in de omgeving is belangrijk. De initiatiefnemer heeft om die reden op 22 maart 2022 een inloopavond georganiseerd voor alle direct omwonenden. Op 26 april 2022 vond een vervolgafspraak plaats naar aanleiding van opmerkingen van enkele omwonenden. Dit heeft geleid tot enkele concrete wijzigingen in het plan, zoals het verplaatsen van balkons. Dit om privacy van de omwonenden zoveel mogelijk te waarborgen.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Duistervoordseweg 54, Twello heeft vanaf 1 december 2022 voor een periode van zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen over het plan naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.