direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Vier Erven, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171049-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Drie scholen in Twello zijn enkele jaren geleden van hun eigen locaties verhuisd naar een nieuw, gezamenlijk gebouw: brede school De Fliert. In samenhang met deze verhuizing en de nieuwbouw, zijn twee (voormalige) schoollocaties vrijgekomen voor herontwikkeling. Het gaat om de voormalige locaties van De Oase (Troelstralaan) en peutercentrum De Kruimelkring (Abraham Kuyperstraat). Ook zijn twee locaties aan het spoor al langere tijd in beeld om ontwikkeld te worden. Deze locaties liggen aan de Frans Halsstraat en de Koningin Julianastraat.

De beoogde nieuwe invulling van de locaties is woningbouw. De gemeente heeft een aantal marktpartijen gevraagd een stedenbouwkundig plan uit te werken voor de vier locaties en een grondbieding te doen. De locaties worden hierbij als één gezamenlijk plan gezien. Vooraf zijn kwalitatieve randvoorwaarden meegegeven waar bij uitwerking van de plannen rekening mee gehouden moest worden. De partij die het plan maakte dat uiteindelijk als best beoordeeld is, waarbij met name de beoogde kwaliteit doorslaggevend was, heeft de mogelijkheid gekregen de plannen verder uit te werken en deze te ontwikkelen. Voorliggend plan met in totaal 56 woningen is daarvan het uiteindelijke resultaat. De ontwikkeling heeft de naam De Vier Erven gekregen.

Om de herontwikkeling van de vier Twellose locaties planologisch mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan nodig. In paragraaf 1.3 wordt hier nader op ingegaan. Het bestemmingsplan De Vier Erven, Twello voorziet in de benodigde planologische regeling.

1.2 Het plangebied

De vier locaties liggen alle vier in de kern Twello. In Afbeelding 1 zijn de locaties op een luchtfoto aangegeven:

  • Locatie 1 - Troelstralaan;
  • Locatie 2 - Abraham Kuyperstraat;
  • Locatie 3 - Frans Halsstraat;
  • Locatie 4 - Koningin Julianastraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - Situering locaties in Twello

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De locaties Troelstralaan, Abraham Kuyperstraat en Frans Halsstraat vallen alle drie onder de werking van het bestemmingsplan Twello Zuidwest. De locatie Koningin Julianastraat valt onder bestemmingsplan Twello Noordoost. Beide plannen zijn door de gemeenteraad van Voorst vastgesteld op 1 juli 2013.

In Afbeelding 2 is een uitsnede van het bestemmingsplan voor de locaties Troelstralaan en Abraham Kuyperstraat opgenomen. De locaties zijn rood omlijnd weergegeven.
Voor de locatie Troelstralaan geldt de bestemming Maatschappelijk. Deze bestemming staat verschillende maatschappelijke functies toe. Binnen het opgenomen bouwvlak (dikke zwarte lijn) geldt een maximum bebouwingspercentage van 75%. Ook geldt voor de gronden een dubbelbestemming Waarde-Archeologie-1, die is opgenomen ter bescherming en veiligstelling van eventuele archeologische waarden in de grond. Bij ingrepen vanaf 2500 m2 die dieper reiken dan 30 cm, geldt daartoe een onderzoeksplicht.
Voor de locatie Abraham Kuyperstraat gelden dezelfde bestemmingen als aan de Troelstralaan. Aan de noord- en zuidkant van deze planlocatie is daarnaast de bestemming Groen opgenomen, waarbinnen met name groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - Uitsnede bestemmingsplan locaties Troelstralaan en Abraham Kuyperstraat

De locatie Frans Halsstraat heeft net als de eerste twee locaties de bestemming Maatschappelijk en dubbelbestemming Waarde-Archeologie-1. Daarnaast valt de locatie binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop'. Deze is opgenomen rondom de Havekes Mölle en heeft tot doel de windvang (onbelemmerde aan- en afvoer van wind) van de molen te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - Uitsnede bestemmingsplan locatie Frans Halsstraat

De planlocatie Koningin Julianastraat heeft de bestemming Wonen (Afbeelding 4). Er gelden momenteel geen bouwmogelijkheden. Uitzondering hierop is het bouwvlak ter plaatse van (en specifiek bestemd voor) het bestaande dierenverblijf. Ook op deze locatie is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie-1 opgenomen ter bescherming van eventuele archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - Uitsnede bestemmingsplan locatie Koningin Julianastraat

De bouw van woningen op de vier locaties past niet binnen de kaders van de geldende bestemmingsplannen. Om die reden is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie gegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante beleidskaders. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling beschreven aan de hand van randvoorwaarden zoals milieuaspecten en archeologoie. In Hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de onderdelen in dit bestemmingsplan juridisch zijn vastgelegd. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In Hoofdstuk 6 wordt ten slotte op de procedure van (voor)overleg en zienswijzen ingegaan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de vier planlocaties. In paragraaf 2.2 wordt een korte beschrijving gegeven van de huidige situatie van de vier locaties. Paragraaf 2.3 geeft een beschrijving van de met dit plan beoogde toekomstige situatie.

2.2 Beschrijving huidige situatie

2.2.1 Locatie Troelstralaan

De locatie Troelstralaan heeft een oppervlakte van ruim 6.200 m². Tot enkele jaren geleden was het een schoollocatie. De bebouwing is inmiddels gesloopt. Aan de noordkant grenst de locatie aan de Troelstralaan. De locatie wordt grotendeels omringd door rijwoningen, waarbij de locatie (afgescheiden door voetpaden) grenst aan zij- en achterkanten van bestaande woningen en enkele garageboxen. Aan de zuidkant grenst de plek aan twee aaneengeschakelde woningen waarin begeleid wonen plaatsvindt. Kenmerkend voor de locatie is de groene uitstraling aan de zijde van de Troelstralaan, onder meer bepaald door de daar aanwezige bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0006.png"

Afbeelding 5 - Locatie Troelstralaan

2.2.2 Locatie Abraham Kuyperstraat

Het plangebied van de locatie Abraham Kuyperstraat heeft een oppervlakte van ruim 5.200 m². In het verleden stond hier een schoolgebouw. Dit is later gebruikt als peutercentrum. Het peutercentrum is enkele jaren geleden verhuisd naar een andere locatie. De bebouwing is nadien gesloopt. De locatie ligt in een groene zone midden in een woonwijk. Aan de noord-, west- en zuidkant wordt de locatie begrensd door de wegen Abraham Kuyperstraat en Groen van Prinstererstraat. De grasvelden met boomgroepen aan de noord- en zuidkant van de locatie maken onderdeel uit van de planlocatie en zijn bepalend voor de groenstructuur in de buurt. Omliggende woningbouw bestaat voornamelijk uit rijwoningen; alleen aan de noordkant zijn enkele twee-onder-één-kap woningen aanwezig. De locatie is weergegeven in Afbeelding 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0008.png"

Afbeelding 6 - Locatie Abraham Kuyperstraat

2.2.3 Locatie Frans Halsstraat

De oppervlakte van de locatie Frans Halsstraat is bijna 3.900 m². Ongeveer de helft van de locatie is op dit moment ingericht als voetbalveldje. Naast het veld zijn in de huidige situatie twee verenigingsgebouwen aanwezig. Aan de noordzijde ligt het spoor met aangrenzend daaraan de Frans Halsstraat, één van de ontsluitingswegen van het centrum van Twello. Aan de overige zijden grenst de locatie aan de achterkanten van omliggende woningen. Het gaat hierbij om overwegend kleinschalige woningen, zowel twee-onder-één-kap woningen, rijwoningen als een vrijstaande woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0010.png"

Afbeelding 7 - Locatie Frans Halsstraat

2.2.4 Locatie Koningin Julianastraat

De locatie Koningin Julianastaat ligt aan de noordzijde van het spoor, nabij de kruising met de Twellose Beek. De oppervlakte van het plangebied is bijna 2.500 m². De locatie is in gebruik als weiland en wordt hobbymatig gebruikt. Er staat één dierenverblijf in het weiland. In het verlengde van de planlocatie is langs het spoor een afwisseling van vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen aanwezig aan de Koningin Julianastraat. Ten westen van de locatie ligt een vrijstaande woning. De locatie ligt op korte afstand van het station. Aan de overzijde van het spoor bevindt zich het Medisch Centrum Twello. De grond ten westen van de locatie, eveneens in gebruik als weiland, valt buiten het plangebied. Deze gronden zijn gereserveerd voor een eventuele toekomstige P+R locatie, mocht daar op termijn behoefte aan ontstaan. Afbeelding 8 geeft de locatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0012.png" Afbeelding 8 - Locatie Koningin Julianastraat

2.3 Beschrijving toekomstige situatie

2.3.1 Uitgangspunten visie De Vier Erven

Door de ontwikkelende partij is een visie opgesteld om tot inrichting van het plan te komen. Bij de Ontwikkelingsvisie De Vier Erven, zijn de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd.

Groen

De vier locaties hebben allen een eigen kwaliteit waarbij bestaande bomen een belangrijke rol innemen. Voorafgaand aan de planvorming heeft een inventarisatie van bomen plaatsgevonden, waarbij afhankelijk van onder meer leeftijd, gezondheidstoestand en boomsoort de waarde is beoordeeld. In algemene zin geldt de bestaande groenstructuur zoveel mogelijk te handhaven. Een aantal bomen is aangewezen om hoe dan ook te behouden en in te passen in de plannen. Om de bebouwing en de openbare ruimte nog vanzelfsprekender op elkaar te laten aansluiten, wordt dit versterkt door de aanvulling van hagen, struiken en nieuwe bomen. Hierdoor is de bestaande groenstructuur verweven met de bebouwing op de vier locaties.

Bebouwing

Voor alle vier de locaties geldt dat de bouwmassa moet passen in de omgeving. Er is niet gestreefd naar statements of afwijkende woningbouw, maar er is gezocht naar volumes en types die passen tussen de omringende bebouwing. De identiteit ontleent zich niet zozeer door de materialisatie van het plan, maar door de positionering van de woningen en de relatie met de rest van de bebouwing. Voor alle vier de locaties worden relatief kleine eenheden voorgesteld, altijd met kap. Voor alle vier de locaties betreft dit een zadeldak. Alleen aan de Troelstralaan wordt (ook) een lessenaarskap toegepast.

Het erf

Op de twee voormalige schoollocaties hebben scholen gestaan in een groene setting. Vanzelfsprekend wordt ervoor gezorgd dat de achterkanten van de bestaande bebouwing zoveel mogelijk uit het zicht worden gehouden. Omdat de woonstructuur van het erf goed past in Twello, is onderzocht of het principe van een erf toepasbaar is op de locaties.

Waarom een erf?

De ontwikkelende partij heeft binnen hun team vooraf veel gesproken over voor wie ontworpen wordt en welke woonklimaten er ontbreken in Twello. Wonen aan een erf vertelt iets over de manier van wonen. Veel van de woningen in Twello kennen een ruime ontsloten achtertuin met een anonieme voorzijde. Wonen aan een erf gaat veel meer over samenhang, onderlinge verbondenheid, elkaar kennen en helpen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat dit nu voor alle groepen bewoners van toepassing is. Dit geldt voor senioren, jonge gezinnen, alleenstaanden maar ook tweeverdieners. Dit kan gaan over ontmoetingsplekken, gemeenschappelijk gereedschap, tuinonderhoud of een deelauto.

Inrichting

Om maximaal te profiteren van de huidige groene schoonheid, wordt de verharding in het inrichtingsontwerp geminimaliseerd. Alle parkeerplaatsen in het openbaar gebied en extensieve rijbanen worden uitgevoerd in open verharding.

Boombescherming

De bestaande bomen in volle wasdom zijn veel waard voor de nieuwe ontwikkeling. Belangrijker is wellicht het feit dat de bomen heel veel waard zijn voor de buurtbewoners. De ontwerpen zijn afgestemd op deze beeldbepalende bomen. Daar waar er toch tot kap van bomen dient te worden overgegaan worden er elders in het plangebied nieuwe bomen aangeplant ter compensatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0013.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0014.png"

Afbeelding 9 - Referentiebeelden inrichting

2.3.2 Beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplan openbare ruimte

Beeldkwaliteitsplan

Bij het bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hierin zijn uitgangspunten opgenomen voor de verdere uitwerking van de bouwplannen. Het beeldkwaliteitsplan vormt het toetsingskader voor welstand bij de uiteindelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor de verschillende gebouwen en andere bouwwerken. In subparagraaf 3.5.3 wordt hier nader op ingegaan.
In de vorige paragraaf zijn in de visie al enkele uitgangspunten benoemd voor de toekomstige bebouwing op de vier erven. In het beeldkwaliteitsplan zijn nadere uitgangspunten voor de architectuur vormgegeven. In algemene zin geldt dat het architectuur van deze tijd wordt, waarbij sprake is van samenhang op buurtniveau. Deze samenhang kan bereikt worden door heel specifiek te kiezen voor één materiaal voor de buurt, een sterk samenhangend kleurenpalet of een sterk architectonisch element. De vier erven spelen in dit verhaal een eigen rol. Hierbij wordt inspiratie gehaald uit de boerenerven zoals die ook in het buitengebied rondom Twello te vinden zijn. Ook daarin zal sprake zijn van een eigentijdse vertaling. Gelet op voorgaande zijn de volgende algemene criteria daarom van toepassing: De bebouwing is samenhangend in bouwvolume, architectuur en kleur- en materiaalgebruik. Tussen en binnen de bouwblokken is er subtiele variatie om de dorpse schaal herkenbaar te maken. Deze variatie kan bereikt worden door verschil in goot- en/of nokhoogte, een andere kaprichting of een andere steenkleur. Door te kiezen voor baksteen in een sterk samenhangend kleurenpalet ontstaat een dorpse rust.
Naast deze algemene uitgangspunten, worden in de volgende paragrafen per deellocatie locatiespecifieke uitgangspunten benoemd. Ook zijn hierbij onder meer referentiebeelden voor architectuur opgenomen. Het volledige beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 1 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Inrichtingsplan openbare ruimte

Behalve kaders voor de beeldkwaliteit van de bebouwing, is een inrichtingsplan voor de openbare ruimte opgesteld. Hierin is nader uitgewerkt hoe per locatie de openbare ruimte wordt ingericht. Enerzijds gaat het hierbij om de groene en landschappelijke inrichting, zoals bomen, hagen en heesters. Ook zijn uitgangspunten opgenomen voor de te gebruiken verhardingen en eventuele speelvoorzieningen. Bij de inrichting wordt ingestoken op gebruik van verschillende soorten beplantingen, ter stimulering van de biodiversiteit. Daar waar erfafscheidingen grenzen aan openbaar gebied, zijn deze veelal groen meeontworpen. Parkeervakken worden uitgevoerd in open bestratingen, om het beeld van de bestrating minder 'hard' te maken en waterdoorlatendheid te bevorderen. Het inrichtingsplan vormt onderdeel van het beeldkwaliteitsplan dat is opgenomen als Bijlage 1.

2.3.3 Locatie Troelstralaan

Visie Erve Troelstra

Achter de grote gezamenlijke voortuin ligt Erve Troelstra. Achter de voortuin ligt het erf waar geparkeerd kan worden. De bestrating zal bestaan uit kleine klinkerbestrating. Op het erf zullen de parkeervakken minimaal worden aangegeven, dit is mogelijk omdat hier alleen bewoners (en hun bezoekers) zullen parkeren. De bestaande bomenstructuur aan de oostzijde wordt doorgezet om zo een visuele afscheiding te maken tussen voortuin en erf. De parkeerplaatsen worden iets verdiept aangelegd, waardoor geparkeerde auto's minder in het zicht staan.

Aan de westzijde zijn zes seniorenwoningen gesitueerd. Deze woningen hebben aan de voorzijde een kleine eigen stoep waar bankjes zullen worden geplaatst. Het erf wordt compleet gemaakt met twee tweekappers en een vrijstaande woning die allen uitkijken over het erf. Aan de Troelstralaan wordt een vrijstaande woning gerealiseerd tussen de bestaande bomen. Situering van deze woning is zowel mogelijk in het verlengde van de weg, als haaks hierop.

Het inrichtingsplan voor de locatie is opgenomen in Afbeelding 10. Ook zijn in de daarop volgende afbeeldingen beelden opgenomen met een globale impressie van de nieuwe woningen en volumes hiervan. Ten slotte is een architectuuraanzet weergegeven zoals die in het beeldkwaliteitsplan is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0015.png"

Afbeelding 10 - Inrichtingsplan Troelstralaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0017.png"

Afbeelding 11 - Referenties volumeopbouw Troelstralaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0018.png"

Afbeelding 12 - Impressie Troelstralaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0019.png"

Afbeelding 13 - Architectuuraanzet Troelstralaan

Vrijstaande woning aan de Troelstralaan

Voor de locatie aan de Troelstralaan zijn voor één perceel specifieke criteria opgenomen, afwijkend van voorgaande uitgangspunten. Het gaat om de vrijstaande woning die in de noord-oostzijde van de locatie gesitueerd is. Op de kavel staan vier bestaande bomen die behouden worden. Deze bomen zorgen samen met de gemeenschappelijke voortuin dat het te bouwen woonhuis kan afwijken van de overige woningen op Erve Troelstra. Het woonhuis moet hierbij fungeren als het hoofdgebouw van het erf en past qua architectuur en kleurstelling bij de andere bebouwing op dit erf. In de uitwerking wordt echter wel extra architectonische kwaliteit gevraagd. Dit zit dan vooral in detaillering, materiaalgebruik en verbijzondering, waarvoor referenties zijn opgenomen in Afbeelding 14. De hoofdvorm is enkelvoudig en de woning krijgt een zadeldak. Qua positionering kan de woning of parallel aan de Troelstralaan worden geplaatst, of haaks erop. Het is denkbaar dat het volume kleiner of juist hoger is dan de andere woningen op het erf, waarbij als wens geldt dat een hogere begane grond hoogte wordt gerealiseerd in het ontwerp. Dit geeft meer lichtinval in de woning en maakt de woning 'belangrijker' op het erf. Waar de tweekappers en de andere vrijstaande woning twee bouwlagen met kap krijgen, wordt voor deze kavel daarom de mogelijkheid geboden 2,5 lagen met kap te realiseren. De garage/berging wordt meeontworpen met het hoofdvolume. Het perceel wordt voorzien van groene erfafscheidingen. In het Beeldkwaliteitsplan is onder 1a een aparte paragraaf opgenomen waarin de criteria voor dit perceel nader uiteen zijn gezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0020.png" Afbeelding 14 - Uitgangspunten verbijzondering vrijstaande woning aan zijde Troelstralaan

2.3.4 Locatie Abraham Kuyperstraat

Visie Erve Kuyper

Deze locatie kenmerkt zich door de bestaande bomen aan de noord- en zuidzijde van het plangebied. Wanneer de bestaande bomen gehandhaafd blijven, is alleen een ontsluiting aan de westzijde mogelijk, want aan de oostzijde liggen de tuinen van de bestaande woningen. De kwaliteit van de bebouwing op deze locatie zijn de voordeuren van de woningen die zijn gesitueerd aan de buitenzijde onder de bomen. Dit geeft de plek een bijzondere uitstraling door de woningentree aan de 'parkzijde' te situeren. Hierdoor staat de formele zijde in het groen en de informele zijde is geschakeld aan het erf. Aan de binnenzijde zijn parkeerplaatsen op eigen terrein gesitueerd naast een kleine zwarte houten berging. Aan de zijde van de Abraham Kuyperstraat wordt de erfafscheiding meeontworpen met de hoekwoningen, zodat dit één geheel vormt in uitstraling.

Twee bomen van de beeldbepalende boomgroep aan de noordzijde van de woningen kunnen niet behouden worden om het plan te kunnen uitvoeren. Hiervoor worden twee nieuwe bomen aangeplant direct grenzend aan de noordkant van de boomgroep. Een linde aan de zuidzijde van het plangebied (ter plaatse van het pad) en de noordwestelijke hoek (pad en hoekwoning) worden in de toekomst zorgvuldig beheerd om te voorkomen dat takken op enig moment de gevels van de woningen raken en/of de paden niet meer veilig gebruikt kunnen worden. Aan de zuidkant van het plangebied wordt ruimte gereserveerd voor speelvoorzieningen, passend binnen de groene uitstraling van de locatie.

Hieronder zijn het inrichtingsplan opgenomen en impressies van de nieuwe inrichting en volumeopbouw, inlusief een denkrichting voor de beoogde architectuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0021.png"

Afbeelding 15 - Inrichtingsplan Abraham Kuyperstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0023.png"

Afbeelding 16 - Referenties volumeopbouw Abraham Kuyperstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0024.png"

Afbeelding 17 - Impressie Abraham Kuyperstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0025.png"

Afbeelding 18 - Architectuuraanzet Abraham Kuyperstraat

2.3.5 Locatie Frans Halsstraat

Visie Erve Frans

Dit erf ligt dichtbij de spoorlijn Apeldoorn-Deventer. Aan de overige drie zijden van het plangebied bevinden zich achtertuinen met veelal schuttingen. Om deze achterkanten af te schermen, afstand te houden tot de bestaande woningen en het spoorweggeluid van minimale invloed te laten zijn op de nieuw te bouwen woningen, is gekozen voor twee bouwblokken haaks op het spoor. Tussen de twee blokken ligt het erf waar onder andere geparkeerd kan worden, waar ruimte voor groen en ruimte voor ontmoeting is. In de noordoostelijke hoek van de locatie wordt speelruimte gerealiseerd, gecombineerd met een wadi. Hiermee ontstaat een groen voorterrein voor het erf.

De twee blokken bestaan uit een blok van acht woningen en een blok van zes woningen. Zes van de woningen zijn koopwoningen voor starters in de bereikbare sector. De woningen aan de noordzijde van beide blokken krijgen een architectonische verfraaiing op de kopse kant, voor een representatieve entree van het erf. De woningen zijn voorzien in twee bouwlagen met een flauwe dakhelling. De goothoogte komt uit op maximaal 6 meter en de nokhoogte op maximaal 8 meter. Door in het westelijke woonblok een verspringing in de gevel op te nemen, wordt de lengte van het bouwblok visueel opgedeeld. Dit komt de ruimtelijke kwaliteit ten goede. De bestaande achterpaden en erfgrenzen blijven ongewijzigd. De nieuwe woningen voorzien in hun eigen ontsluiting van de achtertuinen. In onderstaande afbeeldingen is de beoogde inrichting en uitwerking van de plannen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0026.png"

Afbeelding 19 - Inrichtingsplan Frans Halsstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0028.png"

Afbeelding 20 - Referenties volumeopbouw Frans Halsstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0029.png"

Afbeelding 21 - Impressie Frans Halsstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0030.png"

Afbeelding 22 - Architectuuraanzet Frans Halsstraat

2.3.6 Locatie Koningin Julianastraat

Visie De Julianahoeve

Kenmerkend langs de Koningin Julianastraat zijn de smalle kavels met veelal kleinere woningen van baksteen en grotere schuren daarachter. Daardoor ontstaat van voor naar achteren een geschakelde verkaveling met bebouwing in langgerekte volumes. Met de invulling van de nieuwbouw wordt deze reeks van woonhuizen en schuren als het ware afgesloten met een nieuw bouwvolume, dat door een verspringing is opgedeeld in twee delen. Het voorste deel wordt net zoals de bestaande woningen uitgevoerd in overwegend baksteen, waarbij het achterste deel door toepassing van (ook) hout meer refereert aan de bijgebouwen achter de woningen. Zonder identiek te zijn, sluit het gebouw hierdoor aan op de bebouwing aan de Koningin Julianastraat. Het nieuwe volume bestaat uit zestien kleinere wooneenheden en krijgt een ingetogen architectuur in een gedekte donkere kleurstelling. Door deze benadering ontstaat een logisch en helder verschil in beeld tussen het grotere volume met appartementen en de bestaande karakteristieke gemetselde woningen in kleinere volumes.

Naast het gebouw ligt een gemeenschappelijke tuin en een wadi. Op de verdieping zijn aan de westzijde kleine balkonnetjes voorzien. Intentie van de plannen is om voor deze locatie het gevoel mee te geven dat de bewoners wonen op een gemeenschappelijk erf. Het gebouw is voorzien in twee bouwlagen die worden afgedekt met een kap. De nokhoogte komt uit op circa 8 tot 8,5 meter. De buitenruimten en de leefruimten van de appartementen zijn afgekeerd van de omliggende tuinen zodat privacy zoveel mogelijk blijft gewaarborgd. Ook bij uitwerking van de balkons wordt hier rekening mee gehouden.

In onderstaande afbeeldingen is het inrichtingsplan opgenomen voor de locatie. Ook is een schetsmatige impressie weergegeven van de nieuwbouw, evenals de beoogde volumes. Ten slotte is een architectuuraanzet gegeven zoals die in het Beeldkwaliteitsplan is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0031.png"

Afbeelding 23 - Inrichtingsplan Koningin Julianastraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0032.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0033.png"

Afbeelding 24 - Referenties volumeopbouw Koningin Julianastraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0034.png"

Afbeelding 25 - Impressie Koningin Julianastraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0035.png"

Afbeelding 26 - Architectuuraanzet Koningin Julianastraat

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's zoals milieu, archeologie en water worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in Hoofdstuk 4.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van
    Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Het plan voor De Vier Erven heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Een schematische weergave hiervan is opgenomen in Afbeelding 27.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0036.png"

Afbeelding 27 - Ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is. De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Bij woningbouwontwikkelingen geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als sprake is van de bouw van meer dan 11 woningen (uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 201608869/1/R3). 

Toetsing Ladder voor duurzame verstedelijking

De herontwikkeling bestaat uit de realisatie van 56 woningen verdeeld over vier locaties. Het wordt gezien als één samenhangende ontwikkeling. Gelet op de hiervoor genoemde uitgangspunten, is daarmee sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dient toetsing aan de Ladder plaats te vinden.

De gemeente Voorst maakt deel uit van de Cleantech Regio waarbinnen de samenwerkende gemeenten op regionaal niveau afspraken maken. Wat betreft woningbehoefte is in regionaal verband onderzoek uitgevoerd. Per gemeente is de woningbehoefte daarbij in beeld gebracht. In algemene zin bestaat in de regio Stedendriehoek een oplopende druk op de woningmarkt. De behoefte ligt in de gemeente Voorst op circa 775-975 nieuwe woningen binnen de periode 2018-2027, waarvoor de regionale woonagenda is samengesteld (zie hiervoor ook subparagraaf 3.4.2). Dit komt neer op een behoefte van circa 80 woningen per jaar. Hierbij is de grootste vraag -en daarmee opgave- voorzien in Twello. Deze kern is vitaal en beschikt over voldoende voorzieningen. De (gezamenlijke) planlocaties van De Vier Erven zijn opgenomen in het gemeentelijke woonprogramma als onderdeel van de regionale afspraken. Gelet op de positieve huishoudensontwikkeling binnen de gemeente Voorst, de kwantitatieve woonopgave van de gemeente, de vraag naar extra woningen in Twello en het gegeven dat de plannen op deze vier locaties al zijn opgenomen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering, kan gesteld worden dat in kwantitatieve zin voldoende (regionale) behoefte bestaat conform de eerste trede van de Ladder.
In kwalitatieve zin dient sprake te zijn van een gevarieerd woningaanbod, zodat voor verschillende doelgroepen nieuwe woningen beschikbaar komen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. In paragraaf 3.5.2 wordt hier uitgebreider op ingegaan. Behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit is ook een uitgangspunt bij nieuwe woningbouwplannen. Dit is bij de keuze voor en uitwerking van onderliggend plan een belangrijk toetsingskader geweest. Naast de kwantitatieve opgave, voorzien de plannen in kwalitatieve zin daarmee ook in de (regionale) behoefte.

In gemeentelijk beleid geldt eveneens als uitgangspunt dat bij nieuwe ontwikkelingen in eerste instantie gezocht wordt naar locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar inbreiding kan plaatsvinden. Inbreiding gaat daarmee boven uitbreiding. Het plangebied, verdeeld over vier kleinere locaties, maakt volledig deel uit van bestaand stedelijk gebied. Deels is hierbij sprake van herontwikkeling van locaties waar tot voor kort bebouwing aanwezig was (voormalige schoollocaties). De andere locaties (aan het spoor) zijn al langer in beeld als (her)ontwikkelingslocaties waar inbreiding kan plaatsvinden. De ontwikkeling volgt daarmee de voorkeursvolgorde van de Ladder en is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Samengevat past de ontwikkeling binnen de kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland

Het doel van de provincie Gelderland is om samen te werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. De natuur en het water hebben het landschap van Gelderland gevormd. Wereldwijde ontwikkelingen - zoals het energievraagstuk, de klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking en de toenemende mobiliteit - vragen om balans. De Gelderse leefomgeving is in omvang beperkt. Er moeten keuzes worden gemaakt. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. De provincie Gelderland wil hierbij in gesprek gaan en samen keuzes maken over de vraagstukken die voorliggen en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. Hierbij wordt gezocht naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden.

Gezond en veilig
Dit is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend
Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0037.png"

Afbeelding 28 - Schematische weergave Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie Gelderland gaat uit van het toevoegen van waarde door vanuit een brede blik te focussen. Vertrekkend vanuit de unieke kwaliteiten van de Gelderse streken en steeds weer verschillende belangen en bovenregionale mogelijkheden afwegen. De focus ligt op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:

  • Energietransitie;
  • Klimaatadaptatie;
  • Circulaire economie;
  • Biodiversiteit;
  • Bereikbaarheid;
  • Economisch vestigingsklimaat;
  • Woon- en leefklimaat.

Hoewel de ontwikkeling meerdere van de onderwerpen raakt, is met name het 'woon- en leefklimaat' op het plan van toepassing. Het uitgangspunt van de provincie Gelderland is een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hierbij luidt de ambitie van de provincie Gelderland om een aanbod aan woningtypen en woonmilieus te hebben dat past bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende duurzame woning. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. De provincie gaat hierbij voor een concentratie van bebouwing, tenzij er geen andere goede maatregelen zijn. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas, de woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

De woningbouwplannen voor de vier locaties passen binnen de uitgangspunten zoals die verwoord zijn in in de Omgevingsvisie. Er wordt ingespeeld op de diversiteit aan woningvraag, door voor verschillende doelgroepen en in verschillende prijsklassen te bouwen. Hierbij krijgt elk van de locaties een eigen identiteit met verschillende woningtypologieën. Duurzaamheid is een uitgangspunt bij de uitwerking van de plannen. In de openbare ruimte wordt met verschillende plantsoorten gewerkt, om zo ook een verbetering van de biodiversiteit te stimuleren.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor moeten zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning (Wabo).

Voor nieuwe woonlocaties stelt de Omgevingsverordening Gelderland (artikel 2.1 en 2.2) dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de regionale woonagenda. De onderliggende woningbouwontwikkeling is meegenomen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering en maakt onderdeel uit van de plannen die zijn opgenomen in de regionale woonagenda. Zie hiervoor ook subparagraaf 3.4.2 en 3.5.2.

Daarnaast kent de verordening verschillende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Luchtvaart, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Natura2000-gebied, Landschap, Water en milieu en Erfgoed. Voor zover van toepassing, wordt daar hieronder op ingegaan.

Voor de locatie Frans Halsstraat gelden regels Erfgoed, vanwege de molenbiotoop die is opgenomen rondom de Havekes Mölle. Artikel 2.64 lid 1 regelt hierover dat een bestemmingsplan binnen een molenbiotoop (straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen) geen nieuwe bebouwing of beplanting mogelijk maakt als daardoor de windvang van een molen wordt beperkt.
De kortste afstand tussen molen en plangebied bedraagt in dit geval 270 meter. Onder deze afstand geldt een maximale bouwhoogte of hoogte voor nieuwe beplantingen van 9,1 meter. Op de grootste afstand binnen het plangebied bedraagt deze hoogte (onder een afstand van ruim 325 meter) 10,1 meter. De bouwhoogte van de nieuwe woningen blijft onder de 8 meter. Er worden enkele nieuwe bomen geplant, waarbij uitgangspunt is dat gekozen wordt voor soorten die niet hoger worden dan passend binnen de genoemde hoogten. De plannen voor deze locatie passen daarmee binnen het genoemde artikel uit de Omgevingsverordening. Op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan wordt de molenbiotoop (ook) opgenomen, om het belang van de molenbiotoop te borgen.

Alle vier de locaties zijn aangeduid als 'intrekgebied'. Gebieden met deze aanduiding mogen geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt. Daarnaast gelden er beperkingen voor vestiging van glastuinbouwbedrijven. Van dergelijke ontwikkelingen is met het plan geen sprake.

Actualisatie Omgevingsverordening

Op 22 september 2020 hebben Gedeputeerde Staten het ontwerp voor een actualisatie van de Omgevingsverordening vastgesteld. Dit ontwerp heet ook wel Actualisatieplan 7. Naar verwachting wordt begin maart 2021 door Provinciale Staten een besluit genomen over het plan. Inhoudelijk hebben hierin geen wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van het provinciale beleid dat hiervoor is beschreven. Het actualisatieplan heeft dan ook geen invloed op voorliggend bestemmingsplan.

Geconcludeerd wordt dat het initatief past binnen de Omgevingsverordening Gelderland.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in provinciaal beleid.

De regionale visie zet vooral in op verdere herstructurering en intensivering van het bestaand stedelijk gebied. Enerzijds wordt een deel van het woningbouwprogramma gerealiseerd in de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, maar tevens wordt een deel gerealiseerd in de bestaande dorpen en kernen. Daarbij gaat het om herontwikkeling, om afronding van bestaande bebouwingstructuren en om een intensivering van centrumdorpse woonmilieus. Hiernaast zijn (beperkt) ook specifieke dorpse uitbreidingen mogelijk om het inwonertal in sommige dorpen op peil te houden.

Voor de gemeente Voorst is de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen in de gemeente van belang. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van de dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'. De ontwikkeling van de vier locaties is vooral aan te merken als herontwikkeling en een intensivering van een (centrum)dorps woonmilieu en past daarmee binnen de visie.

3.4.2 Woonagenda Cleantech Regio 2018

De gemeente Voorst maakt deel uit van de Cleantech Regio waarbinnen de samenwerkende gemeenten op regionaal niveau afspraken maken. Dit gebeurt onder meer op het gebied van woningbouw in de regionale woonagenda. In de onlangs (eind 2020) geëvalueerde en herijkte regionale woonagenda is de woningbehoefte voor de regio tot 2030 uiteengezet.

Met de woningbouwprogrammering in de regio wordt gestuurd op kwaliteit. Het behouden en versterken van de woonkwaliteit vraagt om de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio. Daarbij kan woningbouw niet los worden gezien van de lokale woningbehoefte, het bestaande woningaanbod, de specifieke plek en veranderende woningbehoefte. Daarvoor is bovenal maatwerk op lokaal niveau. Om vanuit de gezamenlijke ambitie op kwalitatieve groei te sturen zijn richtinggevende principes ontwikkeld voor het lokaal beoordelen van woningbouwplannen. Het gaat daarbij om drie speerpunten:

  • Woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied;
  • Woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het bestaande woningaanbod;
  • De programmering is flexibel en kan aangepast worden om goed te blijven aansluiten op de speerpunten van het beleid en actuele marktontwikkelingen.

In het onderstaande schema zijn deze speerpunten nader uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0038.png"

Afbeelding 29 - Speerpunten regionale woonagenda

Naast de kwalitatieve afspraken, zijn in regionaal verband ook kwantitatieve afspraken gemaakt voor de periode 2020 - 2030. In de regionale woonagenda is per gemeente een bandbreedte opgenomen tussen de behoefte op basis van huishoudensgroei (lage bandbreedte) en het inlopen van een theoretisch woningtekort (hoge bandbreedte). In de regio wordt per gemeente gekoerst op een realistisch woningbouwprogramma waarbij vraag een aanbod goed op elkaar aansluiten. Binnen de kwantitatieve afspraken continueert de gemeente Voorst haar koers om gemiddeld 80 woningen per jaar toe te voegen. De gemeente Voorst zet in op een realistische prognosticering waarbij het belangrijk is dat woningbouw aansluit op de korte- en langetermijnbehoefte en het dorpse karakter.

De voorliggende plannen, die deels een herontwikkeling van bestaande locaties inhouden, kennen een gevarieerd en evenwichtig woningaanbod waarbinnen verschillende doelgroepen bediend worden. Met de plannen wordt ingestoken op een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit, zowel in architectuur als inrichting van het openbaar gebied. Bij uitwerking van de plannen wordt veel aandacht geschonken aan duurzaamheidsambities. De ontwikkeling is opgenomen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering en valt binnen de kwantitatieve afspraken. Het plan past dan ook binnen de kaders van de Woonagenda Cleantech Regio 2018.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2022 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds dynamiek en anderszijds zekerheid. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen. De doelen worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. In de uitvoeringsagenda wordt gespecificeerd wat, met wie en op welke termijn de uitvoering plaatsvindt. De uitvoeringsagenda heeft, net zoals de samenleving, een dynamisch karakter. Beiden zijn continu onderhevig aan nieuwe ontwikkelingen en daarom wordt het document met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie;
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Uitgangspunten die bij nieuwe woningbouwontwikkelingen gelden, zijn onder meer bouwen naar behoefte, gericht op kwaliteit en (in)passend in de omgeving. Er is een geschikt aanbod van woningen voor alle doelgroepen. In overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt daarbij gestreefd naar vergroting van het woningbestand door inbreiding in de bestaande kernen. Het plan De Vier Erven past binnen deze uitgangspunten.

3.5.2 Woonvisie Aantrekkelijk Voorst 2025

In de in 2017 vastgestelde Woonvisie ‘Aantrekkelijk Voorst 2025’ is de gemeentelijke visie gegeven op het wonen in de gemeente Voorst. De gemeente Voorst is een aantrekkelijke plek om te wonen, gelegen in de groene zone tussen de steden Deventer, Zutphen en Apeldoorn. De gemeente is goed bereikbaar en heeft een goed voorzieningenniveau. Van belang is dit zo te behouden en dit te versterken. De vraag naar woningen neemt toe, waarbij jaarlijks circa 80 woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De meeste van deze woningen maken onderdeel uit van bestaande plannen. Het gros hiervan richt zich op Twello, omdat hier de vraag het grootst is.

Om de gemeente Voorst aantrekkelijk te houden kent de Woonvisie vier pijlers van woonbeleid die richtinggevend zijn voor het gemeentelijke woonbeleid tot 2025. Het gaat om de volgende vier pijlers:

  • 1. Aantrekkelijke woongemeente. Bij nieuwbouw vindt kwalitatieve sturing plaats waarbij gebouwd wordt voor de behoefte van nu, maar ook voor langere termijn. Hierbij wordt ingezet op een divers woningaanbod dat aansluit bij woonwensen van verschillende doelgroepen. Leefbaarheid wordt gestimuleerd;
  • 2. Beschikbaarheid en betaalbaarheid. Voor lagere en middeninkomens moet de woonvraag bediend worden, door te zorgen voor voldoende aanbod sociale huurwoningen en bereikbare koopwoningen;
  • 3. Kwaliteit van de woningvoorraad. Deze pijler richt zich vooral op het verbeteren van de duurzaamheid van de woningen in de gemeente.
  • 4. Vergrijzing en wonen met zorg. De vergrijzing heeft gevolgen voor het wonen en de zorg. Langer zelfstandig wonen is het uitgangspunt. Zowel bij nieuwbouw als het aanpassen van bestaande bouw is het van belang hierin te faciliteren.

Elk van de pijlers kent verschillende speerpunten. In Afbeelding 30 is een overzicht van de verschillende pijlers en speerpunten schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0039.png"

Afbeelding 30 - Pijlers en speerpunten van de Woonvisie

Aantrekkelijke woongemeente Voorst

Het plan De Vier Erven zet in op een gevarieerd woningaanbod, gericht op verschillende doelgroepen. Zo kent het plan duurdere woningen, waaronder enkele vrijstaande woningen en tweekappers op ruime kavels. Ook zijn in het programma seniorenwoningen opgenomen. De rijwoningen die in het plan zijn voorzien, spelen in op verschillende prijsklassen en doelgroepen. Op de locatie Abraham Kuyperstraat komen de woningen op korte afstand van waardevol groen staan te staan en vormen daarmee een bijzondere wijze van wonen 'in het groen'. De tuinen zijn wat kleiner dan bij vergelijkbare woningoppervlaktes op andere locaties en voegen hiermee diversiteit toe aan de bestaande woningvoorraad. Dat geldt ook voor de locatie aan de Koningin Julianastraat, waar op korte afstand van station en centrum betaalbare woningen voor kleine (éénpersoons)huishoudens worden ontwikkeld in een segment waar momenteel veel vraag naar is, maar slechts beperkt aanbod. Bij uitwerking van de plannen wordt daarbij naast architectonische kwaliteit ook veel aandacht besteed aan de kwaliteit van inrichting van de openbare ruimte en daarmee de verblijfskwaliteit. Conform uitgangspunten van de visie vindt dit alles plaats door (her)ontwikkeling van locaties in de kern.

Betaalbaarheid en beschikbaarheid

In een relatief dure woningmarkt als Voorst, grotendeels bestaande uit koopwoningen, kunnen huishoudens met lagere inkomens en middeninkomens moeilijk een woning vinden. Om het aanbod aan goedkope/bereikbare koopwoningen (V.O.N.-prijs onder € 200.000) en sociale huurwoningen te vergroten, zijn in de Woonvisie uitgangspunten opgenomen voor het aandeel woningen in het betaalbare segment bij nieuwe ontwikkelingen. Voor Twello gaat het om 40% van de nieuwbouwproductie.
De herontwikkeling van de school- en spoorlocaties gaat uit van (in totaal) 56 nieuwe woningen. Van deze woningen worden er 22 gebouwd in het bereikbare segment, waarvan 6 aan de Frans Halsstraat (koop) en 16 aan de Koningin Julianastraat (naar verwachting huur, mogelijk 12 huur en 4 koop). Het aandeel ligt hiermee nagenoeg op 40%. Aanvankelijk voorzag de locatie Frans Halsstraat in een extra bereikbare koopwoning. Na inspraak van buurtbewoners is ervoor gekozen binnen dit deel van het plangebied een woning te laten vervallen omwille van het realiseren c.q. behouden van speelruimte op de locatie.

Kwaliteit van de woningvoorraad

De visie zet vooral in op verduurzamen van de bestaande woningvoorraad, maar uiteraard ook bij nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunten hiervoor zijn vastgelegd in de nota Duurzaamheid en het daarbij behorende Addendum Duurzaamheid. Ook gaat duurzaamheid over kwaliteit van de woonomgeving, waarin mensen gezond, veilig en prettig kunnen wonen en een woningvoorraad die lang meegaat en snel is aan te passen aan de woonwensen van bewoners. Basisgedachte bij de uitwerking van het plan De Vier Erven is bij te dragen aan een verbetering van de leefkwaliteit in Twello. Naast energie wordt gekeken naar klimaat, grondstoffen, bewustwording en sociale duurzaamheid. In de ontwikkeling wordt gebruik van fossiele brandstoffen beperkt c.q. voorkomen (inzet is woningen die voldoen aan BENG), de uitstoot van CO2 wordt beperkt en er worden zo min mogelijk schadelijke stoffen toegepast in de binnenruimtes van de nieuwe woningen. De ontwikkelende partij speelt in op bewustwording onder de nieuwe bewoners en wil tijdens de ontwikkel- en uitvoeringsfase sociale binding creëren en talent inzetten met een achterstand tot de arbeidsmarkt.

Vergrijzing en wonen met zorg

Zoals hiervoor aangegeven worden in de herontwikkeling 6 seniorenwoningen gerealiseerd. Hiermee wordt een aandeel geleverd aan een geschikt woningaanbod voor ouderen. De overige woningen worden niet expliciet voor ouderen ontwikkeld, maar zijn met beperkte aanpassingen levensloopbestendig te maken. Daarbij speelt mee dat de locaties weliswaar niet in het centrum liggen van Twello, maar zich wel op relatief korte afstand van de voorzieningen in Twello bevinden en daarmee aantrekkelijk kunnen zijn voor deze doelgroep.

3.5.3 Welstandsnota

Om de ruimtelijke kwaliteit van de woon- en leefomgeving te bewaken, heeft de gemeente enkele mogelijkheden tot haar beschikking om de kwaliteit van de omgeving te stimuleren. De Welstandsnota is hiervoor een belangrijk kader. In de Welstandsnota worden randvoorwaarden omschreven waaraan bouwplannen moeten voldoen. De randvoorwaarden zijn zodanig geformuleerd dat er wel enige beleidsvrijheid voor de ontwikkelaar is en de regels niet té sturend zijn. Naast de kaders is er ook een motivatie voor de ruimtelijke kwaliteit in de nota opgenomen met kwaliteitsnormen per deelgebied in de gemeente. Alle vier de locaties vallen onder de Naoorlogs woongebieden.

In de Welstandsnota geldt in algemene zin dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt is voor nieuwe bouwwerken. Een plan dient te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'. Voor elk van de vier locaties wordt ingestoken op een hoogwaardige beeldkwaliteit die in enkele gevallen kan afwijken van de ambities die in de Welstandsnota zijn opgenomen voor de Naoorlogse woongebieden in Twello. Om te borgen dat het vooraf beoogde ambitieniveau behaald wordt -waarbij elk van de locaties zijn eigen kwaliteit kent- en/of geen strijdigheden ontstaan met het geldende beleid, is voor de ontwikkeling een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Bijlage 1). Dit beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan in procedure gebracht en vastgesteld. Na vaststelling vervangt het beeldkwaliteitsplan voor deze vier gebieden de Welstandsnota en wordt daarmee het toetsingsinstrument voor welstand bij de uiteindelijke uitwerking van de bouwplannen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's als archeologie, natuuronderzoek, verkeersaspecten, water en de economische uitvoerbaarheid.

4.2 Milieu-aspecten

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Om de bodemkwaliteit aan te tonen, is op alle vier de locaties verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Voor de locaties aan de Troelstralaan en de Abraham Kuyperstraat zijn ook nog aanvullende onderzoeken uitgevoerd.

Op de locatie Troelstralaan is op een klein deel van de planlocatie een verontreiniging met PAK aangetroffen die in het voortraject door de aanwezigheid van een boom niet gesaneerd is. In de definitieve plannen komt deze boom te vervallen, waarbij sanering van de verontreiniging indien nodig alsnog plaatsvindt. De verontreiniging is niet dusdanig dat het woningbouwplan hierdoor niet uitvoerbaar is. De verschillende onderzoeken voor de locatie zijn opgenomen in Bijlage 2.

Aan de Abraham Kuyperstraat is rondom de sloop van het toenmalige gebouw van De Kruimelkring ook een verontreiniging met PAK aangetroffen. Na sloop van het pand is deze verontreiniging gesaneerd. In Bijlage 3 zijn de bodemonderzoeken voor deze locatie opgenomen. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen beperkingen voor de herontwikkeling van de locatie.

Van de locatie Frans Halsstraat is bekend dat zich hier aan de zijde van de weg restanten bevinden van een vroegere stortlocatie. Deze heeft momenteel een afdeklaag die in dikte en kwaliteit niet toereikend is voor het beoogde gebruik als woongebied. Voor de planvorming dient deze deklaag vervangen en opgehoogd te worden of te worden afgedekt met aaneengesloten verharding om te voldoen aan de wettelijke vereisten. In Bijlage 4 is het verkennend bodemonderzoek met de bevindingen opgenomen. Daar waar nu het verenigingsgebouw van de Twellose Accordeon Vereniging staat, heeft nog geen volledig onderzoek plaatsgevonden. Verwacht wordt dat hier sprake is van een matige tot sterke verontreiniging met zware metalen en PAK. Hier vindt ten tijde van sloop van het pand nader onderzoek plaats. Voor deze gronden en ter plaatse van de vroegere stort vindt sanering plaats om het toekomstige gebruik mogelijk te maken. De gronden ten zuiden van de voormalige stort en het verenigingsgebouw zijn uit milieuhygiënisch oogpunt al geschikt voor woningbouw.

Ook aan de Koningin Julianastraat is bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik voor wonen met tuin. Wel dient rekening te worden gehouden met een diepe grondwaterverontreiniging ter plaatse van de vroegere slachterij Dumeco, waarvan een streefwaardencontour gedeeltelijk binnen het plangebied valt. Indien ten behoeve van de ontwikkeling grondwater wordt onttrokken, dan is hiervoor vooraf toestemming nodig van Gedeputeerde Staten.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies, zoals woningen, anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Deze afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. De milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam en onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten als geur, stof, geluid en gevaar. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het type rustige woonwijk en gemengd gebied.

Voor de locaties aan de Troelstralaan en Abraham Kuyperstraat geldt dat deze in een woonbuurt liggen, waarbij in de directe omgeving geen bedrijfsmatige functies voorkomen. Hooguit is sprake van eventuele beroepen of bedrijven aan huis, die als passend binnen de woonbestemming worden gezien.

Ook de locatie Frans Halsstraat ligt in een woonbuurt. Wel geldt hier dat aan de noordkant, aan de andere zijde van de spoorlijn, een bedrijventerrein aanwezig is. Hier is onder andere een bouwmarkt en een bouwbedrijf aanwezig. Het bestemmingsplan staat functies tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe, met een richtafstand van 30 meter. Het bouwbedrijf is een bedrijf uit milieucategorie 3.1 en is met een specifieke aanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. Dit is ten opzichte van de planlocatie ook het meest nabij gelegen bedrijf en kent een richtafstand van 50 meter. De nieuw te bouwen woningen en de bijbehorende tuinen liggen op meer dan 50 meter van (de grens van de inrichting van) het bouwbedrijf.

Aan de Koningin Julianastraat bevindt zich ook na de ontwikkeling nog een klein weilandje, ten westen van deze planlocatie. Voor zover daar dieren lopen, is sprake van hobbymatig gebruik wat ten opzichte van de nieuwbouw geen belemmering vormt. Deze ruimte is in beeld voor een eventuele overloop voor parkeren bij het station, mocht daar in de toekomst behoefte aan ontstaan. Vooralsnog is dit niet aan de orde. Mocht dit concreet worden, dan wordt op dat moment een ruimtelijke afweging gemaakt waarbij onder meer ook de dan geldende milieuregels in ogenschouw worden genomen. Het Medisch Centrum Twello dat tegenover de locatie aan de andere zijde van het spoor ligt en het daaraan grenzende bouwperceel, biedt mogelijkheden voor een diversiteit aan functies die vergelijkbaar zijn met bedrijvigheid uit (hooguit) milieucategorie 2. Deze percelen liggen op ruim 30 meter, waardoor gesteld kan worden dat de functies geen effect op elkaar hebben.

Uit oogpunt van milieuzonering bestaan geen bezwaren voor de bouw van de woningen in relatie tot bestaande functies in de omgeving van de vier locaties. Andersom geredeneerd staan de nieuwbouwplannen alleen woningen toe, met eventueel aan huis verbonden bedrijven of beroepen. Voor de omliggende woningen vormt deze ontwikkeling op het gebied van milieuzonering dan ook geen belemmeringen.

4.2.3 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over de geluidbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen vanwege wegverkeer, railverkeer of gezoneerde industrieterreinen. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de Wgh.

Geluid railverkeer

Door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de locaties Frans Halsstraat en Koningin Julianastraat, voor zowel het railverkeer als wegverkeer. Het rapport is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting. Voor geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer geldt een voorkeurswaarde van 55 dB en een maximaal toegestane waarde van 68 dB.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat voor beide spoorlocaties niet voldaan wordt aan de voorkeurswaarde, maar dat de maximale grenswaarde niet wordt overschreden. Voor alle woningen op de spoorlocaties moet een hogere grenswaarde worden vastgesteld. In samenhang met het bestemmingsplan is een procedure tot het vaststellen van hogere waarden doorlopen.

Het plaatsen van het nieuwe gebouw aan de Koningin Julianastraat heeft wat betreft geluid van railverkeer een afschermende werking voor de achterliggende woningen. Er is echter ook sprake van een reflecterend effect waardoor mogelijk plaatselijk een hogere geluidsbelasting optreedt op deze 2e-lijns woningen. Om de gevolgen van deze twee effecten in kaart te brengen zijn in bovengenoemd akoestisch onderzoek berekeningen uitgevoerd om de situaties voor en na de bouw te vergelijken. Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het railverkeer op alle toetspunten gelijk blijft of afneemt na het plaatsen van het nieuwe woongebouw. Het afschermende effect is voor de gehele 2e-lijn sterker dan het reflecterende effect. Dit geldt overigens ook voor geluidsbelasting voor geluid van wegverkeer. De nieuwbouw heeft per saldo dan ook geen negatieve (reflecterende) effecten op de achtergelegen woningen.

Geluid wegverkeer

In samenhang met het akoestisch onderzoek voor het railverkeer, is door DGMR ook het effect van het wegverkeer op de woningen aan de locaties Frans Halsstraat en Koningin Julianastraat in beeld gebracht (Bijlage 6). Voor nieuwe woningen in een binnenstedelijke situatie geldt een voorkeurswaarde van 48 dB voor het wegverkeer. De maximale waarde is 63 dB voor de Frans Halsstraat. De Koningin Julianastraat is een weg met een maximum rijsnelheid van 30 km/uur. Voor deze wegen is geen wettelijke geluidszone opgenomen in de Wet geluidhinder. Wel is in het kader van een goed woon- en leefklimaat de geluidsbelasting van deze weg op de nieuw te bouwen woningen in het onderzoek beschouwd.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van de Frans Halsstraat op de nieuwe woningen hoger is dan de voorkeurswaarde. De maximale grenswaarde wordt niet overschreden. Voor vier woningen op deze locatie is het vaststellen van een hogere grenswaarde als gevolg van het wegverkeer noodzakelijk. Geluid van het wegverkeer aan de Koningin Julianastraat hoeft niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. Als deze wel zou worden getoetst, blijkt dat de geluidsbelasting hier lager is dan de voorkeurswaarde van 48 dB.

De planlocaties aan de Troelstralaan en Abraham Kuyperstraat zijn niet meegenomen in voornoemd akoestisch onderzoek. Net als de locatie aan de Koningin Julianastraat, zijn dit wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur waarop de Wet geluidhinder niet van toepassing is. Uit het geluidmodel van de gemeente Voorst (DAT Mobility, 23 februari 2020, zie Afbeelding 31) blijkt dat de geluidbelasting (Lden, incl. aftrek art. 110 Wgh, toetsjaar 2030) voor beide locaties onder de voorkeursgrenswaarde ligt. Mede gezien duurzaamheidsaspecten zullen de gevels van de woningen bovendien voldoende worden geïsoleerd, wat het binnenniveau ten goede komt. Daarmee is het voldoende aannemelijk dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de nieuw te bouwen woningen op deze locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0040.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171049-VS00_0041.png"

Afbeelding 31 - Geluidbelasting wegverkeer locaties Troelstralaan en Abraham Kuyperstraat  

Gezoneerd industrieterrein

Van een gezoneerd industrieterrein c.q. aangewezen bedrijven(terrein) is geen sprake in de omgeving van de vier locaties. Geluidsaspecten vormen op dit punt dan ook geen belemmering voor de planvorming.

Geluid parkeren Koningin Julianastraat op omgeving

Op planlocatie Koningin Julianastraat worden parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuwbouw grotendeels gerealiseerd aan de achterzijde van het nieuwe woongebouw. De parkeergelegenheid grenst aan percelen van bestaande woningen. Geluid door parkeren wordt als onderdeel gezien van de reguliere woon- en leefomgeving. Naar aanleiding van zienswijzen is in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van het parkeren op deze bestaande woningen. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door DGMR en opgenomen als Bijlage 7. Voor het uitvoeren van het akoestisch onderzoek is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Handreiking Bedrijven en milieuzonering en de daarin opgenomen streefwaarden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Uit het onderzoek blijkt dat voor de verkeersbewegingen van het op- en afrijden en het manoeuvreren van de parkerende voertuigen op het perceel wordt voldaan aan de streefwaarden. De maximale geluidsniveaus ten gevolge van het dichtslaan van autoportieren voldoen in de dag- en avondperiode wel, maar worden in de nachtperiode overschreden. Door aan de achterzijde over de lengte van de parkeerplaatsen een geluidsscherm te plaatsen van twee meter hoog, voldoen de berekende geluidsbelastingen op de gevels van de omwonenden aan de streefwaarden. Dit scherm moet in ieder geval 25 kg/m2 zwaar zijn. In de regels van het bestemmingsplan wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren van een dergelijke geluidwerende erfafscheiding, zodat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is geborgd.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Bijlage 3A van de Regeling NIBM geeft aan in welke gevallen nieuwe woningbouwlocaties in ieder geval NIBM bijdragen. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties (voorschrift 3A.2) luidt:

  • 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
  • 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Situatie woningbouwlocaties 

Gelet op de aard en omvang van dit project (56 woningen) kan worden aangenomen dat voorliggend project ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de luchtverontreiniging. De locaties liggen niet in de nabijheid van rijkswegen of provinciale wegen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

4.2.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.

De gemeente Voorst wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen is het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel hiervan is duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Voorst aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen bij het nemen van besluiten. Bij nieuwe plannen wordt in de uitwerking rekening gehouden met rampenbestrijding en zelfredzaamheid, waarbij bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen voor kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen (zoals kinderopvang, basisscholen en ziekenhuizen) niet op korte afstand van het spoor worden gerealiseerd.

Voor de plannen is door adviesbureau SAB een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 8 opgenomen bij dit bestemmingsplan. In het rapport worden de potentiële risicobronnen weergegeven en beschouwd. Uit de inventarisatie blijkt dat de ontwikkellocaties zich niet bevinden binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, buisleidingen, water of wegen. Vanwege de ligging van de locaties Koningin Julianastraat en Frans Halsstraat op korte afstand van het spoortraject 30: Apeldoorn - Deventer West is een nader onderzoek en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

De personendichtheid in het invloedsgebied van de spoorlijn neemt toe. Het spoortraject kent in de nabijheid van de ontwikkellocaties geen plasbrandaandachtsgebied en geen PR 10-6/j contour en PR 10-7/j contour. Gebleken is dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie het groepsrisico minder is dan 0,1 maal de oriënterende waarde is. Ingevolge artikel 8 tweede lid van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), kan een volledige verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven als het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. In dit geval is dan ook sprake van een beperkte verantwoording van het groepsrisico. In hoofdstuk 5 van het onderzoek is deze verantwoording opgenomen. Zowel wat betreft beheersbaarheid/bestrijdbaarheid als op gebied van zelfredzaamheid bestaan op voorhand geen belemmeringen voor de planvorming. Bestaande bluswatervoorzieningen worden met oog op de planvorming uitgebreid c.q. geoptimaliseerd.

Het conceptbestemmingsplan inclusief onderzoeksrapport en beperkte verantwoording is ter advisering voorgelegd aan de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) en aan de Omgevingsdienst Veluwe IJssel (OVIJ). Het advies van de VNOG en de OVIJ is verwerkt in het uitgevoerde onderzoek. Geconcludeerd is dat de voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de normen van de wet- en regelgeving over externe veiligheid. Voor de uitwerking van de plannen is advies gegeven voor maatregelen die bij verdere uitwerking van de plannen getroffen kunnen worden om de kans op incidenten nog verder te verkleinen. De plannen voorzien niet in een ontwikkeling van kwetsbare objecten. In het kader van externe veiligheid bestaan dan ook geen belemmeringen ten aanzien van de ontwikkeling.

4.2.6 Trillingen

De locaties Frans Halsstraat en Koningin Julianastraat liggen allebei op relatief korte afstand van de spoorlijn Deventer-Apeldoorn. Treinverkeer kan leiden tot trillingen in gebouwen. Deze trillingen kunnen vervolgens leiden tot verstoring van gevoelige apparatuur, hinder voor personen in de gebouwen of schade. In Nederland bestaat tot nu toe geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het aspect trillingen niettemin een aandachtspunt in de afwegingen, omdat op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening de zorg voor een goede ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling. Vanwege het ontbreken van specifieke wetgeving, wordt voor trillingen veelal teruggevallen op de SBR-richtlijn Trillingen, deel B “Hinder voor personen in gebouwen” (SBR-B).

Bij beide spoorlocaties ligt de beoogde woningbouw binnen de regulier aangehouden onderzoeksafstand van het spoor van 100 meter. Aan de Koningin Julianastraat bedraagt deze afstand circa 22 meter en aan de Frans Halsstraat circa 27 meter. Gelet op deze afstanden blijkt uit eerste verkenning dat er een reële kans bestaat op een zekere mate van trillingshinder als gevolg van het spoor. In de basis kan gesteld worden dat aan beide zijden van het spoor op gelijke afstand al bestaande woningen aanwezig zijn. In de praktijk zijn weinig concrete klachten van trillingshinder bekend die maken dat hier twijfel bestaat over een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plekke. Klachten van schade door trillingen zijn niet bekend. Daarmee mag worden aangenomen dat de ontwikkeling op voorhand ook geen strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening hoeft op te leveren. Dit laat niet weg dat de SBR-B voor nieuwbouw andere streefwaarden hanteert wat betreft trillingshinder dan voor bestaande bouw. Om die reden wordt in de voorbereiding op de bouwfase nader onderzoek uitgevoerd om vast te stellen wat de trillingsbelasting op beide percelen is en wat de verwachte trillingssterkten zullen zijn in de te realiseren woningen. Mochten er aanvullende maatregelen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de streefwaarden voor nieuwbouw, dan worden die in beeld gebracht. Gestreeft wordt naar een trillingsarm ontwerp, waarbij de daadwerkelijke maatregelen (indien aan de orde) uiteindelijk bepaald worden door een doelmatigsheidsafweging.

Gelet op voorgaande mag verondersteld worden dat de plannen niet leiden tot onevenredige trillingshinder op beide spoorlocaties (en de ontwikkeling van De Vier Erven in zijn geheel) en sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Om te borgen dat in voorbereiding op de bouwfase onderzoek wordt uitgevoerd en volgens de in de SBR-B opgenomen uitgangspunten vervolgstappen worden gezet indien niet voldaan wordt aan de streefwaarden voor nieuwbouw, wordt een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan opgenomen.

4.2.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

Uit toetsing van de ontwikkeling aan de m.e.r.-wetgeving, blijkt dat de beoogde ontwikkeling is aan te merken als een activiteit als bedoeld in categorie D.11.2 in de bijlage van het Besluit m.e.r., namelijk 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Het project blijft wel onder de bij deze activiteit genoemde drempelwaarden:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Omdat de ontwikkeling onder de drempelwaarden blijft is geen sprake van een formele m.e.r.-beoordeling en is een vormvrije m.e.r.-beoordeling toegestaan.

Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure is een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld voor de ontwikkeling. Daarin is beoordeeld of als gevolg van de realisatie van het plan De Vier Erven op de vier inbreidingslocaties belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Uitkomst van de uitgevoerde toets is dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het plan die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Conclusie is dan ook dat het volgen van een een m.e.r.-(beoordelings-) procedure niet nodig is.

4.3 Archeologie

Wettelijk kader 

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Onderzoek

Elk van de locaties kent volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Voorst een lage archeologische verwachting. Het beleid voor gebieden met deze verwachtingswaarde schrijft voor dat bij bodemingrepen groter dan 2500 m2 én dieper dan 30 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De locatie Koningin Julianastraat heeft een kleinere oppervlakte. Hier is onderzoek niet noodzakelijk. Voor de locaties aan de Troelstralaan, Abraham Kuyperstraat en Frans Halsstraat beslaan de ingrepen een groter oppervlak en mag verondersteld worden dat deze ook dieper reiken dan 30 cm. Om die reden is voor deze locaties door archeologisch adviesbureau RAAP een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (Raap-rapport 4310, d.d. 4 februari 2020). Op basis van boorresultaten is geconcludeerd dat het verwachtingsmodel moet worden bijgesteld naar een hogere specifieke verwachting. Proefsleuvenonderzoek is noodzakelijk geacht om definitief te kunnen vaststellen of sprake is van aanwezigheid van archeologische resten. Dit onderzoek is op 20 en 21 juli 2020 uitgevoerd en uitgewerkt in Raap-rapport 4804, d.d. 20 november 2020. De beide archeologische onderzoeken zijn samengevoegd tot één document en opgenomen in Bijlage 9. Het proefsleuvenonderzoek heeft geleid tot de volgende uitkomsten:

Plangebied Troelstralaan

Uit het proefsleuvenonderzoek is gebleken dat bij de sloop van de school de bodem al tot in de natuurlijke ondergrond is verstoord. Rondom het gebouw was het bovenste deel van de het bodemprofiel verstoord, maar was het protentiële archeologische niveau nog wel intact. Hier zijn enkel gedempte sloten en paalkuilen aangetroffen die dateren uit de periode direct voorafgaand aan de ontwikkeling van de wijk en de bouw van de school. Oudere archeologische resten zijn bij het onderzoek niet aangetroffen.

Plangebied Abraham Kuyperstraat

Binnen het plangebied is eind jaren ’60 ruim een meter puinhoudende grond opgebracht. Daaronder bevindt zich het oorspronkelijke maaiveld, dat bestond uit nat grasland. De omstandigheden waren in het verleden te ongunstig voor bewoning. Er zijn ook geen archeologische resten aangetroffen. De bodem in het plangebied bestond uit een humeus, zandig kleipakket van gemiddeld 40 cm dik, op het pleistocene zand. Het gaat hier om holocene beekafzettingen. Kleiafzettingen van de IJssel ontbreken hier. Op basis van de resultaten kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat er sprake is van pre- IJsselafzettingen, maar op basis van het vondstmateriaal uit de nieuwe tijd dat in de kleilagen is aangetroffen lijkt een pre-IJssel ouderdom niet heel waarschijnlijk. De lage archeologische verwachting voor het plangebied kan worden gehandhaafd.

Plangebied Frans Halsstraat

In plangebied Frans Halsstraat is een vindplaats aangetroffen. Het gaat hierbij om de resten van een gebouw uit de late 19e eeuw, mogelijk een loods of werkschuur uit de tijd van de aanleg van het spoor. In de archieven van de spoorwegen en op kadastrale kaarten zijn geen gegevens over een dergelijk gebouw bekend.

Selectieadvies

Op basis van het onderzoek en de waardestelling is vastgesteld dat in de Frans Halsstraat een structuur is aangetroffen van een gebouw dat mogelijk dienst heeft gedaan als werkschuur voor de spoorwegarbeiders ten tijde van de aanleg van het spoor. Omdat hier sprake is van de resten van een soort gebouw waarover weinig bekend is, is bij de waardestelling naar voren gekomen dat hier mogelijk sprake is van een behoudenswaardige vindplaats. Het is echter de vraag of vervolgonderzoek veel meer nieuwe informatie gaat opleveren. Vondstmateriaal behorende bij het gebouw wordt op basis van het proefsleuvenonderzoek niet of nauwelijks verwacht. Alleen de exacte omvang van het gebouw kan op basis van een vervolgonderzoek worden vastgesteld. De precieze constructiewijze en het uiterlijk van het gebouw kan hiermee waarschijnlijk niet worden gereconstrueerd. Hiervoor is een archiefonderzoek beter geschikt. Hoewel er op basis van de waardestelling van de vindplaats sprake is van een behouwenswaardige vindplaats wordt geadviseerd deze niet te behouden en het plangebied vrij te geven. Dit advies is door het bevoegd gezag overgenomen.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde archeologische onderzoek, worden de locaties Troelstralaan, Abraham Kuyperstraat en Frans Halsstraat vrijgegeven voor de nieuwe ontwikkelingen. Voor de locatie Koningin Julianastraat is onderzoek niet noodzakelijk. Wel wordt hier een archeologische dubbelbestemming gehandhaafd met een lage archeologische verwachtingswaarde.

4.4 Cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Geen van de planlocaties bevat elementen die een hoge cultuurhistorische waarde hebben. Op of direct aansluitend op de locaties zijn geen Rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig die nadelige invloed ondervinden van de ontwikkeling. Wel valt de locatie aan de Frans Halsstraat binnen de contour van de molonbiotoop van de Havekes Mölle, een Rijksmonument. Bij uitwerking van het plan wordt voldoende rekening gehouden met de belangen van de molen. Ter bescherming hiervan is ook een regeling opgenomen in de planregels.

Gelet op voorgaande vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.5 Natuuronderzoek

4.5.1 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

Quickscans natuuronderzoek

Voor alle vier de locaties is door Foreest Groen Consult een quickscan natuuronderzoek uitgevoerd. Voor de locaties Troelstralaan en Abraham Kuyperstraat was voorafgaand aan de sloop van gebouwen van De Oase en De Kruimelkring in 2017 al onderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn inmiddels gedateerd en daarom geactualiseerd. De quickscans van de vier locaties zijn gebundeld opgenomen in Bijlage 10 bij deze toelichting.

Uit de onderzoeken komt naar voren dat voor elk van de locaties geldt dat wat betreft flora uitsluitend algemene soorten voorkomen, die niet beschermd zijn. Kleine marterachtigen maken mogelijk incidenteel gebruik van de planlocaties. De leefgebieden worden niet aangetast, maar tijdens de realisatiefase moet wel rekening worden gehouden met deze soorten door het opstellen van een werkprotocol.

Voor elk van de plangebieden is tijdens het onderzoek aanwezigheid van broedvogels geconstateerd. Zolang de beplantingen die moeten verdwijnen buiten het broedseizoen worden gerooid, zal geen overtreding ontstaan ten opzichte van de soortgroep broedvogels. Dit geldt ook voor het slopen van de schuilhut aan de Koningin Julianastraat, waarin nesten van merel en winterkoning zijn aangetroffen. In aanvulling hierop, geldt dat op de locatie aan de Frans Halsstraat de huismus is aangetroffen. De locatie behoort tot het functionele leefgebied van deze soort en is beschermd. Doordat enkele voor de huismus noodzakelijke hagen op het terrein verdwijnen, dient bij de toekomstige inrichting van de locatie rekening te worden gehouden met nieuwe beplantingen die voor de soort geschikt zijn. Het gaat om beplantingen die minimaal 80 cm hoog worden en bij voorkeur ook groenblijvend zijn. Bij de herinrichting wordt hier rekening mee gehouden. In samenhang met het verdere openbare gebied en de inrichting van de locatie, kan gesteld worden dat het functionele leefgebied voor de huismus niet achteruit gaat en de bouw van de woningen geen gevolgen heeft voor de populatie.

Op de locaties zijn geen vaste rust- of verblijfsplaatsen aanwezig voor vleermuizen. Voor de locatie Abraham Kuyperstraat is voor één acacia nader onderzoek uitgevoerd om dit te kunnen uitsluiten. Dit onderzoek is bij de quickscans opgenomen in Bijlage 10. De boom blijkt niet geschikt om als verblijfplaats voor vleermuizen te fungeren. Alleen bij aanwezigheid van vaste rust- of verblijfplaatsen zijn foerageergebieden beschermd. In dit geval is hiervan dus geen sprake. Mogelijk worden de locaties wel als vliegroutes door vleermuizen gebruikt, maar doordat veel bestaande bomen behouden blijven worden de eventuele vliegroutes niet aangetast.

Het plangebied ligt buiten de Natura 2000 gebieden en op ruime afstand tot deze gebieden. Van een externe werking zal geen sprake zijn. Ondanks de grote afstand tot Natura 2000 gebieden, is een berekening nodig om aan te tonen dat geen verhoging ontstaat van stikstofdepositie op deze gebieden. In paragraaf 4.5.2 wordt hier nader op ingegaan. De locaties liggen niet in of in de nabijheid van Gelders Natuur Netwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO). De kernkwaliteiten van deze gebieden zijn niet van toepassing op de planlocaties.

Samengevat bestaan vanuit de Wet natuurbescherming geen beletselen de plannen te realiseren, mits sloopwerkzaamheden en het verwijderen van beplantingen plaatsvinden buiten het broedseizoen van vogels en op de locatie Frans Halsstraat voldoende compensatie plaatsvindt voor de huismus. Voor elk van de locaties dient een werkprotocol te worden opgesteld hoe in de realisatiefase rekening wordt gehouden met kleine marterachtigen.

4.5.2 Stikstofdepositie

In aanvulling op de quickscans natuuronderzoek van Foreest Groen Consult is door adviesbureau SAB een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd (zie Bijlage 11 bij deze toelichting). Aanleiding voor dit onderzoek is de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 aangaande de landelijke stikstofwetgeving en de mogelijke effecten van ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden.

Voor zowel de realisatie als het gebruik van de woningbouwontwikkeling moet de stikstofuitstoot inzichtelijk gemaakt worden. In Natura 2000-gebieden zijn habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor de verzurende en vermestende werking van stifstofdepositie. Om in het kader van een mogelijke vergunningaanvraag Wet natuurbescherming te onderzoeken wat de stofstofdepositie is tijdens de bouw- en gebruiksfase, is een berekening nodig. Deze is uitgevoerd met het programma Aerius Calculator 2020 (release 15 oktober 2020).

Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat zowel voor de aanlegfase als voor de gebruiksfase de gehanteerde grenswaarde van de stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/j niet wordt overschreden. Op basis van deze uitkomsten kunnen significant negatieve effecten derhalve worden uitgesloten. Er is geen vergunning nodig in het kader van de Wet natuurbescherming voor het aspect stikstof.

4.6 Verkeer en parkeren

Verkeer

De nieuwe woningbouwlocaties trekken extra verkeer aan. De hoeveelheid autoverkeer die wordt gegenereerd door de bouw van woningen kan worden ingeschat met CROW-publicatie 381 (december 2018). Voor de locaties volgt uit berekeningen dat de plannen per locatie zorgen voor circa 100 tot maximaal 120 verkeersbewegingen per etmaal. Voor alle vier de locaties geldt dat de bestaande wegen die ter ontsluiting van de locaties dienen (Troelstralaan, Abraham Kuyperstraat/Groen van Prinstererstraat, Frans Halsstraat en Koningin Julianastraat) gelet op de huidige inrichting en gebruik deze relatief beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen relatief eenvoudig kunnen verwerken. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een onacceptabele verkeerstoename en daarmee voor problemen voor de doorstroming en veiligheid.

Parkeren

De gemeente Voorst hanteert op grond van het gemeentelijke 'Programma van Eisen voor de inrichting van de openbare ruimte in de gemeente Voorst' (PvE) bij nieuwbouwplannen verschillende parkeernormen. Bij dure woningen (boven €300.000,-) geldt een norm van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning, bij middeldure en goedkopere woningen geldt een norm van 1,8. Het PvE biedt de ruimte om op basis van de parkeerkencijfers van het CROW de parkeernorm aan te passen op de situatie en omgevingsfactoren. Voor zover parkeren op eigen kavel plaatsvindt, telt dit in de normering in beginsel maximaal voor 1 mee, ook als meerdere plekken op de kavel aanwezig zijn.

Aan de Troelstralaan worden in totaal 12 woningen gerealiseerd in het dure segment. Hiervoor geldt een norm van 24 parkeerplaatsen. De twee vrijstaande woningen en de vier tweekappers hebben allen minimaal één parkeeprlaats op eigen perceel. Daarnaast worden in openbaar gebied 18 plekken gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde norm.

Aan de Abraham Kuyperstraat worden de tussenwoningen beschouwd als middeldure woningen. De hoekwoningen vallen in het duurdere segment. In totaal zijn 26 parkeerplaatsen nodig om in de eigen behoefte voor deze nieuwbouw te voorzien. De woningen hebben allemaal een eigen parkeerplek op eigen kavel. Bij drie van de hoekwoningen is een tweede parkeerplaats aanwezig. Juist om het parkeren op deze locatie zoveel mogelijk 'intern' op te lossen, worden de extra plekken op deze kavels wel in de norm meegeteld. In het openbaar gebied worden nog 9 parkeerplaatsen gerealiseerd om aan de norm te voldoen.

Voor de woningen op de locatie Frans Halsstraat geldt allemaal een parkeernorm van 1,8 en daarmee een behoefte van 25 plekken. Deze worden allemaal in openbaar gebied gerealiseerd.

Aan de locatie Koningin Julianastraat is vanwege de specifieke ligging nabij het station en de zeer kleine oppervlakte van de appartementen geen sprake van een standaardsituatie. Conform het PvE is in dit geval dan ook op basis van de CROW-normen de parkeernorm bepaald en naar beneden bijgesteld. Uitgangspunt binnen het plan is dat de appartementen huurappartementen worden, waarover ten tijde van de bestemmingsplanprocedure concrete gesprekken plaatsvinden tussen ontwikkelaar en woningbouwcorporatie. Contractueel bestaat voor de ontwikkelaar echter ook de mogelijkheid vier appartementen als (bereikbare) koopwoning aan te bieden. De bandbreedte voor de parkeernorm op deze locatie (weinig stedelijk, schil centrum) ligt volgens het CROW tussen 0,8 en 1,6 parkeerplaats per huurwoning en tussen 1,0 en 1,8 per koopwoning. Omdat (ook) sprake kan zijn van enkele koopappartementen, is voor het bepalen van de parkeernorm zekerheidshalve uitgegaan van een zwaardere parkeernorm, dus die van toepassing is op koopwoningen. De parkeernorm bedraagt 1,4 parkeerplaats per woning. Er is uitgegaan van de gemiddelde norm. De maximale norm binnen de bandbreedte komt overeen met de eerder genoemde standaardnorm voor goedkope en middeldure woningen, terwijl hier juist een lagere parkeernorm logisch is vanwege de situatie en omgevingsfactoren. De minimale norm kent daarentegen geen enkele marge voor bezoekers per auto, wanneer het autobezit uitkomt op één auto per woning (of mogelijk zelfs meer). Enige marge is zeker wenselijk in dit gebied. Het totaal benodigde aantal parkeerplaatsen is 22,4 parkeerplaatsen. Dit getal is naar beneden afgerond vanwege het uitgangspunt dat met de zwaardere norm (koopwoningen) is gerekend.

4.7 Water

4.7.1 Watertoets

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.

Beoordeling

De toets is begin september 2020 voor alle vier de locaties uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in Bijlage 12 opgenomen. Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft beoordeeld dat op elk van de locaties een klein waterbelang geldt (korte procedure). In de plangebieden liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Aandachtspunten

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering en het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heerstende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer dient de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het Waterschap Vallei en Veluwe toe te passen.

4.7.2 Wateraspecten in het plan

Binnen het plangebied dient vanuit de gemeentelijke regelgeving een hemelwaterberging van 36 mm/m2 verhard (dak- en terrein)oppervlak aangebracht te worden met een overloop naar een openbaar hemelwaterriool of -indien deze niet aanwezig is- het gemengde stelsel. De hemelwaterberging mag op particulier terrein of collectief op openbaar terrein gerealiseerd worden. Bij groene daken vervalt voor die vierkante meters de gemeentelijke bergingsplicht. In de vier plangebieden is sprake van een mix van maatregelen om de bergingsnorm te behalen. Het merendeel van het hemelwater wordt via kolken en infiltratieriolering naar wadi's of infiltratiekratten geleid. Op de locaties Frans Halsstraat en Koningin Julianastraat is een hemelwaterriool aanwezig om een overloop op te realiseren. Aan de Troelstralaan en Abraham Kuyperstraat vindt de overloop plaats op het gemengde systeem.

Indien de toename van verhard oppervlak (per planlocatie) groter zou zijn dan 1.500 m2 dan gelden ook de regels van het waterschap en dient er een berging van 60 mm/m2 gerealiseerd te worden. In tegenstelling tot de gemeentelijke norm mag hier wel een infiltratiecomponent vanaf getrokken worden. Binnen deze plangebieden is hiervan geen sprake.

4.8 Kabels, leidingen en straalpaden

In en rond de vier planlocaties zijn geen kabelleidingen, brandstoftransportleidingen of straalpaden aanwezig die een belemmering vormen voor de woningbouwplannen. Aan de noordzijde van de locatie Troelstralaan ligt wel een gasleiding (hoge druk) in het plangebied. In samenspraak met de leidingbeheerder wordt deze verlegd tot buiten het plangebied, waarmee de plannen uitvoerbaar zijn.

4.9 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de betreffende gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak (waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden) of een
  • fasering van de uitvoering (van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen) niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen (voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied), regels (omtrent het uitvoeren van het bouwrijp maken) of een uitwerking van regels (ten behoeve van de uitvoerbaarheid volgend uit een bestemmingsplan) niet noodzakelijk is.

In voorliggend geval is sprake van een aangewezen bouwplan. Voor de ontwikkeling is een anterieure overeenkomst (koop- en realisatieovereenkomst) gesloten met de ontwikkelende partij. Hierin zijn afspraken gemaakt over kosten, fasering en wijze van uitvoering van de plannen. De kosten voor het mogelijk maken van de ontwikkeling, evenals eventuele planschadekosten, zijn met deze overeenkomst anderszins verzekerd. Het plan wordt daarmee economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

5.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

5.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Groen;
  • Verkeer – Verblijfsgebied;
  • Wonen;

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komt de volgende dubbelbestemming voor:

  • Waarde – Archeologie;

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.

Aanduidingsregels

In het plan is een molenbiotoop opgenomen. Het gaat om de biotoop van de Havekes Mölle.

Een molenbiotoop is de naamgeving voor de relatie van de molen ten opzichte van de omgeving waarin de molen staat. Voor een goede werking en het behoud van de molen is een goede molenbiotoop van groot belang. Enerzijds vanwege het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de molen (en windvang), anderzijds vormen molens een karakteristiek herkenningspunt in menig dorpsgezicht of landschap. En door de historische wisselwerking tussen molen en landschap is de molenbiotoop ook cultuurhistorisch van groot belang.

De molenbiotoop van de Havekes Mölle geeft het gebied aan waarin beperkingen gelden ten aanzien van de bouwhoogte bij nieuwbouw. In de planregels is een formule opgenomen waarmee de bouwhoogte per locatie (tussen de 100 en 400 m van de molen) kan worden bepaald.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

5.3.1 Groen

Bestemmingsomschrijving

De bestemming Groen wordt gebruikt om het structurele en openbare groen te bestemmen. In deze gebieden staat de groen inrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals verhardingen, bankjes, prullenbakken, enzovoort. Wegen zijn niet toegestaan. Paden en wegen voor langzaam verkeer zijn binnen de bestemming wel mogelijk. Daar waar de functieaanduiding 'parkeerterrein' is opgenomen, zijn ook parkeerplaatsen toegestaan voor zover die in open verharding worden uitgevoerd. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

5.3.2 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied vallen wegen die geen doorgangsfunctie hebben. De verblijfsfunctie staat hier centraal. Hieraan verbonden zijn functies als parkeren, voet- en fietspaden, groen en speelvoorzieningen. Ten behoeve van het flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

5.3.3 Wonen

Bestemmingsomschrijving
Bij de bestemming Wonen is gekozen voor één bestemming Wonen inclusief de tuin en het erf. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Voor de bestemmingsregeling is wat gebruiksmogelijkheden betreft aansluiting gezocht bij de algemene regeling die in de kernen binnen de gemeente Voorst voor Wonen wordt gebruikt. Hiermee ontstaat zowel een enigszins flexibele als eenduidige regeling. Hierbij wordt aangesloten bij de actuele wensen van de bewoners. Daarbij is vanzelfsprekend wel de nodige rechtszekerheid in ogenschouw genomen, zeker nu sprake is van nieuwbouw. Om die reden is wat betreft de bouwmogelijkheden in dit plan maatwerk geleverd ten opzichte van de algemene regeling.

Bouwregels
Binnen deze bestemming is op de verbeelding (kaart) onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak, de aanduiding erf en de aanduiding tuin. Deze driedeling is bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw (de woning), de overige gebouwen en de andere bouwwerken. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan. Het aantal toegestane woningen is op de verbeelding van het bestemmingsplan per bouwvlak aangegeven.

Bouwvlak
Om de rechtszekerheid voor omwonenden zoveel mogelijk te borgen, is gekozen voor een systematiek waarbij het bouwvlak vrij strak om de te bouwen hoofdgebouwen heen ligt. Voor zover ruimte binnen het bouwvlak over is, kunnen hier ook overige gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd. Daarbij is van belang dat voldaan wordt aan de maximale aangegeven maatvoering. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maat van het hoofdgebouw is dan ook leidend bij de maatvoering van het bouwvlak. Uitzondering hierop vormt het bouwvlak dat is voorzien van de aanduiding 'vrijstaand', de vrije kavel aan de Troelstralaan. Om hier wat betreft oriëntatie ten opzichte van de weg meer ontwerpruimte te bieden voor de toekomstige eigenaar (haaks op de weg óf parallel aan de weg) is een ruim bouwvlak opgenomen. De maximale oppervlakte voor het hoofdgebouw is vervolgens in de regels beperkt.

Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak
Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd met het hoofdgebouw en overige gebouwen. Zoals hiervoor genoemd geldt alleen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' een maximale oppervlakte voor het hoofdgebouw. De bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven hoogte bedragen. Hierbij zijn de hoogtes uit eerste schetsplannen voor de vier locaties gehanteerd en afgerond op halve meters. Daar waar de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' is opgenomen, zijn woningen met een lessenaarsdak voorzien. Feitelijk is bij een dergelijke dakvorm sprake van twee verschillende goothoogtes, waarbij de hoogste goot ook de bouwhoogte is. In de regels is dit onderscheid gemaakt. Ter plaatse van de aanduiding geldt de aangegeven goothoogte alleen voor de laagste goot. De hoogste goot wordt aangemerkt als bouwhoogte van het gebouw. Deze hoogste zijde is de voorgevel van de woningen, die dan ook grenzend aan de functieaanduiding 'tuin' dient te worden gesitueerd.

Erf
De gronden achter en (daar waar van toepassing) naast het bouwvlak zijn op de kaart aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. De aanduiding ligt in principe op 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de gebruikers. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) kaart onoverzichtelijk wordt is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de verbeelding op te nemen.

De oppervlakte overige gebouwen is begrensd. Per hoofdgebouw/woning mag maximaal 50 m2 aan overige gebouwen worden gebouwd, ongeacht of deze binnen de aanduiding 'bouwvlak' of 'erf' gesitueerd zijn. Daarbij geldt wel dat het bebouwingspercentage aan overige gebouwen op de gronden met de aanduiding 'erf' de 50% niet mag overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt de bewoners -naast de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen- voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien. Anderzijds blijft de open ruimte op het erf voldoende gewaarborgd. Daar waar de woningen zijn aangeduid met de bouwaanduiding 'gestapeld', geldt een maximale opppervlakte van 10 m2 aan overige gebouwen per woning om te voorkomen dat op de buitenruimte naast het hoofdgebouw te veel bebouwing wordt opgericht. Om deze redenen is het bouwen van overkappingen ter plaatse van deze aanduiding ook uitgesloten.

Tuin
Op de gronden aangeduid met tuin zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht. Eventuele overkappingen, zoals carports, moeten minimaal 1 meter achter (het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd. Gronden met deze aanduiding liggen doorgaans aan de voorzijde van de woningen, of op plekken waar het om ruimtelijke redenen niet wenselijk is dat gebouwen en/of hoge erf- en terreinafscheidingen worden gerealiseerd.

Andere bouwwerken
Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf en tuin mogen (ook) andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor erfafscheidingen op gronden met de aanduiding tuin geldt een maximale hoogte van 1 meter en binnen het bouwvlak en erf maximaal 2 meter. Binnen de aanduiding tuin is het ook mogelijk tot 2 meter hoogte een erfafscheiding te realiseren daar waar de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' is opgenomen. Speeltoestellen mogen maximaal 4,5 meter hoog zijn. Overkappingen vallen ook onder andere bouwwerken en de oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 20 m² bedragen. Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 meter te realiseren, als deze architectonisch zijn meeontworpen met het hoofdgebouw en/of de overige gebouwen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en/of het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Trillingen

In de bouwregels is een regeling opgenomen om te borgen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting trillingen' voorafgaand aan het verlenen van benodigde omgevingsvergunningen voor het bouwen van hoofdgebouwen onderzoek wordt verricht om aan te tonen dat trillingssterkte als gevolg van railverkeer, al dan niet na te treffen maatregelen, beperkt blijft.

Parkeren

In de regels is een regeling voor parkeren opgenomen. Indien op grond van bestemming ‘Wonen’ wordt gebouwd, dient voorzien te worden in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid. Daarbij moet voldaan worden aan de in de regels genoemde parkeernormen.

Geluidwerende erfafscheiding

In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren van een geluidwerende erfafscheiding vooruitlopend op de ingebruikname van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.

5.3.4 Waarde - Archeologie

Om archeologisch waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen waarbij ingrepen vanaf een bepaalde omvang plaatsvinden, is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. In dit geval gaat het om ingrepen met een omvang van minimaal 2500 m2, die dieper reiken dan 30 cm.

5.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

5.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

5.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van een afwijkende hoogte voor erf- en terreinafscheidingen, voor zover deze zijn meeontworpen met het hoofdgebouw en/of overige gebouwen en hier architectonisch onlosmakelijk mee verbonden zijn;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van het laten vervallen van de voorwaardelijke verplichting voor het realiseren van een geluidwerende erfafscheiding;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van het realiseren van een lagere of minder zware geluidafwerende erfafscheiding dan in de voorwaardelijke verplichting is voorgeschreven;
  • aanduiding 'Vrijwaringszone-molenbiotoop': ten behoeve van een hogere bouwhoogte;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

5.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

6.1 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk. De plannen passen binnen de afspraken uit de Woonagenda Cleantech Regio 2018 en daarmee ook binnen provinciaal beleid. Over het plan heeft niettemin informeel vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland, ook vanwege het belang van bescherming van de molenbiotoop. Deze is in het plan voldoende gewaarborgd. Tegen het plan bestaan geen bezwaren. Op grond van de digitale watertoets heeft waterschap Vallei en Veluwe een positief wateradvies gegeven. Ook hier heeft aanvullend informeel vooroverleg plaatsgegeven. Vanuit het Waterschap bestaan geen bezwaren tegen de plannen.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan De Vier Erven, Twello heeft vanaf 4 maart 2021 voor een periode van zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen over het plan naar voren te brengen.

Gedurende de inzagetermijn zijn elf zienswijzen naar voren gebracht. In de als Bijlage 13 opgenomen 'Zienswijzennotitie bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan De Vier Erven, Twello' zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie.

6.3 Aanpassingen naar aanleiding van zienswijzen

Enkele van de zienswijzen hebben aanleiding gegeven het bestemmingsplan aan te passen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Onder het kopje 'Aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen' (onderdeel 3, pagina 24) van de in Bijlage 13 opgenomen Zienswijzennotitie zijn de aanpassingen beschreven.