direct naar inhoud van Regels
Plan: De Schaker Twello, geconsolideerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171034-GV01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan De Schaker Twello, geconsolideerd met identificatienummer NL.IMRO.0285.171034-GV01 van de gemeente Voorst.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf

het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.6 aan huis verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.12 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken.

1.13 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten.

1.22 bouwvolume

een verzameling van aaneengebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde erfbebouwing.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.25 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 maatvoeringsvlak

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering of gebruik.

1.29 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.30 openbaar gebied

de voor eenieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied.

1.31 overige gebouwen

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen.

1.32 overkapping

een bouwwerk met maximaal twee wanden behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan.

1.33 paardenbak

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden.

1.34 particulier opdrachtgeverschap

een situatie waarin een burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens overeenkomst - ten minste het economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning.

1.35 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 sociale huurwoning

huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder d van het Besluit ruimtelijke ordening zoals ook omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw.

1.37 sociale koopwoning

koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder e van het Besluit ruimtelijke ordening zoals ook omschreven in de Verordening doelgroepen sociale woningbouw.

1.38 verordening doelgroepen sociale woningbouw

de verordening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder d en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.39 vloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimte en dergelijke.

1.40 voorgevel

de op verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.41 wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 peil
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kleinschalig agrarisch gebruik in de vorm van weide en grasland;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • c. ecologische en groenvoorzieningen in de vorm van plantsoenen en groenstroken;
  • d. water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik als los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden, is niet toegestaan;
  • b. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, is niet toegestaan;
  • c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, is niet toegestaan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

3.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

 

3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. opgaande houtopstanden;
  • c. water;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. ontsluiting van bouwpercelen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, kunstwerken en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, parkeervoorzieningen en kunstwerken.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 5 m. 

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en kunstwerken.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding en groen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Wonen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven, welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 2' en 'specifieke bouwaanduiding - 3' maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 100 m2;
    • 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. verkeer-, verblijfs-, en parkeervoorzieningen;
  • e. onverlichte reclameborden aan de gevel van ten hoogste 0,5 m bij 0,5 m;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, achterpaden, speelvoorzieningen, groen en water;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de hoofdgebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. het maximale aantal toegestane wooneenheden binnen het desbetreffende bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, met dien verstande dat per oorspronkelijk bouwperceel één hoofdgebouw is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste 11 m bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de richting van de naar de gevellijn gekeerde zijde te worden gebouwd;
  • g. het aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6.

Specifieke bouwaanduiding - 1

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden uitsluitend vrijstaande en aaneengebouwde hoofdgebouwen gebouwd;
  • i. het aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3;
  • j. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan de niet aaneengebouwde zijde ten minste 3 m;
  • k. de onderlinge afstand van hoofdgebouwen, indien niet aaneengebouwd, bedraagt ten minste 6 m;
  • l. de afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 4 m.

Specifieke bouwaanduiding - 2

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
  • n. de maximale inhoud van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 750 m3;
  • o. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 4 m.

Specifieke bouwaanduiding - 3

  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' worden uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen gebouwd;
  • q. de maximale inhoud van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1000 m3;
  • r. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 m;
  • s. de afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 4 m.

8.2.2 Overige gebouwen, overkappingen en erkers
  • a. overige gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. overige gebouwen worden op ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd;
  • c. overige gebouwen en overkappingen worden in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m;
  • e. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan overige gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied, met een maximum van 50 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 2' en 'specifieke bouwaanduiding - 3' mag, in afwijking van het bepaalde onder e, de maximale oppervlakte aan overige gebouwen maximaal 100 m² bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 2' en 'specifieke bouwaanduiding - 3' bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte van overige gebouwen, in afwijking van het bepaalde onder d, ten hoogste 3 m respectievelijk 7 m;
  • h. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. deze ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte, onverminderd het bepaalde onder e en f, ten hoogste 30 m2 bedraagt;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a is op de gronden gelegen vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de oppervlakte ten hoogste 10 m2 bedraagt;
    • 5. de afstand van de voorzijde van de erker of entreepartij tot het openbare gebied ten minste 2,5 m dient te bedragen.

8.2.3 Andere bouwwerken en geen overkapping zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken, uitgezonderd zwembaden, mag per hoofdgebouw maximaal 20 m2 bedragen;
  • f. een zwembad is toegestaan achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van een zwembad tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens ten minste 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van een zwembad maximaal 1/3 van het achtererf met een maximum van 25 m2 bedraagt.

8.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen omtrent de situering van hoofdgebouwen ten opzichte van de weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2', teneinde te waarborgen dat er verschil in afstand van hoofdgebouwen tot de weg (verspringing van hoofdgebouwen) ontstaat, met dien verstande dat:

  • a. de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. hierdoor een stedenbouwkundig beeld van een dorpse, organische ontwikkeling tot stand komt.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 8.1 voor de vestiging van:

  • a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

8.5 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van hoofdgebouwen en/of overige gebouwen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:

  • a. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. hiertegen uit milieutechnisch oogpunt geen belemmeringen bestaan.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen en appartementen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven, welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    • 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. verkeer-, verblijfs-, en parkeervoorzieningen;
  • e. onverlichte reclameborden aan de gevel van ten hoogste 0,5 m bij 0,5 m;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, achterpaden, speelvoorzieningen, groen en water;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de hoofdgebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. het maximale aantal toegestane wooneenheden binnen het desbetreffende bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage staat aangegeven, het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwvolumes' mag het aantal bouwvolumes niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' mag het aantal aaneengebouwde woningen maximaal 6 bedragen.

9.2.2 Overige gebouwen, overkappingen en erkers
  • a. overige gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. overige gebouwen worden op ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd;
  • c. overige gebouwen en overkappingen worden in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m;
  • e. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan overige gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied, met een maximum van 50 m²;
  • f. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. deze ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte, onverminderd het bepaalde onder d en e, ten hoogste 30 m2 bedraagt;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a is op de gronden gelegen vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de oppervlakte ten hoogste 10 m2 bedraagt;
    • 5. de afstand van de voorzijde van de erker of entreepartij tot het openbare gebied ten minste 2,5 m dient te bedragen.

9.2.3 Andere bouwwerken en geen overkapping zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw, uitgezonderd zwembaden, maximaal 20 m2 bedragen.
  • f. een zwembad is toegestaan achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van een zwembad tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens ten minste 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van een zwembad maximaal 1/3 van het achtererf met een maximum van 25 m2 bedraagt.

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 9.1 voor de vestiging van:

  • a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen van hoofdgebouwen en/of overige gebouwen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:

  • a. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. hiertegen uit milieutechnisch oogpunt geen belemmeringen bestaan.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

10.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 10.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

10.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 10.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidinggrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

12.2 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en in maximaal één bouwlaag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

12.3 Openbare nutsvoorzieningen

Nutsvoorzieningen zijn, voor zover genoemd in de bestemmingsomschrijving, toegestaan met dien verstande dat:

    • 1. deze – indien het gebouwen betreft – per gebouw geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 3 m;
    • 2. deze – indien het andere bouwwerken betreft – per bouwwerk geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 3 m;

12.4 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gebouwen - niet zijnde woningen - als (zelfstandige)woning.

13.2 Gebruik van bijgebouwen

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil ten opzichte van de op het moment van vaststelling van het plan bestaande situatie daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • e. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabijgelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
    • 2. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
    • 3. aan de afwijking wordt de voorwaarde verbonden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders en dan binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik de bewoning is beëindigd.

14.2 De onder lid 14.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Waarde - Archeologie
15.1.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de dubbelbestemming

Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer bestemmingsvlakken van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Woningdifferentiatie

Van de binnen het plangebied te realiseren woningen dient:

  • a. ten minste 33 % en maximaal 40% te worden gebouwd als sociale huur- of koopwoning;
  • b. ten minste 25 % en maximaal 33% te worden gebouwd bij wijze van particulier opdrachtgeverschap.

16.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan De Schaker Twello, geconsolideerde versie'.