direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Molenweg 1A, Terwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.12108-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Molenweg 1A in Terwolde is een bedrijfswoning gevestigd. De huidige bewoners zijn winkeleigenaar van de ernaast gelegen supermarkt (Molenweg 1). Deze bewoners beginnen op leeftijd te raken, waardoor ze graag hun functie overdragen aan een nieuwe winkeleigenaar. Ze willen wel graag in de bedrijfswoning blijven wonen.

Een bijkomstigheid is dat de supermarkt (Coop) binnenkort gaat fuseren met de Plus. In de toekomstplannen van de Plus is er geen ruimte meer voor een bedrijfswoning. Ze zijn dan ook bereid om deze bedrijfswoning af te splitsen van de supermarkt. Op deze wijze kunnen de huidige bewoners van Molenweg 1A in hun bedrijfswoning blijven wonen. Ook wanneer zij niet meer werkzaam zijn in de winkel.

De bewoners van Molenweg 1A hebben een verzoek gedaan om een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor woning 1A. De bestemming zou hierbij moeten wijzigen naar een woonbestemming. Daarnaast zal aan de bestemming de dubbelbestemming 'Cultuurhistorie' worden toegevoegd. De bestemming van de naastgelegen supermarkt (Molenweg 1) zal 'Enkelbestemming Detailhandel' blijven.

Ruimtelijk is deze ontwikkeling niet bezwaarlijk. Er verandert eigenlijk niets aan de feitelijke situatie, want er wordt immers al gewoond. Hiernaast is de wens van de bewoners en de Plus ook begrijpelijk. Daarbuiten is er ook winst te behalen met betrekking tot de bescherming van de karakteristieke woning.

1.2 Doel

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Het volledige plangebied heeft nu de bestemming detailhandel en heeft de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Binnen het bouwvlak van de enkelbestemming 'Detailhandel' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan. Deze bedrijfswoning is aanwezig en heet nummer 1A. De bestemming 'Detailhandel' zal ter plaatse van deze bedrijfswoning worden gewijzigd in een woonbestemming met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

De enkelbestemming Detailhandel met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Beschermd Dorpsgezicht zal op het perceel van de Molenweg 1 (ter plaatste van de supermarkt) niet wijzigen, wel zal hier de mogelijkheid voor het toestaan van een bedrijfswoning worden weggenomen.

1.3 Het plangebied

De locatie van Molenweg 1A en 1 in Terwolde is weergegeven in afbeelding 1. Het plangebied is gelegen in het centrum van het dorp Terwolde. De grotere steden in de omgeving van het plangebied zijn het ten zuidwesten gelegen Apeldoorn, en het ten zuidoosten gelegen Deventer.

Het volledige plangebied beslaat een oppervlakte van 2158 m2. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het plangebied bestaat uit het perceel welke kadastraal bekend staat als NBK02, sectie D, nummers 2664, 2663, 2662 en 2661;

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0001.png"

Afbeelding 1: ligging van het plangebied in de gemeente Voorst

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0002.png"

Afbeelding 2: luchtfoto van het plangebied

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten van het plan

2.1 Dorp en omgeving

In dit hoofdstuk zullen het dorp en de omgeving beschreven worden.

2.1.1 Dorp

Het plangebied is gelegen in het dorp Terwolde. Terwolde is een dorp in de gemeente Voorst, in de Nederlandse provincie Gelderland. Het dorp ligt aan de westoever van de IJssel, ongeveer 4 kilometer stroomafwaarts van Deventer. Terwolde telt ongeveer 1820 inwoners, inclusief de buitengebieden. Het dorp Terwolde wordt gekenmerkt door de uit de 14e eeuwse stammende kerk van Terwolde. Deze kerk bevindt zich tegenover het plangebied. Verder wordt het dorp gekenmerkt door een actief verenigingsleven en de aanwezigheid van verschillende faciliteiten.

Terwolde kent een rijke geschiedenis. De eerste vermelding van 'Ter Wolde' dateert uit 1295. Het dorp is gelegen op een hoge oeverwal, die een goede vestigingsplaats vormt. Rondom de kerk ontstond een clustering van bebouwing, maar ook verspreid in het landelijk gebied en langs de linten vindt bewoning plaats. Op de kaart van 1850 is deze gefragmenteerde opbouw van het dorp goed te zien. Geleidelijk groeien de clusters langs de linten naar elkaar toe, met name vanaf het einde van de 19e eeuw. Rondom de kerk ontstaat een vooroorlogs klein tuindorp. Dit deel van Terwolde is van cultuurhistorische waarde. Het ensemble van de kerk met historische bebouwing in samenhang met de stedenbouwkundige structuur laat nog goed de oorsprong van het dorp zien. Dit gebied is in april 2011 aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Vanaf 1950 vinden meer planmatige uitbreidingen plaats. In de jaren vijftig vindt de eerste planmatige woningbouw plaats, ten westen van de kerk en aan de Schoolstraat. Veel aandacht was er voor de sociale woningbouw en dit resulteerde in kenmerkende arbeiderswoningen. In de jaren zestig en zeventig wordt het dorp aan de zuidwest- en oostkant verder uitgebreid. Deze worden als schillen rondom de kerk uitgelegd, waardoor een concentrische kern ontstaat. Ten zuiden van deze concentrische kern verdichten de linten zich geleidelijk aaneen. De meest recente grote uitbreiding vindt plaats aan de Kolkweg.

2.1.2 Omgeving

De directe omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door de ligging in een kleinschalig dorp, waarvan de kern aangewezen is al beschermd dorpsgezicht. In de directe omgeving van Molenweg 1A zijn voornamelijk woonbestemmingen gelegen. Ook bevindt zich aan de overzijde van de weg een maatschappelijke bestemming (kerk). Op een afstand van ongeveer 55 meter bevindt zich een maatschappelijke bestemming (school). Op ongeveer 80 meter afstand bevindt zich een horeca bestemming.

Verder bevindt het dorp Terwolde zich landschappelijk op het snijvlak van drie landschappen; de oostelijk van de Bandijk gelegen uiterwaarden, de hoger gelegen oeverwal en de lager gelegen komgebieden in het westen.

Op de oeverwal bevindt zich het uitgestrekte dorpsgebied, welke parallel is gesitueerd aan de IJssel met uiterwaarden en Bandijk. De oeverwal kenmerkt zich cultuurhistorisch gezien als een gebied met een ontginningsstructuur en landbouwontwikkeling. Het is van oorsprong een oud woongebied van graan- en veeboeren en fruittelers. De percelen zijn onregelmatig en blokvormig en werden vroeger vaak door (meidoorn)hagen omringd.

Het komgebied ten westen van Terwolde heeft een rationeel verkavelingspatroon, met rechte wegen en waterlopen. Dit deel wordt ook aangemerkt als uniek broek- en veenontginningslandschap, aangezien met name de omgeving van Nijbroek een late veenontginning betreft, in een gebied waar deze weinig voorkomen. Dit landschap is dan ook uniek binnen het rivierenlandschap van Nederland.

Ten zuiden van het dorp zijn in natuurlijke laagten beken en een kanaal gelegen. Deze vormen een doorsnijding van de oeverwal en hebben een belangrijke afwateringsfunctie voor de nattere komgronden.

2.2 Erf

De woning aan de Molenweg 1A is het woongedeelte van voormalige boerderij en herberg/café de Lelie. De huidige supermarkt (met dezelfde naam) zit in de voormalige schuur/stal van de boerderij (Molenweg 1). Bij de Lelie was vroeger namelijk een stalhouderij. De eerste schriftelijke vermelding van de Lelie is uit 1716, maar mogelijk is de herberg/boerderij ouder dan dat en stond het daarvóór bekend als 'Twickelsgoed'. De naam 'De Lelie' is een typische herbergnaam.

Het huidige gedeelte 1A was tot 1917 het café, maar in 1917 werd het verbouwd en kwamen er zowel een woon- als winkelfuncties in. De woning van Molenweg 1A en bouwvolumes erachter (Molenweg 1) zijn dus ouder dan 1917, maar het exacte jaartal is onbekend.

De voorzijde van de karakteristieke woning is gericht naar de straatzijde. Achter de woning bevindt zich een tuin. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is de woning karakteristiek. Een luchtfoto van het huidige erf is weergeven in afbeelding 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - ontwikkeling plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - Luchtfoto Molenweg 1A

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie en gemeente aan de orde.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Onderliggend bestemmingswijzigingsplan Molenweg 1A heeft relatie met het tiende nationale belang, namelijk; 'ruimte voor behoud en versterking van nationale cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten'. Met het wijzigen van de bestemming naar wonen en het toevoegen van de dubbelbestemming 'Cultuurhistorie', wordt de bescherming van het cultuurhistorisch waardevolle ensemble ingezet op het behouden en beschermen van de cultuurhistorische kwaliteit.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0005.png"

Afbeelding 5 - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking

Gezien de omvang van de ontwikkeling, is de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Nadere toetsing aan de ladder is om die reden niet noodzakelijk.

3.2.2 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio´s;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;

Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties

De bescherming van een cultuurhistorisch waardevol element en het aantrekkelijker maken van de woonomgeving zijn aspecten die naar voren komen in het plan. Het plan is hiermee in lijn met de langetermijnvisie van de Nationale Omgevingsvisie.

3.2.3 Nationaal Landschap Veluwe

In Nederland zijn 20 'Nationale Landschappen' die elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen hebben. De landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.

Binnen een Nationaal Landschap is ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen, mits de bijzondere kwaliteiten van het gebied behouden blijven of -beter nog- worden versterkt. Plannen voor grootschalige nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en infrastructurele projecten passen hier dan ook niet binnen. De bouw van woningen om de eigen bevolkingsgroei op te vangen is in principe wel mogelijk.

Voor specifieke gebieden in een Nationaal Landschap gelden extra, al bestaande, beschermende maatregelen. Te denken valt aan de Natuurbeschermingswet voor natuurgebieden, de Natuurschoonwet voor landgoederen en de Monumentenwet voor historische gebouwen of dorpsgezichten.

Het plangebied aan de Molenweg 1A valt niet binnen het Nationaal Landschap Veluwe.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' die op 19 december 2019 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Onderliggend plan past binnen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De bestaande cultuurhistorische waarde van de woning blijft behouden en wordt door het wijzigen van de bestemming en toevoegen van de dubbelbestemming versterkt.

3.3.2 Omgevingsverordening

Het is voor provincies mogelijk om invloed uit te oefenen op bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting (artikel 4.1 Wro). De omgevingsverordening Gelderland (2021) dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu, Erfgoed, Veilige Leefomgeving en Natura2000-gebieden. Op het plangebied zijn vooral de kaarten Landschap (Nationaal landschap), en Water (intrekgebied) van toepassing.

Artikel 2.56 van de Omgevingsverordening Gelderland geeft aan dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de Groene Ontwikkelingszone, het Groene Natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten. Het plangebied valt onder het nationale landschap De Veluwe, deelgebied Zuidelijke IJsselvallei. De kernkwaliteiten van dit gebied worden als volgt omschreven:

  • Overgang van stuwwal met besloten boslandschap via halfopen dekzandlandschap naar open rivierenlandschap Ijssel;
  • Kleinschalig mozaïeklandschap met grote afwisseling van relatief open tot besloten landschap en hiermee samenhangend een grote afwisseling van talrijke landgoederen, grondgebonden landbouw (met name weidebouw), bos, en beken die van de flank afstromen;
  • Blokverkaveling maar ook grote afwisseling in perseelsvormen;
  • Bebouwingspatroon in de vorm van dorpen langs de rand van het Veluwemassief en op de oeverwal en vele verspreide buurtschappen.

De wijziging van het bestemmingsplan en het toevoegen van de dubbelbestemming 'Cultuurhistorie' hebben een positief effect op de hierboven benoemde kernkwaliteiten. Het zorgt voor het behoud en bescherming van het karakteristieke bouwpatroon in het dorp Terwolde. De nieuwe ontwikkeling zorgt daarmee voor een versterking van de kernkwaliteiten van de Noordelijke IJsselvallei.

Daarnaast is het plangebied aangeduid als intrekgebied. Deze gebieden mogen geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt. Dit is niet van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.

Zoals uit bovenstaande blijkt, bestaan geen strijdigheden met de Omgevingsverordening Gelderland.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. Zo sturen ze in de visie op een toename en een beter woonmilieu. Onderliggend plan sluit aan op het regionale beleid en zal dus een bijdrage leveren aan een beter woonmilieu.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit,Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2022 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomst bestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie;
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Onderhavig plan zet sterk in op het versterken van de woon- en leefomgeving en het behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Dit komt terug in de wijziging van de bestemming naar wonen en het toevoegen van de dubbelbestemming 'Cultuurhistorie', waarmee het karakteristieke ensemble wordt beschermd. Ook zorgt het plan ervoor dat de bewoners (bewoners op leeftijd) van de Molenweg 1A langer zelfstandig kunnen wonen. Het bestemmingsplan past daarmee binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Hierna wordt ingegaan op de plannen die ten grondslag liggen aan de beoogde ontwikkelingen. De plannen zijn getoetst aan het geldende nationale, provinciale en gemeentelijke beleid zoals in Beleidskader eerder is uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij geweest dat het plan een meerwaarde levert op het gebied van wonen en cultuurhistorie.

4.2 Bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0006.png"

Afbeelding 6 - Huidige bestemmingsplan

Het gehele plangebied heeft de bestemming detailhandel. Dit geldt voor het gehele perceel (zie afbeelding 8; het plangebied is in rood gearceerd). Naast deze enkelbestemming zijn in het plangebied de dubbelbestemmingenen 'Waarde - Archeologie - 3' 'Waarde - Archeologie - 4' en 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' aanwezig. De bedrijfswoning is geheel gelegen binnen het bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0007.png"

Afbeelding 7 - Vooraanzicht woning vanaf de Molenweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0008.png"

Afbeelding 8 - Overzicht huidige bebouwing en erfinrichting Molenweg 1A

4.3 Nieuwe ontwikkelingen

Met het nieuwe plan wordt de bestemming detailhandel gewijzigd naar een woonbestemming ter plaatse van de huidige bedrijfswoning. Ook zal het de dubbelbestemming 'Cultuurhistorie' krijgen. Er zal hierbij niks veranderen aan de huidige bebouwing of het huidige erf en landschap. Momenteel wordt de woning namelijk al bewoond en zal de fysieke situatie niet wijzigen.

De enkelbestemming Detailhandel met de dubbelbestmmingen Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Beschermd Dorpsgezicht zal op het perceel van de Molenweg 1 (ter plaatste van de supermarkt) niet wijzigen, wel zal hier de mogelijkheid voor het toestaan van een bedrijfswoning worden weggenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0009.png"

Afbeelding 9 - Schets splitsing woning en supermarkt Molenweg 1A en 1

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.

5.2 Omgevingsaspecten

5.2.1 Bodem

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of, en zo ja welke, kosten zijn gemoeid met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

Voor onderliggend plan hoeft bodemonderzoek niet plaatst te vinden. Het plan gaat over het wijzigen van de bestemming en toevoegen van een dubbelbestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Bodemonderzoek is dan ook niet nodig en hierom is er geen bodem onderzoek uitgevoerd.

5.2.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Het plangebied is gesitueerd binnen de bebouwde kom, in het midden van het dorp Terwolde. De supermarkt is aan de huidige bedrijfswoning/ toekomstige burgerwoning vastgebouwd. Om te beoordelen of er sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Deze is toegevoegd als Bijlage Akoestisch onderzoek aan deze toelichting.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er ter plaatse van de woonbestemming sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook wordt er uit het onderzoek geconcludeerd dat de supermarkt niet wordt beperkt in haar bedrijfsvoering (voor zover het gaat om geluid).

5.2.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan en afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 brutovloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De feitelijke situatie zal niet komen te veranderen, aangezien er nu ook al wordt gewoond. Daarnaast zijn er geen werkzaamheden nodig om het plan mogelijk te maken. De luchtkwaliteit zal er dus niet op achteruitgaan. Daarnaast zorgt het wegbestemmen van de bestemming detailhandel ervoor dat hier nooit nog een detailhandel wordt gevestigd, hiermee heeft het plan ook een preventieve werking.

5.2.4 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van criteria die onder andere worden gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een (mogelijk) risico op zware ongevallen met zich mee brengen. Het gaat dan met name om de grote chemische bedrijven. Maar ook kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslag van bestrijdingsmiddelen. De (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen zoals buisleidingen, spoor-, auto- en waterwegen worden ook als een potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het groepsrisico (GR) en het plaatsgebonden risico (PR). Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat volgens de Gelderse Risicokaart een klein risico loopt op overstromingen. Deze kleine kans houdt in dat er eens in de 1000 jaar overstromingen kunnen plaatsvinden en dat de maximale waterdiepte 0,5 is. Bovendien ligt het plangebied in een beschermd gebied. Dit houdt in dat het gebied wordt beschermd door een primaire waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc).

In de nabijheid van het plangebied vinden geen risicovolle activiteiten plaats. Op grotere afstand van het plangebied is de Rijksweg A1 gelegen. De Rijksweg A1 betreft een wegtraject met PAG-indicatie (plasbrandaandacht). Dit is een zone van 30 meter naast de infrastructuur, waar aanvullende bouweisen gelden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In deze situatie wordt alleen de bestemming gewijzigd ter plaatse van de huidige bedrijfswoning en een dubbelbestemming 'Cultuurhistorie' toegevoegd. De enkelbestemming Detailhandel ter plaatse van de supermarkt zal niet wijzigen, enkel zal hier de mogelijkheid tot het vestigen van een bedrijfswoning worden weggenomen. Het plangebied is gelegen op 7 kilometer afstand, ver buiten PAG. Vanuit externe veiligheid kan dan ook worden geconcludeerd dat dit geen belemmering vormt voor het onderliggende bestemmingsplan.

5.2.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

In de directe nabijheid van het plangebied bevindt zich een bedrijfsbestemming. Deze is gelegen aan de Molenweg 1. Op deze locatie is een supermarkt gevestigd. Conform de VNG milieurichtlijnen geldt dat hier een afstand moet worden gehouden van 10 meter.

De afstand van de nieuwe woonbestemming aan de Molenweg 1A tot de bedrijfsbestemming aan de Molenweg 1 is 0 meter. Dit is onder de richtlijn, maar aangezien de aanwezigheid van de supermarkt geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de woning aan de Molenweg 1A wordt er afgeweken van deze richtlijn. Molenweg 1A heeft namelijk geen last van de aan- en afvoer van transport voor de supermarkt, aangezien deze zich bevindt aan de andere kant van het perceel van Molenweg 1. De detailhandel ondervindt hierdoor geen hinder van de woning. Het is daarnaast gebruikelijk dat er zonder belemmering wordt gewoond naast of boven een supermarkt. Supermarkten bevinden zich door de regel in woonkernen waar woningen dichtbij gelegen zijn. Er is daarom gegronde reden om hier af te wijken van de VNG richtlijnen. De detailhandel wordt niet belemmerd door onderliggend plan.

In de directe omgeving van Molenweg 1A zijn voornamelijk woonbestemmingen gelegen. Ook bevindt zich aan de overzijde van de weg een maatschappelijke bestemming (kerk). Op een afstand van ongeveer 55 meter bevindt zich een maatschappelijke bestemming (school). Op ongeveer 80 meter afstand bevindt zich een horeca bestemming. De VNG richtlijnen geven de volgende richtlijnen aan met betrekking tot de minimum afstand: tot een school 30 meter afstand, tot een kerk 30 meter afstand en tot een horecagelegenheid 10 meter afstand. De beoogde woonbestemming in het plangebied valt hier ver buiten. Verder is het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf (Vaassenseweg 8) gelegen op 300 meter afstand. Het gaat hier om een mellkveehouderij waarvoor geldt dat 100 meter afstand moet worden gehouden. De beoogde woonbestemming in het plangebied valt hier ver buiten. Er kan daarmee worden geconcludeerd dat het voorliggende plan geen belemmering oplevert voor de nabijgelegen (agrarische) bedrijfsbestemmingen.

5.2.6 Stikstof

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0010.png"

Afbeelding 10 - Afstand plangebied tot dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden

Op bovenstaande afbeelding is de afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden weergeven. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Rijntakken' ligt op 396 m afstand. Het onderhavig plan gaat enkel over het wijzigen van de bestemming en toevoegen van een dubbelbestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Er is hierbij geen sprake van stikstofuitstoot. Eveneens komt de bestemming detailhandel te vervallen waarmee in de toekomst toename van stikstof door de aanwezigheid van een bedrijf uitgesloten is. Geconcludeerd kan worden dat de Wet natuurbescherming, vanuit stikstof gezien, geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

5.3 Flora en fauna

5.3.1 Inleiding

Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wet ruimtelijke ordening (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.

5.3.2 Natuurbeschermingswet

Natura 2000

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitatttypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door de projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan, tenzij er na de habitattoets een vergunning wordt verleend.

Het plangebied ligt niet in een Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is gebied 'Rijntakken', welke is gelegen op 396 meter afstand. Het onderhavig plan gaat enkel over het wijzigen van de bestemming en toevoegen van een dubbelbestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Er is hierbij geen sprake van stikstofuitstoot. De bestemming 'Detailhandel' zal ter plaatse van de bedrijfswoning worden gewijzigd naar 'wonen'. Hierdoor zal na realisatie van het plan geen sprake zijn van een negatieve externe werking. De bedrijfsbestemming komt te vervallen waarmee in de toekomst toename van stikstof door de aanwezigheid van een bedrijf uitgesloten is. Gelet op deze afstand en de aard van de ontwikkelingen die op grond van voorliggend bestemmingsplan worden uitgevoerd, wordt geconcludeerd dat er geen significante effecten zijn op het betreffende Natura 2000-gebied.

5.3.3 Natuurnetwerk

Het Natuurnetwerk (eerder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd) is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In de provincie Gelderland wordt het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) genoemd. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen GNN en GO gebieden gelegen. De kernkwaliteiten van GNN en GO gebieden zijn niet van toepassing op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12108-VS00_0011.png"

Afbeelding 11 - ligging van het plangebied ten opzichte van GNN en GO gebieden. Donkergroen het GNN, lichtgroen de GO

5.3.4 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van soorten. Op grond van de Flora- en faunawet is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.

Zoals in subparagrafen 5.3.2 en 5.3.3 kort is toegelicht, is het plangebied buiten het Gelders Natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone en Natura-2000 gebieden gelegen. Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan gelden dan ook geen wettelijke consequenties vanuit het aspect gebiedsbescherming. Vervolgonderzoek is niet nodig.

5.4 Archeologie

In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen wordt omgegaan. Dat betekent dat vooronderzoek moet plaatsvinden;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe de verstoorder betaalt).

Het onderhavig plan gaat over het wijzigen van de bestemming en toevoegen van een dubbelbestemming. Hierbij zullen geen bouw of graafwerkzaamheden plaats vinden. Archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig en hierom is er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.

5.5 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De waterparagraaf omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het plangebied valt onder het Waterschap Vallei en Veluwe.

De watertoets is uitgevoerd op 16 maart 2023. Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. Ten opzichte van het huidige situatie veranderd er niks aan de verharding of bebouwing. Wanneer in de toekomst toch blijkt dat er acties ondernomen moeten worden die de waterbelangen kunnen schaden moet er contact op worden genomen met het Waterschap Vallei en Veluwe. De watertoets is als bijlage Watertoets Molenweg 1A Terwolde aan deze toelichting toegevoegd.

Met het bovenstaande kan er vanuit worden gegaan dat het waterbelang voldoende wordt waargeborgd en dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderliggend bestemmingsplan.

5.6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een aangewezen bouwplan geen sprake. Kosten voor eventuele planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende enkelbestemmingen voor:

In het bestemmingspan komen daarnaast een aantal enkelbestemmingen voor, dit zijn:

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er de algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels, procudureregels en de antidubbeltelregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

Het bestemmingsplan kent verschillende enkel en dubbelbestemmingen. De verschillende bestemmingen worden in de subparagrafen hieronder kort toegelicht. Allereerst worden de enkelbestemmingen beschreven, daarna de dubbelbestemmingen.

6.3.1 Wonen

Bestemmingsomschrijving

De gronden binnen de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed & breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.

Bouwvlak 

In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om het bouwvlak gelijk te leggen aan de begrenzing van het plangebied. Het bouwvlak is gelijkgetrokken met de gevels van de karakteristieke woning. Binnen het bouwvlak mag maximaal 1 woning aanwezig zijn. Overige gebouwen en andere bouwwerken zijn buiten het bouwvlak gelegen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf 

Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum van 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m². Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • buitenopslag is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen te worden voorzien;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast 

De woningen en de bijgebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen per bouwperceel maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

Maximum bebouwingspercentage

Binnen de functieaanduiding 'erf' is in de huidige situatie een groot bijgebouw van rond de 37 m2 gelegen welke behouden zal blijven. Wanneer er door de overgangssituatie meer vierkante meters bijgebouw blijft bestaan dan toegestaan is, zal bij eventuele sloop van het bijgebouw (mits niet karakteristiek) maximaal 50 m2 aan oppervlakte bijgebouwen kunnen worden terug gebouwd.

6.3.2 Detailhandel

Binnen de bestemming 'Detailhandel' valt de supermarkt in het dorpscentrum. Binnen het bouwvlak staat de toegestaande goot- en bouwhoogte. Binnen het bouwvlak zijn ook andere gebouwen mogelijk, bijvoorbeeld ten behoeve van de stalling van winkelwagens. Binnen de bestemming is geen bedrijfswoning toegestaan.

6.3.3 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

Voor het Beschermd Dorpsgezicht is de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ opgenomen. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de daar aanwezige cultuurhistorische waarden. Deze waarden hebben betrekking op de stedenbouwkundige structuur, de groenstructuur en
het bebouwingsbeeld. In de regels is voor dit gebied een verbod op het aanpassen van het verkavelingspatroon, het aanleggen of veranderen van het wegenpatroon, het slopen van gebouwen en het vellen of rooien van bomen opgenomen.

6.3.4 Waarde - Cultuurhistorie

De voor ´Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en het herstel van de waardevolle cultuurhistorische bebouwingskenmerken en -elementen. Deze dubbelbestemming is in dit bestemmingsplan opgenomen voor de woning om te voorkomen dat deze wordt veranderd zonder de cultuurhistorische waarde in acht te nemen, of wordt gesloopt.

6.3.5 Waarde - Archeologie 3 & 4

Voor het plangebied gelden de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie -3 en Waarde - Archeologie - 4. Op deze gronden gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover in geval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud, overeenkomstig de toegekende bestemming.

6.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijken van de regels

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

Binnen de bestemming '' zijn 2 afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze hebben te maken met de aan huis toegestane bedrijven.

Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan de volgende algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • a. voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Ook geldt deze afwijking alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bestemmingsvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid, vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • b. voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • c. voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan, maar te regelen via een afwijking, zodat voorwaarden gesteld kunnen worden. Eén van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan mededeling worden gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd;
  • d. voor het mogelijk maken van een opstelling van zonnepanelen op de grond.
6.4.3 Wijzigingsregels

Naast de afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid archeologisch verwachtingswaarde. Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde- Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Uitkomsten vooroverleg artikel 3.3.1 Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1. wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Overigens zijn per 1 januari 2012 de voormalige VROM-inspectie en de Inspectie van Verkeer & Waterstaat samengevoegd tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.

Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 28 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.