direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lage Kamp 5, 11, 13 en 17, Kolkweg 19B en Dorpsstraat 36, Terwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.12107-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van het perceel Dorpsstaat 36 in Terwolde heeft bij de gemeente Voorst een aanvraag ingediend voor een nieuw bestemmingsplan. In het huidige bestemmingsplan rust op zijn perceel geen mogelijkheid meer voor een bedrijfswoning. In het vorige bestemmingsplan was die mogelijkheid er nog wel. Doel van dit bestemmingsplan is deze mogelijkheid voor een bedrijfswoning terug te brengen op het perceel. Aangezien dit een correctie is van het bestemmingsplan wordt ook een andere correctie meegenomen in dit plan. De bestemming van enkele percelen grond aan de Lage Kamp en Kolkweg in Terwolde wordt gewijzigd. Hier is, in het verleden, een gedeelte van een groenstrook verkocht aan de huiseigenaren van de aanliggende percelen. De bestemming van de groenstrook wordt gewijzigd in wonen. Ook wordt nabij Lage Kamp 5 een strook met de bestemming wonen omgezet naar de bestemming groen.

1.2 Geldende bestemmingsplan

Alle percelen vallen onder de werking van het bestemmingsplan Terwolde 2012. Het perceel aan de Dorpsstraat 36 heeft een horeca bestemming. Binnen deze horeca bestemming is geen aanduiding opgenomen voor een bedrijfswoning. Het bewonen van een deel van het pand is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. De percelen aan de Lage Kamp en Kolkweg hebben de bestemming "Groen". Eén strook heeft op dit moment de bestemming "Wonen".

Naast de enkelbestemmingen kennen de percelen verschillende dubbelbestemmingen. Het perceel aan de Dorpsstraat 36 heeft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 en Waarde - Beschermd dorpsgezicht. De percelen aan de Lage Kamp en Kolkweg hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3.

1.3 Het plangebied

Het plangebied beslaat twee locaties. De ene locatie betreft de Dorpsstraat 36 in Terwolde. Dit is een perceel in het centrum van Terwolde. De andere locatie, een groenstrook achter de Lage Kamp, ligt in het oosten van Terwolde. Kadastraal zijn de percelen bekend als Terwolde, sectie D, nummers 1425, 2626, 2627, 2628, 2629 en 2624 (deels).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12107-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - ligging plangebied in Twello

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12107-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - luchtfoto dorpsstraat 36 Terwolde

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12107-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - luchtfoto groenstrook Terwolde

1.4 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is om een fout te herstellen. Aan de Dorpsstraat 36 wordt de functieaanduiding bedrijfswoning toegevoegd. Daarnaast wordt aan de Lage Kamp en Kolkweg een strook met de bestemming Groen gewijzigd in Wonen. Ook wordt ten noorden van de Lage Kamp 5 een strook met de bestemming Wonen gewijzigd in Groen.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Bestaande situatie

Dorpsstraat 36

Het pand aan de Dorpsstraat 36 is omstreeks 1930 gebouwd. Afbeelding 4 geeft het vooraanzicht van het pand weer. In de huidige situatie is een gedeelte van het pand in gebruik als woning (36). Het overige deel van het pand is in gebruik als cafetaria (36A). In het huidige bestemmingsplan is het gehele pand bestemd voor horeca. Een aanduiding voor een (bedrijfs)woning ontbreekt. Het bestemmingsplan laat bewoning bij de horeca bestemming niet toe, tenzij het pand de aanduiding bedrijfswoning heeft. In het pand is wel een woning aanwezig. Deze is vele jaren geleden ontstaan en valt onder het overgangsrecht. Het ontbreken van de aanduiding voor een bedrijfswoning bemoeilijkt een eventuele verkoop. Vandaar dat besloten is het bestemmingsplan te wijzigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12107-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - vooraanzicht (2019)

Lage Kamp en Kolkweg

Aan de Lage Kamp en Kolkweg in Terwolde zijn in het verleden verschillende stroken gemeentegrond verkocht aan bewoners. Deze stroken hebben in het huidige bestemmingsplan de bestemming Groen. In werkelijkheid zijn deze stroken in gebruik voor woondoeleinden. De stroken worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Ze zullen de bestemming Wonen krijgen. Een strook ten noorden van de Lage Kamp 5, in bezit van de gemeente, heeft in het huidige bestemmingsplan een woonbestemming. Deze strook krijgt de bestemming Groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12107-VS00_0005.png" Afbeelding 5 - te wijzigen percelen

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie verandert er ruimtelijk gezien weinig. Het pand aan de Dorpsstraat 36 is al deels in gebruik als woning. Dit gebruik blijft in de toekomst plaatsvinden. Het wordt enkel ook bestemd in het bestemmingsplan door de functieaanduiding "bedrijfswoning" toe te kennen. Ook aan de Lage Kamp en Kolkweg in Terwolde verandert vrijwel niets. De stroken waarvan de bestemming wordt gewijzigd zijn al in gebruik als erf of tuin.

2.3 Ruimtelijke afweging

2.3.1 Dorpsstraat 36

Van oudsher is een deel van het pand met huisnummer 36 in gebruik geweest als woning. In 1986 is de bestemming al gewijzigd om een cafetaria toe te staan in het pand. Hierbij is expliciet benoemt dat de mogelijkheid tot wonen behouden blijft. In het bestemmingsplan Terwolde 1994 heeft het pand ook de bestemming horeca met een mogelijkheid voor een bedrijfswoning.

Medewerking aan de bestemmingswijziging naar een woonbestemming is in dit specifieke geval mogelijk om de volgende redenen:

Geen toevoeging van een woning door de overgangssituatie

Ondanks dat er in het geldende bestemmingsplan geen woonfunctie is genoemd binnen de horeca bestemming, is er door het toekennen van de aanduiding "bedrijfswoning" geen sprake van een toename van het aantal woningen. In het vorige bestemmingsplan Terwolde 1994 was het pand bestemd als Publieksvoorzieningen met de aanduiding cafetaria (zie afbeelding 6). Binnen de bestemming Publieksvoorzieningen was op basis van het bestemmingsplan één bedrijfswoning per publieksvoorziening toegestaan. Deze bedrijfswoning is ook gerealiseerd. Er was dus al sprake van een woonfunctie binnen het pand.

Zoals hierboven toegelicht was in het vorige bestemmingsplan Terwolde 1994 een woonfunctie binnen het pand mogelijk. Deze functie is abusievelijk niet in het geldende bestemmingsplan Terwolde 2012 overgenomen. Er is in dit specifieke geval sprake van een overgangssituatie. Artikel 32.2 van het bestemmingsplan Terwolde 2012 zegt het volgende over het overgangsrecht met betrekking tot het gebruik:

  • Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Het gebruik van het pand als woning, in combinatie met de horecafunctie, bestond ten tijde van het vorige bestemmingsplan. Ondanks dat deze aanduiding niet is overgenomen in het geldende bestemmingsplan is er dus sprake van gebruik dat valt onder het overgangsrecht omdat dit op basis van het vorige bestemmingsplan Terwolde 1994 was toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12107-VS00_0006.png" Afbeeldingen 6 - uitsnedes bestemmingsplan Terwolde 1994

Op basis van bovenstaande is medewerking aan de bestemmingsplanwijziging voor een bedrijfswoning mogelijk. Er is sprake van een overgangsrechtelijke situatie waardoor de bestemmingsplanwijziging geen gevolgen heeft

2.3.2 Lage Kamp en Kolkweg

Aan de Lage Kamp en Kolkweg worden enkele stroken met de bestemming Groen gewijzigd in de bestemming Wonen. Ruimtelijk heeft dit een zeer beperkte impact. Ten noorden van de Lage Kamp wordt een strook met de bestemming Wonen gewijzigd in de bestemming Groen. Dit maakt de bestemming weer overeenkomstig met het gebruik.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden beknopt de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's, zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt in het hoofdstuk 4 aan de orde, waar wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.12107-VS00_0007.png"

Afbeelding 7 - schema Ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkelingen, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Gezien de kleinschalige aard en omvang én de effecten van onderliggend plan past deze bestemmingswijziging binnen de kaders van de Omgevingsvisie.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

Het is voor provincies mogelijk om invloed uit te oefenen op bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting (artikel 4.1 Wro). De omgevingsverordening Gelderland dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland worden geen bezwaren gezien voor de beoogde bestemmingswijziging.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2021 in werking) opgesteld. Met de nieuwe Omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds dynamiek en zekerheid anderzijds. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is namelijk aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen. De doelen worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. In de uitvoeringsagenda is gespecificeerd wat, met wie en op welke termijn de uitvoering plaatsvindt. De uitvoeringsagenda heeft, net zoals de samenleving, een dynamisch karakter. Beiden zijn continu onderhevig aan nieuwe ontwikkelingen en daarom wordt het document met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit.

Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd.

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Het gaat in dit specifieke geval om een wijziging van de bestemming zodat een deel van het pand aan de Dorpsstraat 36 gebruikt mag worden als bedrijfswoning. Op basis van een overgangsrechtelijke situatie is er geen sprake van een toevoeging van woningen. Het plan is niet in strijd met de uitgangspunten die benoemd zijn in de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst. Ook de bestemmingswijziging van de stroken aan de Lage Kamp en Kolkweg is niet in strijd met de Ruimtelijke Toekomstvisie.

3.4.2 Woonvisie aantrekkelijk Voorst 2025

In de Woonvisie aantrekkelijk Voorst 2025 is de visie van de gemeente op het gebied van wonen voor de komende jaren verder uitgewerkt. In de woonvisie staan vier pijlers centraal:

  • Aantrekkelijke woongemeente. Hier zetten we onder meer in op het inspelen op veranderende woonbehoeften en het verbeteren van de leefbaarheid in onze gemeente;
  • Beschikbaarheid en betaalbaarheid. Vraag en aanbod van de sociale huurwoningen en bereikbare koopwoningen staat hier centraal;
  • kwaliteit van de woningvoorraad. Het gaat hier vooral om het verbeteren van de duurzaamheid van woningen in de gemeente;
  • Vergrijzing en wonen met zorg. De vergrijzing heeft gevolgen voor het wonen en de zorg. Langer zelfstandig wonen is het uitgangspunt.

Bij nieuwe ontwikkelingen ligt de focus op inbreiding in plaats van uitbreiding. Ook dient toevoeging van woningen in overeenstemming te zijn met regionale afspraken. Er is in dit specifieke geval geen sprake van een toevoeging van woningen. Door de bestemmingswijziging wordt het mogelijk om een deel van het pand aan de Dorpsstraat 36 te gebruiken als bedrijfswoning. Het aantal toegestane woningen blijft daarmee gelijk. Zodoende is het plan niet in strijd met de uitgangspunten van de Woonvisie aantrekkelijk Voorst 2025. De woonvisie is niet van invloed op de bestemmingswijziging aan de Lage Kamp en Kolkweg.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van de aanvraag vanuit de aspecten milieu, archeologie, ecologie, verkeer en parkeren en water behandeld. Tenslotte wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.2 Milieu

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

De beide planlocaties zijn onverdacht op bodemverontreiniging. Het gaat in beide gevallen om een bestemmingswijziging bij bestaand gebruik. Een (verkennend) bodemonderzoek is zodoende achterwege gelaten.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Om te beoordelen of het beoogde plan belemmerend is voor de nabij gesitueerde bedrijvigheid, wordt getoetst aan de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. De brochure geeft minimale (richt)afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.

Het perceel aan de Dorpsstraat 36 ligt centraal in Terwolde. Het perceel is omringd door percelen met een woonbestemming. Er liggen geen milieubelastende bestemmingen in de omgeving. De bedrijfswoning die wordt toegekend aan de horeca bestemming biedt geen bescherming tegen de milieubelasting van het eigen bedrijf. Om bovenstaande redenen worden geen belemmeringen verwacht vanuit de milieuzonering ten aanzien van het plan om de aanduiding bedrijfswoning toe te voegen. Ook de omzetting van de stroken groen in een woonbestemming aan de Lage Kamp en Kolkweg leiden niet tot belemmeringen vanuit de milieuzonering.

4.2.3 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op beide locaties levert het aspect geluid geen hinder op. De Dorpsstraat in Terwolde is een 30 km-uur weg. Langs deze wegen geldt de Wet geluidhinder niet. De bestemmingswijziging van de groenstroken aan de Lage Kamp en Kolkweg in Terwolde is geen toevoeging van een geluidsgevoelige bestemming.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet
milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn
algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband
vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot
overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële
bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor
de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is
gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde
    grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten
    minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van
    een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas
overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd wordt dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.2.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.

Van belang is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de provincie Gelderland. Een belangrijk product dat hieruit voortvloeit is de zogeheten Gelderse risicokaart. Uit de risicokaart blijkt dat in de nabijheid van het projectgebied geen risicobronnen bronnen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plan. Voor de uitvoering van het plan vormt het aspect externe veiligheid om die reden geen belemmering.

4.3 Archeologie

Door het Verdrag van Malta zijn overheden verplicht om in het ruimtelijke beleid zorgvuldig om te gaan met het archeologische erfgoed. Voordat er bodemingrepen plaatsvinden, is een archeologisch onderzoek nodig. Dit geldt zowel voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen, als waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden voorkomen

Deze zorgplicht voor het archeologische erfgoed was tot voor kort vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Daarnaast heeft er in 2007 een nadere uitwerking plaatsgevonden in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Vanaf 1 juli 2016 geldt de Erfgoedwet, waarmee de Monumentenwet is vervallen. Een deel van deze wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving, gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven zij ongewijzigd van toepassing totdat de Omgevingswet in werking treedt. De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten blijft geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied moet rekening gehouden worden met in de grond aanwezige of te verwachten archeologische resten. In 2017 heeft de gemeente Voorst de erfgoedverordening vastgesteld. Deze erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart.

Het plan voorziet in een bestemmingswijziging waarbij geen bodemingrepen mogelijk worden gemaakt. Voor de bestemmingswijziging is geen inventariserend archeologisch onderzoek nodig.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

Vanaf 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming een drietal wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is de bescherming van de biodiversiteit in Nederland, decentralisatie van verantwoordelijkheden en een vereenvoudiging van regels. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming. De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Daarnaast dient te allen tijde voor alle planten en dieren de algemene zorgplicht in acht te worden genomen, die tijdens eventuele werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.

De planlocatie ligt niet binnen de invloedssfeer van een beschermd (natuur)gebied. Gezien de omgeving van het plangebied wordt de aanwezigheid van beschermde dier- en plantsensoorten niet groot geacht. Om deze reden is voor de vaststelling van het bestemmingsplan geen ecologisch onderzoek uitgevoerd.

4.5 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Aan de Dorpsstraat 36 vinden geen ontwikkelingen plaats waarbij waterbelangen een rol spelen. De groenstroken aan de Lage Kamp en Kolkweg bevinden zich dichtbij een watergang. Deze watergang is in het bezit van de gemeente Voorst. De groenstroken waarvan de bestemming wordt gewijzigd bevinden zich op 5 meter afstand van deze watergang en zijn reeds in het bezit van de huiseigenaren aan de Lage Kamp en Kolkweg. De afstand van 5 meter ten opzichte van de watergang wordt aangehouden zodat de benodigde ruimte voor onderhoudswerkzaamheden behouden blijft.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. De kosten van dit bestemmingsplan zijn voor rekening van de gemeente. Evenals de kosten voor eventuele planschade.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Aanpak

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in een onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Het bestemmingsplan betreft een herstel van fouten in het geledende bestemmingsplan Terwolde 2012 (het moederplan) en moet in samenhang met dit plan worden gelezen. De regels van het moederplan blijven grotendeels van toepassing op dit bestemmingsplan. In onderliggende regels wordt voor de inleidende en algemene regels verwezen naar het moederplan. De bestemmingsregels en overgangs- en slotregels zijn wel uiteengezet in dit plan.

Dorpsstraat 36

Aan de Dorpsstraat 36 in Terwolde wordt in de verbeelding de aanduiding "bedrijfswoning" toegevoegd aan het bestaande bouwvlak. Hierbij wordt bewoning toegestaan bij de bestaande horeca bestemming. De geldende regels voor de bestemming "Horeca" worden niet gewijzigd.

Lage Kamp en Kolkweg

Aan de Lage Kamp en Kolkweg in Terwolde worden verschillende stroken met de bestemming "Groen" omgezet naar de bestemming "Wonen". De stukken krijgen binnen deze woonbestemming de aanduiding "erf" of "tuin". De geldende regels voor de bestemming "Wonen" worden niet gewijzigd. Daarnaast wordt ten noorden van de Lage Kamp 5 een strook met de bestemming "Wonen" omgezet naar de bestemming "Groen".

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

6.1 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.

6.2 Zienswijzen

Met ingang van 2 april 2020 heeft het ontwerpbestemmingsplan Lage Kamp 5, 11, 13 en 17, Kolkweg 19B en Dorpsstraat 36, Terwolde gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode was het voor een ieder mogelijk een zienswijze in te dienen en daarmee te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.