Afdrukken

 

Toelichting

 

Toelichting

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

De gemeente Tiel werkt aan een actualisatie van de bestemmingsplannen op haar gemeentelijk grondgebied. Een van de actualisatieplannen is een nieuw bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen Kellen en Medel, onder de naam ‘Kanaalzone’. Voor de bedrijventerreinen gelden verschillende verouderde bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat het plan conserverend is opgesteld. Dat wil zeggen dat de huidige planologische mogelijkheden zijn overgenomen in dit plan en dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

 

1.2 Doelstelling

Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in een uniforme juridisch-planologische regeling voor het gebruik en de bouwmogelijkheden voor de bedrijventerreinen Kellen en Medel. Het plan is in lijn met de overige geactualiseerde bestemmingsplannen van de gemeente en is opgesteld conform het gemeentelijk handboek “Tiel, digitaal geordend!”. Kleine verschillen met het handboek zijn alleen het gevolg van specifieke situaties binnen het onderhavige plangebied.

Het plan heeft grotendeels een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Hierbij staat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorop. Kleinschalige ontwikkelingen zijn binnen de bestaande functies mogelijk, waaronder het beperkt uitbreiden van bestaande bebouwing. Tevens is in enkele gevallen een bestaand bouwrecht overgenomen.

 

1.3 Aanpak

Algemeen

Om voor onderhavig plangebied te komen tot een planologische opzet, die zoveel mogelijk recht doet aan de huidige specifieke karakteristiek en die tevens ruimte biedt aan gewenste ontwikkelingen, is aan het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan een ruim traject vooraf gegaan. Hierbij is rekening gehouden met bestaande rechten, uniformiteit en toegankelijkheid. Om de uniformiteit te waarborgen is inhoudelijk aangesloten op het gemeentelijk handboek 'Tiel, digitaal geordend!’.

 

Werkwijze

Het proces om te komen tot een actueel bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen Kellen en Medel is gestart met het opstellen van een startnotitie, om vooraf duidelijk te krijgen welke kaders er worden geraakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De meeste kaders zijn reeds vastgelegd in sectorale beleidsnota’s en in de gemeentelijke structuurvisie; echter een aantal kaders vragen om herbevestiging of herijking. In de startnotitie zijn voorstellen gedaan met betrekking tot de onderwerpen die deze kaders raken en hoe daar in het bestemmingsplan mee om zou kunnen worden gegaan. Het betreft bijvoorbeeld de aspecten ‘geluid’, ‘windenergie’ en ‘archeologie’.

 

Na vaststelling van de startnotitie is begonnen met het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan. Hiertoe heeft allereerst een inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Het betrof zowel een bureau-inventarisatie als een veldinventarisatie. De bureau-inventarisatie bestond uit een inventarisatie van het gemeentelijke beleid. De veldinventarisatie omvatte het vastleggen van functies en bebouwing op perceelsniveau.

De tweede stap omvatte het uitvoeren van een retrospectieve toets. De toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en vrijstellingen. Met andere woorden een inventarisatie van alle illegale situaties. Hiertoe zijn de resultaten uit de veldinventarisatie vergeleken met de vigerende bestemmingsplannen en verleende bouwvergunningen. Strijdige situaties zijn vervolgens getoetst aan het geldende beleidskader. Aangegeven is in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, waarmee een strijdige situatie wordt gelegaliseerd.

Voorgaande heeft geresulteerd in een vertaling in een passende juridisch-planologische regeling voor het plangebied Kanaalzone in de vorm van voorliggend bestemmingsplan, bestaande uit een toelichting, regels en een verbeelding.

 

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken en bijlagen. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 “bestaande situatie” een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en planologische situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader, dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan, aan bod. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de planbeschrijving. Per bestaande functie in het plangebied wordt aangegeven hoe ze wordt beheerst en in welke mate ruimte wordt geboden aan eventuele kleinschalige ontwikkelingen.

In hoofdstuk 5 wordt vervolgens de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft relevante wet- en regelgeving op het gebied van milieu en overige ruimtelijk relevante aspecten. Het volgende hoofdstuk behandelt de juridische aspecten en zet uiteen op welke wijze het in hoofdstuk 4 beschreven plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Tevens komen in dit hoofdstuk de resultaten van de retrospectieve toets aan bod.

Het zevende hoofdstuk gaat vervolgens in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. De resultaten van inspraak en overleg komen tot slot in het achtste en tevens laatste hoofdstuk aan de orde.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestaande situatie

 

2.1 Ligging plangebied

Het plangebied Kanaalzone bevindt zich aan de noordzijde van de kern Tiel. Het plangebied wordt begrensd door de Industrieweg (N835) aan de westzijde en door de gemeentegrens van Tiel aan de noord- en oostzijde. De snelweg A15 en de Betuweroute vormen de begrenzing aan de zuidzijde. Figuur 1 toont de globale ligging en begrenzing van het plangebied. Tevens is een luchtfoto van de omgeving van het plangebied opgenomen (figuur 2). Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit plan.

 

 [image]

Figuur 1; Luchtfoto met de globale begrenzing van het plangebied

Bron: Cyclomedia

 

 [image]

Figuur 2; Luchtfoto omgeving van het plangebied

Bron: Google Maps

 

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ‘Kanaalzone’ bestaat uit twee verschillende bedrijventerreinen, Kellen en Medel.

Medel (oorspronkelijke betekenis ‘maai- en/of weiland’) is van oudsher een oud buurtschap. In 1840 bestond het buurtschap Medel uit 29 huizen met 268 inwoners. Eén van de huizen was het versterkte Huis Medel. Het Huis Medel heeft altijd veel in contact gestaan met andere versterkte huizen in de omgeving zoals het Huis te Ooy bij Echteld en het Huis Latensteijn. In de huidige situatie bestaat Huis Medel niet meer. Op die plaats is later een boerderij gebouwd, welke inmiddels weer heeft plaatsgemaakt voor een modern boerenbedrijf. Alleen de originele ijzeren toegangshekken herinneren nog aan het voormalige Huis Medel. De Medelsestraat en de Oude Medelsestraat herinneren nog aan het oude Buurtschap.

De gronden in en rond Medel waren zeer geschikt voor de landbouw en derhalve ook als zodanig in gebruik.

Bij een grenscorrectie per 1 juli 1956 is reeds een deel van het buurtschap Medel, het huidige Latenstein, overgegaan van de gemeente Echteld naar de gemeente Tiel. Bij de gemeentelijke herindelingen in 2002, waarbij de gemeente Echteld opging in de gemeente Neder-Betuwe, is middels een grenscorrectie het noordelijk deel van het buurtschap Medel naar de gemeente Tiel overgegaan.

 

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wordt doorsneden door het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit kanaal is in 1952 geopend, en beslaat een lengte van 72 kilometer via de route Amsterdam – Utrecht – Wijk bij Duurstede – Tiel. Het kanaal verbindt de Amsterdamse haven met het Ruhrgebied. Omdat het Merwedekanaal destijds niet meer aan de eisen van de tijd voldeed is besloten tot de ontwikkeling van het Amsterdam-Rijnkanaal. Tussen 1965 en 1981 werd het kanaal verbreed tot 100 à 120 meter, ook thans de huidige breedte.

 

Vanaf midden jaren ’70 van de vorige eeuw is langs het Amsterdam-Rijnkanaal het bedrijventerrein Kellen tot ontwikkeling gekomen. Het bedrijventerrein heeft zich van zuid naar noord ontwikkeld en is intensief in gebruik. Het centrale gedeelte op bedrijventerrein Kellen is als gebied met watergebonden bedrijvigheid ontwikkeld langs het Amsterdam-Rijnkanaal.

Medel is vanaf eind jaren ’90 ontwikkeld. Het bedrijventerrein is grootschaliger van opzet en er wordt een hoog kwaliteitsniveau nagestreefd. Het bedrijventerrein Medel beschikt nog over uit te geven bedrijfspercelen.

 

2.3 Bestaande ruimtelijke situatie plangebied

Het plangebied is in de huidige situatie onder te verdelen in twee deelgebieden. Deze deelgebieden zijn zichtbaar op navolgende afbeelding (figuur 3). Het blauwe gebied betreft het bedrijventerrein Kellen. Het groene gebied betreft het bedrijventerrein Medel. Beide terreinen grenzen aan en worden van elkaar gescheiden door het Amsterdam-Rijnkanaal, welke eveneens deel uitmaakt van het plangebied.

 

 [image]

Figuur 3; Deelgebieden Medel (groen) en Kellen (blauw)

 

De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 520 hectare, waarvan 300 hectare bedrijventerrein.

 

2.3.1 Deelgebied Kellen

Het bedrijventerrein Kellen ligt ten noorden van de A15 en ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal. Het bedrijventerrein heeft een grotendeels eenduidige opzet. Het terrein bestaat uit verschillende noord-zuid en oost-west verbindingen.

Tussen deze wegen liggen blokvormige percelen waarop de bedrijfspanden liggen. Het bedrijventerrein wordt gekenmerkt door een intensief ruimtegebruik en een functionele inrichting van de openbare ruimte voor verkeer en parkeren. Langs enkele wegen op het bedrijventerrein is een groenstrook aanwezig. Het bedrijventerrein is een gemengd terrein met diverse soorten bedrijven.

Aan de zuidwestkant van Kellen, rond de Kellenseweg, is een concentratie zichtbaar van perifere detailhandel in auto’s en caravans. Het gebied aan de zuid-oostzijde van het terrein (rondom de Koelenhofstraat) toont een divers beeld van nieuwe en oudere bedrijfspanden en enkele bedrijfswoningen.

Het midden gedeelte van Kellen heeft een andere ruimtelijke uitstraling en wordt op een andere wijze voor bedrijfsactiviteiten benut. Dit deel van het bedrijventerrein is gekoppeld aan de binnenhaven die verbonden is met het Amsterdam-Rijnkanaal. Hier zijn grootschalige bedrijfskavels aanwezig met laad- en loswallen langs het water. De bedrijven die hier gevestigd zijn kenmerken zich ook door een hogere milieucategorie.

 

 [image]

Figuur 4; Bedrijventerrein Kellen gezien vanaf de Kellenseweg

 

Het centrale deel van Kellen, grofweg tussen de Zuiderhavenweg en de Industrieweg wordt gekenmerkt door relatief kleinschaliger bedrijfskavels. Langs de Industrieweg bevindt zich een concentratie van autobedrijven. Voor het overige bestaat dit deel van het bedrijventerrein uit een mix aan bedrijfsfuncties.

 

2.3.2 Deelgebied Medel

Het deelgebied Medel ligt ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal en wordt als (boven)regionaal bedrijventerrein ontwikkeld. Het bedrijventerrein kenmerkt zich door een grootschalige opzet met veel oog voor de ruimtelijke kwaliteit van de individuele gebouwen en het terrein als geheel.

Op het bedrijventerrein bevinden zich wegen met een ruim profiel, welke veelal worden begeleid door aangrenzende groenstroken. Het terrein is ruim van opzet. Op het bedrijventerrein zijn, gezien de goede verkeersontsluiting via de A15, veel logistieke bedrijven gevestigd. Net buiten het terrein zijn verschillende burgerwoningen aanwezig die door groene en landschappelijke inpassing zijn afgeschermd van het bedrijventerrein. Ook wordt het bedrijventerrein Medel gekenmerkt door veel groen. Centraal in dit deelgebied bevindt zich een singel die bepaald wordt door groen en water. Deze singel geeft vrij zicht naar het buurtschap Medel, dat bestaat uit een parkachtig gebied met verspreid liggende bebouwing. De groene zone is ontworpen als een park, met wandelpaden en hoog en laag groen. Verspreid in het gebied, en dan met name aan de zuidzijde, zijn kavels beschikbaar voor kleinere kantoren, laboratoria, researchcentra en andere functies zoals een kunstatelier en/of schoonheidsinstituut.

De randen van het deelgebied die grenzen aan het buitengebied (noord- en oostzijde van het deelgebied) worden gekenmerkt door een enigszins kleinschaligere bebouwing.

 

Op verschillende delen van Medel bevindt zich nog uitgeefbaar bedrijfsterrein.

 

 [image]

Figuur 5; Bedrijventerrein Medel gezien vanaf de Prinsenhof

 

Diverse bedrijven uit Rivierenland en daarbuiten hebben zich de afgelopen jaren gevestigd op het bedrijvenpark. Om ervoor te zorgen dat deze interesse in de toekomst blijft bestaan, sluit dit bestemmingsplan aan op de veranderende marktvraag.

 

De nog vrij uitgeefbare kavels op Medel zijn bedoeld voor de doelgroepen handel, bouw, transport en industrie. Gelet op de grootte van de nog beschikbare kavels zal met name de handel en industrie hiervoor interesse tonen. Daarnaast hebben zich al bedrijven op Medel gevestigd vooruitlopend op de komst van de laad- en loskade. Nu de laad- en loskade is gerealiseerd kunnen zowel bedrijven op Medel als bedrijven van elders uit de regio Rivierenland hier gebruik van maken.

 

Een gedeelte van de nog beschikbare kavels is bedoeld voor kleinere bedrijven; te denken valt aan binnenstedelijke bedrijfjes of aan huis gebonden bedrijven die in de nabije toekomst een groei doormaken, zodat zij op een bedrijventerrein de mogelijkheid hebben om hun bedrijf verder te laten groeien. Deze kavels liggen aan de noordrand van het park. Aan deze zijde is bewust gekozen voor de situering van kleinere kavels om een zachte overgang met het aangrenzende landschap te bewerkstelligen.

De gemiddelde jaarlijkse uitgifte van bedrijventerrein hangt sterk af van de economische conjunctuur. De verwachting is dat vanaf 2012 tot 2018 de resterende kavels van totaal circa 30 hectare verkocht worden.

 

2.4 Geldende planologische situatie

Voorliggend bestemmingsplan herziet (soms gedeeltelijk) de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen en wijzigingen. Het betreffen de volgende bestemmingsplannen:

 

Bestemmingsplan

Vaststelling

gemeenteraad

Goedkeuring GS

Amsterdam-Rijnkanaal 1976

15-12-1976

17-08-1977

Amsterdam-Rijnkanaal 1976, gewijzigde voorschriften

15-02-1978

03-01-1979

Amsterdam-Rijnkanaal

zuidoost 1977

15-11-1977

12-04-1978

Amsterdam-Rijnkanaal 1979 nr.1

27-03-1979

10-09-1979

Amsterdam-Rijnkanaal 1979 nr.2

20-08-1980

06-05-1981

Amsterdam-Rijnkanaal 1991

17-06-1992

23-10-1992

Amsterdam-Rijnkanaal, Kellenseweg 24-26

24-08-1994

25-10-1994

Bedrijvenpark Medel 1998

17-09-1998

06-04-1999

Buitengebied gemeente Echteld

25-03-1976

 

Betuweroute Veterplus gemeente Echteld

15-03-2001

30-10-2001

Geluidzone Medel

19-05-2004

02-09-2004

Herziening geluidzone Kellen

18-02-2004

21-09-2004

Speelparadijs Klauterland

21-02-2007

26-06-2007

Medel gedeeltelijke herziening A

16-05-2007

28-08-2007

Medel gedeeltelijke herziening B

21-11-2007

22-02-2008

Medel gedeeltelijke herziening C

16-09-2009

n.v.t.

Medel gedeeltelijke herziening D

18-02-2009

25-05-2009

Medel gedeeltelijke herziening E

10-03-2010

n.v.t.

Aanpassing geluidzone Medel

10-03-2010

n.v.t.

Buitengebied

16-03-2005

01-11-2005

Buitengebied Eerste herziening

17-09-2008

15-05-2009

Paraplu-bestemmingsplan Archeologie

10-03-2010

n.v.t.

Kanaalzone - Industrieweg, gemeentewerf e.o.

13-02-2013

n.v.t.

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

 

3.1 Bovenlokaal beleid

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en AMvB Ruimte (2009-2011)

Het kabinet heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

 

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Dit geldt voor de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en voor de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

 

Voor dit bestemmingsplan, dat gericht is op het beheer van de huidige bedrijventerreinen, heeft het beleid geen gevolgen. Wel ligt het Amsterdam-Rijnkanaal binnen het plangebied. Dit kanaal is aangewezen als Rijksvaarweg. Voor deze vaarweg geldt dat de bestaande situatie van het kanaal wordt bestemd. Om deze reden is het bestemmingsplan uitvoerbaar binnen het rijksbeleid.

 

3.1.2 Streekplan Gelderland 2005 (structuurvisie)

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005. Dit streekplan geldt als provinciale structuurvisie voor het provinciale grondgebied. Daarbij heeft de provincie een tweeledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds ‘hoog dynamische’ functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur wordt in de beleidskaart met overwegend ‘rode’ tinten aangeduid: het rode raamwerk. Anderzijds kent de provincie ‘laag dynamische’ functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimte gebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS) en waardevolle open gebieden.

Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen en wordt ook het groenblauwe raamwerk genoemd.

 

Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

 

 [image][image]

Figuur 6; Uitsnede beleidskaart ruimtelijke structuur

Bron: Provincie Gelderland

 

Bedrijventerrein Kellen valt, net als de rest van Tiel, op basis van het streekplan binnen de aanduiding ‘regionaal centrum’. Een regionaal centrum ligt buiten het stedelijke netwerk, maar vormt een belangrijke plaats voor de regio. Tiel verzorgt deze functie voor de regio Rivierenland. Medel is op grond van de streekplankaart ‘Verstedelijking’ aangeduid als ‘regionaal bedrijventerrein’. In die hoedanigheid behoort de locatie tot het rode raamwerk. In het streekplan wordt gesteld dat op deze terreinen bedrijven met een regionale functie thuishoren. Ook bedrijven van buiten de regio, meer grootschalige nieuwe bedrijven en milieuhinderlijke bedrijven moeten op deze terreinen hun plek kunnen vinden. In het streekplan is voorzien om in elke regio op een logistiek geschikte locatie tenminste op één regionaal bedrijventerrein voldoende ruimte te ontwikkelen voor bedrijvigheid die qua aard en schaal op een dergelijk terrein thuis horen.

De aan de noordzijde van het plangebied gelegen Linge behoort tot het zogenaamde ‘groen-blauwe raamwerk’. Het provinciaal beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van dit groen-blauwe raamwerk. Hierbij zijn de volgende elementen van belang:

  • Bescherming van bestaande natuur en waardevolle open gebieden;

  • De ecologische verbindingszones, die de grotere natuureenheden verbinden;

  • Begrenzing en bescherming van waterbergingsgebieden;

  • Maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier.

 

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijventerreinen, behorend tot het rode raamwerk, als zodanig opgenomen. De doelstellingen vanuit het groen-blauwe raamwerk zijn in dit plan verwerkt door de Linge en de aangrenzende gronden passende bestemmingen te geven waarmee de bestaande natuur en waterberging worden beschermd.

 

Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 30 juni 2010 de 'Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties' vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het streekplan Gelderland 2005.

Uitgangspunt van het nieuwe beleid is, dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar een overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder wordt de gemeenten gevraagd extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten als een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

 

Met betrekking tot kantoren is in de structuurvisie aangegeven dat nieuwe kantoorlocaties zoveel mogelijk ontwikkeld dienen te worden op of nabij hoogwaardige OV-verbindingen. Eigenstandige kantoorvestiging is niet toegestaan op bedrijventerreinen.

 

Dit bestemmingsplan geeft ruimte aan een verdere optimalisering van met name bedrijventerrein Kellen (door een verruiming van het bebouwingspercentage). Nieuwe zelfstandige kantoorfuncties zijn uitgesloten. Daarmee past dit bestemmingsplan binnen de structuurvisie.

 

3.1.3 Provinciale verordening

In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking. De Ruimtelijke Verordening is op 15 december 2010 vastgesteld en in 2012 tweemaal herzien. De verordening bevat instructies ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen en de toelichting daarbij. Deze instructies zijn gericht aan het gemeentebestuur en vormen een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid.

Relevant voor onderhavig bestemmingsplan is dat in de verordening een regel omtrent grootschalige detailhandel is opgenomen welke bepaalt dat in een bestemmingsplan vestiging van grootschalige detailhandelvoorzieningen alleen binnenstedelijk of perifeer wordt toegestaan. In aanvulling daarop is aangegeven dat grootschalige detailhandelvoorzieningen slechts op perifere locaties kunnen worden toegestaan, indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen – volumineuze goederen - en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn. In een bestemmingsplan is de vestiging van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen op perifere locaties niet toegestaan.

Ten slotte zijn nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen niet mogelijk vanuit de verordening.

 

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijventerreinen mogelijk gemaakt. Wel worden nog uit te geven bedrijfspercelen als bedrijventerrein bestemd, hoewel het huidige gebruik anders is. Op het bedrijventerrein Kellen wordt het maximale bebouwingspercentage verhoogd naar 80%. Deze ophoging is passend binnen het provinciale beleid omdat het bijdraagt aan een efficiënt gebruik van de bestaande ruimte en dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit.

 

Binnen het provinciale beleid worden geen bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan op regionale bedrijventerreinen. Deze zijn echter op Medel wel aanwezig. Het gaat hier echter om de bestaande situatie die voor inwerkingtreding van de provinciale verordening reeds planologisch bestond.

Met een zone voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 aan de rand van het bedrijventerrein, wordt gezorgd voor een overgang tussen het bedrijventerrein en het omliggende buitengebied en wordt (zowel milieukundig als ruimtelijk) voldaan aan een goede ruimtelijke ordening, vanwege de afstemming met kwetsbare functies.

 

Conform gemeentelijk beleid voorziet onderhavig plan in een clustering van perifere detailhandel van auto’s, boten en caravans op bedrijventerrein Kellen. Dergelijke grootschalige detailhandel is hier reeds aanwezig en past qua ruimtebeslag en de benodigde (auto)bereikbaarheid niet op een locatie in binnenstedelijk gebied. Op Medel is een mogelijkheid gecreëerd voor deze vorm van perifere detailhandel middels een afwijkingsmogelijkheid. Deze mogelijkheid geldt alleen voor grootschalige initiatieven. Overeenkomstig het provinciaal beleid is overige perifere detailhandel niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

 

In dit bestemmingsplan zijn alleen de bestaande kantoren mogelijk gemaakt. Nieuwe zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige kantoren in de parkzone op Medel. Deze laatste betreft een reeds bestaand planologisch recht en past daarnaast binnen deze parkzone vanwege het ondersteunende karakter van de daar toegestane functies.

 

3.2 Gemeentelijk beleid

 

3.2.1 Structuurvisie Tiel 2030

Op 17 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Tiel 2030 vastgesteld. In de structuurvisie geeft de gemeente haar visie op het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2030. Uitgangspunt voor de structuurvisie vormt het geldende gemeentelijke beleid, waaronder begrepen de Masterplannen voor het Waalfront en het Stationsgebied en de Mobiliteitsvisie. Tussen de verschillende beleidsstukken zijn verbanden gelegd en keuzes gemaakt. Uitgangspunt in het beleid is dat werklocaties zich geclusterd aan de oostkant van de stad bevinden.

 

 [image]

Figuur 7; Plankaart 2030

Bron: Structuurvisie Tiel

 

Kellen is het eerste grootschalige bedrijventerrein dat op Tiels grondgebied is aangelegd. Het gebied bestaat uit verschillende onderdelen: rondom de haven aan het Amsterdam-Rijnkanaal is vooral grootschalige, watergebonden bedrijvigheid te vinden, terwijl aan de zuid- en westrand met name bedrijven in de autobranche zijn gevestigd. De rest van het terrein vormt een overgang tussen het kleinschalige Latenstein en het grootschalige Medel. De opgave voor Kellen is vooral gericht op het realiseren van een kwaliteitsslag en niet zozeer op verandering van kavelmaat en programma. Gezocht moet worden naar mogelijkheden om de watergebonden bedrijvigheid verder uit te bouwen en rondom de Kellenseweg wordt ingezet op de verdere ontwikkeling van perifere detailhandel, gericht op auto en caravan.

 

Medel vormt het meest grootschalige bedrijventerrein van Tiel. Als gevolg van de centrale positie van Tiel en de goede ontsluiting op de A15 is het terrein vooral in trek bij bedrijven in de transport- en distributiesector en containeroverslag. Aan de westzijde liggen kansen om de ligging aan het Amsterdam-Rijnkanaal te benutten, door ook ruimte te bieden aan watergebonden bedrijvigheid. In de structuurvisie is een mogelijke toekomstige uitbreiding van Medel opgenomen. Deze mogelijke uitbreiding maakt echter geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.

 

In de structuurvisie wordt specifiek ingezet op het behoud van de diversiteit in schaal van de verschillende bedrijventerreinen. Deze aandachtspunten en ontwikkelingsrichting voor de bedrijventerreinen kunnen in de planperiode worden nagestreefd en gerealiseerd binnen de kaders van dit bestemmingsplan.

 

3.2.2 Detailhandelsnota

De Detailhandelsnota Tiel 2012-2017(hierna genoemd Detailhandelsnota) is in augustus 2012 vastgesteld. In de Detailhandelsnota is de ambitie uitgesproken te streven naar een zo sterk mogelijke winkelstructuur voor inwoners van Tiel en omliggende gemeenten, een gezond ondernemersklimaat met ruimte voor kwaliteit en innovatie en winkelgebieden met ruimtelijke kwaliteit. De doelstelling is het waarborgen en versterken van de rol van Tiel als koopcentrum van Rivierenland

 

In de Detailhandelsnota worden locaties benoemd waar (in de toekomst) detailhandelsontwikkelingen gewenst zijn. De Detailhandelsnota biedt een kader voor de gemeente en marktpartijen over de gewenste ontwikkelingsrichting van de detailhandel in Tiel voor de komende 5 a 10 jaar.

 

Op Kellen is vooral de autobranche sterk vertegenwoordigd en ook enigszins geclusterd. De overige perifere detailhandelsvestigingen zijn verspreid gelegen op Kellen.

 

Goede clustering en thematisering komen ten goede aan de concurrentiekracht van deze sector. Perifere detailhandel wordt doelgericht bezocht. De consument zoekt de clustering, wil kijken en vergelijken, alles dicht bij elkaar en voorzien zijn van alle gemak en comfort.

 

Om versnippering van vestigingen in perifere detailhandel tegen te gaan, om efficiënter om te gaan met de beschikbare ruimte en om de concurrentiekracht te vergroten wordt de keuze gemaakt om in de gemeente Tiel de detailhandel op de bedrijventerreinen Latenstein en Kellen te ontwikkelen aan de hand van duidelijke en herkenbare thema's. Op het bedrijventerrein Kellen is momenteel vooral de perifere detailhandel gevestigd welke relaties heeft met de auto. Om dit in de toekomst te versterken is voor Kellen de keuze gemaakt voor perifere detailhandel rondom het thema "Mobiliteit" (auto's, boten, caravans). Detailhandel in het thema "In en om het huis" wordt geclusterd op bedrijventerrein Latenstein.

 

In dit bestemmingsplan is het detailhandelsbeleid vertaald. Op Kellen wordt perifere detailhandel binnen het thema "Mobiliteit" toegestaan binnen de bestemmingsregeling. Overige vormen van (perifere) detailhandel zijn niet gewenst op Kellen en niet op Medel en worden daarom niet toegestaan, anders dan het inpassen van de reeds bestaande vestigingen.

 

3.2.3 Mobiliteitsvisie Tiel 2008 - 2020

De Mobiliteitsvisie schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid in Tiel tot 2020. De maatregelen en het beleid in dit plan zijn gebaseerd op een brede visie op de stad en de functie van de stad in de regio.

Bedrijventerrein Medel wordt in westelijke richting ontsloten via de Grotebrugse Grintweg en de (Hoog) Kellenseweg in Kellen en in oostelijke richting via aansluiting 34 (Echteld) op de A15. Bedrijventerrein Kellen is in hoofdzaak bereikbaar via aansluiting 33 (Tiel) op de A15.

De route Diepert – Grotebrugse Grintweg door Medel vormt een secundaire ontsluitingsroute uit oostelijke richting.

 

De Mobiliteitsvisie bevat ook een overzicht van projecten en programma’s, waarmee de nadere invulling van de visie inzichtelijk wordt gemaakt. Zo zal de ontsluitingsroute door Kellen worden aangepast aan de toenemende stroom (vracht)verkeer van en naar Medel. Ook is de doortrekking van de Kanaalstraat – Kellenseweg in de visie als project genoemd. Het betreft de realisatie van infrastructuur tussen de Kanaalstraat en Kellenseweg, waarmee een directe verbinding met Latenstein ontstaat. Planvorming vindt plaats in het kader van de revitalisering van Latenstein.

 

 [image]

Figuur 8; Wegstructuur Tiel (bron: Mobiliteitsvisie Tiel 2008 - 2020)

 

In het plangebied liggen enkele stadsdeelwegen en twee invalswegen. Dit bestemmingsplan is passend binnen de mobiliteitsvisie van de gemeente Tiel. De mogelijke verbinding tussen de Kellenseweg en Kanaalstraat, zoals genoemd in de mobiliteitsvisie is niet opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Er is inmiddels besloten deze weg niet aan te leggen omdat dit financieel niet haalbaar is.

 

3.2.4 Groenstructuurplan

Het groenstructuurplan maakt gemeentelijke (groen)ambities, potentiële ontwikkelingsgebieden en het belang van landschappelijke inpasbaarheid tot circa 2015 zichtbaar. Het dient als inspiratiebron en uitgangspunt voor zowel groene als stedelijke ontwikkelingen. De landschappelijke context van Tiel wordt gevormd door het landschap van rivieren, uiterwaarden, stroomruggen en komgronden. In de loop der jaren is de relatie met het onderliggende landschap minder sterk geworden. De stad Tiel heeft zich in zichzelf en van het omliggende landschap afgekeerd.

De dijken fungeren niet als logische grens tussen stad en landschap en er wordt geen relatie gelegd met de groene zone langs het kanaal. De wijken in Tiel hebben geen duidelijke ruimtelijke begrenzing en lopen in elkaar over.

De groenstructuur dient een rol te spelen in het versterken van de identiteit van de wijken en als basis voor ontwikkelingen:

  • Het benutten van landschappelijke waarden en relaties;

  • Infrastructuur als visitekaartje;

  • Versterken interne structuur.

 

Specifiek ten aanzien van het plangebied van dit bestemmingsplan staat in het groenstructuurplan vermeld dat bij Medel als centrale structuur een landschappelijke as door het bedrijventerrein is gecreëerd, waaraan de waterretentie is gekoppeld. Door deze as is het landschap deels binnen het bedrijventerrein te ervaren.

In het groenstructuurplan wordt onder andere de Grotebrugse Grintweg als zogenaamde ‘mikadolijn’ genoemd; een oriënterend element (in dit geval een oud lint), herkenbaar in het diffuus stedelijk weefsel. Doelstelling is om de recreatieve betekenis van deze oude linten te versterken.

Ten aanzien van Kellen wordt gesteld dat dit bedrijventerrein eigenlijk aan het begin van de Linge ligt. In de huidige opzet is sprake van een nogal abrupte overgang van bedrijventerrein naar het Lingelandschap. In het kader van het zoeken naar mogelijkheden voor afkoppeling van Kellen, kan Kellen daadwerkelijk de bron van de Linge vormen, waarbij de overgang van Kellen naar de Doode Linge gevormd wordt door retentievoorzieningen ten behoeve van de afkoppeling van Kellen, mogelijk in de vorm van waterlandgoederen en/of combinatie met recreatieve voorzieningen.

 

Dit bestemmingsplan is passend binnen het groenstructuurplan van de gemeente Tiel. Grotere, beeld- en structuurbepalende groenzones zijn als zodanig bestemd. Daarnaast zijn groenvoorzieningen in meerdere bestemmingen, waaronder de bestemming ‘Bedrijventerrein’ zonder meer toegestaan. De centrale groene as op Medel is als zodanig bestemd.

 

3.2.5 Kadernota Cultuurhistorie & cultuurhistorische waardenkaart gemeente Tiel

In de kadernota cultuurhistorie heeft de gemeente haar verplichtingen en ambities ten aanzien van cultuurhistorie en archeologie vastgelegd. Het doel van de kadernota is het ontwikkelen en vaststellen van (sectoraal) cultuurhistorisch beleid, maar tevens het bereiken van een integratie met andere beleidsvelden en een integraal planproces. In de kadernota wordt hierbij uitgegaan van de volgende missies:

  • Cultuurhistorie maakt integraal deel uit van de identiteit en de ontwikkeling van Tiel;

  • Het erfgoed is van ons allemaal en Tiel laat haar geschiedenis zien;

  • Behoud door ontwikkeling maakt het mogelijk cultuurhistorie als toegevoegde waarde en niet als beperking te ervaren;

  • Cultuurhistorie wordt vroegtijdig ingezet in de ontwikkelingen.

In 2005 is de kadernota verder uitgewerkt in de vorm van een gebiedsdekkend onderzoek. Op basis hiervan zijn een ‘historisch-geografische en architectuurhistorische kenmerkenkaart’ een ‘archeologische waarden- en verwachtingskaart’ en een ‘geomorfogenetische en archeologische kenmerkenkaart’ opgesteld. Op basis van deze kaarten is het paraplubestemmingsplan archeologie opgesteld en in maart 2010 vastgesteld.

 

De dubbelbestemmingen uit het genoemde paraplubestemmingsplan zijn in het bestemmingsplan Kanaalzone als dubbelbestemming overgenomen. Aangezien op Medel voorafgaand aan de ontwikkeling van het bedrijvenpark grootschalig onderzoek is verricht naar archeologische waarden, is Medel vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek. Voor dit deelgebied is in onderhavig bestemmingsplan dan ook geen dubbelbestemming ten aanzien van archeologie opgenomen.

 

3.2.6 Hoogbouwvisie

In de Hoogbouwvisie is een stedenbouwkundige analyse gemaakt van de toepassingsmogelijkheden van hoogbouw in de stad Tiel. Dit heeft geresulteerd in de aanwijzing van zoekgebieden voor hoogbouw.

Een van de uitgangspunten in de hoogbouwvisie is de koppeling van hoogbouw aan infrastructuur en de positionering naar een zichtlocatie. De ligging aan de A15 is daarom aangewezen als zoekgebied. De zuidrand van Kellen is aangewezen als zoekgebied waar bebouwing tot 30 meter kan worden toegestaan, ingepast in de bestaande stedenbouwkundige context van Kellen.

 

In dit bestemmingsplan is de Hoogbouwvisie vertaald door voor deze zoekzone een ontheffingsmogelijkheid op te nemen waarbinnen de maximale bouwhoogte verhoogd kan worden tot 30 meter.

 

 

HOOFDSTUK 4 Planbeschrijving

 

4.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk beheersgericht. Dat wil zeggen dat de huidige planologische mogelijkheden grotendeels zijn overgenomen in dit plan en dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

De aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals deze nu zijn of planologisch mogelijk zijn.

Verder geldt dat het vastleggen van de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied er niet toe leidt dat de mogelijkheden voor de komende tien jaar volledig worden bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meerdere of mindere mate wel mogelijk. Uitgangspunt hierbij is dat dit bestemmingsplan bedrijventerreinen behelst waar de ontwikkeling van bedrijven voorop staat. De ontwikkeling van functies die de ontwikkeling van bedrijven beperken, worden in principe niet toegestaan.

 

Ter voorbereiding op het bestemmingsplan is een retrospectieve toets uitgevoerd waarin de strijdige situaties zijn weergegeven inclusief de wijze waarop daarmee wordt omgegaan in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 4.3). In het navolgende wordt ingegaan op de planologische afwegingen die zijn gemaakt bij het opstellen van dit bestemmingsplan voor de functie ‘bedrijventerrein’ en de ‘overige’ functies (groen, verkeer, water).

 

4.2 Bedrijventerrein

 

4.2.1 Zonering

Vooropgesteld moet worden dat het plangebied een bedrijventerrein is waar de nadruk ligt op de bedrijfsfunctie.

Bedrijventerreinen zijn vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt van groot belang. Er is daarom gekozen om de bedrijven veel mogelijkheden te geven. Deze mogelijkheden bestaan ten eerste uit een flexibele gebruiksregeling. Binnen de kaders van de beschreven zonering zijn alle soorten bedrijvigheid toegestaan zonder verdere afwijkings-/ wijzigingsprocedures vanuit het bestemmingsplan. Als bijvoorbeeld een drukkerij vertrekt dan kan bijvoorbeeld een aannemer direct het pand betrekken. Daarnaast wordt er veel bebouwing toegestaan en gelden er weinig regels voor de bebouwing.

 

Het bedrijventerrein Kellen is in de geldende bestemmingsplannen niet voorzien van een milieuzonering. Medel daarentegen is wel in milieucategorieën ingedeeld. In dit bestemmingsplan is deze zonering zo veel mogelijk overgenomen. Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk ook op Kellen een milieuzonering toe te passen. Hiervoor is de publicatie “Bedrijven en milieuzonering (2009)” van de VNG als basis gebruikt. In deze publicatie zijn de verschillende bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Iedere milieucategorie kent een eigen minimale afstand die aangehouden moet worden tot gevoelige objecten.

 

De minimaal aan te houden afstand wordt bepaald aan de hand van de afstanden voor een aantal milieuaspecten.

 

Bij een bepaald type bedrijfsvoering geldt bijvoorbeeld voor het milieuaspect geluid een minimaal aan te houden afstand van 50 meter en voor het milieuaspect geur 30 meter (er zijn meer milieuaspecten dan deze twee, zoals bijvoorbeeld ‘stof’ en ‘gevaar’). De grootste afstand in dit voorbeeld is 50 meter. Dit houdt in dat dit type bedrijf deze grootste afstand ten minste moet aanhouden tot een rustige woonwijk.

 

Elke minimaal aan te houden afstand is een indicatieve onderzoekszone. Deze zone geeft aan dat voor een dergelijk type bedrijf in zijn algemeenheid geldt dat die afstand in acht gehouden moet worden tot een hindergevoelig object. Uit nader onderzoek naar de verschillende milieuaspecten, de precieze aard van het bedrijf en de precieze omgevingsfactoren moet bepaald worden of een bedrijf de bedrijfsvoering mag uitvoeren op die plaats. De zonering zoals die in dit bestemmingsplan is opgenomen heeft betrekking op het gebruiksaspect van de grond en de bebouwing. Via de Wet Milieubeheer wordt het functioneren van het bedrijf (de inrichting) precies vormgegeven.

 

Het aantal categorieën dat wordt onderscheiden in de VNG-publicatie is zes, waarbij categorie 1 en 2 betrekking hebben op lichte bedrijven en waarbij de hoogste categorie (categorie 6) de meeste hinder veroorzaakt. Per categorie wordt een grootste indicatieve afstand aangegeven.

In onderhavig bestemmingsplan zijn bij direct recht de volgende milieucategorieën met de daarbij behorende afstanden tot gevoelige functies toegestaan:

  • minimale afstand 10 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 1;

  • minimale afstand 30 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 2;

  • minimale afstand 50 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 3.1;

  • minimale afstand 100 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 3.2;

  • minimale afstand 200 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 4.1;

  • minimale afstand 300 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 4.2;

  • minimale afstand 500 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 5.1;

  • minimale afstand 700 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 5.2;

  • minimale afstand 1.000 m en verder, bedrijvigheid in milieucategorie 5.3.

 

Voor de afstand tot gevoelige objecten op het ten zuiden van het plangebied gelegen Latenstein zijn andere afstanden gehanteerd. Latenstein is een zogenaamd 'gemengd gebied' waarvoor de VNG-publicatie kortere afstanden adviseert. Deze zijn in dit bestemmingsplan toegepast met betrekking tot de afstand tot gevoelige objecten op Latenstein. Deze kortere afstanden zijn gelijk aan de afstand behorende bij een categorie lager zoals opgenomen in bovenstaand overzicht.

 

De bedrijven en instellingen die binnen deze categorieën zijn toegestaan, zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze lijst is gebaseerd op de lijst uit de eerder genoemde VNG-publicatie. Op de verbeelding is vastgelegd welke categorieën waar gevestigd mogen worden.

 

De zonering in Medel is uit het geldende bestemmingsplan overgenomen, waardoor op Medel niet overal de richtafstanden van de VNG-publicatie zijn overgenomen. Voor dit terrein geldt dat naar de randen toe de toegestane milieucategorie steeds lager wordt. De hoogst toegestane milieucategorie op Medel is 5.1.

Dit principe is ook toegepast in Kellen. Het gedeelte rond de binnenhaven staat bedrijven tot en met categorie 5.3 toe. Langs de randen van het terrein en aan de zuidzijde geldt een milieucategorie van grotendeels 4.2 en op een klein deel van 3.2 en 4.1. Er tussenin bevinden zich de zwaardere categorieën. Bedrijven met een hogere categorie dan ter plaatse generiek toegestaan worden specifiek aangeduid.

 

De zoneringsmethode en de gebruikte Staat van bedrijfsactiviteiten zijn indicatief. Voor de benodigde extra flexibiliteit zijn in de regels echter enkele afwijkingsbepalingen opgenomen.

Zo is na afwijking een categorie hoger toegestaan dan de maximaal toegestane categorie, mits de bedrijfsactiviteiten qua hinder en overlast voor de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met een bedrijf in de toegestane categorie. Dit betekent dat in voorkomende gevallen, na afwijking, ook bedrijvigheid in milieucategorie 6 (minimale afstand 1.500 m en verder ten opzichte van gevoelige functies) is toegestaan.

 

Een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (grote lawaaimakers) is in de regels bij recht toegestaan.

 

4.2.2 Bebouwing

Het grootste deel van de bebouwing op de bedrijventerreinen valt in de bedrijfsbestemming. Uitgangspunt is het actualiseren van de bestaande bestemmingsplannen waarbij waar mogelijk ruime mogelijkheden voor de bedrijfsfunctie blijven bestaan en/of worden gecreëerd. Er is immers sprake van een bedrijventerrein waar in hoofdzaak bedrijven conform hun behoefte moeten kunnen voortbestaan of zich kunnen vestigen. Om die reden is in het bestemmingsplan de bebouwingsregeling flexibel opgesteld en zijn tevens de vigerende rechten zoveel mogelijk overgenomen.

 

Voor Kellen geldt dat de bouwhoogte uit het geldende bestemmingsplan is overgenomen. Langs de randen met het buitengebied is de bouwhoogte 12 meter. Meer naar het midden volgen daarna 20, 30 en 40 meter. Aan de oostzijde van Kellen, op het terrein van AGC Flatglass is ten behoeve van een installatie een maximale hoogte toegestaan tot 50 meter. Deze grotere hoogte is stedenbouwkundig verantwoord op deze locatie. De huidige toegestane bouwhoogten lopen, in verband met een goede overgang met het omliggende landelijke gebied, vanaf de randen van het bedrijventerrein geleidelijk op naar de kern van het terrein.

De maximale bouwhoogte in de zuidrand van Kellen is verhoogd van 12 meter naar 20 meter. Deze verhoging is in overeenstemming met het gewenste beeld langs de A15 en de Betuweroute, de aansluiting met de toegestane bouwhoogten op Medel en de 'Hoogbouwvisie'. Daarnaast is, gebaseerd op de Hoogbouwvisie, een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor de zone direct gelegen langs de Betuweroute/ A15, waarmee de bouwhoogte verhoogd kan worden tot 30 meter. Hiervan kan gebruik gemaakt worden mits de hogere bebouwing is ingepast in de bestaande stedenbouwkundige context en gericht is op de Betuweroute/ A15.

In Medel is het principe hetzelfde. Langs de randen is lagere bebouwing toegestaan dan in het midden van het terrein. Voor Medel is naast bouwhoogte, ook de goothoogte geregeld. De reden dat langs de randen een lagere bouwhoogte is toegestaan zorgt voor een betere overgang met het omliggende landelijke gebied.

 

In Medel zijn op enkele plaatsen hoogteaccenten toegestaan. Dit is opgenomen in het Beeldkwaliteitplan voor Medel. Op verschillende plaatsen is een hoogteaccent toegestaan als onderscheiding ten opzichte van de omringende bebouwing. Deze hoogteaccenten (ruimtelijke accenten) sluiten wel aan op de lagere bebouwing in de omgeving.

 

Het bebouwingspercentage is overal op 80% gesteld. Voor Kellen betekent dit dat het huidige percentage van 60% is losgelaten. Het bebouwingspercentage van 60% paste niet meer bij de huidige behoeften, hetgeen werd onderschreven door het feit dat er diverse vrijstellingen zijn verleend voor het verhogen van het bebouwingspercentage. Een bebouwingspercentage van 80% is een maat die bij het beleid tot het intensief gebruik van bestaande bedrijventerreinen past.

 

4.2.3 Buitenopslag

Op Medel en Kellen is in het verleden verschillend omgegaan met buitenopslag. Op Kellen is er op verschillende plaatsen sprake van (grootschalige) buitenopslag. Dit is door de jaren heen ontstaan en binnen het bestemmingsplan toegelaten. Het bedrijventerrein Medel streeft een ander kwaliteitsniveau na waarbij er in een beeldkwaliteitplan regels zijn opgenomen voor de inrichting van het erf waarbij ook de opslag moet worden meegenomen in het inrichtingsplan. Voor Medel is daarom een specifieke regeling opgenomen ten behoeve van buitenopslag. De hoogte van buitenopslag in dit gebied is beperkt tot maximaal 2 meter. Op Kellen zijn ruimere mogelijkheden voor buitenopslag. Hier mag opslag plaats vinden tot de toegestane bouwhoogte. Voor beide terreinen geldt dat opslag alleen is toegestaan achter de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan. Overigens is ter plaatse van bedrijventerrein Kellen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het, onder voorwaarden, toestaan van opslag vóór de voorste bouwgrens.

 

4.2.4 Nieuwe ontwikkelingen

Uitbreiding loskade Kellen

Het bedrijf Asfaltcentrale Rivierenland is voornemens de productiecapaciteit te vergroten tot 500.000 ton/jaar en (meer) gebruik te gaan maken van vervoer over water.

Een eigen loskade is gewenst, zodat het bedrijf niet langer afhankelijk is van de naburige losvoorziening. In dit bestemmingsplan is daarvoor een doortrekking van de loskade opgenomen waardoor dit bedrijf een rechtstreekse mogelijkheid krijgt om schepen te laden en te lossen in de haven van Kellen.

 

Toekomstige uitbreiding zuidrand Kellen

Aan de zuidrand van Kellen, tussen de Franklinstraat en de Betuweroute, ligt een zone met een groenbestemming. De eigenaren van een deel van deze gronden zijn voornemens in de toekomst deze gronden te gebruiken voor bedrijfsdoeleinden. Dit voornemen past binnen de gedachte zoals verwoord in onder meer de provinciale Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties, waarin een optimalisering door het gebruik van beschikbare ruimte als één van de uitgangspunten is opgenomen. Daarnaast zijn er op voorhand geen bezwaren tegen een invulling van dit gebied met bedrijven. Deze gronden vormen wel een ontbrekende schakel tussen een fietsroute aan de westzijde van Kellen en een route aan de oostzijde, maar dit staat een invulling met een bedrijven bestemming op voorhand niet in de weg.

Op dit moment is het voornemen nog onvoldoende concreet uitgewerkt om rechtstreeks op te kunnen nemen in dit bestemmingsplan. Daarom is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid heeft het plan te wijzigen ten behoeve van de functie bedrijventerrein.

 

4.3 Openbare ruimte

Naast bedrijventerrein is binnen het plangebied sprake van de functies verkeer, groen en water. Deze functies zijn in veel gevallen ondersteunend aan de bedrijfsfunctie of zorgen voor een fraai contrast in het plangebied.

 

Naast wegen komt er op het bedrijventerrein Kellen ook een railverbinding (raccordement) voor van de binnenhaven naar de spoorlijn Tiel – Arnhem. De railverbinding is conform het oude bestemmingsplan opgenomen om deze ontsluitingsmogelijkheid ook voor de toekomst mogelijk te houden.

 

De groenbestemming is op Medel prominenter aanwezig dan op Kellen. Op Kellen ligt langs enkele wegen een bescheiden berm. Verder komt zowel op Kellen als op Medel groen voor langs het Kanaal. Aan de zuidkant van Kellen is een bredere groenstrook aanwezig tussen de bedrijven en de A15. Medel wordt omzoomd door een groenstrook waardoor het terrein landschappelijk is ingepast. In het hart van Medel ligt een parkvoorziening van enkele hectare. In deze zone liggen geen bedrijven maar wordt wel de mogelijkheid geboden tot vestiging van bijvoorbeeld kantoren (maximaal 1.500 m2 vloeroppervlak), laboratoria, researchcentra, kunstateliers en voorzieningen als een copyservicecentrum, dit alles in een parkachtige omgeving.

 

Naast water gericht op de transportfunctie (Amsterdam-Rijnkanaal) is er op zowel Kellen als Medel ander water te vinden, zoals sloten en plassen. Op Kellen is ten zuiden van de Kellenseweg een waterplas aanwezig. Op Medel ligt een groene verbindingsas van noord naar zuid met veel water. Ook in het park aan de zuidkant van deze as is water te vinden.

 

4.4 Overige functies

 

4.4.1 Algemeen

In de afgelopen 10 jaar zijn met name op Kellen diverse verzoeken gedaan en vergunningen verleend voor de vestiging van andere functies dan bedrijven. Het betreft zelfstandige kantoren, een kinderspeelhal, een vrije markt, detailhandel, wonen en horeca. Omdat Kellen en Medel bedrijventerreinen zijn waar bedrijven de primaire functie hebben, wordt in het huidige beleid uitgegaan van functiescheiding. Diverse milieuregels leggen beperkingen op aan bedrijven wanneer niet-bedrijfsfuncties in de omgeving gevestigd zijn.

Hoewel bestaande rechten in onderhavig bestemmingsplan in principe zijn gerespecteerd, is om bovengenoemde reden de bestemming ontspanning en vermaak niet langer opgenomen ter plaatse van het voormalige speelparadijs Klauterland.

 

4.4.2 Wonen

Op beide bedrijventerrein komen woningen voor. Op Kellen gaat het om bedrijfswoningen die als zodanig specifiek zijn aangeduid. Op het terrein Medel komen langs de randen burgerwoningen voor die in dit bestemmingsplan opnieuw een woonbestemming hebben gekregen. Bij de zonering is geen rekening gehouden met de bestaande bedrijfswoningen op Kellen, omdat de richtafstanden uit de VNG-publicatie niet van toepassing zijn op bestaande woningen op bestaande bedrijventerreinen. Voor Medel is de bestaande zonering gehandhaafd.

De bouwmogelijkheden bij de woningen zijn op de aanwezigheid van bedrijven afgestemd. Om die reden zijn de woningen aan de rand van Medel strak ingepast. Ook de groene zone tussen deze woningen en het bedrijventerrein is gehandhaafd.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn in het plangebied niet toegestaan.

 

4.4.3 Detailhandel

Binnen het plangebied is het, in lijn met het gemeentelijk detailhandelsbeleid, op enkele plaatsen wenselijk om perifere detailhandel, geclusterd en gerelateerd aan bepaalde thema’s, toe te staan. Hiermee wordt beoogd om versnippering tegen te gaan, om efficiënter om te gaan met de beschikbare ruimte en om de concurrentiekracht te vergroten.

 

De bedrijventerreinen Kellen en Medel hebben beide een eigen ruimtelijke uitstraling en kwaliteit. Bedrijventerrein Kellen kent een intensief ruimtegebruik op kavels met veelal een omvang van 4 á 5.000 m² en met een aantal uitschieters groter dan een hectare. Bedrijvenpark Medel heeft een grootschalige opzet met kavels veelal groter dan 1 hectare met enkele kavels tot bijna 8 hectare.

Op het bedrijventerrein Kellen wordt perifere detailhandel in de verkoop van auto’s, boten en caravans toegestaan. Dit is vormgegeven in een aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – detailhandel perifeer 2’.

De kavels op het bedrijventerrein Kellen hebben een omvang die past bij de ruimtelijke opzet van Kellen. Om echter ook grootschalige initiatieven binnen het thema "Mobiliteit" een vestigingsmogelijkheid te bieden in Tiel, is de mogelijkheid opgenomen dat deze bedrijven zich ook kunnen vestigen op Medel, middels een afwijkingsmogelijkheid. De kaveloppervlakte dient in deze situaties minimaal 5.000 m² te bedragen.

 

Elders in het plangebied komen ook overige vormen van perifere detailhandel voor zoals keuken-/sanitairzaken en bouwmarkten. Deze detailhandelsvestigingen zijn echter niet langer gewenst op Kellen en daarom zijn geen nieuwe vestigingen meer toegestaan. De bestaande vestigingen zijn ingepast met een specifieke aanduiding. Tevens is hier een zogenaamde uitsterfregeling opgenomen waarbij deze functies vervallen, wanneer de betreffende panden langer dan 2 jaar niet meer hiervoor worden gebruikt.

 

Detailhandel in gevaarlijke stoffen is binnen Tiel het meest passend op de bedrijventerreinen Kellen en Medel. Op andere detailhandelslocaties is gezien het veiligheidsaspect deze vorm van detailhandel niet gewenst. Daarom is binnen de bestemming bedrijventerrein in dit bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen voor de uitoefening van deze vorm van detailhandel.

 

4.4.4 Horeca

Binnen het plangebied komt één horecabedrijf voor. Dit bedrijf en bijbehorend perceel is in dit plan aangeduid met een specifieke aanduiding 'horeca'. Hiervoor is gekozen aangezien de bestemming bedrijventerrein de meest gewenste bestemming is. De horeca functie wordt met de aanduiding specifiek ingepast.

De planologische mogelijkheid voor de vestiging van een congrescentrum op Medel is gehandhaafd, ook al is deze functie feitelijk niet meer aanwezig. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het respecteren van de huidige planologische mogelijkheden en er bestaan geen planologische bezwaren tegen de (her-)vestiging van een congrescentrum op deze locatie.

 

4.4.5 Praktijkonderwijs

Op bedrijventerrein Kellen is een vestiging voor praktijkonderwijs gelegen. In het gebouw worden activiteiten ontwikkeld om leerling-werknemers, die werken in de vakgebieden bouw, metaal en installatietechniek, aan de hand van opdrachten uit de reële beroepspraktijk meer aansluiting te geven bij deze beroepspraktijk. Dit soort opleidingen worden op diverse plaatsen in Nederland aangeboden. Veelal zijn deze opleidingen gevestigd op industrieterreinen. De activiteiten staan zo dicht bij de beroepspraktijk dat veelal een industriële omgeving gewenst is om de vestiging te kunnen realiseren. Vestiging in een industriële omgeving is goed voor de opleiding en voor de beleving van de leerling-werknemers. Het praktijkonderwijs levert op zijn beurt passende werkgelegenheid voor bedrijven op het bedrijventerrein.

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Randvoorwaarden en onderzoek

 

5.1 Milieuaspecten

 

5.1.1 Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang wanneer er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Een eventuele verontreiniging dient milieutechnisch opgeruimd te kunnen worden en dit dient financieel haalbaar te zijn.

In dit bestemmingsplan wordt overwegend de bestaande situatie vastgelegd en/of er is sprake van ontwikkelingen waarbij geen sprake is van een langdurig verblijf van personen of een risicovolle activiteit voor de bodem. De in het plangebied voorkomende functies zijn grotendeels reeds gerealiseerd.

Bij eventuele ontwikkelingen welke binnen de kaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn wordt vanuit de bouwverordening binnen de vergunningverlening zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.

 [image]

 [image]

Figuur 9; Uitsnede bodematlas provincie Gelderland

 

In het plangebied is op verschillende locaties specifiek bodemonderzoek uitgevoerd. Ook is er op enkele plaatsen een mogelijk vaste bodemverontreiniging en een asbestverdachte locatie.

 

Er is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied (zie bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat in het plangebied verschillende (potentiële) bodemverontreinigingen voorkomen. Niet alle delen van het plangebied zijn onderzocht. Bij gebiedsontwikkeling zal middels bodemonderzoek de kwaliteit van de bodem op de nog niet onderzochte delen moeten worden bepaald. Op basis van de thans beschikbare gegevens worden hier geen significante verontreiniging verwacht. De uitkomsten van de bodemonderzoeken worden getoetst aan het van toepassing zijnde milieukwaliteitprofiel.

 

Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe waar de kwaliteit van de bodem in het geding kan zijn. Op het moment dat er ontwikkelingen plaatsvinden moet aangetoond worden dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

 

5.1.2 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld. Deze Wet luchtkwaliteit noemt ‘gevoelige bestemmingen’ en maakt een onderscheid tussen projecten die ‘in betekenende mate’ en ‘niet in betekenende mate (NIBM)’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is.

Daarnaast zal uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen moeten worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging een rol.

In de situatie dat door middel van een wijziging nieuwe functies of objecten planologisch mogelijk worden gemaakt, zal voldaan moeten worden aan het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 2 (‘Wet luchtkwaliteit’).

 

Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het gebied. Door het ontbreken van nieuwe ontwikkelingen kan onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege blijven.

 

5.1.3 Geluid

Inleiding

Het aspect geluid vloeit voort uit de Wet geluidhinder en kan worden onderverdeeld in geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het kader voor toetsing van initiatieven.

 

Industrielawaai

Zowel op Kellen als op Medel zijn bedrijven toegelaten die veel geluid kunnen produceren. Op grond van de Wet geluidhinder is daarom rond beide terreinen een geluidzone vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting van alle bedrijven op het een terrein niet meer dan 50 dB(A) mag zijn. Bij het verlenen van een milieuvergunning wordt aan deze zone getoetst zodat deze maximale belasting niet wordt overschreden. Op deze manier wordt overlast bij de omliggende woningen voorkomen.

 

Het bestemmingsplan Kanaalzone voorziet in beperkte uitbreiding van het industrieterrein Kellen langs de zuidelijke rand. Vanwege deze uitbreiding is door de regio Rivierenland een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van deze uitbreiding (zie bijlage 3).

 

Uit het onderzoek blijkt dat door de bouw van een 2de ovengebouw en een nieuwe glasfabriek door AGC Flatglass de vigerende geluidzone rond Kellen marginaal zal worden overschreden maar dat verwacht mag worden dat bij toepassing van de laatste stand der techniek de beperkte uitbreiding van Kellen binnen de bestaande zone mogelijk is.

 

In de onderstaande afbeeldingen zijn de geluidszone rond Kellen en Medel weergegeven:

 

 [image]

Figuur 10; Geluidzone Kellen

 

 [image]

Figuur 11; Geluidzone Medel

 

De bestaande geluidszones rond Kellen en Medel blijven in dit bestemmingsplan Kanaalzone ongewijzigd en zijn weergegeven op de verbeelding.

 

Bij het verlenen van milieuvergunningen is gebleken dat met name de geluidzone rond Medel te krap is vastgesteld en dat verruiming van de zones noodzakelijk is om in de toekomst te kunnen voorzien in uitbreiding van de bestaande bedrijven en uitgifte van nieuwe kavels.

Deze aanpassing is slechts mogelijk door ook de aangrenzende bestemmingsplannen aan te passen, omdat de geluidszones rond Kellen en Medel ook in deze bestemmingsplannen zijn opgenomen. Daarom wordt de aanpassing van de geluidzones rond Kellen en Medel niet in onderhavig bestemmingsplan geregeld, maar wordt hiervoor een apart bestemmingsplan (een zogenaamd paraplu-bestemmingsplan) opgesteld. Voor dit paraplu-bestemmingsplan wordt op korte termijn een procedure opgestart. In dit paraplu-bestemmingsplan wordt tevens een reservering van geluidruimte per kavel geregeld om te borgen dat voor alle bedrijven in de toekomst voldoende geluidruimte beschikbaar is.

 

(Spoor)wegverkeerslawaai

Langs het plangebied liggen de A15 en de Betuweroute. Voor deze infrastructuur geldt dat een afstand moet worden aangehouden van respectievelijk 400 meter en 1000 meter bij nieuwe geluidgevoelige functies. In dit plan worden echter geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt.

 

5.1.4 Externe veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen en kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving.

 

Het plangebied ligt gedeeltelijk in het invloedsgebied van de A15, de Betuweroute, het Amsterdam-Rijnkanaal en ondergrondse buisleidingen voor het transport van aardgas. In het plangebied zijn daarnaast nog een groot aantal risicobedrijven aanwezig. Gezien de risico’s is externe veiligheid daarom relevant voor dit bestemmingsplan

 

Beleid en regelgeving

Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn normen en een verantwoordingsplicht vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

2. Circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRnvgs);

3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb),

 

De gemeente Tiel heeft een Beleidskader externe veiligheid gemeente Tiel opgesteld ('Wegen en verantwoorden' vastgesteld 22 september 2009). Hierin wordt gesteld dat de zones van circa 200 meter langs de A15 en Betuweroute gebieden zijn waarin externe veiligheid veel frictie kan veroorzaken in de belangenafweging tussen ruimtelijke planvorming, milieukwaliteit en rampenbestrijding. Daarnaast is in het beleidskader aangegeven dat op industrieterrein Kellen en Medel ruimte moet zijn voor risicovolle bedrijven, waarbij aanvullende eisen gesteld kunnen worden voor de vestiging van nieuwe ontwikkelingen. De gemeente Tiel maakt de keuze om bij ruimtelijke besluitvorming een integrale afweging te maken tussen deze belangen.

 

Binnen de regelgeving staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

 

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

 

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • de kans op een ongeval;

  • het effect van het ongeval;

  • het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;

  • de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

 

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico. De normstelling voor het groepsrisico heeft een status van oriëntatiewaarde. Verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden bij toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde.

 

Binnen het plangebied zijn verschillende soorten risicobronnen aanwezig of worden danwel mogelijk gemaakt:

  • inrichtingen;

  • transportassen;

 

Op de verbeelding staan de risicobronnen (aanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein – bevi-inrichting) met bijbehorende risicocontouren (veiligheidszone – bevi 1). Hierbij is de verbeelding beperkt tot de plaatsgebonden risicocontouren die buiten de inrichting komen (uitgezonderd contouren die binnen een bestemming Water, Verkeer, Verkeer-Rail of Groen vallen). Het toevoegen van de plaatsgebonden risicocontouren, die binnen de perceelsgrens vallen of alleen over de hierboven genoemde specifieke bestemmingen hebben geen toegevoegde waarde voor de verbeelding. Dit omdat binnen deze contouren geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, die geen onderdeel zijn van de eigen inrichting, gebouwd mogen worden.

 

Beoordeling plaatsgebonden risico (PR 10-6) inrichtingen

In het plangebied zelf, alsmede in de omgeving van het plangebied bevinden zich op dit moment een aantal risicovolle bedrijven (Bevi-inrichtingen). Een toetsing aan normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoording van het groepsrisico is nodig indien het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting, waarop het Bevi van toepassing is. Van elk object in de nabijheid van een risicovolle activiteit kan het plaatsgebonden risico worden bepaald. Voor kwetsbare objecten geldt het plaatsgebonden risico als een grenswaarde. Hieraan moet worden voldaan. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt het plaatsgebonden risico als een richtwaarde. Van deze richtwaarde kan gemotiveerd worden afgeweken.

 

Hieronder zijn de bestaande bevi-inrichtingen weergegeven die binnen het plangebied aanwezig zijn of van invloed zijn:

  • Nefco, Zuiderhavenweg 50

  • Rivafoam, Zuiderhavenweg 52

  • Vliegenthart, Zuiderhavenweg 42

  • ACG, Panovenweg 21

  • Struijck Verwo, Panovenweg 15

  • King Nederland, Stephensonstraat 5

  • Huisman Gassen, Marconistraat 4

  • Van Wijk Verf, Kellenseweg 20

  • Distributiecentrum Lidl, Meelsewei 3

  • Agro Buren, De Geer 12

  • LPG-tankstation, Grote brugsegrintweg 236 (gelegen buiten het plangebied)

 

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren van bovengenoemde bedrijven mag dus geen overschrijding van de grenswaarde plaatsvinden. Binnen de plaatsgebonden risico contouren bevinden zich op dit moment geen kwetsbare objecten. In de planregels zijn geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt (binnen de plaatsgebonden risicocontouren). Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde uit het Bevi.

 

Binnen het plangebied zijn bestaande beperkt kwetsbare objecten ingepast. Deze objecten liggen niet in de plaatsgebonden risico 10-6 contouren van bestaande bevi-inrichtingen. In de planregels zijn beperkt kwetsbaar objecten niet rechtstreeks toegestaan. Hiermee kan een afwijking van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico worden geaccepteerd.

 

Omdat omstandigheden kunnen veranderen is er een afwijkings-/ wijzigingsbevoegdheid opgenomen inhoudende dat een 10-6 contour

  • kan worden verwijderd (indien een bevi-activiteit niet meer aanwezig is), of

  • kan worden vergroot (bij wijziging van een bestaande bevi-inrichting) of

  • kan worden toegevoegd (bij nieuw vestiging van een bevi-inrichting).

Nieuwvestiging van een Bevi-bedrijf of de uitbreiding van een bestaand Bevi-bedrijf is mogelijk via de toepassing van een afwijkingsregel onder de voorwaarde dat de plaatsgebonden risico 10-6 contour niet op een bouwperceel van derden komt te liggen en een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt. Daarnaast is voor het toestaan van een nieuw Bevi-bedrijf of het vergroten van een plaatsgebonden risico 10-6 contour op een bouwperceel van derden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

 

Beoordeling plaatsgebonden risico (PR 10-6) transportassen

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de invloedsgebieden van de A15, de Betuweroute, het Amsterdam-Rijnkanaal en hoge druk aardgastransportleidingen. Daarnaast lopen er een tweetal wegen door het plangebied waarover veel gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Dit zijn de Industrieweg en de Grotebrugse Grintweg-Oost/de Diepert.

 

De maximale plaatsgebonden risico 10-6 contour van de A15 ligt op 38 meter buiten het midden van de weg. Volgens de CRnvgs (circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen') en het rapport Basisnet Spoor ligt de maximale plaatsgebonden risico 10-6 contour op 30 meter buiten het midden van de sporenbundel. In de discussie rondom het basisnet spoor en de Betuweroute wordt al jarenlang uitgegaan van een plaatsgebonden risicocontour van 30 meter. Dit is onlangs in een concept van het basisnet spoor bevestigd.

 

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren van de A15 en Betuweroute mag geen overschrijding van de grenswaarde plaatsvinden. Binnen deze contouren bevinden zich op dit moment geen kwetsbare objecten en dit bestemmingsplan maakt hierbinnen ook geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde uit het Bevi.

De bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn in dit plan ingepast. Deze objecten liggen niet binnen de plaatsgebonden risico 10-6 contouren van de A15 en Betuweroute. In dit plan zijn beperkt kwetsbaar objecten niet rechtstreeks toegestaan. Hierdoor wordt eveneens aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voldaan.

 

Voor de Industrieweg en de Grotebrugse Grintweg-Oost/de Diepert is geen plaatsgebonden risicocontour aanwezig is en is een toetsing daarom niet nodig.

 

Het Basisnet Water onderscheidt drie categorieën vaarwegen. Het Amsterdam-Rijnkanaal wordt ingedeeld als ‘zwarte vaarweg’. Voor een zwarte vaarweg ligt de plaatsgebonden risicocontour op de oever en is daarom niet relevant voor dit bestemmingsplan. Het zogenaamde Plasbrand aandachtsgebied strekt zich uit tot 25 meter landinwaarts vanaf de oeverlijn. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare objecten aanwezig danwel toegestaan. Hiermee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

 

Door de buisleiding in het plangebied wordt aardgas getransporteerd. De leidingen worden getypeerd als 'regionale leiding'. De plaatsgebonden risicocontour ligt op de leiding zelf. Een toetsing aan het plaatsgebonden risico is daarom niet nodig.

 

Op grond van het Bevb moet voor de buisleidingen daarnaast een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de hoge druk aardgasleidingen worden aangehouden. Deze strook is op de verbeelding weergegeven. Daarnaast zijn er regels opgenomen in verband met de bescherming en het beheer van de leidingen.

 

Beoordeling Groepsrisico (GR)

In het BEVI, de Circulaire RNVGS en het Bevb wordt gesteld dat bij elke toename van het groepsrisico of overschrijding van de orientatiewaarde het groepsrisico verantwoord moet worden. Het aantal mensen dat tijdelijk kan verblijven binnen de invloedsgebieden van bevi-inrichtingen, de A15, de Betuweroute en de hoge druk aardgasleidingen kan als gevolg van de planologische mogelijkheden van dit plan toenemen. Daarom vind een verantwoording van het groepsrisico plaats.

 

Bij een verantwoording moet inzicht worden gegeven in:

  1. de personendichtheid binnen de invloedsgebieden,

  2. het groepsrisico (in bestaande en nieuwe situatie) in relatie tot de oriënterende waarde;

  3. (mogelijke) maatregelen ter beperking van het groepsrisico;

  4. de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;

  5. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

 

Ten aanzien van de laatste twee aspecten is de Veiligheidsregio aangewezen als wettelijk adviseur. De Veiligheidsregio heeft in een brief d.d. 14-8-2012 aangegeven dat zij geen gebruik zullen maken van haar adviesrecht over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid, die specifiek gericht is op bepaalde risicobronnen. De reden daarvoor is dat het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en er dus niet of nauwelijks gevolgen zijn voor de externe veiligheidsrisico's. Gezien de hoeveelheid risicobronnen binnen en nabij het plangebied adviseert de Veiligheidsregio wel om een aantal planologische maatregelen te treffen ter beheersing van de risico's. Waarbij het plangebied in zijn geheel wordt beschouwd. Dit advies is betrokken bij het opstellen van dit plan.

 

ad.1 en 2 De personendichtheid binnen de invloedsgebieden van bevi-inrichtingen zijn over het algemeen niet hoger dan 40 personen per hectare. Het groepsrisico is berekend voor enkele Bevi-inrichtingen, waarbij het groepsrisico naar verwachting het hoogst is. Uit deze groepsrisicoberekeningen blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden. Het groepsrisico blijft daarnaast nagenoeg gelijk in de nieuwe situatie ten opzichte van de bestaande situatie.

 

Het groepsrisico is berekend vanwege de transportassen Betuweroute, de A15 en de Industrieweg met Grotebrugse Grintweg-Oost/de Diepert (zie bijlage 4). Hieruit blijkt dat het groepsrisico voor de A15 in de bestaande en toekomstige situatie niet boven de oriëntatiewaarde komt. In de toekomstige situatie neemt het groepsrisico zelfs wat af. Het groepsrisico voor de Betuweroute komt in de bestaande situatie boven de oriëntatiewaarde en in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico voor de Industrieweg blijft in de huidige en toekomstige situatie gelijk en blijft onder de orientatiewaarde. Het groepsrisico voor de Grotebrugse Grintweg-Oost/De Diepert neemt het groepsrisico in de toekomst af en is in beide gevallen onder de orientatiewaarde. De afname van het groepsrisico wordt veroorzaakt door het wegbestemmen van een overdekte kinderspeeltuin.

 

Het Basisnet Water geeft aan dat het groepsrisico berekend en verantwoord moet worden indien de bevolkingsdichtheid groter is dan 2250 personen per hectare. De bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied is lager waardoor een verdere verantwoording dan ook niet nodig is.

 

Het groepsrisico als gevolg van de aardgastransportleiding is met behulp van het rekenprogramma CAROLA berekend op basis van de door de Gasunie ter beschikking gestelde gegevens (zie bijlage 5). Voor de leidingen geldt dat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico aanwezig is in zowel de huidige als de toekomstige situatie. De planologische regeling van dit bestemmingsplan zorgt voor een afname van het groepsrisico.

 

Aangezien het groepsrisico afneemt, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

 

ad. 3 In dit bestemmingsplan zijn de volgende planologische maatregelen getroffen ter beheersing van de risico's:

  • Binnen de bestemming "bedrijventerrein" zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

  • Binnen de plaatsgebonden risico 10-6 contour zijn in ieder geval geen kwetsbare objecten toegestaan en grotere kantoren en functies waarbij kwetsbare personen aanwezig kunnen zijn. Daarnaast moet bij nieuwvestiging van beperkt kwetsbare objecten een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. In dat geval kan ook ingegaan worden op de beperking van de personendichtheid en ter bevordering van de zelfredzaamheid.

 

ad. 4 en 5 Binnen het plangebied is de personendichtheid niet groot. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat de personen binnen het plangebied goed zelfredzaam zijn.

 

 

 

Conclusie beoordeling groepsrisico

Voor het plangebied zijn een groot aantal risicobronnen relevant. Binnen de plaatsgebonden risico 10-6 contouren van de risicobronnen zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Bovendien zijn planologische maatregelen opgenomen in de regels om te voorkomen dat een saneringssituatie ontstaat. Hierdoor wordt aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voldaan.

Bij nieuwbouw binnen veiligheidszones rond of langs relevante risicobronnen moet een nadere verantwoording plaatsvinden. Ook gelden een aantal beperkende voorwaarden bij de nieuwvestiging of uitbreiding van een Bevi-bedrijf. Hierdoor zijn afwijkingen van de richtwaarde acceptabel en wordt het groepsrisico verantwoord geacht.

 

Uit de berekeningen van het groepsrisico blijkt dat de orientatiewaarde in de nieuwe situatie niet wordt overschreden. Gezien het bestemmingsplan conserverend van aard is en in het plan regels zijn opgenomen, ter voorkoming van grote groepen personen, wordt het groepsrisico als gevolg van dit plan aanvaardbaar geacht.

 

5.1.5 Milieuzonering

In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande (planologische) situatie vastgelegd, van een ruimtelijk-juridisch kader voorzien en daarmee integraal beheerst.

Er is gekozen voor een inwaartse zonering. Deze zonering is grotendeels overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. Daarnaast is het principe toegepast dat aan de randen een lagere milieucategorie is toegestaan als overgang naar het omliggende gebied. In het bestemmingsplan komen de categorieën 1 tot en met 5.3 voor. Bedrijven die een afwijkende milieucategorie hebben binnen hun zone zijn specifiek aangeduid.

 

Bij het opnemen van de zonering, zoals beschreven in paragraaf 4.2.1, is uitgegaan van de milieucategorieën en bijbehorende richtafstanden op grond van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’. Hiermee wordt op verantwoorde wijze voldoende afstand gehouden tussen hindergevoelige en hinderveroorzakende objecten. De aan te houden afstanden zijn gebaseerd op de afstand die nodig is volgens de maatgevende factor (geur, geluid, gevaar, stof e.d.).

 

Door het hanteren van de richtafstanden uit de VNG-uitgave komt het voor dat bedrijven, gezien hun categorie, te dicht bij woningen liggen. Deze zijn overeenkomstig het huidige gebruik middels een aanduiding bestemd, ondanks het feit dat zij op grond van de ruimtelijke milieuregelgeving (richtafstanden VNG) verder van elkaar af dienen te zijn gesitueerd. Kortom, de bestaande situatie kan voor wat betreft de milieuzonering, niet meer worden vastgelegd conform de gewenste indicatieve afstanden.

 

Via de Wet milieubeheer worden normen gesteld ten aanzien van hinder op gevoelige functies. In het plangebied komen op het gebied van de milieuzonering en de mogelijkheden in het kader van de Wet milieubeheer geen onoverkomelijke problemen voor.

 

5.2 Water

 

5.2.1 Bovenlokaal beleid

5.2.1.1 Waterplan Gelderland

Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is de opvolger van het derde waterhuishoudingsplan Gelderland (WHP3). Het Waterplan krijgt op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het waterplan is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten voor de realisatie van specifieke waterdoelen.

 

Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet in het waterplan. In het waterplan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaan uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. In het waterplan heeft het plangebied grotendeels de functie ‘stedelijk gebied’.

Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in het stedelijk gebied met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;

  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;

  • het voorkomen van zettingen;

  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;

  • het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;

  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;

  • het beperken van de invloed van bronbemaling;

  • het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.

In onderhavig plan wordt aan het bovenstaande waar mogelijk tegemoet gekomen door waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen, in nagenoeg elke bestemming mogelijk te maken, waardoor planologisch gezien een duurzame inrichting van het watersysteem niet in de weg wordt gestaan.

 

5.2.1.2 Waterbeheerplan 2010-2015

Het Waterbeheerplan 2010-2015 heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt in het plan vastgelegd. De opgaven waar het waterschap voor staat zijn groot. Het waterschap wil het beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaatscenario’s. De primaire waterkeringen zijn dan op orde (dat wil zeggen dat deze voldoen aan de dan geldende normen) en het bergend vermogen van watersysteem van het landelijk gebied is zodanig vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval, wateroverlast optreedt. Daarnaast stelt het waterschap zich tot doel om in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren.

Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de gemeenten gaat het waterschap in de planperiode verder op de ingeslagen weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast geeft het waterschap met de gemeenten verder vorm aan de samenwerking in de afvalwaterketen.

Het waterschap vindt het belangrijk dat het Waterbeheerplan niet alleen betrekking heeft op de ontwikkeling van nieuwe waterpartijen en waterkeringen, maar dat het ook gaat over de wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsvindt. Bijvoorbeeld over peilbeheer, natuurvriendelijk onderhoud en energiebewust beheer. Het Waterbeheerplan heeft geen directe gevolgen voor onderhavig bestemmingsplan. Wel wordt de mogelijkheid tot het beheer en onderhoud van de waterkering gewaarborgd door het opnemen van de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’.

 

5.2.2 Lokaal beleid

5.2.2.1 Integraal Waterplan Tiel

Het Integraal Waterplan Tiel (december 2004) is een gezamenlijk beleidsplan van de gemeente en het Waterschap Rivierenland. Het waterplan vervult een paraplufunctie voor alle wateraspecten en de daaraan gerelateerde beleidsvelden. Het doel van het waterplan is 'het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem in de stad met het oog op een aantrekkelijke gezonde leefomgeving. Dit uiteraard binnen de ontwikkelingsmogelijkheden van een duurzaam watersysteem en een duurzame waterketen en overige aanpalende beleidsterreinen.

In het plangebied Kellen zijn maatregelen voorzien om de waterberging te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren door onder meer de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

 

5.2.2.2 Waterstructuurplan Tiel

Het Integraal Waterplan Tiel heeft zich in eerste instantie vooral gericht op waterkwaliteitsknelpunten. Vanuit landelijke wetgeving en beleid is ook het in beeld brengen van de kwantitatieve knelpunten, de wateropgave, van belang. In het Integraal Waterplan Tiel is afgesproken een Waterstructuurplan op te stellen, om de kwantitatieve wateropgave en oplossingsrichtingen in beeld te brengen. Het Waterstructuurplan Tiel (2009) geeft de wateropgave per afwateringsgebied weer en geeft een visie en een eerste set maatregelen om de wateropgave in te vullen.

In het plan is Kellen aangeduid als ‘Afwateringsgebied I’. Vanuit zowel het waterplan als het waterstructuurplan zijn maatregelen opgenomen om de wateropgave in Kellen op te lossen en de waterkwaliteit te verbeteren. In de uitvoeringsperiode wordt de waterberging nabij de Linge aangelegd (circa 1,3 ha) en wordt een stuk watergang langs de Industrieweg verbreed. Bij beide locaties worden de oevers natuurvriendelijk ingericht.

Het verdiepen van de watergangen wordt (nog) niet opgepakt. In 2010 zijn de stedelijke watergangen van Tiel gebaggerd, ook in Kellen. Het kwalitatieve effect van het baggeren is eerst nagegaan, alvorens watergangen verder te verdiepen.

 

5.2.2 Lokaal beleid

5.2.2.1 Integraal Waterplan Tiel

Het Integraal Waterplan Tiel (december 2004) is een gezamenlijk beleidsplan van de gemeente en het Waterschap Rivierenland. Het waterplan vervult een paraplufunctie voor alle wateraspecten en de daaraan gerelateerde beleidsvelden. Het doel van het waterplan is 'het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem in de stad met het oog op een aantrekkelijke gezonde leefomgeving. Dit uiteraard binnen de ontwikkelingsmogelijkheden van een duurzaam watersysteem en een duurzame waterketen en overige aanpalende beleidsterreinen.

In het plangebied Kellen zijn maatregelen voorzien om de waterberging te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren door onder meer de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

 

5.2.2.2 Waterstructuurplan Tiel

Het Integraal Waterplan Tiel heeft zich in eerste instantie vooral gericht op waterkwaliteitsknelpunten. Vanuit landelijke wetgeving en beleid is ook het in beeld brengen van de kwantitatieve knelpunten, de wateropgave, van belang. In het Integraal Waterplan Tiel is afgesproken een Waterstructuurplan op te stellen, om de kwantitatieve wateropgave en oplossingsrichtingen in beeld te brengen. Het Waterstructuurplan Tiel (2009) geeft de wateropgave per afwateringsgebied weer en geeft een visie en een eerste set maatregelen om de wateropgave in te vullen.

In het plan is Kellen aangeduid als ‘Afwateringsgebied I’. Vanuit zowel het waterplan als het waterstructuurplan zijn maatregelen opgenomen om de wateropgave in Kellen op te lossen en de waterkwaliteit te verbeteren. In de uitvoeringsperiode wordt de waterberging nabij de Linge aangelegd (circa 1,3 ha) en wordt een stuk watergang langs de Industrieweg verbreed. Bij beide locaties worden de oevers natuurvriendelijk ingericht.

Het verdiepen van de watergangen wordt (nog) niet opgepakt. In 2010 zijn de stedelijke watergangen van Tiel gebaggerd, ook in Kellen. Het kwalitatieve effect van het baggeren is eerst nagegaan, alvorens watergangen verder te verdiepen.

 

5.2.3 Situatie plangebied

In voorliggend bestemmingsplan zijn de A- watergangen bestemd als ‘Water’. De dijken zijn voorzien van de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering”.

Er worden in dit plan geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen toegestaan, waarbij sprake is van een aanzienlijke toename van het verhard oppervlak ten opzichte van de huidige (planologische) situatie. Ten slotte zijn ook in de overige bestemmingen, welke in hoofdzaak andere functies herbergen, waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterpartijen en waterlopen mogelijk.

 

5.3 Flora en fauna

 

5.3.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij is onderscheid te maken in gebieds- en soortenbescherming. Er moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.

Om die reden dient te worden onderzocht of er aanwijzingen zijn waaruit zou kunnen volgen dat de vast te stellen bestemmingen ‘op voorhand en in redelijkheid’ niet uitvoerbaar zijn binnen de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet.

In dit kader is een uitvoerbaarheidstoets met betrekkin g tot de natuurwetgeving uitgevoerd (zie bijlage 6).

 

Uit de toets kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

 

5.3.2 Flora- en faunawet

Uitgaande van de geschetste uitgangspunten moet geconcludeerd worden dat het voor geen van de vast te stellen bestemmingen aannemelijk is dat de realisatie van de betreffende bestemmingen het voortbestaan van één of meer beschermde soorten in gevaar brengt. Er zijn op voorhand in redelijkheid geen aanwijzingen gevonden dat het plan niet uitvoerbaar is binnen de Flora- en Faunawet.

Voorwaarde is dat bij de realisatie van de bestemmingen met de nodige voorzorg conform de gedragscode Flora- en Faunawet van de gemeente Tiel gehandeld wordt. Eventuele schade aan beschermde plant- en diersoorten moet worden vermeden. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn:

  • De kolonie Roeken aan de Kellenseweg. Voorkeur heeft de bestaande beplanting als ‘groenvoorziening’ te bestemmen;

  • De rijke beplanting rond de Panovenweg op bedrijventerrein Kellen. Voorkeur heeft de bestaande beplanting in de passen in het bestemmingsplan. Bij realisatie van bedrijventerrein ter plaatse is een voorafgaande gerichte inventarisatie noodzakelijk, onder andere naar de aanwezigheid van de Steenuil en andere boombewonende soorten (vogels, vleermuizen);

  • De eventuele aanwezigheid van de Huismus en/of gebouwbewonende vleermuizen. Bij (gedeeltelijke) sloop van bestaande oudere bebouwing, met name op het terrein Kellen, zal door gericht onderzoek en zorgvuldig werken schade voorkomen moeten en kunnen worden.

 

5.3.3 Natuurbeschermingswet

Wat betreft de samenloop met Natura 2000 is geen aanwijzing gevonden waaruit geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan – danwel delen daaruit – bij voorbaat in redelijkheid als onvergunbaar beoordeeld zou moeten worden.

Zodra het college van burgemeester en wethouders haar wijzigingsbevoegdheid voor de plaatsing van windmolens wenst te effectueren dient een ecologische voortoets uitgevoerd te worden van de dan beoogde opstelling. De ervaringspraktijk en jurisprudentie leren dat in de meeste situaties is aan te tonen dat windmolens geen significante effecten hebben op de realisatie van instandhoudingsdoelen van nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Mocht uit de voortoets echter blijken dat significante effecten op het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal niet met zekerheid zijn uit te sluiten, dan zal een passende beoordeling uitgevoerd moeten worden. Het alsdan te nemen besluit tot wijziging van het bestemmingsplan (conform de wijzigingsbevoegdheid) zal dan bovendien MER-plichtig worden.

 

5.3.4 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat zowel de Natuurbeschermingswet als de Flora- en faunawet op voorhand geen beperkingen opleggen voor onderhavig bestemmingsplan. Wel dient voor tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan duidelijk te zijn of als gevolg van de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de windmolens een voortoets vanwege de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is.

Overigens zijn de in de aandachtspunten genoemde locaties aan de Kellenseweg en de Panovenweg niet specifiek als ‘groen’ bestemd, maar hebben zij, conform de geldende plannen, een bedrijventerreinbestemming gekregen. Aangezien binnen deze bestemming ook groenvoorzieningen zijn toegestaan en bovendien ook bij het afgeven van een toekomstige omgevingsvergunning voor gebruik of bouwen en /of sloopvergunning toetsing aan Flora- en faunawet noodzakelijk is, kan worden gesteld dat wordt voldaan aan de geldende natuurwetgeving.

 

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

 

5.4.1 Inleiding

In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden.

Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

 

5.4.2 Het plangebied

Het terrein van Bedrijvenpark Medel is al eeuwenlang bewoond. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat er mensen het gebied hebben bewoond vanaf de Late-Steentijd. Later heeft men zowel in de Bronstijd, als ook in de Romeinse Tijd in het gebied gewoond. Er zijn uit diverse perioden restanten aangetroffen van boerderijen. Hier woonden families, samen met hun dieren en (alledaagse) bezittingen, zo tonen de vondsten aan. Verspreid over het bedrijvenpark Medel zijn diverse archeologische onderzoeken geweest, waardoor dit gebied archeologisch gezien gedetailleerd bekend is geworden. Dit is de reden dat er geen dubbelbestemming archeologie meer wordt opgenomen ter hoogte van bedrijvenpark Medel.

Industrieterrein Kellen daarentegen is aangelegd in een periode dat archeologisch onderzoek nog niet stelselmatig onderdeel uitmaakte van het ruimtelijke ordeningsproces. Het is daarmee onbekend of en zo ja wat er nog schuilgaat onder en rondom de gebouwen op Kellen. De dubbelbestemming archeologie blijft hier daarom gehandhaafd.

Onderzoek op de noordelijkste punt van Kellen heeft in 2011 wel een tipje van de sluier opgelicht. Hier is een goed bewaarde vindplaats uit de prehistorie aangetroffen. Van deze vindplaats zijn vondsten en sporen aangetroffen, die duiden op bewoningsactiviteit. De vindplaats is met een ouderdom van ruim 6000 jaar de oudste tot op heden aangetroffen binnen de gemeentegrenzen. Steentijd en Vroege Bronstijd vindplaatsen zijn zeldzaam, zeker binnen de regio. Deze gronden zijn daarom ook aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument.

 

[image] 

Figuur 12; Kaartfragment beleidskaart archeologie gemeente Tiel

 

Cultuurhistorische waardenkaart

De gemeente Tiel heeft voor het behoud van haar bodemarchief een beleidsadvieskaart archeologie vastgesteld (zie figuur 12). Op deze kaart staat aangegeven vanaf welke diepte en omvang (aantal vierkante meters) naar aanleiding van werkzaamheden archeologisch onderzoek vereist is. De beleidskaart houdt echter geen rekening met reeds uitgevoerd onderzoek en/of selectiebesluiten die afwijken van het beleid (in het verleden gemaakte keuzen).

 

[image] 

Figuur 13; Kaartfragment cultuurhistorische waardenkaart gemeente Tiel

Historisch-geografische en architectuurhistorische kenmerkenkaart

 

In figuur 13 zijn de historisch-geografische en architectuurhistorische kenmerken van het plangebied afgebeeld. Hieruit blijkt dat Kellen behoort tot de stadsuitbreiding 1955-1970 en Medel tot de stadsuitbreiding vanaf 1990. Onder andere de Grotebrugse Grintweg en de Panovenweg zijn aangeduid als ‘weg/pad circa 1850’. Overigens verwijst de Panovenweg naar een pannenbakkerij die daar in de buurt aan de huidige Kellenseweg heeft gestaan. Op Medel bevinden zich meerdere voormalige terpen of andere verhoogde woonplaatsen, met name in de omgeving van de Grotebrugse Grintweg.

 

Binnen het plangebied is sprake van een drietal bovengrondse monumenten: Grotebrugse Grintweg-Oost 9, Medelsestraat-Oost 13 en Medelsestraat-Oost 22.

 

Dit bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie grotendeels conserverend bestemd. Dit neemt niet weg dat er (bodem)ingrepen mogelijk zijn waarbij de mogelijk aanwezige archeologische resten zouden kunnen worden geschaad. Om die reden zijn, met inachtneming van de gemeentelijke archeologische beleidskaart, in Kellen de gebieden waarvoor een archeologische verwachting geldt door middel van een dubbelbestemming beschermd. Voor Medel geldt, zoals eerder genoemd, dat er geen dubbelbestemming ten behoeve van archeologie is opgenomen, aangezien hier reeds uitvoerig archeologisch onderzoek is verricht.

 

Het gemeentelijk archeologisch monument is in dit bestemmingsplan opgenomen. Het monument bevindt zich ten noorden van industriegebied Kellen in een groene zone langs de Linge. Binnen het plangebied is een zeldzame prehistorische vindplaats ontdekt.

De gemeente Tiel heeft bepaald dat deze vindplaats zo optimaal mogelijk beschermd dient te worden; namelijk in de grond waar deze nu ligt. Om die reden worden in principe geen archeologieverstorende activiteiten,zoals bepaald in dit bestemmingsplan, toegestaan. Iedere activiteit op het terrein is vergunningspichtig. Een vergunning zal alleen worden verleend onder de zeldzame omstandigheden zoals in dit bestemmingsplan zijn omschreven. En ook dan zullen er strenge voorwaarden worden gesteld aan het ex situ behoud van de vindplaats (oftewel: het doen van een opgraving).

 

De overige monumenten binnen het plangebied zijn niet specifiek aangeduid op de verbeelding en in de regels. Bescherming van de monumentale status vindt plaats middels de Monumentenwet.

 

5.4.3 Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Desondanks is in dit bestemmingsplan op zorgvuldige wijze rekening gehouden met de bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.

 

5.5 Verkeer en parkeren

 

5.5.1 Verkeer

Het bedrijventerrein Kellen wordt ontsloten via de Industrieweg (N835) en de A15 ter hoogte van afrit 33 (Tiel).

Het bedrijventerrein Medel wordt in westelijke richting ontsloten via de route Kellenseweg – Hoog Kellenseweg – Grotebrugse Grintweg (brug Amsterdam-Rijnkanaal) en in oostelijke richting via de Diepert en aansluiting 34 (Echteld) op de A15. De Grotebrugse Grintweg en de (Hoog) Kellenseweg vormen samen de lokale verbindingsroute tussen de beide bedrijventerreinen.

 

Door de verdere invulling van bedrijvigheid in het plangebied (met name Medel) en als gevolg van de autonome groei van het verkeer door ruimtelijke en economische ontwikkelingen buiten het plangebied zal de verkeersintensiteit op de wegen in en rondom het plangebied de komende jaren toenemen.

Om de goede doorstroming op de westelijke ontsluitingsroute van Medel en vanaf de aantakkende wegen te blijven garanderen is in de Mobiliteitsvisie opgenomen dat de infrastructuur op deze route zal worden aangepast.

Met het oog op de (duurzaam veilige) ontsluiting van de nieuwe laad- en loswal in Medel wordt de aansluiting van de Kanaalstraat op de Grotebrugse Grintweg-Oost gereconstrueerd.

 

In het bestemmingsplan is voldoende verkeersruimte opgenomen om de noodzakelijke infrastructurele aanpassingen mogelijk te maken.

 

5.5.2 Parkeren

Het parkeren in het plangebied vindt grotendeels plaats op de bedrijfskavels. In tegenstelling tot Medel, waar zich in de openbare ruimte geen parkeervoorzieningen bevinden, zijn op vrijwel heel Kellen parkeervoorzieningen langs de openbare wegen aanwezig.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die tot een grotere parkeervraag leiden. Om deze reden is het bestemmingsplan uitvoerbaar voor wat betreft parkeren.

 

5.6 Duurzaamheid

In het gemeentelijk Klimaatbeleidsplan 2010-2020 staan onder meer de doelstellingen 'het beperken van de CO2 uitstoot' en '10% van de energiebehoefte in 2020 wordt duurzaam opgewekt' opgenomen. In het klimaatbeleidsplan is globaal aangegeven hoe deze doelstellingen behaald kunnen worden.

 

Niet alle duurzame ontwikkelingen behoeven een ruimtelijke vertaling in een bestemmingsplan. Voorbeelden hiervan zijn het toepassen van het systeem van Koude- en warmte-opslag of het plaatsen van zonnepanelen op het dak van een gebouw. Over deze duurzame energiesystemen, die de gemeente zeker ook stimuleert, zijn daarom geen bestemmingsplanregels opgenomen.

 

 

HOOFDSTUK 6 Juridische aspecten

 

6.1 Algemeen

 

6.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en

  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

 

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (bouwvergunning) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (aanlegvergunning).

 

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

  • en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;

  • het verrichten van werken (aanleggen).

 

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

 

6.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één ‘enkel’ bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.

  2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de plankaart. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels ‘iets’ geregeld. Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

 

6.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

  2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

  3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.

  4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

 

6.2 Dit bestemmingsplan

 

6.2.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan.

 

De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

 

6.2.2 Bestemmingen

Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschapswaarden, Bedrijf - Nutsvoorziening, Bedrijventerrein, Bedrijventerrein - Laad en loswal, Groen, Groen - Parkvoorziening, Natuur, Tuin, Tuin - Gaarde, Verkeer, Verkeer - Rail, Water en Wonen.

 

Tevens kent dit bestemmingsplan de dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Waarde - Archeologie 1, 4, 5 en 6, Waarde – Archeologisch monument en Waterstaat - Waterkering.

Tot slot zijn in het plan de gebiedsaanduidingen geluidzone - industrie, veiligheidszone - bevi 1 en wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 en 2 opgenomen.

 

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (artikel 3)

De gronden Agrarisch met waarden – Landschapswaarden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik en het behoud en herstel van de aldaar voorkomende landschapswaarden. Een specifieke aanduiding is opgenomen ten behoeve van een politiehondenvereniging. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwvergunningvrije bouwwerken worden gebouwd. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is opgenomen ter bescherming van de landschapswaarden ter plaatse.

 

Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 4)

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor Nutsvoorzieningen. Gebouwen mogen binnen deze bestemming uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

 

Bedrijventerrein (artikel 5)

Bedrijventerrein is de meest omvangrijke bestemming binnen het plan. De gronden zijn bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf, waarbij de maximaal toegestane bedrijfscategorie is aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie ….’. Wel is het mogelijk om door middel van een omgevingsvergunning bedrijven mogelijk te maken in één categorie hoger dan ter plaatse is toegestaan mits het beoogde bedrijf qua hinder en overlast voor de omgeving gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie (na onafhankelijk onderzoek).

 

Bij het inwaarts zoneren tot woningen is gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)', waarin richtafstanden zijn opgenomen welke tot woningen aangehouden dienen te worden. Dit heeft voor het plan tot gevolg dat rondom een woning de afstanden zoals opgenomen in paragraaf 4.2.1 tot verschillende categorieën van bedrijvigheid worden aangehouden. Bestaande bedrijven die niet binnen deze categorieën vallen zijn specifiek aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse van deze laatste aanduiding zijn zowel bedrijven uit de aangeduide categorie toegestaan als het aangeduide bedrijf, teneinde de bestaande bedrijven niet weg te bestemmen.

Wanneer op een bedrijfsperceel meerdere categorieën van bedrijvigheid gelden, moet in principe worden uitgegaan van de laagst toegestane categorie als maximaal toelaatbaar.

 

Daarnaast zijn bijzondere aanduidingen opgenomen voor Bevi-inrichtingen en voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen. Nieuwe Bevi-inrichtingen en vuurwerkbedrijven voor professioneel vuurwerk zijn uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. M.e.r.-plichtige inrichtingen zijn in het geheel niet toegestaan.

 

Behalve voor doeleinden van handel en bedrijf zijn nog een aantal specifieke (reeds bestaande) functies aangeduid op de verbeelding. Deze aanduidingen hebben betrekking op agrarisch grondgebruik, zelfstandige kantoren en vormen van detailhandel die hiermee zijn ingepast in dit bestemmingsplan.

 

Voorts is een bijzondere aanduiding opgenomen ter bescherming van de stedenbouwkundige kwaliteit van het bedrijventerrein Medel. Voor deze gronden gelden aanvullende regels ten aanzien van de hoogte van erf- en terreinafscheidingen alsmede ten aanzien van de hoogte en situering van opslag.

 

Binnen de bestemming Bedrijventerrein zijn tevens aanduidingen opgenomen ten behoeve van perifere detailhandel. Perifere detailhandel wordt in de begrippen onderscheiden in twee categorieën: detailhandel in ABC goederen en andere vormen van perifere detailhandel. Voor detailhandel in ABC goederen geldt dat deze is toegestaan binnen de daarvoor aangeduide zones (bedrijventerrein Kellen). De overige perifere detailhandel is uitsluitend toegestaan op de bestaande locaties. Hiervoor is eveneens een aanduiding opgenomen. Op Medel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om grootschalige detailhandel in ABC goederen toe te staan.

Detailhandel in gevaarlijke stoffen is binnen dit bestemmingsplan algemeen toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.

 

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. Bij de berekening van het maximum bebouwingspercentage wordt alleen bebouwing binnen het bouwvlak meegerekend.

De bestaande bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn op de verbeelding aangeduid als 'bedrijfswoning'.

 

Daarnaast zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen. Het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren is binnen deze bestemming niet toegestaan, uitgezonderd de aangeduide kantoren die reeds bestaand zijn.

 

In verband met aspecten van externe veiligheid (beperken groepsrisico) is de realisatie van kantoorruimten behorend bij de bedrijven beperkt tot 1.500 m2. Er is een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders om meer kantoorruimte toe te staan, mits het groepsrisico verantwoord wordt.

 

Bedrijventerrein - Laad- en loswal (artikel 6)

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de overslag van containers tussen water en wal. Maatvoering van gebouwen is opgenomen in de regels. De locatie van gebouwen is niet begrensd binnen de bestemming.

 

Groen (artikel 7)

De gronden binnen de bestemming Groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Tevens mogen evenementen hier plaatsvinden en kunnen de gronden worden ingericht ten behoeve van speelvoorzieningen en jongeren ontmoetingsplaatsen. Een specifieke aanduiding is opgenomen ten behoeve van een weg. Gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van speelvoorzieningen, jongeren ontmoetingsplaatsen, kunstobjecten en nutsvoorzieningen.

 

Groen - Parkvoorziening (artikel 8)

De gronden binnen de bestemming Groen - Parkvoorziening kennen diverse gebruiksfuncties. Ten eerste zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen. Ten tweede zijn een crematorium, een houtverwerkingsbedrijf en een congrescentrum toegestaan. Deze functies zijn allemaal aangeduid op de verbeelding. Tot slot zijn de gronden bestemd voor sportieve doeleinden, kantoorvoorzieningen met een vloeroppervlak van maximaal 1.500 m2, laboratoria, researchcentra, ateliers voor kunst, studio’s, schoonheidsinstituten, begrafenisondernemingen en of uitvaartcentra, badhuizen en saunabaden en voorzieningen zoals copy-servicebedrijven. Deze functies zijn in het algemeen toegestaan. Door middel van een omgevingsvergunning zijn andere vormen van dienstverlening toegestaan, mits de dienstverlening geldt ten behoeve van het naastgelegen bedrijventerrein.

Gebouwen mogen worden gebouwd binnen de aangeduide bouwvlakken.

 

Natuur (artikel 9)

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Tevens is hieraan ondergeschikt recreatief en educatief medegebruik toegestaan.

Op gronden met deze bestemming zijn alleen vergunningvrije bouwwerken toegestaan. De binnen deze bestemming aanwezige waarden worden beschermd door middel van een omgevingsvergunningstelsel.

 

Tuin (artikel 10)

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Op de gronden binnen deze bestemming mogen erkers bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd.

 

Tuin - Gaarde (artikel 11)

De bestemming Tuin – Gaarde aangewezen gronden zijn bestemd voor moestuinen, akkers en andere groenvoorzieningen. Kleine gebouwen in de vorm van kassen, dierverblijven en bergingen mogen worden gebouwd.

 

Verkeer (artikel 12)

De gronden binnen de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, evenementen en bijbehorende voorzieningen en bouwwerken. Kleinschalige gebouwen mogen binnen de bestemming worden gebouwd. Overkappingen zijn toegestaan daar waar deze als zodanig op de verbeelding zijn aangegeven.

Binnen deze bestemming zijn evenementen toegestaan waarbij de duur onbeperkt is. Dit geldt in aanvulling op de algemene evenementenregeling zoals deze is opgenomen in de algemene gebruiksregels van het plan, op grond waarvan een beperkte evenementenregeling is opgenomen voor alle bestemmingen in het plangebied.

 

Verkeer - Rail (artikel 13)

De gronden binnen de bestemming Verkeer - Rail zijn bestemd voor spoorwegvoorzieningen, zoals spoorbanen, perrons en wachtruimten, met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken.

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bediening van kunstwerken.

 

Water (artikel 14)

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Uitsluitend gebouwen van zeer beperkt formaat alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd. Kleinschalige gebouwen mogen binnen de bestemming worden gebouwd.

 

Wonen (artikel 15)

Binnen de bestemming Wonen komen woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis verbonden beroepen of bed&breakfast. Ten aanzien van activiteiten aan huis (beroep aan huis, bedrijf aan huis en Bed & Breakfast) wordt een onderscheid gemaakt in:

 

Aan-huis-verbonden beroep (beroep aan huis):

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;

 

Aan-huis-verbonden bedrijf (bedrijf aan huis):

het verlenen van diensten en/ of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend; welke bedrijven zijn toegestaan bij bedrijf aan huis is weergegeven in de bijlage 2 staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging.

 

Bed & breakfast:

Het kleinschalig verlenen van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend

verblijf met het serveren van ontbijt in een woning, met een maximum van 2 kamers en 5 bedden per woning.

 

Als hoofdgebouw , mogen uitsluitend woningen worden gebouwd. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maatvoering van hoofdgebouwen is opgenomen op de verbeelding. De maatvoering en situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen is opgenomen in de regels.

 

Leiding - Gas (artikel 16)

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de gasleiding alsmede de omliggende gronden. Op deze gronden mag niet worden gebouwd en mogen diverse werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bij omgevingsvergunning kan van deze bepalingen worden afgeweken.

 

Waarde - Archeologie 1, 4, 5, 6 en Archeologisch monument (artikel 17 tot en met 21)

Deze bestemmingen zijn opgenomen ter voorkoming van de aantasting van de (potentiële) archeologische waarden in de grond. De inhoud van de artikelen is ontleend aan het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie. (NL.IMRO.0281.BP00010-0401).

 

Het gemeentelijk archeologisch monument is als zodanig bestemd. Hieraan zijn gebaseerd op de monumentale status beperkingen opgenomen voor bouwen en gebruik. Uitgangspunt is behoud van de waarden in-situ.

 

Waterstaat - Waterkering (artikel 22)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen ter bescherming van de waterkering. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde van beperkte omvang worden gebouwd. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits dit geen onevenredige aantasting van de waterkering tot gevolg heeft.

 

geluidzone - industrie (artikel 26.1)

Deze gebiedsaanduiding heeft betrekking op de krachtens de Wet geluidhinder geldende geluidzone rondom het bedrijventerrein Kellen en rondom het bedrijvenpark Medel. Aangezien het twee zones betreft waarin getoetst moet worden vanuit de Wet geluidhinder, zijn beide zones op de verbeelding weergegeven.

 

veiligheidszone - bevi 1 (artikel 26.2)

Deze gebiedsaanduiding is opgenomen in verband met de aanwezigheid van bevi-inrichtingen en transportassen voor vervoer van gevaarlijke stoffen (A15 en Betuweroute). De zones liggen over de persoonsgebonden risicocontouren. Binnen deze zones zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. De zones kunnen worden verwijderd bij wijziging van het plan indien de activiteiten van de bevi-inrichting zijn beëindigd.'

Tevens is deze zone ook gelegd rond het gas ontvangst station van de Gasunie op het terrein van AGC Flatglass, aangezien hier vanuit veiligheidsoverwegingen dezelfde regels gelden.

 

wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 (artikel 26.3)

Voor de gronden behorende tot deze zone, geldt een bijzondere wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de realisatie van bedrijventerrein en eventueel een fietsverbinding.

 

Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht, met uitzondering van de standaardregels over evenementen. De regeling ten aanzien van evenementen is gebaseerd op de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in bijlage 2, hoofdstuk 4, artikel 4, achtste lid van het Besluit omgevingsrecht.

 

6.3 Retrospectieve toets

De retrospectieve toets behelst een inventarisatie van in het veld geconstateerde strijdige situaties met het geldende bestemmingsplan (illegaal). Deze situaties zijn vervolgens getoetst aan het beleidskader waar voorliggend bestemmingsplan op is gebaseerd. Hieruit blijkt op een inzichtelijke en transparante wijze of de bestemmingsplanovertreding al of niet kan worden gelegaliseerd door het positief bestemmen in dit bestemmingsplan. In de tabel in bijlage 2 staat telkens aangegeven wat de huidige bestemming is en wat de strijdigheid betreft.

 

6.3.1 Resultaat

Uit de toets blijkt dat in 59 gevallen sprake is van een strijdige situatie (6 situaties bleken onder het overgangsrecht te vallen). De strijdige situaties hadden met name betrekking op een overschrijding van bouwregels (bijvoorbeeld een overschrijding van de toegestane hoogte of afstand tot perceelsgrenzen). In veel gevallen was echter sprake van een vergunde situatie.

Daar waar de bebouwing en functie passen in de omgeving is besloten aan die percelen een positieve bestemming toe te kennen. In 6 gevallen is gekozen om de strijdige situatie niet in te passen. In de retrospectieve toets is telkens aangegeven waarom gekozen is voor niet inpassen.

 

Voor meer informatie over de retrospectieve toets wordt verwezen naar bijlage 1.

 

 

HOOFDSTUK 7 Economische uitvoerbaarheid

 

Voorliggend bestemmingsplan heeft voor een groot deel een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dit betekent dat ter plaatse de bestaande ruimtelijke en functionele situatie is vastgelegd en wordt behouden. Grootschalige ontwikkelingen ter plaatse zijn niet toegestaan. De kosten die met uitvoering van dit conserverend deel zijn gemoeid, hebben enkel betrekking op plankosten. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking. De economische uitvoerbaarheid van het conserverend deel wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

 

De Wet ruimtelijke ordening verplicht tot het vaststellen van een exploitatieplan als sprake is van de realisatie van een bouwplan, zoals benoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is (bijvoorbeeld middels een anterieure overeenkomst).

De grotere ontwikkelingen in het plangebied, dus ontwikkelingen waarbij sprake zou kunnen zijn van kostenverhaal, worden met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. In het kader van dat nog nader op te stellen wijzigingsplan zal het kostenverhaal worden geregeld, ofwel via een overeenkomst, ofwel via een exploitatieplan.

 

De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.

 

 

HOOFDSTUK 8 Overleg en inspraak

 

8.1 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd naar de overlegpartners.

Acht instanties hebben een reactie gestuurd. Als gevolg van de ingekomen reacties zijn wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingsplan. De wijzigen betroffen onder meer de aanpassing van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' ter hoogte van de sluizen, de aanpassing van diverse veiligheidscontouren, het vervallen van de wijzigingsbevoegheid voor kantoren aan de Industrieweg, het aanscherpen van de regels met betrekking tot externe veiligheid en het aanscherpen van de toelichting op een aantal onderdelen.

Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar het eindverslag inspraak dat is opgenomen in bijlage 7.

 

8.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 25 juni 2012 tot en met 6 augustus 2012 bij het omgevingsloket ter inzage gelegen. Ook was het bestemmingsplan digitaal te bekijken via de gemeentelijke website en via www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode was er de mogelijkheid tot het indienen van inspraakreacties. Dit is gepubliceerd in de Zakengids van 22 juni 2012. Op 5 juli 2012 is een informatie avond georganiseerd.

 

Er zijn in totaal 34 inspraakreacties ingediend (waarvan één reactie namens 21 omwonenden) binnen de daarvoor gestelde termijn. Een groot deel van de reacties betroffen het voornemen om de geluidzone te verruimen en de voorgestelde wijzigingsbevoegdheid op Medel voor de realisatie van windturbines. De overige reacties betroffen met name reacties op individuele situaties.

 

Als gevolg van de ingekomen reacties zijn wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingsplan. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar het eindverslag inspraak dat is opgenomen in bijlage 7.

 

Plan: Kanaalzone
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
IDN: NL.IMRO.0281.BP00016-va01