hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan De Maatjeshof met identificatienummer NL.IMRO.0279.BP2019DeMaatjeshof-vg01 van de gemeente Scherpenzeel.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bedrijf aan huis
het door de bewoner van de woning in beperkte omvang en ondergeschikt aan de woonfunctie bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. uitvoeren van geheel of overwegend handmatige ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel, behoudens beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft dat met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.10 beroep aan huis
het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratieve, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte onderschikte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft dat met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.11 bestaand
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 coffeeshop
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 erker
een bijgebouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoekwoning
Een hoekwoning is een woning die grenst aan een aanliggende woning. De hoekwoning ligt op het begin of einde van de reeks woningen en heeft (extra) grond aan de zijkant van de woning;
1.26 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.27 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan
1.28 mantelzorg
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.29 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.30 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 peil
- voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld
- voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
1.32 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.33 verdieping
een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond;
1.34 voorgevel
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt;
1.35 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.36 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.37 woning/wooneenheid
een complex van ruimten krachtens aard en indeling geschikt of bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 ondergeschikte bouwwerken
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balustrades, relingen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 m.
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen, zoals bosschages en plantsoenen;
- speelvoorzieningen;
- waterpartijen en watergangen;
- een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
- parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- voorzieningen van het algemeen nut;
met de daarbij behorende
- voet- en fietspaden en overige verharding;
- openbare nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2.1 Algemeen
Op de voor '
Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de in artikel 3 lid 1 genoemde bestemming;
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de goothoogte mag maximaal 3,00 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen;
- de oppervlakte van het gebouw mag maximaal 15 m² bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten mag maximaal 10,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,50 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Woongebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, inclusief bijbehorende zorgverlening;
- beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 5.2;
- verkeersdoeleinden, waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterpartijen, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen.
4.2.1 Algemeen
Op of in de voor '
Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen;
- bij woningen behorende bijgebouwen;
- overige gebouwen, ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 genoemde bestemming, zoals abri's, telefooncellen en nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 genoemde bestemming.
4.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- de voorgevel dient te worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of op maximaal 3,00 m afstand daarvan;
- de goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
- de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
- de diepte van woningen mag niet meer bedragen dan 13,00 m;
- de afstand van woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag voor twee-aaneengebouwde en hoekwoningen aan één zijde niet minder bedragen dan 1,50 m;
- Indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een openbare weg of een openbare groenvoorziening mag de afstand van woningen tot die perceelsgrens niet minder bedragen dan 1,00 m.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- aan-, uit- en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, vanaf 3,00 meter achter (het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen (inclusief erkers) voor zover gesitueerd buiten de gronden waar ingevolge artikel 4 lid 2.2 woningen mogen worden gebouwd, mag per woning niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaand schema:
Totale oppervlakte van het bouwperceel | Maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen |
tot 250 m² | 50 m² |
van 250 tot 500 m² | 75 m² |
van 500 tot 750 m² | 100 m² |
van 750 tot 1000 m² | 125 m² |
van 1000 m² en meer | 150 m² |
- het bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
- de goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
- de bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,00 m;
- Indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een openbare weg of een openbare groenvoorziening mag de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen tot die perceelsgrens niet minder bedragen dan 1,00 m;
- Indien de achterste of zijdelingse perceelsgrens grenst aan een watergang mag de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen tot de insteek van de watergang niet minder bedragen dan 3,00 m.
4.2.4 Erkers
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
- per woning is ten hoogste één erker, een hoekerker dan wel een erker voor de voorgevel van de woning, voor de figuur 'gevellijn' en buiten het bouwvlak toegestaan;
- de diepte uit de betreffende gevel van de woning mag niet meer dan 1,50 m bedragen, met dien verstande dat ten minste een strook met een diepte van 2,00 m voor de erker onbebouwd dient te blijven en de afstand tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 1,00 m dient te bedragen;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
- de breedte mag niet meer dan 2/3 van de voorgevelbreedte van de woning bedragen, tot een maximale breedte van 5,00 m;
- het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 sub b is tevens van toepassing;
- het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 sub c is tevens van toepassing.
4.2.5 Overige gebouwen
- de goothoogte mag maximaal 3,00 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen;
- de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 15 m² bedragen.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde op woonpercelen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m bedragen en daarachter maximaal 2,00 m;
- op hoekpercelen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen in de zijtuin tot een afstand van 3,00 m tot de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 1,00 m;
- carports en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn, waarbij geldt dat de afstand tot de voorgevelrooilijn niet minder mag bedragen dan 3,00 m;
- indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een openbare weg of een openbare groenvoorziening mag de afstand van een carport of overkapping tot die perceelsgrens niet minder bedragen dan 1,00 m;
- indien de achterste of zijdelingse perceelsgrens grenst aan een watergang mag de afstand van een carport of overkapping tot de insteek van de watergang niet minder bedragen dan 3,00 m;
- de bouwhoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag maximaal 5,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 m bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde in de openbare ruimte gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag maximaal 10,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5,00 m bedragen.
4.3.1 Onderwerpen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
- het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
- de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
- de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
4.3.2 Toepassingscriteria
De in
artikel 4 lid 3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de verkeerssituatie;
- een goede parkeerbalans;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van aan-, uit- en bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 sub e en toestaan dat de maximale bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen hoger mag zijn dan 5,00 m, met dien verstande dat bouwhoogte niet meer dan 6,00 m mag bedragen.
4.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwhoogte erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.6 sub a onder 1 en
artikel 4 lid 2.6 sub a onder 2 en toestaan dat een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn en/of in de zijtuin hoger mag zijn dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,00 m mag bedragen.
4.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van situering overkappingen en carports
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.6 sub a onder 3 en toestaan dat een carport of overkapping wordt gebouwd op minder dan 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn, mits:
- de afstand van de carport of overkapping tot de voorgevelrooilijn minimaal 1,00 m bedraagt;
- de situering van de carport of overkapping inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig oogpunt;
- de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;
- bedrijf aan huis;
- seksinrichtingen;
- coffeeshops.
4.5.2 Beroep aan huis
Een aan huis verbonden beroep als bedoeld in
artikel 4 lid 1 sub b is toegestaan in een deel van de woning en/of de daarbij bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het gebruik van een deel van de woning en/of de bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een activiteit mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt;
- er mag geen sprake zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer;
- detailhandel is niet toegestaan;
- de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 50 m² van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
- de activiteit mag niet leiden tot overlast voor de woonomgeving, waaronder wordt verstaan geluidsoverlast, stankoverlast, gevaar, dan wel overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
- de normale afwikkeling van het verkeer mag niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit worden belemmerd;
- in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte dient op eigen terrein te worden voorzien;
- de woonfunctie van de woning waar de activiteit plaatsvindt dient te worden gehandhaafd;
- de uitoefenaar van de activiteit dient zelf woonachtig te zijn in de woning op het perceel waar de activiteit plaatsvindt.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4 lid 5.1 sub b ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- de te gebruiken oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen;
- het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming dient te zijn;
- detailhandel niet is toegestaan;
- de activiteit niet mag leiden tot overlast voor de woonomgeving, waaronder wordt verstaan geluidsoverlast, stankoverlast, gevaar, dan wel overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
- er geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht mag plaatsvinden;
- de normale afwikkeling van het verkeer niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit mag worden belemmerd;
- in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden voorzien;
- de woonfunctie van de woning waar de activiteit plaatsvindt dient te worden gehandhaafd;
- de uitoefenaar van de activiteit zelf woonachtig dient te zijn in de woning op het perceel waar de activiteit plaatsvindt.
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van
artikel 5 lid 2.1 mag worden gebouwd ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mits:
- wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
- bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 0,30 m beneden het maaiveld;
- het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 10.000 m² bedraagt.
- het grondoppervlak van het bouwwerk groter is dan 10.000 m² en ter vervanging dient van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen en diepte van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 met inachtneming van de volgende regels:
- de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
de omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige van het bevoegd gezag heeft aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarde niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft aangetoond dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is tot beneden het te verwachten archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens het bevoegde gezag;
op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
- begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunning
Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken (groter dan 10.000 m²), geen bouwwerken zijn of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen van houtopstanden;
- het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
- het verlagen van het waterpeil;
- Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzonderingen
- het uitvoeren van normaal onderhoud, beheer en gebruik;
- het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
- het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundig archeoloog;
- het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in dit artikel al eerder een omgevingsvergunning is verleend.
5.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
- begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
5.4.4 Advies
Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van haar archeologisch deskundige.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 5 lid 1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
- de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 m onder peil bedragen;
- voor het overige blijven de bouwregels van de betreffende bestemmingen van toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de maximale inhoud van gebouwen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
8.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- stand- of ligplaats van onderkomens;
- als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- seksinrichting.
8.3 Parkeren
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het aantal parkeerplaatsen per woning mag niet minder bedragen dan 2;
- parkeerplaatsen mogen zowel in de openbare ruimte als op eigen terrein zijn gesitueerd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijken van de bestemmingsplanregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels:
- ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdruk regelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
- indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer dan 5,00 m bedragen;
- voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20,00 m;
- ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerk en, tot vanaf peil een hoogte van 40,00 meter, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig, dat:
- de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en;
- geen van de grenzen met meer dan 10,00 meter wordt verschoven.
Artikel 11 Algemene procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
- in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
12.2.1 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het 'bestemmingsplan De Maatjeshof'.