Plan: | De Haar 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0279.BP2018DeHaar6-vg01 |
Aan De Haar 6 in Scherpenzeel is een agrarische bedrijfslocatie aanwezig. De agrarische bedrijfsvoering is al geruime tijd gestaakt. De eigenaar heeft het voornemen opgevat het perceel een nieuwe invulling te geven. Hij wil overgaan tot een functieverandering naar een andere werkfunctie: een bouwbedrijf. Daarbij wil hij de agrarische opstallen verwijderen en vervolgens een nieuw bedrijfsgebouw realiseren. De aanwezige bedrijfswoning wordt de bedrijfswoning bij het bouwbedrijf.
Het perceel De Haar 6 is gelegen in het buitengebied van Scherpenzeel, circa 1,7 km ten noorden van de dorpskern. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie A, nummers 858, 859, 914 (deels) en 1057.
Het plangebied wordt gevormd door het genoemde perceel, voorzover het gaat om de gronden waarvoor het geldende bestemmingsplan een agrarische bouwperceel aangeeft en die nodig zijn voor een goede inpassing van den nieuwe situatie in het plangebied. Daarnaast maakt een gedeelte van het perceel dat aan de overzijde van de weg is gelegen onderdeel uit van het plangebied. Daar zijn weliswaar geen bedrijfsgebouwen aanwezig, maar daar is nog wel een gedeelte van het agrarische bouwperceel aanwezig. Omdat ook dat gedeelte opgeheven moet worden voor de functieverandering, is dat ook bij het plangebied betrokken.
Ligging in omgeving
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en tevens het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen.
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2015. In dit plan geldt voor de bedrijfswoning, de bedrijfsgebouwen, het erf en de omliggende gronden de bestemming Agrarisch – Bedrijf. Met deze bestemming wordt voorzien in een agrarisch bouwperceel. Deze bestemming geldt ook voor het gedeelte van het plangebied dat zich aan de overzijde van de weg bevindt. Beide bestemmingsvlakken zijn aan elkaar verbonden met de aanduiding 'relatie'. Beide vlakken moeten daarom als één agrarisch bouwperceel worden opgevat. Voor het hele bouwperceel geldt de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Daarmee wordt in een intensieve veehouderij voorzien.
Buiten het bouwperceel hebben de gronden de bestemmingen Agrarisch met waarden – Landschap en Natuur - Houtsingel. De gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap betreffen gronden ten noorden van het bouwperceel. Deze gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijven en voor het behoud van landschappelijke waarden. In deze bestemming is het niet mogelijk agrarische bedrijfsgebouwen op te richten. De bestemming Natuur - Houtsingel geldt voor een smalle strook die langs de oostzijde van het agrarische bouwperceel loopt. De aanwezige groensingel langs de oostgrens van het plangebied wordt met deze bestemming van bescherming voorzien. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor het behoud van natuur- en landschapswaarden in de vorm van opgaande beplantingen.
Verder rusten op plangebied de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog) en Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag). Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden daarmee beschermd.
Het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 maart 2018. Met dit bestemmingsplan zijn als het ware regels en normen voor parkeren toegevoegd aan diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente, waar onder het bestemmingsplan Buitengebied 2013. In het kort houden deze regels in dat bij het bouwen of aanpassen van gebouwen in voldoende parkeerruimte moet worden voorzien.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied 2013, met het plangebied globaal rood omkaderd
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 voorziet niet in het voornemen om een bouwbedrijf te realiseren. Om daar in te kunnen voorzien is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze structuurvisie geactualiseerd bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 2017. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:
Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:
Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.
De Gelderse regio's kregen met het Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest voor een andere rol. Zij vraagt geen apart beleidskader om door de provincie vast te stellen, maar juicht toe dat hierover beleid en afspraken in regionaal verband zijn gemaakt of verder worden gemaakt. De provincie draagt graag bij aan de evaluatie van dit beleid. Het voortouw ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben hun beleid op regionaal niveau afgestemd, zie paragraaf 2.3.
Toetsing
Onderhavig initiatief leidt tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering in het buitengebied van Scherpenzeel. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een regionaal beleidskader voor de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Gelderland.
In de Statenvergadering van woensdag 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze verordening geactualiseerd bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 2017. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.
artikel 2.3.3.5 Solitaire bedrijvigheid
Toetsing
Een bouwbedrijf, in de omvang zoals die in het plangebied wordt voorzien, is een functie die ruimtelijk aanvaardbaar is in het buitengebied van Scherpenzeel. Secundair geldt ook dat het een functieverandering betreft.
Aan het gestelde in de Omgevingsverordening wordt dan ook voldaan.
Op 13 april 2017 heeft de raad het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016 vastgesteld. Het functieveranderingsbeleid is opgesteld vanuit de samenwerking tussen de gemeenten in het Gelderse gedeelte van de FoodValley regio en de gemeente Putten. Het gaat om de gemeenten Nijkerk, Putten, Barneveld, Scherpenzeel, Ede en Wageningen.
Met het functieveranderingsbeleid willen de regiogemeenten de problematiek van leegstaande stallen in het agrarisch buitengebied aanpakken en de kwaliteit van het landelijk gebied versterken. In ruil voor sloop van agrarische gebouwen (sloopcompensatie) worden onder voorwaarden diverse nieuwe ontwikkelingen geboden, zoals bijvoorbeeld een nieuwe woning of ander type bedrijf.
Het beleid geeft kaders voor de afhandeling van verzoeken waarbij wordt gevraagd om het bestemmingsplan ter plaatse van voormalige agrarische bedrijfslocaties te wijzigen. Het is met name bedoeld om de omvang van de sloopcompensatie te bepalen. Het functieveranderingsbeleid 2016 is primair geen nieuw beleid maar een herziening van de bestaande regionale beleidsrapporten rond dit onderwerp uit 2008 en 2012.
Binnen het functieveranderingsbeleid is een bouwbedrijf een zogenoemd gebiedspassend bedrijf. Gebiedspassende bedrijven zijn kleinschalige bedrijven die in beginsel thuis horen op een bedrijventerrein of binnen de bebouwde kom, maar die ruimtelijk verantwoord passen of in te passen zijn in (delen van) het buitengebied. Voor een functieverandering van een agrarische bedrijfslocatie naar een gebiedspassend bedrijf zijn de belangrijkste voorwaarden uit het functieveranderingsbeleid:
Dit bestemmingsplan betreft de uitvoering van het regionale functieveranderingsbeleid. Een fors oppervlak aan overtollige gebouwen wordt gesloopt en maakt plaats voor een nieuw en kleiner bedrijfsgebouw voor een bouwbedrijf. De aanwezige woning wordt de bedrijfswoning bij dat bedrijf. In het volgende hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op de toepassing van het regionale functieveranderingsbeleid.
In de structuurvisie Scherpenzeel wordt voor het hele grondgebied van de gemeente Scherpenzeel aangegeven wat de ruimtelijke opgaven zijn. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie beperkt zich tot de hoofdlijnen, maar kent evenwel een diepgang op Scherpenzeel Zuid met oog op de daar geplande dorpsuitbreiding. De structuurvisie is vastgesteld door de raad op 31 oktober 2013.
Over de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties wordt het volgende gezegd. De regio anticipeert met het functieveranderingsbeleid op het grote aantal bedrijven dat de komende jaren zal stoppen. Ondernemers die willen omschakelen kunnen dit doen op een ruimtelijk en economisch verantwoorde wijze, passend bij het landschap. Zo zijn recreatieve functies het meest passend aangrenzend aan de bos- en natuurgebieden of aan de kern van Scherpenzeel. Aan omschakelen naar activiteiten niet passend bij het buitengebied zal terughoudend worden omgegaan. Uitgangspunt bij functieverandering is dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt, bijvoorbeeld door het weghalen van overtollige bebouwing.
Toetsing
De beoogde functieverandering in het plangebied leidt tot een nieuwe werkfunctie én tot een aanmerkelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze bedrijfsfunctie past ter plaatse goed in dit gedeelte van het buitengebied. Dit bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de uitgangspunten van de gemeentelijke structuurvisie.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van het dorp Scherpenzeel. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.
Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood globaal aangeduid
Het perceel De haar 6 is direct aan de openbare weg gelegen. In het plangebied is een agrarisch erf aanwezig. Op enige afstand van de weg is de bedrijfswoning aanwezig. Dit betreft een enkelvoudige en langgerekt bouwvolume: een bouwlaag met een kap, waarvan de lengterichting haaks op de weg staat. Achter en naast de woning zijn de bedrijfsgebouwen aanwezig. Dit betreffen eenvoudige bouwvolumes, een bouwlaag met kap, die een vervallen indruk maken. Rondom de gebouwen is een eenvoudig tuin- en erfinrichting aanwezig. Bezien vanaf de openbare weg, staat achterlangs het erf een rij eiken. Langs deze eiken voert een oud kerkepad: het Kerstavondpad. Voor het overige is het perceel gelegen temidden van weilanden en akkers, met andere bebouwde percelen op ruime afstand.
Situatietekening bestaand
Het erf gezien vanuit het zuiden
Het erf gezien vanuit het noorden
Het Kerstavondpad
De planlocatie kent geen agrarisch gebruik van betekenis meer. De eigenaar heeft daarom het voornemen opgevat het perceel een nieuwe invulling te geven in de vorm van een bouwbedrijf. De aanwezige, voormalige bedrijfsgebouwen zijn daarvoor ongeschikt, door hun bouwkundige staat en beperkte hoogte. Algehele nieuwbouw is daarom de enige optie om tot een bedrijfsgebouw te kunnen komen dat bruikbaar is voor een bouwbedrijf. Hierbij wordt uitgegaan van één bedrijfsgebouw met een oppervlakte van maximaal 486 m². De aanwezige bedrijfswoning wordt gehandhaafd en wordt de bedrijfswoning bij het bouwbedrijf. Bij de bedrijfswoning is daarnaast een nieuw bijgebouw gedacht van 90 m². Onderdeel van het voornemen is ook het agrarisch bedrijf definitief te beeïndigen door de milieuvergunning van dat bedrijf te laten intrekken.
De te slopen gebouwen op het perceel beslaan in totaal 872 m². Op het perceel zijn daarmee in het kader van het functieveranderingsbeleid 872 m² inzetbare sloopmeters beschikbaar. Voor het bouwbedrijf is maximaal 486 m² aan bedrijfsgebouwen voorzien. Om voor een bedrijfsbestemming in aanmerking te kunnen komen is ten eerste een 'bedrijfsrecht' nodig van 100 m² sloopmeters. Daarnaast is voor elke 1 m² bedrijfsgebouw 2 m² sloopmeters nodig. Voor de bedrijfsgebouwen zijn dus 972 m² sloopmeters nodig. Daarmee zijn er voor de functieverandering in totaal 1072 m² sloopmeters benodigd. Daarvan zijn 872 m² sloopmeters op het perceel zelf voorhanden. De resterende sloopmeters, 200 m², worden van elders betrokken, binnen de voorwaarden die het functieveranderingsbeleid daaraan stelt. Daartoe heeft de initiatiefnemer overeenstemming bereikt met eigenaren van gebouwen die gesloopt zijn of zullen worden in het kader van het functieveranderingsbeleid.
Ter verdere uitwerking van het planvoornemen is een inrichtingsplan opgesteld, waarin naast de nieuwe erfinrichting ook de landschappelijke inpassing is uitgewerkt.
In de nieuwe situatie zal alle overtollige bebouwing en verharding zijn verwijderd. Het erf zal, zowel feitelijk als planologisch kleiner worden dan nu het geval. De aanwezige woning wordt de bedrijfswoning bij het bouwbedrijf. Direct ten noorden van de bedrijfswoning zal, net als in de huidige situatie, de ontsluiting van en naar De Haar lopen.
Ten noorden van de bestaande uitweg is het nieuwe bedrijfsgebouw voor het bouwbedrijf geprojecteerd. Dit gebouw zal (maximaal) 486 m² groot zijn en bestaan uit twee geschakelde bouwvolumes, die qua lengterichting haaks op de weg staan. Het gebouw wordt daarbij achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning gesitueerd. Door te kiezen voor deze setting wordt de beschikbare ruimte op het perceel doelmatig gebruikt, wordt goed aangesloten bij de schaal van de bebouwing in de omgeving en is het mogelijk het erf een representatieve voorkant te geven en minder represenatieve functies (laden, lossen en parkeren van bestelbussen) aan de achterkant van het nieuwe gebouw te situeren, buiten het zicht vanaf de openbare weg. Rondom de gebouwen is de benodigde verkeers- en parkeerruimte gepland. Bij de bedrijfswoning is ruimte voor twee parkeerplaatsen, bij het bedrijfsgebouw zijn vier parkeerplaatsen gepland voor bezoekers. De bestelbussen van het bedrijf, worden aan de achterzijde van het nieuwe gebouw geparkeerd.
De nieuwe situatie zal worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Hiermee worden twee doelen bereikt:
Kerstavondpad
In de huidige situatie is de bomenrij langs het Kerstavondpad onvolledig. Ook wordt het pad 'afgesneden' door de bebouwing op het erf in het plangebied. Het erf nadert het pad tot op zeer korte afstand. De functieverandering wordt aangegrepen om hier verbetering in te brengen. De bomenrij langs het pad zal worden aangevuld tot een complete rij. Daarnaast leidt de functieverandering ertoe dat het erf (vanaf De Haar) minder diep wordt, zodat ook de afstand tot het pad vergroot wordt. Verder zal langs de westelijke zijde van het pad en over de volle breedte van het nieuwe bedrijfsperceel een brede meidoornhaag worden aangeplant. Die haag zal de achterkant van het bedrijf aan het oog onttrekken van de wandelaars en fietsers die het Kerstavondpad gebruiken.
Landschappelijke inbedding
Langs de zuidoostelijke grens van het nieuwe bedrijfsperceel zorgt het herstelde Kerstavondpad voor een goede landschappelijke inpassing. Met datzelfde doel wordt langs de noordoostelijke grens van het perceel een nieuwe houtwal aangebracht. Deze houtwal zal lopen vanaf de voorgevelrooilijn van het nieuwe bedrijfsgebouw tot aan het Kerstavondpad. Hiermee onstaat een goede, landschappelijke afbakening van het bedrijfsperceel en wordt het nieuw achterterrein aan het zicht vanaf de openbare weg onttrokken. De nieuwe houtwal zal 8 meter breed worden en bestaan uit zomereiken met gebiedseigen struiken als onderbeplanting. Aan de voorzijde van het nieuwe erf zullen verspreid enkele bomen worden aangeplant en de voortuin van de woning zal worden voorzien van een haag. De groene, bij de omgeving passende uitstraling wordt hiermee gecompleteerd.
Per saldo krijgt het plangebied met de beoogde functieverandering een invulling die een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering inhoudt en die duurzaam is richting de toekomst. Voldaan wordt dan ook aan de uitgangspunten van het regionale functieveranderingsbeleid.
Inrichtingsplan
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Het nieuwe bedrijfsgebouw is geen functie waar mensen structureel verblijven en de bedrijfswoning betreft een reeds aanwezige woning. Bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Dit bestemmingsplan voorziet in een milieubelastende functie: een bouwbedrijf. Dit is een functie in milieucategorie 2. Daarvoor geldt een richtafstand van 30 meter. De nieuwe functie is daarmee 'lichter' dan de nu toegestane functie: een agrarisch bedrijf waarvoor rekening gehouden moet worden met afstanden van 50 meter en meer. Binnen 30 meter van de nieuwe bedrijfsbestemming bevinden zich geen milieugevoelige functies. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid of wenselijkheid van dit bestemmingsplannen dan ook niet in de weg.
Het nieuwe bedrijfsgebouw is mogelijk een geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. De afstand tot de omliggende veehouderijen is echter ruim; minimaal 200 m tot veehouderen waarvoor geen vaste afstandseisen gelden. Voor die veehouderijen geldt dat andere geurgevoelige objecten zich op korte afstand bevinden dan het perceel De Haar 6. Derhalve is er geen aanleiding om te veronderstellen dat het bedrijfsgebouw een nieuwe belemmering wordt voor de omliggende veehouderijen of dat geen sprake is van een goed verblijfsklimaat in het bedrijfsgebouw.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in nieuwe, geluidgevoelige functies. Het is derhalve niet nodig akoestisch onderzoek uit te voeren.
Dit bestemmingsplan leidt niet tot meer planologische mogelijkheden voor bedrijvigheid dan reeds opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Het nieuwe bouwbedrijf leidt slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
Het besluitgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
Het plangebied ligt in een zone die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart deels is aangeduid als zone met een hoge archeologische verwachting en deels met een lage archeologische verwachting. Hiervoor geldt conform het gemeentelijke archeologiebeleid een ondergrens van 250 m² respectievelijk 10.000 m² voor het uitvoeren van archeologische onderzoek bij bouw- en grondwerkzaamheden. Er geldt een algemene vrijstelling voor werkzaamheden tot een diepte van 30 cm onder maaiveld. De enige grondwerkzaamheden die worden voorzien, betreffen de grondwerkzaamheden voor het nieuwe bedrijfsgebouw dat 486 m² meet. Dit gebouw is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het gebouw is echter ook grotendeels geprojecteerd op een locatie waar al een gebouw en verharding aanwezig is. De bodem is hier dan ook al geroerd. Archeologische waarden zijn hier niet te verwachten. Het is niet nodig een archeologisch onderzoek uit te voeren.
De enige, bijzondere cultuurhistorische waarden in het plangebied is het Kerstavondpad. Dit oude kerkepad krijgt in dit bestemmingsplan een passende beschermingsregime en dit bestemmingsplan leidt tot een verbetering van de herkenbaarheid van de cultuurhistorische waarde van het pad.
Monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied. .
Door Blom Ecologie B.V. is onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit dit onderzoek blijkt dat dit bestemmingsplan niet leidt tot aantasting van beschermde gebieden en beschermde natuurwaarden. Voor Habitatrichtlijn-, Vogelrichtlijn-, en overige soorten geldt dat, op basis van het voorliggende onderzoek, er geen effecten worden verwacht ten aanzien van vaste rust- en verblijfplaatsen alsmede functioneel leefgebied. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en de aanwezigheid van algemene broedvogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wnb, overige soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde ontwikkeling. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het Gelders NatuurNetwerk uit de Omgevingsverordening Gelderland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig, waarmee specifiek rekening gehouden dit te worden bij het aanpassen van bouwmogelijkheden in het plangebied.
In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak per saldo niet toe. In planologisch opzicht zal sprake zijn van een aanzienlijke afname van verhard oppervlak omdat het bouwperceel sterk verkleind wordt. Hemelwater zal worden afgevoerd richting de omliggende watergangen, wanneer mogelijk oppervlakkig via de omliggende, onverharde gronden. De vuilwaterafvoer van het nieuwe bedrijfsgebouw zal worden aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplanen Buitengebied 2013 en Parapluplan parkeernormen als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen en op onderdelen aangevuld in verband met de beoogde situatie in het plangebied.
In dit bestemmingsplan wordt met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden – Landschap' en 'Bedrijf' het geldende, agrarische bouwperceel binnen het plangebied opgeheven. Met de bestemming 'Bedrijf' wordt in het nieuwe bedrijfsperceel voorzien. Met de bestemming 'Natuur - Houtsingel' zijn de gronden van het Kerstavondpad binnen het plan gebracht.
Met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wordt het ongebruikte deel van het agrarische bouwperceel aan de westzijde van De Haar opgeheven. Hetzelfde geldt voor het driehoekige stuk grond ten zuiden van de woning in het plangebied. Deze bestemming is materieel gelijk aan de bestemming die de omliggende en onbebouwde, agrarische gronden (buiten het plangebied) in bestemmingsplan Buitengebied 2013 hebben. Met de nieuwe bestemming wordt niet in nieuwe gebouwen voorzien.
Met de bestemming 'Bedrijf' wordt voorzien in het nieuwe bouwbedrijf. Binnen het bestemmingsvlak is maximaal 486 m² aan bedrijfsgebouwen toegestaan, evenals één bedrijfswoning met daarbij maximaal 100 m² aan bijgebouwen.
In lid 4.4 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hiermee is geborgd dat het bouwbedrijf alleen is toegestaan indien en zolang de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Daarbij geldt een realisatietermijn van 1 jaar.
De bestemming 'Natuur - Houtsingel' is toegekend aan de gronden van het Kerstavondpad. Materieel is hiermee de geldende bestemming overgenomen. Hiervoor is gekozen om alle gronden, die nodig zijn om te voldoen aan de voorwaardelijke verplichting in de bedrijfsbestemming, binnen dit bestemmingsplan te brengen. Hiermee is de voorwaardelijke verplichting niet afhankelijk van de bestemming die in een ander bestemmingsplan aan de benodigde gronden is toegekend.
Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)', 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' aan het plangebied toegekend, conform het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013.
Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan de provincie Gelderland en het waterschap Vallei en Veluwe in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Provinciale belangen zijn met dit plan niet in het geding omdat het initiatief past binnen het mede door de provincie geaccordeerde Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016. Vooroverleg met het waterschap is ook niet nodig omdat het verharde oppervlak in het plangebied afneemt. Als het plan als ontwerp ter inzage wordt gelegd, ontvangen beide instanties daarvan wel een kennisgeving. Zij kunnen dan desgewenst een zienswijze indienen op het ontwerpplan.
Het bestemmingsplan is niet als voorontwerp ter inzage gelegd, aangezien het past binnen het door de gemeenteraad vastgestelde functieveranderingsbeleid. In dat geval hoeft geen inspraak als bedoeld in de Inspraakverordening plaats te vinden.
Van 12 december 2018 tot en met 22 januari 2019 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.
Dit bestemmingsplan leidt ertoe dat een in onbruik geraakte, agrarische bedrijfslocatie een nieuwe invulling krijgt. In plaats van een agrarische bestemming, krijgt de locatie een bedrijfsbestemming. De waardevermeerdering die daarbij verwacht kan worden, is dusdanig dat redelijkerwijs ook verwacht kan worden dat die vermeerdering niet kleiner is dan het totaal van de exploitatiekosten. Derhalve is aannemelijk dat dit bestemmingsplan ook in financieel-economisch opzicht uitvoerbaar is.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet niet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Het is derhalve niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.
Met de initiatiefnemer is namelijk een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.