direct naar inhoud van 4.5 Externe veiligheid
Plan: Velp-Midden, locatie Arnhemsestraatweg 5-7
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPVM5-0004

4.5 Externe veiligheid

Beoordelingskader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.

Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het

om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.

Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan.

Planbeoordeling

Het plan maakt het herbouwen van een bestaand kwetsbaar object (huis voor jongeren met een lichamelijke of meervoudige handicap) mogelijk. In de omgeving van het plan vinden activiteiten met gevaarlijke stoffen plaats. In het briefrapport van Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte, Arnicahuis Arnhemsestraatweg 1-7 te Velp, gedateerd 3 september 2010 en genummerd 09.45, zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Dit rapport is als bijlage bij de toelichting gevoegd. Opgemerkt wordt dat na het uitbrengen van dit rapport het bouwvlak voor het oostelijke woongebouw circa 1,5 meter richting spoorlijn is verschoven. Deze verschuiving heeft geen consequenties met betrekking tot het gestelde in het rapport.

Uit de inventarisatie volgt dat sprake is van één risicobron: de spoorlijn Arnhem- Zutphen.

Onderstaand wordt deze risicobron nader beschouwd.

Kwantitatieve beoordeling

In aanvulling op de briefrapportage externe veiligheid wordt onderstaand in gegaan op de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS). Op grond van de CRNVGS houdt het bevoegd gezag bij vaststelling van plan in het kader van Wet ruimtelijke ordening rekening met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem–Zutphen.

In paragraaf 3.3 van de CRNVGS is opgenomen dat een beeld van de risico's kan worden verkregen door de vuistregels te hanteren. Deze vuistregels zijn vastgelegd in deel 2, hoofdstuk 1 van Guidlines for quantitative risk assessment (PGS 3).

Hiervoor worden drempelwaarde vervoer gevaarlijke stoffen vergeleken met het daadwerkelijke vervoer. Aan de hand van deze vergelijking kan bepaald worden of externe veiligheid een probleem is. Voor de spoorlijn Arnhem–Zutphen gelden de volgende drempelwaarde.

plaatsgebonden risico

type spoortraject   drempelwaarde voor C3 (brandbaar vloeistof)   drempelwaarde voor alle gevaarlijke stoffen  
hoge snelheid   3.000   7.000  

Geconstateerd wordt dat deze aantallen niet gehaald worden.

groepsrisico

bevolkingsdichtheid (personen/hectare)   drempelwaarde voor LPG (wagons/jaar) (bebouwing aan twee zijde)  
  hoge snelheidstraject  
40   2500  

bevolkingsdichtheid (personen/hectare)   drempelwaarde voor alle gevaarlijke stoffen (bewegingen/jaar) (bebouwing aan twee zijde)  
  hoge snelheidstraject  
40   11.750  

In de tabellen voor het groepsrisico is voor de kern Velp is uitgegaan van 40 personen per hectare. Dit zit tussen een rustige woonwijk en een drukke woonwijk in, volgens PGS 1 deel 6.

Basisnet Spoor

In de AMvB Basisnet Spoor, die nog niet in werking is getreden, wordt per spoorlijn het maximale vervoer van gevaarlijke stoffen vastgelegd.

Het volgende vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over de spoorlijn Arnhem-Zutphen:

A (LPG, brandbare gassen): 1700, B2 (Toxische gassen): 200, B3 (zeer toxische gassen): 0, C3 (brandbare vloeistoffen): 1050, D3 (toxische vloeistoffen): 50 en D4 (zeer toxische vloeistoffen): 50.

Daaruit kan kan het volgende geconcludeerd worden voor het spoortraject:

- de 10-6 risicocontour is niet aanwezig;

- de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden.

Het Basisnet Spoor geeft aan de plaatsgebonden risicocontour binnen de spoorlijn valt. De hoogte van het groepsrisico bevindt zich tussen de 0,3 en 1,0 van de oriëntatiewaarde. Zie voor een uitgebreide beschrijving de briefrapportage externe veiligheid Arnicahuis Arnhemsestraatweg 1-7 te Velp, gedateerd 3 september 2010.

Opgemerkt wordt dat de vervoersaantallen gevaarlijke stoffen vanuit de laatste Marktverwachting vervoer gevaarlijk stoffen 2020 van Prorail lager zijn dan het Basisnet Spoor.

Kwalitatieve beoordeling

Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen paragraaf 4.3, moet bij een toename of een overschrijding van de oriëntatiewaarde een verantwoording groepsrisico worden afgelegd. Door de gebruikte PGS 3 methode is niet te bepalen of er sprake is van een toename van het groepsrisico. Onderstaand wordt dan ook ingegaan op de verantwoording groepsrisico. Hiervoor is advies aangevraagd bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM). Op 9 september 2011 heeft de gemeente het advies ontvangen. Dit advies is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting en heeft geleid tot een andere, onderhavige, opzet van deze paragraaf.

Bij dit advies wordt opgemerkt dat de VGGM uitgaat van het effect, en in het kader van het bestemmingsplan de kans op dat effect wordt beschouwd.

Verantwoording groepsrisico  

- Ligging GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde

Bij dit bestemmingsplan is er geen sprake van een nieuwe kwetsbaar object. Het bestemmingsplan maakt de verbouwing mogelijk van een bestaand kwetsbaar object. Het aantal personen zal nagenoeg niet toenemen.

Uitgaande van het Basisnet Spoor ligt het groepsrisico tussen de 0,3 en 1,0 van de oriëntatiewaarde. Omdat er gebruik is gemaakt van de 'vuistregels' is niet berekend hoe hoog het groepsrisico is. Wel is het vervoer van gevaarlijke stoffen lager dan de drempelwaarden die genoemd zijn in de 'vuistregels'.

In de omgeving van het plangebied zijn geen nieuwe ruimtelijke plannen voorzien waardoor het aantal aanwezigen in de nabijheid van dit plangebied en in de nabijheid van de spoorlijn veel groter worden.

- Maatregelen aan de bron

Dit bestemmingsplan voorziet niet in maatregelen aan de spoorlijn Arnhem- Zutphen. Met in de inwerkingtreding van het Basisnet Spoor wordt er een plafond ingesteld voor de vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem- Zutphen.

De VGGM vraagt in haar advies aandacht voor preservatieven maatregelen zoals de bereikbaarheid en vluchtwegen van, en naar, het kwetsbare object en haar omgeving te optimaliseren voor de hulpverlening en voor de bewoners. Ook wordt aandacht gevraagd om de primaire en secundaire blusvoorzieningen in het plangebied en langs het spoortraject te optimaliseren. Op deze manier kan het maatgevend scenario bestreden worden.

Het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtgebied ter beperking van het groepsrisico (GR) door het vervoer van gevaarlijke stoffen is vanwege maatschappelijke en economische motieven niet reëel. Daarnaast ligt het buiten het bereik van de initiatiefnemer.

- Nut en noodzaak van de ontwikkeling

Aan de orde is het bieden van de mogelijkheid dat ter plaatse van een instelling nieuwbouw plaatsvindt die voldoet aan hedendaagse (brandveiligheids) eisen, waarbij de maatvoering van de nieuwbouw beperkt wordt vergroot. Daarbij bevindt zich tussen de bron en de bouwlocatie, een afstand van ongeveer 150 meter, nog bebouwing.

De VGGM vraagt in haar advies aandacht voor bouwkundige maatregelen zoals (nood)uitgang(en) en vluchtroutes niet aan de risicobronzijde plaatsen, het glasoppervlak te beperken aan de risicobronzijde van het gebouw en de gevels, beglazing en dragende constructie aan de risicobronzijde verhoogt brandwerend uitvoeren, dit geeft de aanwezigen meer kans om veilig te vluchten. Deze bouwkundige maatregelen zijn niet te borgen in het bestemmingsplan. Dit aspect is gecommuniceerd met de initiatiefnemer.

- De mogelijkheid van zelfredzaamheid van de bevolking

Het voorliggende bestemmingsplan geeft wederom een woonbestemming. Er is wederom sprake van een groep mensen die minder zelfredzaam zijn. De stichting is daarop ingesteld. Het aantal personen zal in de nieuwe situatie nagenoeg gelijk blijven.

De VGGM vraag in haar advies aandacht voor organisatorische maatregelen zoals het organiseren van een bedrijfshulpverlening en aandacht voor risico- communicatie. Dit aspect is gecommuniceerd met de initiatiefnemer. Deze maatregelen zijn alleen niet te borgen in het bestemmingsplan.

- De mogelijkheid voor de bestrijding van een calamiteit

De VGGM geeft in haar advies aan dat als maatgevend en worstcase scenario een BLEVE geldt en als realistisch scenario een plasbrand. Voor transport over het spoor hanteert de VGGM het BLEVE scenario voor de 100%- en 1%-letaalcontour afstanden van respectievelijk 190 en 400 meter en bij een plasbrand scenario 25 en 45 meter. Het te moderniseren 'Arnicahuis' ligt binnen de effectafstanden van het BLEVE scenario op het spoor.

Nabij het plangebied is de spoorlijn matig bereikbaar en langs de spoorlijn is primair bluswater (brandkranen) beschikbaar. Alleen betreft het bluswaterleidingen met verschillende diameter, die qua bluswatercapaciteit niet voldoende leveren voor het effectief koelen van een aangestraalde tank.

Velp is daarnaast nagenoeg geheel gedekt door een sirenenetwerk. Opgemerkt dient te worden dat ingeval van een dreigende BLEVE het gebruik van de sirenes mensen aanzet tot een verkeerde zelfredzame strategie, namelijk binnen schuilen in plaats van vluchten. Met het naar verwachting eind 2011 operationeel zijn van NL-Alert kunnen de aanwezige mensen binnen een bepaald gebied gericht gewaarschuwd worden en kan de gewenste actie (schuilen, vluchten, etc.) meegegeven worden met behulp van een SMS-bericht. De aanwezigen in het nieuwe 'Arnicahuis' betreft een groep minder zelfredzame mensen die, mits tijdig gewaarschuwd, onder begeleiding in staat zijn om zichzelf in veiligheid te brengen. Een goed georganiseerde bedrijfshulpverlening is daarbij gewenst. Dit is gecommuniceerd met de initiatiefnemer. De uitvoering kan echter niet geborgd worden in het bestemmingsplan.

- Mogelijkheden hulpverlening

Het verwachte schade- en slachtofferbeeld leidt bij het voordoen van het scenario BLEVE tot het overstijgen van de mogelijkheden voor de hulpverlening ter hoogte het plangebied. Vooral in de eerste uren na het incident is er sprake van schaarste aan beschikbare middelen.

Conclusie

Het bestemmingsplan geeft de mogelijkheid voor de verbouwing/het herbouwen van een bestaand kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem–Zutphen. Gezien het vorenstaande wordt de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt uit een oogpunt vanuit veiligheidsrisico's als een acceptabele ontwikkeling gezien. Desalniettemin resteert er een restrisico. Dit risico wordt acceptabel bevonden.

Ten slotte wordt ten overvloede opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling zelf geen risico vormt uit het oogpunt van externe veiligheid.