direct naar inhoud van 4.4 Luchtkwaliteit
Plan: Velp-Midden, locatie Arnhemsestraatweg 5-7
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPVM5-0004

4.4 Luchtkwaliteit

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152).

Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

De Wet luchtkwaliteit regelt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, afgekort NSL. Het NSL is, na goedkeuring door de Europese Commissie, op 1 augustus 2009 in werking getreden. Het NSL omvat de geplande ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland gedurende en de maatregelen die de nationale, provinciale, regionale en lokale overheden treffen in diezelfde periode om de overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit op te heffen. Het samenstel van Wet luchtkwaliteit, NSL en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen is er aldus voor bedoeld ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken en tegelijkertijd de luchtkwaliteit te verbeteren. Binnen NSL wordt gebruik gemaakt van een eigen rekenmethode, de saneringstool. 

De goedkeuring van het NSL betekent dat Nederland van de Europese Commissie uitstel (derogatie) heeft gekregen tot 2015 voor het behalen van de normen voor stikstofdioxide (NO2) en vrijstelling van het behalen van de normen voor fijn stof (PM10) tot 2011.

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate.

Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn. In casus gaat het om de bouw van één woning. Er is dan ook geen onderzoek nodig.

Ruimtelijke ontwikkelingen die in betekende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, zogenaamde IBM-projecten, moeten, nu het NSL van kracht is, worden getoetst aan het NSL. Indien zij in het NSL zijn opgenomen, kunnen zij doorgang vinden, omdat in het NSL al afdoende maatregelen zijn voorzien. Indien zij niet in het NSL zijn opgenomen, kunnen IBM-projecten onder voorwaarden doorgang vinden: a) als het project niet tot overschrijdingen leidt, b) als de bijdrage van het project aan de overschrijdingen beperkt blijft tot 3% van de grenswaarden of minder (al dan niet dankzij aanvullende maatregelen die onlosmakelijk met het project samenhangen), c) als projectsaldering wordt toegepast op basis van de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007; d) als zij alsnog aan het NSL worden toegevoegd als nieuw of vervangend IBM-project.

De grenswaarden zijn te vinden in de Wet milieubeheer. Per 1 augustus 2009 zijn richtwaarden, grenswaarden en een plandrempel voor fijn stof (PM2,5) ingevoerd. PM2,5 is een fractie van het fijn stof die fijner is dan PM10.

Sinds 19 december 2008 geldt het zogenaamde 'toepasbaarheidsbeginsel'. Met ingang van 1 augustus 2009 is het toepasbaarheidsbeginsel in artikel 5.19 van de Wet milieubeheer opgenomen. Dit beginsel geeft aan op welke plaatsen de luchtkwaliteitseisen toegepast moeten worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de duur van de blootstelling in relatie tot de concentratie; op plaatsen waar mensen niet of slechts kort verblijven, hoeft de luchtkwaliteit niet beoordeeld te worden en telt een eventueel berekende waarde boven de grenswaarde niet als overschrijding. Expliciet is geregeld dat geen beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsvindt:

  • op plaatsen waar het publiek geen toegang heeft en waar geen bewoning is;
  • op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen (hier gelden de ARBO regels). Dit omvat mede de (eigen) bedrijfswoning. Uitzondering: publiek toegankelijke plaatsen; deze worden wél beoordeeld (hierbij speelt het zogenaamde blootstellingscriterium een rol). Toetsing vindt plaats vanaf de grens van de inrichting of bedrijfsterrein;
  • op de rijbaan van wegen, en op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang hebben tot de middenberm.

Voor het overige is het ter beoordeling van het bevoegd gezag.

De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 regelt de beoordeling (meting of berekening), de verslaglegging en de rapportage van de luchtkwaliteit.

Hierin is onder meer geregeld, dat bij het berekenen van concentraties van verontreinigende stoffen in de buitenlucht bij inrichtingen, de concentraties worden bepaald vanaf de grens van het terrein van de betreffende inrichting.

Op 15 januari 2009 is in het Staatsblad het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) gepubliceerd. Op basis van dit besluit moeten gemeenten en provincies rekening houden met grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide bij besluiten over de realisering van zogenoemde gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen.

Voor locaties binnen 300 meter van rijkswegen of binnen 50 meter van provinciale wegen moet eerst worden onderzocht of de Europese normen voor fijn stof en stikstofdioxide worden overschreden, of dat dit dreigt te gebeuren. Als uit het onderzoek blijkt dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, mag er geen school, verzorgingstehuis, et cetera worden gevestigd.

Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze van de gevoelige bestemmingen goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.

Voor onderhavig plangebied geldt dat de ontwikkeling:

  • volgens het Besluit NIBM wel of niet in betekende mate bijdraagt;
  • niet is opgenomen als IBM-project in het NSL;
  • niet in de zone van een rijks- of provinciale weg zoals bedoeld in het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Op basis hiervan is geen onderzoek nodig naar de luchtkwaliteit.