direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Steeg 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding    Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2  Beschrijving van het plangebied   Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven  
3  Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld  
4 Beschrijving bestemmingsplan   Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
5 Haalbaarheid en afweging    Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
6 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
7 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid    Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten dienen in gevolge de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.

1.3 Doelstelling

Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan werden geboden. Omdat het geldende bestemmingsplan niet één op één kan worden overgezet in een hedendaags digitaal bestemmingsplan, kunnen op perceelsniveau verschillen optreden.

Verschillen kunnen ook optreden vanwege de doelstelling om wijzigingen die zich sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan hebben voorgedaan in wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden, op die gebieden die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, te verwerken. Uitgangspunt blijft een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.

1.4 Aanpak

Hoe de tienjaarse actualisering van de bestemmingsplannen wordt opgepakt, is door burgemeester en wethouders vastgelegd. Deze werkwijze is ter kennis gebracht van de gemeenteraad en daarna op 11 maart 2015 gepubliceerd. Hierin is onder andere vastgelegd hoe om te gaan met bestaand en nog vast te stellen beleid. Zo nodig wordt later een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht ter implementatie van nieuw of aanvullend beleid. Daarnaast zal in een standaardplanmethodiek worden beschreven hoe gehandeld wordt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen en is een gebiedsindeling vastgelegd.


De gemeenteraad heeft op 26 mei 2015 de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 vastgesteld.

Daarin is onder andere beschreven:

  • hoe de omzetting van de geldende bestemmingen naar de nieuwe bestemmingen plaatsvindt, waarbij ook is ingegaan op de 'vertaling' van de Beschrijving-in-Hoofd- lijnen in de regels van de nieuwe bestemmingsplannen;
  • welke wijzigingen plaatsvinden vanwege regelgeving, beleid, nieuwe inzichten;
  • hoe de bestemmingsplannen vorm krijgen;
  • dat de geldende mogelijkheden uitgangspunt zijn doch op perceelsniveau opnieuw een ruimtelijke afweging wordt gemaakt en dat het aantal woningen gefixeerd wordt;
  • dat bij diverse onderwerpen te verwachten is dat vastgesteld beleid kan leiden tot een aanpassing in de methodiek;
  • hoe wordt omgegaan met particuliere verzoeken.

In hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden kort beschreven waarbij een vergelijk wordt gemaakt met de geldende mogelijkheden.


Tegelijk met het besluit aangaande de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 stelde de gemeenteraad de Nota Milieuzonering Rheden 2015 alsmede de Nota Parkeernormen Rheden 2015 vast zodat ook op die gebieden een actuele basis beschikbaar was voor het vervaardigen van onderhavig bestemmingsplan.


Deze drie nota's zijn op 10 juni 2015 bekendgemaakt en (ook digitaal) ter inzage gelegd.

1.5 Ligging plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het dorp De Steeg. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Veluwe, aan de zuidzijde door de uiterwaarden van de IJssel en de A348. Aan weerszijden van het plangebied bevindt zich de doorgaande route die de aanliggende dorpen met elkaar verbindt (aan de westzijde Rheden, aan de oostzijde Ellecom). Ten westen van het plangebied bevindt zich het landgoed Rhederoord. Ten oosten van het plangebied is het landgoed Middachten gelegen.

De locatie van de voormalige boerderij Oud Middachten aan de Oversteeg is buiten de planopzet gelaten. Voor deze locatie is momenteel een bestemmingsplan in ontwikkeling ten behoeve van enkele - zorgvuldig in te passen - woningen. Dit bestemmingsplan vanwege het specifieke karakter van de ontwikkeling afzonderlijk in procedure worden gebracht.


De ligging van het dorp is op de volgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0001.png"

1.6 Geldende bestemmingsplannen

De begrenzing van het plangebied is hieronder afgebeeld. Hierbinnen is aangegeven welke bestemmingsplannen nu gelden. Ook is een aantal bestemmingsplannen van toepassing die niet zijn gekoppeld aan een bepaald gebied in het plangebied. Overigens is de begrenzing van het plangebied ten opzichte van het nu geldende plan iets verruimd. Dit speelt met name aan de zuidzijde langs de IJssel. Gezocht is naar een logische begrenzing in aansluiting bij de opzet van de onlangs vastgestelde Structuurvisie voor De Steeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0002.png"

nr.   naam   vastgesteld  
SE1   De Steeg en Ellecom   21 februari 2006  
LG1   Landelijk Gebied   27 januari 2009  
SE4   Bestemmingsplan De Steeg en Ellecom, locatie Parkweg te De Steeg   29 juni 2010  
SE5   Bestemmingsplan De Steeg en Ellecom, 2e herziening, aanpassingen plankaart   24 september 2010  
BPDeSteeg   Bestemmingsplan De Steeg, witte vlekken   24 september 2013  
ST3   Bestemmingsplan Steegse Haven   30 maart 1982  
SE8   De Steeg en Ellecom, locatie Hoofdstraat 27   24 februari 2015  
BP archeologie   Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen   15 april 2014  
n.v.t.   De Steeg en Ellecom, 1e herziening, Bijlage Milieuzonering 2009   27 april 2010  
n.v.t.   1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag-Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg en Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord   29 juni 2010  

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

2.1.1 Algemeen

De ligging van het dorp De Steeg op de overgang van de hogere zandgronden naar het laag gelegen IJsseldal op circa 15 meter N.A.P. is kenmerkend voor de vele nederzettingen aan de Veluwezoom. Aan de hoge kant van het dorp lagen de akkers en het bos, aan de lage kant de weiden en de hooilanden.

Het dorp De Steeg ligt in het centrale deel van de gemeente Rheden. De kern ligt tussen de beboste stuwwallen en het lager gelegen gebied van het Broek, de Havikerwaard en de Beimerwaard. Van groot belang voor het dorp is de verharding c.q. aanleg van de straatweg tussen Arnhem en Zutphen in 1820. Daarvoor fungeerde de 'Boerenweg' als doorgaande route. Restanten van deze route zijn nog herkenbaar in de plattegronden van de De Steeg en de aangrenzende dorpen. De beroemde Middachterallee, die de Steeg en de aangrenzende dorpen verbindt, stamt uit de 17e eeuw en werd in de 19e eeuw onderdeel van de straatweg. In 1865 werd de spoorlijn Arnhem-Zutphen aangelegd, parallel aan de straatweg.

Zeer ingrijpend voor de Steeg en de andere nabijgelegen dorpen was de aanleg van de autosnelweg (nu A348) in 1974 door de broekgronden ten zuidoosten van de kernen. De snelweg werd op een dijklichaam aangelegd. Daardoor werd het karakteristieke vrije zicht vanaf de rand van de stuwwal op de IJssel en de uiterwaarden verstoord.

2.1.2 De Steeg

De Steeg is ontstaan op de grens van de Rheder- en de Ellecomse marken. Deze grens liep over de lijn Diepesteeg/Oversteeg ('steeg' = smalle, stijgende weg). Bij het raakpunt met de IJssel was een voetveer. De kruising van deze 'steeg' met de weg Arnhem-Zutphen vormt het centrale punt van waaruit de nederzetting zich heeft ontwikkeld. Deze lijn scheidt tevens globaal de invloedssferen van beide kastelen, Middachten en Rhederoord. In de oude naamgeving vindt men dit terug: respectievelijk Rheder- en Middachter Steeg.

Het ontstaan van De Steeg hangt nauw samen met het ontstaan van de landgoederen Middachten (eind 12e eeuw) en Rhederoord (midden 18e eeuw). Zo was een deel van de boerderijen en arbeiderswoningen horig aan kasteel Middachten. Tot in de 19e eeuw was er vrij weinig bebouwing in het dorp die niet aan één van de landgoederen was gerelateerd.

Onder invloed van de aanleg van de spoorlijn Arnhem-Zutphen en het in zwang raken van het 'buiten wonen', ontwikkelde De Steeg zich vanaf het eind van de 19de eeuw en in het begin van de 20ste eeuw tot woon- en vakantiedorp. Langs de straatweg en de Oversteeg werden villa's en vakantieverblijven gebouwd zoals De Engel, Quisiana, Ortrud, Rhederpark, Rhederdal en Kastanjeoord. Eveneens verscheen enige bebouwing langs de spoorlijn. Aan de Bentincklaan werd het Strooien Dorp gebouwd, een karakteristiek voorbeeld van volkswoningbouw. Karakteristiek voor De Steeg zijn verder de RK kerk die op de kruising staat van Diepesteeg en Hoofdstraat en het kloostercomplex met begraafplaats dat zich enigszins aan het zicht onttrekt door de afgelegen ligging aan de Oversteeg.

In de jaren '20 van de vorige eeuw nam het binnenlands toerisme langzaam af, eerst mede door de crisis en later door de toenemende populariteit van vakanties in het buitenland. Veel pensions kregen een andere bestemming of werden gesloopt, zoals de beroemde Engel, die plaats moest maken voor het laatste –huidige- gemeentehuis, het laatste van de drie gemeentehuizen die De Steeg als bestuurlijk hart van de gemeente heeft gekend.

straat   rijksmonument, huisnummers   gemeentelijk monument, huisnummers  
Bentincklaan   19   5 t/m 18  
Diepesteeg   2a, 23, 40, 42   1, 2d, 2e, 4  
Hoofdstraat   17, 19, 21, 30-32, 34-36, 136   2, 4, 5 t/m 5e, 6, 8, 15, 23, 29, 38, 48, 58 t/m 80 (even), 82 t/m 92 (even), 130  
Oversteeg   45   ong., 14  
Parkweg     4  
Smidsallee   18    

2.2 Stedenbouwkundige karakteristiek

Stedenbouwkundig gezien kan De Steeg getypeerd worden als een kleinschalige nederzetting met een open bebouwingskarakter, omgeven door een sterk geaccidenteerd, parkachtig landschap. De directe omgeving van het dorp De Steeg kent een zeer hoge cultuurhistorische waarde, met talrijke bijzondere structuren en relicten. Vrijwel overal in het dorp is het contact met het omringende landschap voelbaar. Het groene karakter van De Steeg wordt voornamelijk bepaald door het groen op de vaak royale, particuliere erven en door het zicht op het omringende landschap. De laanbeplanting langs een aantal straten en wegen ondersteunt dit groene karakter. Het open en individuele bebouwingskarakter van het dorp wordt op enkele plaatsen onderbroken door kleine woningbouwcomplexen. Deze hebben vaak een eigen structuur en oriëntatie.

2.3 Ruimtelijke dragers

De ruimtelijke dragers van de woonkern De Steeg worden gevormd door wegen en straten die een belangrijke verkeerskundige danwel structuurbepalende functie kennen. Daarnaast is de doorsnijding van de spoorlijn niet te ontkennen in de opzet van het dorp. Vanuit een verkeerskundige benadering vormen de Hoofdstraat (als onderdeel van de dorpenroute) en de Van Aldenburglaan de belangrijkste ruimtelijke dragers. De overige structuurbepalende lijnen hebben een belangrijke cultuurhistorische oorsprong. Dit zijn de Oversteeg-Diepesteeg, de Parkweg en de Smidsallee. De parallel aan de Hoofdstraat lopende spoorlijn is opgenomen in de dorpsstructuur.

2.4 Gebiedstypen

Het dorp De Steeg kent verscheidene gezichten met betrekking tot de stedenbouwkundige opbouw van het dorp en de uitstraling van de bebouwing. Het dorp kan worden onderverdeeld in verschillende gebieden die elk hun eigen karakteristiek hebben. Deze karakteristiek is gebaseerd op het type bebouwing, de aanleg en de uitstraling ervan, ingegeven door de bouwperiode. In het dorp De Steeg zijn ruwweg vijf verschillende gebiedstypen aan te wijzen. Dit zijn: het historisch dorpsgebied, de vooroorlogse woningbouwensembles, de naoorlogse in- en uitbreidingen, individuele woningbouw in een parkachtige setting en instituten.

2.4.1 Historisch dorpsgebied

Het historisch dorpsgebied wordt bepaald door de historische kern en de historische bebouwingslinten van het dorp. Het is vrijwel uitsluitend opgebouwd uit individuele panden met één à twee bouwlagen plus kap. Panden in klassieke bouwstijl en interpretaties daarvan overheersen het architectonische beeld. Ze worden afgewisseld met panden in traditionele bouwstijl. De incidenteel voorkomende gebouwen die (oorspronkelijk) tot een van beide landgoederen behoren, onderscheiden zich in hun functionele karakter (boerderijen en dergelijke), in een hoog afwerkingniveau en in de specifieke toepassing van kleuren op ondergeschikte bouwdelen (bijvoorbeeld de wit met ossenbloedrode luiken bij vensters verwijzen naar Middachten).

2.4.2 Vooroorlogse woningbouwensembles

Na aanleg van de spoorlijn groeide De Steeg verder door verdichting van het gebied tussen de Hoofdstraat en de spoorlijn en door bebouwing van percelen ten noorden van de spoorlijn. Hier werden de eerste volkswoningbouwcomplexen van De Steeg opgericht. Een kenmerkend voorbeeld is het eerder genoemde ensemble van arbeiderswoningen met de rieten daken. Meer ten oosten ervan is eveneens aan het spoor een dergelijk vooroorlogs complex te vinden. Deze vooroorlogse dorpsuitbreidingen zijn ontstaan in de periode van de bouw van tuindorpen. Kenmerkend is de kleinschaligheid van de arbeiderswoningen van veelal één bouwlaag met een kap en doorgaans sobere architectuur.

2.4.3 Naoorlogse in- en uitbreidingen

Na de Tweede Wereldoorlog groeide De Steeg verder aan de westzijde met rijenwoningen en vrijstaande woningen en aan de oostzijde met vrijstaande woningen, geschakelde woningen en rijenwoningen.

Rondom de historische kern van De Steeg bevindt zich een aantal planmatige in- en uitbreidingslocaties, uit verschillende bouwperioden, van maximaal enkele tientallen woningen per locatie. De verkavelingsopzet van deze in- en uitbreidingen sluit aan bij het gegroeide dorpspatroon. De kleinschalige aanpak strookt met de schaal van De Steeg. Voorbeelden van enkele naoorlogse in- en uitbreidingslocaties zijn het Brantsenpark, de Vingerhoed en de Moeckenkamp.

2.4.4 Individuele woningbouw in een parkachtige setting

Als opmaat naar de beide landgoederen die het dorp flankeren (Rhederoord aan de noordwestzijde en Middachten aan de zuidoostzijde), alsmede de omgeving van het voormalige station, zijn de parkachtige woongebieden gelegen. De kenmerkende groene uitstraling wordt gevormd door bermbeplanting, laanstructuren en de invloed van de tuinen bij de woningen op de ruime privé-kavels.

De dominerende villabebouwing is compact doch fors van opzet met een gevarieerde ligging op het perceel, opzet en architectonische uitstraling. De architectonische uitwerking staat in het algemeen op hoog niveau.

De verweving van de bebouwing met het omringende landschap, bestaande uit de rand van de Veluwe en de nabij gelegen landgoederen, is een essentieel kenmerk van het gebied. Dit parkachtige woonmilieu draagt bij aan de positieve beeldvorming van het dorp.

2.4.5 Institituten

De zone rondom het spoorviaduct wordt gekenmerkt door instituten. De kantoorfunctie domineert hier in gebouwen die geenszins kleinschalig te noemen zijn. De opzet en uitstraling van dit gebiedstype wijkt wat dat betreft dan ook wat af bij het kleinschalige, dorpse karakter van De Steeg.

2.4.6 Agrarische zuidflank

Het terrein dat bekend staat als Oud Middachten heeft momenteel nog een overwegend agrarisch karakter. De aan landgoed Middachten refererende historische villa's en agrarische erven worden afgewisseld met royale open ruimten met agrarische doeleinden. Onder dit gebiedstype wordt tevens de aanwezige camping gevat. De camping is open van opzet doordat er geen vakantiewoningen aanwezig zijn.

2.4.7 Volkstuinen

Dit gebiedstype betreft de helder omgrensde volkstuincomplexen aan de noordrand van het dorp.

2.4.8 IJsseloever

De IJsseloever is het gebiedstype dat de overgang vormt tussen de bebouwde dorpskom en de Steegse Haven. Het betreft weidegronden, de oever van de rivier, het huidige strandje en enkele woonboten.

2.5 Bodemaspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal van toepassing zijnde aspecten die een relatie hebben met de bodem, hetgeen verder wordt uitgewerkt in paragraaf 3.4.1.Het aspect water komt ook aan de orde in paragraaf 2.6 waarin de openbare ruimte wordt beschreven.

2.5.1 Huidige bodemkwaliteit

Achtergrondverontreiniging

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging.

De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • voldoet aan de achtergrondwaarde;
  • voldoet aan de maximale waarde wonen;
  • voldoet aan de maximale waarde industrie;
  • is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie.

Een aantal gebieden is niet gezoneerd. Hierop is de nota Bodembeheer niet van toepassing. In onderstaande kaart is de situatie in en rond het plangebied weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0003.png"

Bron: Nota Bodembeheer gemeente Rheden

Het oranje gedeelte van het plangebied voldoet wat betreft de bovengrond (bovenste meter) aan de maximale waarde wonen. De groen gekleurde bovengrond voldoet aan de achtergrondwaarde.

De ondergrond (van 1 tot 2 meter beneden maaiveld) voldoet in het gehele plangebied aan de achtergrondwaarde.

Activiteiten

In het gemeentelijke Bodeminformatiesysteem is vastgelegd waar vanwege handelingen in het verleden de bodem mogelijk verontreinigd is.

De verdacht locaties zijn hieronder afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0004.png"

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem

In groen zijn weergegeven de locaties waar op basis van globaal historische onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd.

In rood staan de locaties weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd is. Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.

Van de 30 locaties waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de meeste afgerond. Op drie locaties is op enig moment nog vervolgonderzoek nodig. Deze locaties staan weergegeven op onderstaande kaart.

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem
afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0005.png"

Overigens is steeds is de hele locatie aangegeven, Het kan echter goed zijn dat slechts op een klein deel van de locatie vervolgacties moeten plaatsvinden.

Het betreft de volgende locaties.

locatiecode   adres   wat moet er gebeuren
 
AA027500192   Hoofdstraat 27   Opruimen kleine restverontreiniging onder werkplaats op een natuurlijk moment
 
AA027500554   IJsseloever   Voormalige stort. Uitvoeren nader onderzoek op natuurlijk moment  
AA027500794   Benticklaan   Uitvoeren nader onderzoek naar klein verontreinigings spotje  
2.5.2 Niet gesprongen explosieven

Uit de in 2014 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven binnen de gemeente Rheden blijkt dat er in de gemeente een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet gesprongen explosieven uit de tweede wereld oorlog aanwezig zouden kunnen zijn.

Binnen het plangebied liggen de verdachte deelgebieden 4, 5 en 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0006.png"

Bron: Historisch vooronderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven binnen de gemeente Rheden, 2014

Binnen deelgebied 4, de ovale vorm rond het spoor, gaat het om afwerpmunitie afkomstig van de geallieerden. Deze kan tot een meter of 4 diep in de grond zitten. Binnen deelgebied 5, een loopgraaf, gaat het om gedumpt Duits gevechtsveldmunitie. Als deze aanwezig zijn zullen deze zich niet dieper dan 2 meter beneden maaiveld bevinden. Deelgebied 6 is een loopgraaf binnen deelgebied 4. Hier kan dus zowel afwerpmunitie als gevechtsveldmunitie worden aangetroffen.

Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet gesprongen explosieven vanzelfsprekend veel kleiner

2.5.3 Leidingen en water

Leidingen

Binnen het plangebied ligt ten noorden van het spoor een hogedruk-gasleiding

Warmte Koude Opslag (WKO) en Geothermie

Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen het plangebied het derde watervoerend pakket geschikt is voor de installatie van WKO systemen.

Bij een afweging of wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) worden betrokken.

De gemeente is geen voorstander van Geothermie (Warmte Koude opslag op grote diepten).

Diepinfiltratie

In de Steeg liggen 3 diepinfiltratieputten waar het afstromend hemelwater in bijzondere situaties diep in de bodem wordt geïnfiltreerd. Bij gewone neerslagbuien wordt het afstromend hemelwater opgevangen in een infiltratie riool. Van uit dit riool infiltreert dit hemelwater in de grond. Wanneer er zoveel water ineens valt dat het normale infiltratieriool dit niet aan kan, dan stroomt het over in de diepinfiltratieputten aan de Bentincklaan. De diepinfilatratieputten zijn circa 100 meter diep. Omdat een dergelijk systeem nogal gevoelig is voor bodemverontreiniging wordt deze regelmatig gecontroleerd.

2.5.4 Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied is niet gesitueerd binnen een grondwaterbeschermingsgebied.

2.6 Openbare ruimte

In de beleving van het plangebied overheerst het dorpse karakter tot uitdrukking komende in rustige woonstraten met een groen karakter. Het omringende landschap is sterk bepalend voor het karakter van het dorp De Steeg. In hoofdstuk 4 wordt nadere aandacht besteed aan de gemaakte keuzes op dit gebied en de onderbouwing daarvan.

2.6.1 Verkeer

Het plangebied kent één doorgaande verkeersroute die De Steeg verbindt met de overige dorpen. Dit betreft de Hoofdstraat. Deze gaat over in de Middachterallee, de plaatselijke verbinding tussen de verschillende dorpen. In het dorp De Steeg kent de hoofdroute, via de Van Aldenburglaan, een aansluiting met de provinciale route, de A348.

De overige wegen zijn op een uitzondering na onderdeel van een 30 km zone.

Het dorp wordt verder bediend door een buslijn die enerzijds via Velp-Zuid naar Arnhem voert en anderzijds via Dieren naar Apeldoorn. De trein kent geen station in De Steeg.

2.6.2 Groen

In het plangebied van De Steeg is relatief weinig oppervlakte aan openbaar groen aanwezig. Daar staat tegenover dat het omliggende landschap in bijna heel het dorp voelbaar is. De landgoederen Middachten en Rhederoord spelen hierbij een grote rol. Daarnaast komt dit karakter tot uitdrukking in het privé-groen op de ruime percelen met vrijstaande woningen. Bij de rivieroever is het open karakter kenmerkend.

Langs de doorgaande route door De Steeg liggen enige groenaccent-zones. In het groenstructuurplan worden deze entrees of ontmoetingsplekken gezien als visitekaartje waar het groen een grote decoratieve functie mag vervullen.

2.6.3 Water

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa´s in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de (deels voormalige) uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en in de komkleigebieden aangetroffen.

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.

Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

De beken en sprengen in de gemeente Rheden ontspringen op de zuidelijke Veluwe, hebben een noord-zuid verloop en monden uit in de IJssel.

Ook voor het bebouwde gebied van De Steeg geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie gericht is op het voorkómen van grondwateroverlast. Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk hemelwaterriool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen in de bodem of voert af naar de uiterwaarden van de IJssel.
In De Steeg heeft het rioolstelsel twee riooloverstorten op de 'dode arm' van de IJssel. De riooloverstorten lozen bij hevige regenval het teveel aan rioolwater op het oppervlaktewater.

Het ingezamelde afvalwater in het plangebied voert af naar de rioolwaterzuiverings- installatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel.

2.6.4 Spelen

In het plangebied De Steeg zijn op diverse plaatsen speelvoorzieningen voor de jeugd aanwezig. Die voorzieningen zijn vaak speeltoestellen en zijn begrepen onder het begrip straatmeubilair. Deze zijn te vinden aan de Van Aldenburglaan en aan de Vingerhoed. De jeugd vanaf 12 jaar kan terecht op een speelveld aan de Van Aldenburglaan. De Hoofdstraat en het spoor zijn wel een barrière voor de jeugd tot 10 jaar. Het speelveld is daardoor niet voor iedereen makkelijk bereikbaar. Verder is recent besloten om op het grasveld bij het gemeentehuis een jongerenontmoetingsplaats (JOP) te realiseren. Samengevat betekent dit dat in De Steeg voldoende speelruimte/ontmoetingsruimte voor de jeugd aanwezig is.

2.7 Wonen

Bij de rijksnota Mensen, wensen, wonen is het begrip woonmilieu geïntroduceerd om aan te geven dat het niet alleen gaat om de kwaliteit van de woning maar ook de kwaliteit van de woonomgeving en bijvoorbeeld de ligging van de buurt. In dat verband kan het plangebied getypeerd worden als landelijk bereikbaar wonen. Dat wil zeggen een woonmilieu met een lage bebouwingsdichtheid in een overwegend groengebied met weinig voorzieningen.

De woningvoorraad, het aantal inwoners en het aantal huishoudens is vermeld in de volgende tabellen.

Woningen
 
 
totaal aantal
 
491  
meergezinswoningen
 
9%  
huurwoningen
 
39%  
gemiddelde WOZ-waarde
 
€ 264.000  

Inwoners
 
 
totaal aantal
 
1.110  
0 - 24 jaar
 
25%  
25 - 65 jaar
 
54%  
65 jaar en ouder
 
21%  

Huishoudens
 
 
gemiddelde grootte huishoudens
 
2,2  
eenpersoonshuishoudens
 
35%  
huishoudens zonder kinderen
 
35%  
huishoudens met kinderen
 
30%  

Bron: CBS Statline, 2013

Gemeentebreed bestaat de woningvoorraad voor 55% uit koopwoningen. De leeftijdsopbouw wijkt niet veel af van het gemiddelde in de gemeente. Naar verhouding wonen er minder eenpersoonshuishoudens in de kern De Steeg.

Sinds 2009 fluctueert het bevolkingsaantal van de gemeente enigszins nadat het vanaf 2003 een daling liet zien. In de meest recente bevolkingsprognose van de provincie Gelderland wordt een lichte stijging van het aantal inwoners voorspeld. Tussen de jaren 2020 en 2025 stabiliseert het aantal inwoners rond de 44.000.

Het aantal huishoudens vertoont evenwel nog steeds een stijgende lijn. De huishoudens ontwikkeling is een goede voorspeller voor de kwantitatieve woningbehoefte. De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren zal stijgen met plusminus 600. In de periode 2020-2025 zal de huishoudensontwikkeling naar verwachting stabiliseren rond de 21.000.

In De Steeg zijn op dit moment geen instellingen meer gevestigd. Een tweetal instellingen gelegen aan de Hoofdstraat is gesloten. De gebruiksmogelijkheden van de betreffende panden voor maatschappelijke instellingen worden wel behouden.

De woningbouwlocaties uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Er wordt niet voorzien in een verruiming van de woning- bouwcapaciteit.

2.8 Economische activiteiten

Het kleinschalige dorp De Steeg kent relatief veel bedrijvigheid. De verschillende vormen van bedrijvigheid zijn met name gebundeld aan de Hoofdstraat (dorpenroute). Bedrijvigheid is aanwezig in de vorm van kantoren, dag-/verblijfsrecreatie en horeca, bedrijven, detailhandel, en maatschappelijke voorzieningen. In De Steeg bevinden zich een groot restaurant met een eigen parkeervoorziening, een snackbar en een bakkerij met daghoreca aan de Hoofdstraat. In het plangebied van De Steeg ligt één Bed & Breakfast.

Om de bedrijvigheid te kunnen behouden en versterken ligt de ambitie (zoals aangegeven in de structuurvisie De Steeg) bij het vergroten van mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten in panden langs de Hoofdstraat en ruimte geven voor ondernemen. Dit biedt kansen voor nieuwe ontwikkelingen in bestaande leegstaande panden en kan stimulerend werken voor de vergroting van de aantrekkelijkheid voor recreatie en toerisme. Mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten worden geboden in de sfeer van kleinschalige kantoorfuncties, winkels, horeca en maatschappelijke en culturele voorzieningen.

2.9 Voorzieningen

Het plangebied kent diverse openbare voorzieningen. De aanwezige voorzieningen concentreren zich in het gebied aan of nabij de Hoofdstraat. Het dorp is voorzien van een school, welke is gelegen aan de Parkweg (openbare basisschool de Lappendeken). Verder is er een dorpshuis, eveneens gesitueerd aan de Parkweg, ten zuiden van het spoor. Het dorpshuis wordt ook gebruikt als peuterspeelzaal en voor fysiotherapie. Daarnaast is het gemeentehuis van Rheden aan de Hoofdstraat gelegen.

De katholieke kerk Maria ten Hemelopneming, op de kruising van de Hoofdstraat met de Diepesteeg is thans niet meer in gebruik. Wel nog in gebruik is het gebouw van de Protestantse Gemeente te Ellecom - De Steeg aan de Diepesteeg.

Verder is er een begraafplaats. Deze is gesitueerd aan de Van Aldenburglaan, naast het voormalige klooster van de Zusters van Liefde.

2.10 Nieuwe ontwikkelingen

Op onderstaande vijf locaties is sprake van een bouwrecht dat nog niet is geëffectueerd:

  • Parkweg tussen 24-26, Parkweg naast nummer15;
  • Oversteeg naast nummer 35;
  • Simon Carmiggelthof tussen nummers 1 en 5;
  • Hoofdstraat naast nummer 14.

Deze bouwrechten worden gerespecteerd en overgenomen in het voorliggende plan.

Verder worden op een aantal plekken de gebruiksmogelijkheden verruimd. Dit betreft de kerk aan de Hoofdstraat 15 met naastgelegen pastorie en het perceel Boecoplaan 1. Daarnaast vindt enige flexibilisering plaats van de mogelijkheden van het centrale gedeelte van de Hoofdstraat. Ook wordt invulling gegeven aan een verruiming van de gebruiksmogelijkheden van het prinses Amaliaplein. In hoofdstuk 4 wordt aan een en ander nadere aandacht besteed.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

Beleidsregels grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.

De Handreiking Beleidslijn grote rivieren licht het beleid zoals vastgesteld in de Beleidslijn grote rivieren toe. Het ministerie van Infrastructuur heeft de Handreiking Beleidslijn Grote rivieren in het voorjaar van 2014 geactualiseerd. De voorgaande handreiking komt hiermee te vervallen.

In titel 2.4 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro, voorheen ook wel AMvB Ruimte genoemd) is de ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren, de planologische kernbeslissing (pkb) Ruimte voor de rivier en het Nationaal Waterplan (voor zover het gebieden betreft die daarin worden gereserveerd voor mogelijke toekomstige rivierverruimende maatregelen) geregeld.

De artikelen 2.4.1 t/m 2.4.5 Barro zijn alleen van toepassing op activiteiten in (delen van) een rivierbed waarvoor op grond van de Waterwet en het Waterbesluit een vergunningplicht of algemene regels gelden (afstemming met de watervergunning). Een uitzondering geldt voor activiteiten in de gebieden die zijn aangewezen in Bijlage IV van het Waterbesluit ( zie artikel 6.16 Waterbesluit).

De artikelen 2.4.1. t/m 2.4.5 Barro zijn in casu van toepassing. Zij stellen algemene eisen aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed met als doel te voorkomen dat omgevingsvergunningen worden verleend voor afwijking van een bestemmingsplan ten behoeve van werkzaamheden die in het kader van het Waterbesluit niet of slechts onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Dit kan zijn omdat ze een bedreiging vormen voor de waterafvoer of omdat zij de vergroting van de afvoercapaciteit feitelijk kunnen belemmeren.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald. Allereerst de Omgevingsvisie Gelderland.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Uit deze kaarten blijkt, dat het plangebied is gelegen in het gebied dat in de provinciale omgevingsvisie is aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. In paragraaf 5.2 wordt hier verdere aandacht aan besteed.


In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Deze verordening is bindend voor de gemeente.


Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp uit de Omgevings- verordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties.

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale woonagenda's successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudens- prognoses van de provincie Gelderland (2014).

In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) bestaat (juni 2015) tot 2020 nog een behoefte aan 6.497 woningen.


Bij het wonen wordt niet alleen gekeken naar de kwantitatieve vraag maar ook naar de kwalitatieve vraag. In die benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarkt onderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de stadsregio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu. In de handreiking bij de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling wordt onder regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte.

Voorts wordt hier vermeld het provinciale beleid om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 hebben provinciale staten in november 2011 het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld.

Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.


Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het waterschap haar doelen aan. Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

De visie voor de lange termijn zoals die in 2013 is opgenomen in de Watervisie 2030 wordt vertaald in het nog vast te stellen Waterbeheerplan 2016-2021.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft in 2012 de Erfgoednota Levend Verleden vastgesteld. In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd:

"Het cultuurhistorisch erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. In het verleden wordt de basis gezocht voor de toekomst. Het doel van het erfgoedbeleid is dan ook het in goede staat doorgeven van het cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Dit doel wordt nagestreefd door het behoud van het erfgoed als onlosmakelijk onderdeel in het ruimtelijk beleid te integreren en door erfgoed als inspiratiebron, motor en toetssteen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ruimtelijke beleid en andere relevante beleidsvelden. Waar nieuwe ontwikkelingen daarom vragen, zal worden ingezet op functie- verandering en herbestemming met behoud van de belangrijkste historische karakteristieken. Voor erfgoed dat volgens het Erfgoedplan essentieel is voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente wordt de hoogste prioriteit gegeven aan instandhouding. Waar instandhouding van erfgoed niet mogelijk of om zwaarwegende redenen niet wenselijk blijkt, zal dit in ieder geval niet ongekend verloren gaan. De gemeente zal een platform bieden voor het verzamelen van het immateriële erfgoed. Het beleid wordt praktisch en gemakkelijk hanteerbaar vormgegeven met een minimum aan regels en binnen de al aanwezige wettelijke kaders. Bij de uitvoering van het beleid staat het belang van het erfgoed en de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar daarvan centraal en wordt waar mogelijk de samenwerking gezocht met andere partners en beleidsvelden."

De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van vijf thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:

  • behoud en ontwikkeling van het erfgoed;
  • de vermeerdering van kennis;
  • het delen van kennis;
  • samenwerking door alle betrokkenen;
  • de wens om erfgoed uit te dragen en te vermarkten.

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.


De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld. Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij minimaal kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

De wijze waarop met met de mogelijke aanwezigheid wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Geluidhinder

De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan (VCP) wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.

In onderhavig plangebied is sprake van verblijfsgebieden, die ingericht zijn of worden ingericht als 30 km of 60 km zone en de gebiedsontsluitingswegen. Dit zijn de wegen binnen de bebouwde kom waar een snelheidslimiet van 50 km geldt en die hoofd- zakelijk een doorstroom karakter hebben. In De Steeg zijn dat de Hoofdstraat en de Van Aldenburglaan..


Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. De dorpenroute tussen Velp en Dieren is een belangrijke verbindingsas die zich kenmerkt door een ligging tussen bossen en open landbouwgebieden. Markant zijn de boomlinten die haaks op de dorpenroute zijn gesitueerd. Bomenlanen die vanaf de Veluwe richting IJssel voeren, vormen het bindende element - het raamwerk - in het geheel. Om deze karakteristiek optimaal in stand te houden geldt als uitgangspunt dat langs deze dorpenroute geen rijen laanbomen worden geplant. De tussen De Steeg en Ellecom gelegen Middachter Allee vormt hierop een uitzondering.


Het raamwerk wordt in De Steeg gevormd door de Diepesteeg, de Van Aldenburglaan, de Smidsallee en de Parkweg. Langs de Hoofdstraat zijn als onderdeel van de dorpenroute verspreid staande bomen gewenst. Langs de overige raam-werklijnen zijn wel enige bomen gewenst maar is dit vanwege de beperkte ruimte niet overal mogelijk. In de overige straten van De Steeg wordt gestreefd naar een aantrekkelijk parkachtige woonomgeving met op geschikte plaatsen grote solitaire bomen en in geval van minder ruimte naar een losse beplanting van kleiner blijvende bomen.

Spelen

In 2008 is de Beleidsnota R(h)eden te meer om te spelen 2008 - 2013 vastgesteld. Daarna is op 27 januari 2015 het rapport Evaluatie Speelbeleid vastgesteld. De beleidsnota is een onderdeel van het jeugd- en jongerenbeleid in de gemeente. Het doel is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar).

Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 4 - 14 jaar, hiervoor zijn de speelterreinen en speelvelden bedoeld;
  • 10 - 17 jaar, hiervoor zijn speelvelden als trapvelden, basketbalvelden, skatevoorzieningen en de jongerenontmoetingsplaatsen (jop) bedoeld.

Voor alle groepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. Afhankelijk van de voorziening (jop of speelplek) wordt overleg gevoerd met diverse belanghebbenden. De voorzieningen moeten voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speelvoorzieningen en de geldende milieuregels.

Water

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater wordt geregeld in de gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

Wonen

Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.

De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudensprognose gaat het de komende jaren om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.

Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen.

Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De grootte van het dorp De Steeg zorgt ervoor dat uitbreiding afhankelijk is van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid.

Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden. Verdere ruimtelijke ontwikkelingen voor het plangebied worden niet voorzien.

Terzijde wordt hier nog opgemerkt dat het bestemmingsplan ook voorziet in de mogelijkheid in de woning onder voorwaarden bed&breakfast te verstrekken, in die gevallen is uit brandveiligheidsvergunning (voor een logiesfunctie) vereist als nachtverblijf wordt verstrekt aan meer dan 4 personen.

Economische activiteiten

Economische beleidsnota Toekomst van de gemeente Rheden wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners, het bedrijfsleven en haar beroepsbevolking.

De nota geeft aan dat ingezet moet worden het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Daarbij wordt geconstateerd dat bedrijventerreinen voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden zijn. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is herstructurering noodzakelijk.

In 2015/2016 wordt gewerkt aan een actualisatie van de economische nota.

3.4.2 Structuurvisie

Voor het dorp De Steeg is de structuurvisie De Steeg, mijn dorp van Morgen! vastgesteld op 30 juni 2015. Met deze structuurvisie vindt een herijking plaats van de voorgaande structuurvisie Een droom om in te wonen uit 2006. Daarbij is voor een iets ruimere begrenzing gekozen. Zodoende wordt een aantal gebieden dat buiten de reikwijdte van de voorgaande structuurvisie viel, alsnog betrokken bij de 'nieuwe' structuurvisie. Dit ligt functioneel dan wel ruimtelijk meer voor de hand. Het voorliggende plan zoekt aansluiting bij deze begrenzing.

De Structuurvisie geeft de koers weer voor het dorp De Steeg tot 2030. Ook wordt daarbij aandacht besteed aan de gewenste maatregelen op korte termijn. Doelstelling van de structuurvisie is het in stand houden van de leefbaarheid van het dorp en de omgeving en waar mogelijk het verbeteren daarvan.

Uit de analyse van de huidige situatie wordt geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor drastische aanpassingen. Winst kan worden geboekt door het beter benutten van (potentiële) ruimtelijke kwaliteiten (zoals cultuurhistorische structuren en elementen). De sterke ontwikkelingsgeschiedenis en verbondenheid met de landgoederen, de Veluwe en de IJssel vormen elementen die verder uitgebouwd kunnen worden. De ligging direct aan de IJssel vormt een nog onvoldoende benutte potentie in recreatief opzicht. Daarnaast zijn er enkele concrete locaties of gebieden aan te wijzen die verbeterd kunnen worden. Dit betreft een kwaliteitsimpuls van de inrichting van de openbare ruimte in delen van het dorp, het bevorderen van het verkeersveiligheidsgevoel in relatie tot de hoofdontsluitingsroutes en woonstraten en het stimuleren en verder ontwikkelen van de zone langs de Hoofdstraat voor bedrijvigheid en ontmoeting.

Een aantal meer algemene ontwikkelingen en vraagstukken vraagt ook voor het dorp De Steeg om een nadere ruimtelijke uitwerking. Het gaat dan om ontwikkelingen op het gebied van zorg en vergrijzing, klimatologische veranderingen en fluctuaties in de economie met de bijbehorende gevolgen.

De ruimtelijke ambities voor het dorp richten zich vooral op een na te streven kwaliteitsverbetering om zowel de kracht van het dorp te kunnen behouden en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving verder uit te bouwen. Concreet is dit in de structuurvisie vertaald in diverse uitvoeringsmaatregelen. Deze tabel is overigens indicatief en bedoeld als leidraad voor de toekomstige ontwikkelingen. In de tabel is aangegeven welke instrumenten kunnen worden aangewend om de genoemde ontwikkeling te bevorderen c.q. mogelijk te maken. Het instrument 'bestemmingsplan' is daarbij aan de orde bij de volgende maatregelen/ambities:

  • het opstellen van een streefbeeld voor beeldkwaliteit van bebouwing en openbare ruimte passend bij het dorpse en eigen karakter van De Steeg; het voorliggende plan faciliteert deze, nadere uitwerking vindt plaats buiten het bestemmingsplan;
  • juridische borging van karakteristieke gebouwen en groenelementen; het voorliggende plan borgt een basisniveau van karakteristiek van gebouwen, nadere uitwerking vindt plaats op basis van cultuurhistorische analuyses welke in een separaat plan worden verankerd. Structuurbepalend en beeldbepalend groen is in net voorliggende plan bestemd en aldus geborgd;
  • vergroten van de gebruiksmogelijkheden van de bebouwing aan de Hoofdstraat om zodoende de instandhouding van de waardevolle gebouwen ter plekke te stimuleren; het voorliggende plan voorziet in flexibele gebruiksmogelijkheden ter plekke;
  • borgen van zichtrelaties vanuit het dorp naar de omgeving; de verbeelding van het voorliggende plan is dusdanig opgezet dat de zichtrelaties blijven bestaan;
  • verruiming van bedrijfsactiviteiten door bijvoorbeeld samenvoegen van bestemmingen Werken en Voorzieningen; in het voorliggende plan zijn bedrijfsactiviteiten deels toegestaan in de bestemming Gemengd - 1 (dit betreft met name de strook langs de Hoofdstraat);
  • verruimen van de horeca- en overnachtingsmogelijkheden langs de Hoofdstraat; in het voorliggende plan worden langs de Hoofdstraat horeca-activiteiten toegestaan in een lichte categorie, waaronder ook pensions;
  • aanbrengen van toeristische informatievoorzieningen; het voorliggende plan staat deze toe en is aldus in deze uitsluitend faciliterend;
  • meer uitnodigend maken van prinses Amaliaplein voor activiteiten, in combinatie met het ontwerptechnisch verbeteren van het kruispunt Van Aaldenburglaan - Prinses Amaliaplein en het aanpassen van de bestrating tussen Oversteeg en Prinses Amaliaplein; het onderhavige plan verruimt de gebruiksmogelijkheden van het prinses Amaliaplein, waardoor een basis is gelegd voor het uitvoeren van daarop gerichte maatregelen;
  • toestaan van mogelijkheden voor (horeca)activiteiten op en rondom Prinses Amaliaplein; het onderhavige plan verruimt de gebruiksmogelijkheden van het prinses Amaliaplein;
  • ruimtelijke mogelijkheden voor mantelzorg woningen en uitbouwen van woningen; mantelzorgwoningen kunnen worden toegestaan via het Besluit omgevingsrecht. Dit gebeurt buiten het plan om;
  • creëren van een ontmoetingsplaats voor jongeren (JOP); het voorligende plan voorziet in een JOP naast het gemeentehuis;
  • verbinding van het dorp met de Steegse Haven door een ontwerp te maken voor een wandelroute (ommetje) vanaf Oversteeg door Uiterwaarden naar de Hoofdstraat, aanleg strandje en speelweide in de uiterwaarden, uitzichtpunt over Steegse Haven vanaf de Oversteeg; het voorliggende bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de realisering van deze wensen. Alleen de mogelijke aanleg van een strandje in de Uiterwaarden is nog niet meegenomen, omdat locatie en mogelijkheden nog verder moeten worden uitgezocht.
  • terughoudendheid bij geluidgevoelige bestemmingen nabij spoor en A348; het voorliggende bestemmingsplan biedt geen nieuwe mogelijkheden voor gelduidgevoelige bestemmingen nabij spoor en A348;
  • handhaven volkstuinen; de volkstuinen zijn in het voorliggende plan positief bestemd.

Bovenstaande ontwikkelingen zijn indicatief en deels afhankelijk van kansen die zich voordoen. De rol die het voorliggende bestemmingsplan in deze kan vervullen is dan ook vooral faciliterend van aard.

3.4.3 Komend beleid

Bij de voorbereiding van de 10-jaarlijkse actualisatie van de bestemmingsplannen is geconstateerd dat er op dit moment nog nieuw beleid in voorbereiding is. Dit nieuwe beleid kan aanleiding zijn om het nu voorliggende geactualiseerde bestemmingsplan wederom -op onderdelen- te herzien.

Onder meer het beleid dat in het collegeprogramma is aangekondigd ter zake van karakteristieke panden kan aanleiding vormen om tot herziening van onderhavig bestemmingsplan over te gaan.

Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor als uitgangspunt gebruikt waarbij op onderdelen enige verruiming heeft plaatsgevonden. Ook zijn er enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.

Daarbij is van belang, dat sprake is van een vijftal niet gerealiseerde bouwblokken. Dit betreft locaties Parkweg tussen 24-26, Parkweg naast 15, Oversteeg naast 35, Simon Carmiggelthof tussen 1 en 5, Hoofdstraat naast 14. Hier is juridisch-planologisch gezien geen sprake van nieuwe mogelijkheden aangezien deze al zijn bestemd in het voorheen geldende plan. Er bestaat geen aanleiding om deze mogelijkheden niet over te nemen.

Uit het geldende bestemmingsplan zijn de bouwvlakken als uitgangspunt genomen. De maatvoeringen binnen een bouwvlak zijn aangepast als het perceel is gelegen in een stedenbouwkundig waardevolle zone. Daarvoor is gebruik gemaakt van de beschrijvingen in het geldende bestemmingsplan.

Verder geldt dat de regeling voor wat de maatvoering betreft generiek wijzigt ten opzichte van het voorheen geldende plan. In plaats van alleen een bouwhoogte zoals in de voorheen geldende bestemming Werken of Voorzieningen, wordt in de dorpen thans ook het maximale aantal bouwlagen geregeld. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke.


De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar aan de orde rechtstreeks bescherming op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving-in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast.

De stedenbouwkundige waarden van gebouwen worden in het voorliggende bestemmingsplan beschermd door restricties ten aanzien van de goot- en bouwhoogtes, waar eerst alleen een maximaal aantal bouwlagen en een maximale bouwhoogte waren voorgeschreven. Voor nader op de verbeelding aangegeven gebouwen gelden de bestaande goot- en bouwhoogtes als uitgangspunt. Doelstelling is het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met deze stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft gewerkt worden met de systematiek van bouwlagen en bouwhoogten. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.

De stedenbouwkundige waarden van diverse onbebouwde gronden (tuinen) worden beschermd door restricties ten aanzien van parkeren en van bebouwing op deze gronden. Hiertoe is langs bepaalde wegen in het dorp aan (een gedeelte) van de bestemming Tuin een de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' toegekend. Deze zone betreft (voor- en deels zij-)tuinen langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het dorp en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken door behalve lage erfafscheidingen geen bebouwing in de zone toe te staan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarnaast wordt de representatieve waarde van het straatbeeld dat mede bepaald wordt door de (voor)tuinen hier extra gewaardeerd door het tegengaan van verharding vóór de voorgevel van het hoofdgebouw. Dit gebeurt door het parkeren van auto's vóór de voorgevel in deze zone niet mogelijk te maken. Los van de verharding wordt ook het parkeren voor de voorgevel(lijn) zelf in dit gebied niet gewenst gevonden omdat dit afbreuk doet aan de representativiteit van het straatbeeld. Daar waar dit tot een problematische situatie leidt kan middels een omgevingsvergunning besloten worden om van dit parkeerverbod af te wijken. Met het vorenstaande is een vertaling gemaakt van de bescherming van de stedenbouwkundige waarden uit Beschrijving-in-Hoofdlijnen zoals die was opgenomen in het vorige bestemmingsplan. Ook sluit dit aan op de in de structuurvisie geformuleerde doelstellingen.

Vanuit oogpunt van bescherming van de cultuurhistorische waarden zijn ook de maatvoeringen van de beschermde rijksmonumenten nader bezien. Ook hier wordt een goothoogte en een bouwhoogte geïntroduceerd om in het bestemmingsplan meer aansluiting te zoeken bij de regelgeving ten aanzien van monumenten.

Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Zoals in paragraaf 3.4.3 Komend beleid' is aangegeven, is in het collegeprogramma nieuwe beleidsvorming ter zake van (cultuurhistorisch) karakteristieke panden in voorbereiding. Na gereedkoming kunnen de resultaten hiervan worden leiden tot herziening van onderhavig bestemmingsplan. Daarmee kan een verdergaande invulling worden gegeven aan de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle panden.


De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Die perceelsgedeelten hebben in de geldende bestemmingsplannen de bestemming Wonen waarbij geen bijgebouwen zijn toegelaten. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker dan voorheen in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven. De bestemming Tuin wordt eveneens gebruikt daar waar het achtererf grenst aan het landelijke gebied en waar de natuurlijke, groene en vriendelijke overgang van het dorp naar het landelijke gebied waardevol wordt gevonden. Ook daar worden vergunningvrije bouwwerken vanwege de gewenste overgang nadrukkelijk als stedenbouwkundig en landschappelijk ongewenst aangemerkt.

Gezien de doelstelling van de bestemming Tuin wordt deze niet gebruikt om bij diepe achtertuinen op binnenterreinen de gronden aan te wijzen waarop in de geldende bestemmingsplannen geen bijgebouwen worden toegelaten. Daar is namelijk onvoldoende ruimtelijk belang aan de orde. Om die reden zijn die diepe achtertuinen thans volledig voorzien een bestemming die bijgebouwen (en daarmee ook vergunningvrije bouwwerken) toelaten.

Zoals hierboven aangegeven, is op diverse als Tuin bestemde gronden de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft een verhoogde bescherming van de ruimtelijke uitstraling vanwege de stedenbouwkundige waarden ter plekke.

Doordat het openbare gebied niet meer dezelfde bestemming krijgt als de aan- grenzende gronden zoals in het geldende bestemmingsplan (alleen de doorgaande verkeersroutes werden apart bestemd) ontstaat de mogelijkheid om groen- voorzieningen en water apart te bestemmen. Daar waar sprake is van structureel groen en water worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd (de bestemming Groen en de bestemming Water). Hierdoor wordt het structurele karakter beter geborgd. Om in de praktijk tot op een acceptabel niveau in te kunnen spelen op een gesignaleerde behoefte, is het toegestaan een beperkt deel van het als  Groen aangegeven bestemmingsvlak mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Het gaat daarbij om een strook van maximaal 1 m breed gemeten vanaf de rand van de bestemming Groen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verleggen van troittoirs. Daarnaast is het mogelijk om na het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid een groter deel van de bestemming Groen aan te wenden voor verkeersdoeleinden. Echter hiervoor is nadrukkelijk een cultuurhistorische en stedenbouwkundige afweging vereist. Overigens zijn doorsnijdende paden rechtstreeks mogelijk; deze zijn deels ook al aanwezig.

Wegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de aanwezige verkeersstructuur uitgangspunt. Binnen deze bestemming mag worden geparkeerd. Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.


De bestemming Maatschappelijk, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle maatschappelijke functies werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.

De bestemming Wonen is gegeven aan panden waar wordt gewoond en geen andere activiteit (meer) wordt ontplooid. Dat wil zeggen geen andere activiteit dan die niet onder een beroep aan huis of een toegelaten bedrijfsmatige activiteit aan huis begrepen kan worden. Binnen de bestemming Wonen blijven bestaande ondergeschikte andere functies toegelaten uit het geldende bestemmingsplan. Met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is de regeling geactualiseerd.

Ook de aanwezige woonwagens zijn aangeduid binnen de bestemming Wonen. Een specifieke regeling is verder opgenomen voor de aanwezige woonboten. Deze zijn aangeduid in de bestemming Water.

In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak gefixeerd op het bestaande aantal of, indien dit meer is, het bestaande planologische aantal. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.

Overigens werd in de praktijk zeer zelden zonder een herziening van het bestemmingsplan, een vergunning verleend om ter plaatse van een woning meer woningen te mogen bouwen.

Nieuw is een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader.

Een aantal bestaande garageboxen is zelfstandig bestemd als Wonen - garagebox en worden dus niet aangemerkt als bijgebouw bij een woning.

Op diverse plekken is sprake van een combinatie met andere gelijkwaardige functies. In de geldende (thans te herziene) bestemmingsplannen is gewerkt met aanduidingen waaruit blijkt dat tevens die andere gelijkwaardige functie is toegelaten. Ook vallen in de thans te herziene bestemmingsplannen de geldende bestemmingen uiteen in meer bestemmingen. In beide gevallen voorziet onderhavig bestemmingsplan in meng- bestemmingen. Gekozen is voor een onderverdeling in verschillende bestemmingen Gemengd waarbij achtereenvolgens op gronden met de voormalige bestemming Voorzieningen, met de bestemming Wonen en met de voormalige bestemming Werken ook gebruikt mogen worden voor nader genoemde functies. In feite ontstaat er globaal genomen een tweedeling tussen de gemengd gebruikte panden gelegen aan/nabij de centrale hoofdstructuur (Gemengd - 1) en de gemengd gebruikte panden aan de randen van de hoofdstructuur dan wel in een woonwijk (Gemengd - 2).

De bestemming Gemengd - 1 is ruimer van opzet dan de bestemming Gemengd - 2. De bestemming Gemengd - 1 is geënt op de geldende bestemming Voorzieningen en  voorziet naast woningen in diverse mogelijkheden voor maatschappelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten, activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning, lichte bedrijfsactiviteiten, lichte horeca-activiteiten, kantoren (gelimiteerd), detailhandel (op de begane grondlaag) met daarnaast de mogelijkheid voor een woning. Voor de bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruik gemaakt van lijsten met daarin een opsomming van de toegelaten activiteiten met een vermelding van de milieucategorie. Deze lijsten zijn opgenomen als bijlagen bij de regels.

Daarmee zijn de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van de voorgaande bestemming Voorzieningen geflexibiliseerd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de doelstelling vanuit de structuurvisie om de gebruiksmogelijkheden langs de Hoofdstraat te verruimen. Een dynamisch gebruik van de panden wordt aldus vanuit het bestemmingsplan gefaciliteerd.

Bij de totstandkoming van de planregeling is daarnaast uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat alle activiteiten binnen het gemengde woonmilieu acceptabel worden geacht. Thans wordt direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf. Daarnaast geldt dat voor alle activiteiten de parkeernormen van toepassing zijn. Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd middels een specifieke aanduiding. Er bestaat thans geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.

Specifiek ten aanzien van de bestemming ter plaatse van de niet meer in gebruik zijnde kerk/pastorie aan het adres Hoofdstraat 15/Diepesteeg 1 geldt dat de betemmingsregeling is verruimd. Ter plekke is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden voor de andere panden aan de centrale hoofdstructuur, hetgeen betekent dat ook hieraan de bestemming Gemengd - 1 is toegekend. Daarnaast is de regeling geconcretiseerd met het oog op het gewenste gebruik. Wederom is ook hier geen nieuwe woning toegestaan. Mocht dit aan de orde zijn dan zal hiertoe -onder meer- akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn. Daarnaast zou het toekennen van een woonbestemming niet passen binnen het algemene uitgangspunt dat met het voorliggende plan geen woningen worden toegevoegd aan de bestaande juridisch-planologische woningvoorraad.

Ter plaatse van het Amaliaplein is, binnen de bestemming Gemengd - 1, voorzien in de aanduiding plein. Zodoende wordt een gewenst gebruik voor activiteiten op en rondom Prinses Amaliaplein mogelijk gemaakt.

De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan de panden/percelen waar een woning is toegestaan gecombineerd met één of meerdere andere, nevengeschikte functies. Daarbij wordt aangesloten bij de functies die ter plekke reeds aanwezig zijn dan wel reeds zijn toegestaan. Daar waar bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan is ook hier gebruik gemaakt van een bedrijvenlijst met daarin een opsomming van de toegelaten activiteiten met een vermelding van de milieucategorie. Deze lijst is opgenomen als bijlage bij de regels. Specifiek ten aanzien van de bestemming ter plaatse van het adres Boecoplaan 1 kan worden vermeld, dat hier gekozen is voor een verruiming van de planregeling binnen Gemengd - 2. Het perceel staat te koop en een ruimere insteek van de planologische mogelijkheden wordt ter plekke gewenst en acceptabel geacht. Ook hier geldt dat de gebruiksmogelijkheden zijn verruimd echter ook dat er geen verzwaring van eventuele overlast plaatsvindt. Ter plekke is geen nieuwe woning toegestaan.

Opgemerkt wordt dat binnen deze bestemmingen Gemengd de ondergeschikte andere functies waarvan al sprake was op basis van het geldende bestemmingsplan worden geaccepteerd en toegelaten.

 

De bestemming Maatschappelijk - 1 voorziet in een vrij brede maatschappelijk bestemming. Middels een lijst is aangegeven welke functies hieronder worden begrepen. Bij de totstandkoming van de lijst is de mate van hinder voor de omgeving betrokken. Specifiek voor parkeerhinder geldt, dat voldaan dient te worden aan de parkeernormen welke deel uit maken van het plan.

Waar sprake is van beschermd wonen (intramurale zorg), bijvoorbeeld verpleeghuizen en instellingen, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Ook beschermd wonen (instelling jeugdzorg) is hier toegestaan. In het voorliggende plan betreft dit de terreinen en panden van de zorgkoepel Philadelfia (voorheen opvang en begeleiding gehandicapten), alsmede het naastgelegen pand Rhederpark (voorheen opvang en begeleiding van mensen met een psychiatrische (of aanverwante) problematiek) aan de Hoofdstraat 38 respectievelijk aan de Oversteeg 12. Beide panden staan momenteel leeg. Er bestaat op dit moment geen aanleiding om de mogelijkheid voor intramurale zorg aan de panden te onttrekken. Mocht niettemin bij een mogelijke verkoop/verhuur blijken van een andere beoogde invulling, dan is het gewenst om middels maatwerk te zoeken naar een gepaste regeling. Het pand Oversteeg 12 mag overigens ook gehel/gedeeltelijk voor zelfstandige woondoeleinden worden gebruikt.

De bestemming Kantoor betreft de panden die uitsluitend als kantoor mogen worden gebruikt. Onder meer betreft dit het gemeentehuis. De strook kantoren welke zich bevindt aan de uitloper van het voorliggende bestemmingsplan en buiten de eigenlijke kern van De Steeg, is eveneens uitsluitend bestemd voor de kantoorfunctie. Een op voorhand brede bestemming wordt ter plekke niet gewenst gevonden, omdat met name wordt ingezet op de dynamiek in het centrale gebied van de Steeg.

Verder is er in twee situatie sprake van een specifieke bestemming bedrijf. Het bedrijf gesitueerd aan de Hoofdstraat 31 bevindt zich buiten de centrale hoofdstructuur van De Steeg en de aanwezige bebouwing is specifiek gericht op bedrijfsmatig gebruik. Een ruimere regeling is derhalve niet aan de orde. Het tankstation aan de Hoofdstraat 44 met bijbehorend garagebedrijf ligt wel binnen de centrale Hoofdstructuur. Voor een bestemmingsverruiming is op dit moment niet gekozen omdat de bodemsituatie ter plekke niet is onderzocht. Mocht bestemmingsverruiming concreet aan de orde komen dan zal de bodemsituatie ter plekke moeten worden onderzocht.

Verder zijn de bestaande/vergunde bedrijfswoningen opgenomen in één integrale 'lijst bedrijfswoningen'. Deze lijst is aan de regels gekoppeld. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan in het plan.


Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

De oeverstroken langs de dode arm van de IJssel zijn bij de voorliggende planopzet betrokken waarbij de bestemming Agrarisch - Natuur en landschap is toegekend. Het toegestane gebruik wordt feitelijk niet gewijzigd. Van belang is, dat ter plekke ook extensieve recreatie is toegestaan. Door de gronden bij de voorliggende planopzet te betrekken wordt deze mogelijkheid gecontinueerd. Dit is van belang vanwege de wens om mogelijkerwijs een 'ommetje' aan te leggen, geconcretiseerd door de aanleg van een wandelpad.

De aanwezige volkstuinen zijn eveneens bij de planopzet betrokken en expliciet bestemd. Daarmee wordt invulling gegeven aan de wens deze te voorzien van een duidelijke status.

De in het plangebied gesitueerde camping is bestemd als Recreatie - Verblijfsrecreatie. Conform de vigerende regeling zijn er geen recreatiewoningen toegestaan. De camping zal aldus zijn open en groene karakter behouden.

Verder valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregiem. Overigens is de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig.

De aanwezige hogedrukgasleiding is eveneens betrokken bij de planopzet en in beeld gebracht middels een dubbelbestemming.

Daarnaast is de waterstaatkundige functie van de gronden langs de IJssel geregeld middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterstaatkundige functie'.


Tenslotte is vanwege de zorgplicht van de gemeente ter zake van de mogelijke aanwezigheid van ongesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de regels een onderzoeksplicht opgenomen in verdachte gebieden.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de behoefte.

5.1 Het rijksbelang

Beleidslijn Grote Rivieren

De dode arm van de IJssel is op kaartblad 86 bij de Beleidslijn Grote Rivieren aangewezen als rivierbed. Dit betekent dat de artikelen 2.4.1 tot en met 2.4.5 van het Barro van toepassing zijn op het voorliggende plangebied voor zover het de dode arm van de IJssel betreft.

Het voorliggende plan voorziet niet in nieuwe mogelijkheden in het rivierbed. Langs de dode arm kan extensieve recreatie plaatsvinden en er kan derhalve ook een wandelpad worden aangelegd. De eventuele aanleg hiervan wordt geborgd via het spoor van de Waterwet. Gesteld kan worden dat er op basis van het voorliggende plan geen obstakels voor de doorstroming worden gecreëerd. Er zijn derhalve geen effecten voor de waterstand en voor de bergingscapaciteit. Het voorliggende bestemmingsplan wordt daarom passend geacht binnen de kaders van de Beleidslijn grote rivieren respectievelijk van het Barro.

5.2 Het provinciale belang

Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de omgevingsverordening gaat het om de volgende onderwerpen.

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone worden beschermd door in bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Daarvoor vormt de Omgevingsverordening Gelderland de basis. In de Omgevingsverordening zijn de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vastgelegd. Binnen het Gelders Natuurnetwerk worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. In de Groene Ontwikkelingszone worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien er geen reële alternatieven zijn, sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en samenhang zoveel mogelijk worden beperkt en gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Woningbouw

In het plangebied zijn geen nieuwe bouwblokken geprojecteerd. Wel zijn er een vijftal niet gerealiseerde bouwlocaties:

  • Parkweg tussen 24-26
  • Parkweg naast 15
  • Oversteeg naast 35
  • Simon Carmiggelthof tussen 1 en 5
  • Hoofdstraat naast 14.

Deze bouwlocaties zijn in een vorig bestemmingsplan bestemd maar er is tot op heden nog niet gebouwd.

In subregionaal verband worden de gemeentelijke woningbouwprogramma's op elkaar afgestemd. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de planninglijsten woningbouw. Geconstateerd is dat tot 2020 nog een behoefte bestaat aan 6.497 woningen (subregionaal). Het plan voorziet niet in nieuwe mogelijkheden voor extra woningen.

Geconcludeerd kan worden dat op subregionaal niveau ruimte bestaat om de reeds bestaande bouwlocaties te ontwikkelen.

5.3 Het waterschapsbelang

In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.

Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.

5.4 Onderzoeken

Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

5.4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen.

beoordeling

Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als gebied waar voor een deel functiemenging plaatsvindt. Ook in het plangebied ligt de spoorlijn Arnhem-Zutphen. Er is sprake van een verhoogd achtergrondniveau door de aanwezigheid het spoor, de dorpenroute en de A348. Andere delen van het dorp kunnen worden aangemerkt als rustige woonwijk.

Vanwege de gebiedstypering gebied met functiemenging is het mogelijk om voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan voor een rustige woonwijk wordt geadviseerd.

In het bestemmingsplan zijn een aantal bestemmingen opgenomen die relevant zijn voor de milieuzonering. Het betreft de volgende bestemmingen:

bestemming bedrijf

Binnen deze bestemming is een aantal functies mogelijk die vallen onder categorie 1 en 2.

bestemming Gemengd-1

Binnen deze bestemming is een aantal functies mogelijk die vallen onder categorie 1.

bestemming Gemengd-2

Binnen deze bestemming is een aantal functies mogelijk die vallen onder categorie 1.

bestemming Kantoor

Binnen deze bestemming zijn kantoren mogelijk. Kantoren vallen onder categorie 1.

bestemming Maatschappelijk-1

Binnen deze bestemming is een aantal maatschappelijke voorzieningen mogelijk die vallen onder categorie 1 en 2 zoals een school en kerk.

aanduiding b (bedrijf)

Op een aantal locaties is binnen de andere bestemmingen een bedrijf toegelaten. Hier mogen een aantal bedrijven met een categorie 1 en 2. Het achterterrein van de van Hasseltweg 4 is van oudsher een bedrijfslocatie. Op deze locatie is al jaren een installatiebedrijf gevestigd. Dit type bedrijf is niet opgenomen in de lijst van toegelaten bedrijven. Het installatiebedrijf wordt op deze locatie specifiek bestemd. Daarnaast heeft de locatie Hoofdstraat 46 de tevens de aanduiding b (bedrijf) gekregen. Op deze locatie is al jaren een garagebedrijf gevestigd. Dit typebedrijf is niet opgenomen in de lijst van toegelaten bedrijven. Het garagebedrijf wordt op deze locatie specifiek bestemd.

aanduiding h (horeca)

Op een locatie in het plangebied is binnen een andere bestemming een horecabedrijf van een hogere categorie dan 1a toegestaan. Toegelaten zijn tevens categorie 1b en 2.

aanduiding k (kantoor)

Op een aantal locaties in het plangebied is binnen een andere bestemming een kantoor toegelaten

aanduiding vm (verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg)

Op een locatie in het plangebied is binnen een andere bestemming een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG toegelaten.

aanduiding sba-hv (hobbymatig veehouden)

Op een locatie in het plangebied is binnen een andere bestemming het hobbymatig houden van vee toegelaten.

bestemming gemengd - 1 met aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd 1 - vergader- en congresfaciliteiten', 'specifieke vorm van gemengd - 1 - kleinschalige welzijnsactiviteiten', 'religie' en 'kantoor'.

Dit betreft de gebruiksmogelijkheden voor de kerk aan de Hoofdstraat 15 en de pastorie aan de Diepesteeg 1. Nagegaan in is hoeverre de gewenste invulling inpasbaar is in de omgeving. Hiertoe is een geluidonderzoek opgesteld, waarbij is getoetst aan de VNG-publiocatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. De omgeving van de kerk is getypeerd als 'gemengd gebied', waardoor rekening kan worden gehouden met de vermindering van 1 afstandstap. De meest dichtbij gelegen woning Hoofdstraat 13 b voldoet niet aan de richtafstand. Daarom is nagegaan of voldaan wordt aan de streefwaarden welke in de VNG-publicatie worden geformuleerd. Gebleken is dat voldaan kan worden aan de normstelling vanuit de VNG-publicatie. Daarbij is het parkeren van personenwagens op de westelijk gelegen parkeerplaats alleen overdag wenselijk.

Aangehaald onderzoek is als Bijlage 1 Akoestisch onderzoek kerk en pastorie De Steeg aan deze toelichting toegevoegd.

Verder zal voorzien moeten worden in een voldoende aantal parkeerplekken conform de gemeentelijke parkeernormen. Deze zijn geborgd in de regels van het voorliggende bestemmingsplan. Daarmee zal parkeeroverlast voor de omgeving worden voorkomen.

conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.2 Bodemverontreiniging

kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.


beoordeling

Er is geen locatie waarbij sprake is van een evidente functiewijziging èn die tevens verdacht wordt van een sterke bodemverontreiniging.

In het plangebied zijn geen nieuwe bouwblokken geprojecteerd.

Daarnaast kent het voorliggende bestemmingsplan nog vijf bouwvlakken die zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan waar tot op heden nog niet is gebouwd. Het betreft de volgende locaties:

  • Parkweg tussen 24-26
  • Parkweg naast 15
  • Oversteeg naast 35
  • Simon Carmiggelthof tussen 1 en 5
  • Hoofdstraat naast 14.

De overgenomen bouwmogelijkheden zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan al beoordeeld, sindsdien hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven om een bodemonderzoek te vragen.

conclusie

Uit het voorgaande volgt dat het aspect bodemverontreininging geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.3 Ongesprongen explosieven

kader

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van ongesprongen explosieven.

beoordeling

Ter plaatse van de Parkweg 15 en naast Hoofdstraat 14 is op (een deel) van de locaties onderzoek naar niet gesprongen explosieven nodig. Omdat de bouwmogelijkheid in het vorige bestemmingsplan al aanwezig was kan dit onderzoek worden uitgesteld tot bij de omgevingsvergunningaanvraag onderdeel bouw.

conclusie

Het aspect ongesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.4 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

beoordeling

Binnen de zones van de spoorlijn en van de betreffende wegen zijn geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.


conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.5 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen -verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen- zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het PR wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. In onderhavige situatie wordt hieronder verstaan de kans per jaar per kilometer spoorlijn dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de spoorlijn in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op de spoorlijn. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

beoordeling

Aan de orde is opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor het dorp De Steeg. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water.

Voor het plangebied De Steeg is de spoorlijn en de A348 relevant.

De spoorlijn doorsnijdt het dorp De Steeg en de A348 ligt ten zuiden van het plangebied

b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding

c. Bedrijven die vallen onder het Bevi.

Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.

ad a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Uit de brief van de Omgevingsdienst Regio Arnhem (met zaaknummer 150309927) van 10 april 2015 blijkt dat de spoorlijn geen PR-6 contour heeft, geen plasbrandaandachtsgebied en dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.

Uit het Onderzoeksrapport externe veiligheidsrisico's op provinciale wegen in Gelderland, gedateeerd januari 2011 blijkt dat de A348 geen PR-6 contour heeft en dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.

Met betrekking tot de invloed op het groepsrisico geldt dat onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare objecten toelaat.

Aan de orde is daarom gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de spoorlijn, de hoogte van het groepsrisico een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde mogelijkheden rampenbestrijding en mogelijkheid zelfredzaamheid.

ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het externe veiligheidbeleid voor hogedruk aardgasleidingen is omschreven in het besluit externe veiligheid buisleiding (Bevb).

In opdracht van de Milieusamenwerking Regio Arnhem heeft Save een onderzoek uitgevoerd (onderzoek Externe veiligheid buisleidingen MRA van 6 februari 2012). Uit dit onderzoek blijkt dat in de gemeente Rheden geen sprake is van een significante bevolkingsdichtheid binnen de 100 % letaliteitcontour. Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Er is dus geen sprake van een groepsrisicoaandachtspunt. Omdat binnen het invloedsgebied van de leidingen een ruimtelijk besluit genomen wordt, dient de gemeente invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de leiding kan worden volstaan met invulling van de 'beperkte' verantwoordingsplicht, dit omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uit komt. De volgende aspecten zijn dan van belang: aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied, mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen.

Met betrekking tot de invloed op het groepsrisico geldt dat onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare objecten toelaat.

Verantwoording groepsrisico

De gemeente heeft bij het invullen van zijn verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Voor alle risicobronnen volgt hieronder een verantwoording van het groepsrisico. Voor het plangebied De Steeg is er sprake van een beperkte verantwoordingsplicht.

- aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied

Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Met betrekking tot de invloed op het groepsrisico geldt dat onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare bestemmingen mogelijk maakt.

- mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar

ongeval

Door de invulling van het plangebied wijzigen de mogelijkheden voor bestrijding van een calamiteit in dit plangebied niet.

- mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen

Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk

conclusie

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.6 Natuurwaarden

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Natuurbeschermingswet 1998 en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten geldt de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermings- zones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebied mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

De landelijke Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.

Daarnaast wordt worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.

Soortenbescherming

Voor de bescherming van soorten geldt de Flora- en faunawet (Ffw). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project strijdig zijn met de Ffw.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • voor de algemene soorten (tabel I) behoeft op grond van een algemene vrijstelling bij bestendig gebruik en beheer of bij ruimtelijke ingrepen geen ontheffing aangevraagd te worden;
  • voor een aantal overige beschermde soorten (tabel II) geldt dat de activiteiten uitgevoerd moeten worden op basis van een gedragscode of een ontheffing die de minister van Economische Zaken (EZ) heeft goedgekeurd of verleend waarbij getoetst wordt of de ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
  • voor strikt beschermde soorten (tabel III) is een ontheffing nodig van de minister van EZ indien bijvoorbeeld bij een ruimtelijke ingreep één van de verbodsbepalingen wordt overtreden; voor deze soorten geldt een uitgebreide toetsing.


beoordeling

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt vrijwel geheel buiten het Natura 2000-gebied Veluwe. Alleen een deel van een tuin aan de Parkweg ligt binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Rijntakken ligt ten zuiden van de snelweg A 348. Het plangebied ligt dan ook buiten het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk negatief effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0007.png"

Het plangebied grenst verder aan het Gelders Natuurnetwerk. Een klein deel van een tuin aan de Parkweg binnen het plangebied maakt deel uit van het Gelders Natuurnetwerk. De volkstuinen en een woonperceel aan de noodzijde van De Steeg liggen binnen De Groene Ontwikkelingszone. De Steegse Haven maakt tevens deel uit van de Groene Ontwikkelingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST2015-VA01_0008.png"

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk waardoor de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone kunnen worden aangetast.

Soortenbescherming

Bij het uitvoeren van werkzaamheden dient altijd te worden beoordeeld of wordt voldaan aan de vereisten op grond van de Flora- en faunawet. Het bestemmingsplan is vooral conserverend van aard. Dit betekent dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg zal staan. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt, dat ten allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Flora- en faunawet.


conclusie

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

5.4.7 Cultuurhistorie

kader

Vanaf 2007 geldt op basis van de Wet archeologische monumentenzorg voor archeologische waarden de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Belangrijke punten uit de Wet archeologische monumentenzorg:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • de mogelijkheid tot het werken met opgravingsvergunningen voor commercieel werkende instellingen.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt in onderhavig bestemmingsplan (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Voor panden die in het geldende bestemmingsplan zijn gelegen in de stedenbouwkundig en cultuurhistorische waardevolle gebieden en locaties alsmede voor de rijksmonumenten is een maatvoering opgenomen waarbij de bestaande goot- en nokhoogte leidend is. Voor bestemmingen waarbij in het geldende bestemmings- plan eerst alleen een nokhoogte was voorgeschreven, is nu ook het aantal bouwlagen vastgelegd.

Voorts wordt gewerkt met een aanduiding die het parkeren van auto's voor de voorgevel en het verlengde daarvan van een hoofdgebouw niet toelaat.

De waarden worden ook beschermd door het toelaten van bijgebouwen tot een afstand van (meestal) 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

Gememoreerd is al in paragraaf 3.4.3 dat de karakteristieken in De Steeg nader worden beschouwd en hieruit een herziening van het bestemmingsplan kan volgen om waarden (nog beter) te beschermen.


conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

5.4.8 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft.

beoordeling

Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water.

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

waterhuishoudkundig aspect   relevant   omschrijving  
1   veiligheid   ja   De strook grond langs de dode arm van de IJssel behoort tot het rivierbed van de IJssel. Het Barro is aan de orde.  
2   wateroverlast   ja   Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater.
Langs de dode arm van de IJssel is sprake van een overstromingsvlakte.  
3   riolering   nee   Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen- afvoeren), evenwel ligt het overgrote deel van het plangebied in het grondwaterbeschermingsgebied. Infiltreren in de bodem van afstromend hemelwater van verharde oppervlakken zoals daken en wegen is niet zonder meer toegestaan.  
4   watervoorziening   nee   Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning. Het plangebied is ongeschikt voor regionale seizoensberging.
Het plangebied ligt wel/niet in een regionaal waterbergingsgebied.  
5   volksgezondheid   ja   Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.  
6   bodemdaling   nee   In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant.  
7   grondwateroverlast   ja   In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden.  
8   oppervlaktewater- kwaliteit   ja   In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen.  
9   grondwaterkwaliteit   nee   Binnen het plangebied ligt geen grondwater- beschermingsgebied  
10   verdroging   nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
11   natte natuur   nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
12   inrichting en beheer   nee   Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap  

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad 1, 2 en 5 Veiligheid, wateroverlast en Volksgezondheid

Het voorliggende plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk op de betreffende gronden. Daarom heeft het geen impact op deze onderdelen.


Ad 8

De dode arm vam de IJssel is deels opgenomen in het plangebied. Het plan maakt hier geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.


conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.9 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.10 Milieueffectrapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Steeg en Ellecom.

6.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2.

Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op de planregels.

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunningenstelsel), voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' (1.19) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Agrarisch met waarden- Natuur en landschap

Binnen deze bestemming is van belang, dat voor een aantal gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning is vereist. Pas na een nadere toets aan de aangegeven criteria kunnen deze activiteiten worden toegestaan.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn rechtstreeks bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de Bijlage 2 Lijst bedrijfactiviteiten gemengd gebied. Dit betreft diverse geselecteerde bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de VNG-bedrijvenlijst. Omdat de in de bedrijvenlijst opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen.

Gemengd - 1

Deze bestemming voorziet in diverse gebruiksmogelijkheden. De planregeling is ruim van opzet zodat er flexibiliteit is ten aanzien van de invulling.

Allereerst voorziet zij in een aantal functies welke zijn weergegeven in de Lijst gemengde activiteiten. De lijst voorziet in diverse functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning. Activiteiten welke niet op de lijst zijn vermeld maar naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde activiteiten, kunnen via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Daarbij moet het wel gaan om functies op de gebieden maatschappelijk, dienstverlening en cultuur en ontspanning; de afwijkingsbevoegdheid voorziet nadrukkelijk niet in een ander type functies. Voor de omkadering van deze functies wordt verwezen naar de definities in Artikel 1 Begrippen.

Verder zijn bedrijven toegestaan welke zijn opgenomen in de Lijst bedrijfactiviteiten gemengd gebied mits zij vallen onder categorie 1. Gelet op de beoogde uitstraling van het gebied dat als gemengd-1 is bestemd (licht dynamisch gebied, weinig overlast, makkelijk inwisselbare activiteiten) en de omvang van het gebied dat als gemengd -1 is bestemd, is een hogere categorie hier niet gewenst.

Ook lichte horeca is toegestaan, wederom gekoppeld aan een lijst (Lijst van horeca-activiteiten) en aan een categorie (1a). Ook hier is de keuze gemaakt op basis van de beoogde uitstraling van het gebied.

Binnen de gehele bestemming Gemengd-1 zijn 4 kantoren toegestaan tot een beperkte oppervlakte. Een aantal kleinschalige zelfstandige kantoren wordt in dit gebied aanvaardbaar gevonden en uit oogpunt van flexibiliteit wordt hiervoor de mogelijkheid geboden. Omdat wel een dynamische uitstraling wordt beoogd, én om niet te veel concurrentie te bewerkstelligen met leegstaande kantoorpanden elders, is aangehaalde begrenzing opgenomen.

Voor woningen geldt dat standaard per bouwvlak 1 woning is toegestaan tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De voorheen geldende beperkingen ten aanzien wonen op de begane grond zijn vervallen. Een in de plint leegstaand pand met een woning op de verdieping kan aldus eenvoudig worden omgezet in één 'grote' woning.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.15). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

Op een aantal plekken is sprake van functies welke niet vallen onder bovenstaande algemene regeling. Deze zijn specifiek aangeduid en geregeld en dus ook alleen op de aangegeven locatie toegestaan. Dit laat onverlet de algemeen toegestane functies.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden die met 'bijgebouwen' zijn aangeduid. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.19 bijgebouw.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering van aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/hoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Gemengd - 2

Deze bestemming laat in de basis het wonen toe met in combinatie daarmee een nevengeschikt gebruik voor een andere functie. De andere functie is nader aangeduid en omschreven. Voor rangschikking onder categorie Gemengd - 1 is niet gekozen vanwege de ligging buiten de centrale hoofdstructuur van het dorp.

Voor het aangeduide bedrijf geldt, dat ook hier een koppeling is gemaakt met de Lijst bedrijfactiviteiten gemengd gebied. Ter plekke worden activiteiten uit de categorieën 1 en 2 van aangegeven lijst acceptabel geacht. Ook hier kan met een afwijking ruimte worden geboden aan een bedrijf van gelijke invloed.

Voor uitleg van de regeling van de aantallen woningen, maatvoering van de gebouwen (bouwlagen benadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1. Verder geldt ook hier een regeling voor aan huis verbonden beroepen en bedrijfsactiviteiten aan huis.

Groen

Deze bestemming betreft (openbaar) en structureel groen, beeldbepalend groen en buurtoverstijgend groen. Eventuele doorsnijdende paden door het groen zijn mogelijk. Ook kan er een ontsluiting naar het aangrenzende perceel worden aangebracht. Hieronder vallen ook inritten. Een beperkt deel van de bestemming kan worden ingericht voor verkeersdoeleinden (de beperking geldt niet voor doorsnijdende paden). Een afwijkingsbevoegdheid biedt hiervoor ruimere mogelijkheden mits dit vanuit cultuurhistorisch en/of stedenbouwkundig oogpunt acceptabel is.

Verder komt binnen de bestemming 2 maal de aanduiding 'bijgebouwen' voor. Ter plekke kunnen bijgebouwen worden gerealiseerd ten behoeve van de aangrenzende woonschepen. Per vlek is 1 bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 60 m2. Het vlak is groter dan dat, opdat de exacte situering kan worden afgestemd op het nog op te stellen bouwplan en de daarover nog te maken concrete afspraken.

Kantoor

Zelfstandige kantoorvestigingen zijn ondergebracht in de bestemming 'kantoor'. Met zelfstandig wordt bedoeld dat zij niet horen bij en geen ondersteunende functie hebben bij een ter plekke gevestigd bedrijf.

Bedrijfswoningen zijn separaat aangegeven op de Lijst bedrijfswoningen De Steeg. Nieuwe bedrijfswoningen welke nog niet zijn vergund zijn niet toegestaan.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen (bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Maatschappelijk - 1

De maatschappelijke voorzieningen welke geen instellingen betreffen zijn ondergebracht in de bestemming 'Maatschappelijk - 1'. Rechtstreeks toegestaan zijn de voorzieningen welke zijn genoemd in de Lijst maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan welke niet voorkomen op de lijst, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de voorzieningen die wel zijn genoemd. Dit zal ik het kader van een afwijkingsprocedure beoordeeld moeten worden. In alle gevallen dient het te gaan om een maatschappelijke voorziening. Het begrip maatschappelijke voorziening is beschreven in de begripsbepalingen (artikel 1.55 maatschappelijke voorzieningen).

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Verder is van belang dat ter plaatse van de begraafplaats uitsluitend een begraafplaats is toegestaan en geen andere instelling. Ter plekke is geen gebouw aanwezig dus directe inwisselbaarheid naar een andere functie ligt niet voor de hand.

Maatschappelijk - 2

Deze bestemming betreft instellingen welke niet onder de woonfunctie kunnen worden gebracht vanwege het medisch-verzorgende karakter. De termen begeleid wonen en instelllingswonen zijn hiertoe gedefinieerd in de artikelen 1.14 en 1.45. De definities laten een onderscheid zien met kamerverhuur (valt onder woonfunctie indien daar toegestaan), bijzondere woonvormen (valt onder woonfunctie), en zorgwoningen (valt onder woonfunctie).

Van belang is, dat een regeling is opgenomen voor de partners van de geïndiceerden. Deze mogen hun intrek nemen in de instelling om bij hun geïndiceerde partner te kunnen blijven wonen. Daarbij moeten de partners voordien al duurzaam samen hebben geleefd. Na vertrek of overlijden van de geïndiceerde partner mag de andere partner blijven wonen. Overigens is het uiteindelijk de instelling zelf die bepaalt of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.

Ten behoeve van de noodzakelijke begeleiding/toezicht is een bedrijfswoning toegestaan.

Op gronden met deze bestemming worden tevens zorgwoningen toegestaan doch daarbij gelden wel voorwaarden. Ze moeten in de nabijheid worden gebouwd en er moet een zorgpakket beschikbaar zijn voor de bewoners.

Daarnaast is op 1 locatie (Oversteeg 12) de aanduiding 'wonen' opgenomen. Hier is tevens een invulling van het hele perceel voor de zelfstandige woonfunctie toegestaan. Het wonen hoeft daarbij dus niet gecombineerd te worden met een maatschappelijke functie. Derhalve is zowel een gecombineerd gebruik als ook een zelfstandig gebruik mogelijk.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 1.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Deze bestemming betreft de camping. De aanwezige bedrijfswoning is weergegeven op de Lijst bedrijfswoningen De Steeg en aldus positief bestemd. Op de camping mag worden verbleven in mobiele kampeermiddelen. Deze term is in de begripsbepalingen (1.57) gedefinieerd. Permanente bewoning van kampeermiddelen is uitgesloten.

De bedrijfswoning, de voorzieningen voor het beheer en onderhoud en sanitairgebouw zijn binnen het bouwvlak mogelijk. Buiten het bouwvlak zijn daarnaast nog een aantal sanitairgebouwtjes mogelijk.

Recreatie - Volkstuinen

De volkstuinen zijn als zodanig bestemd. Er wordt niet voorzien in gebouwtjes om zodoende verrommeling tegen te gaan. Verder mag er uitdrukkelijk geen handel of horeca plaatsvinden.

Tuin

Deze bestemming ziet op gronden die als tuin in gebruik zijn en die in beginsel vrij van gebouwen dienen te blijven. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt, dat de toegestane hoogte afhankelijk is van de situering. Als het gaat om de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen die worden geplaatst op hoekpercelen die grenzen aan openbaar groen of wel aan de openbare weg, geldt dat de een hoogte van 2 m is toegestaan mits de afscheidingen zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Door uit te gaan van de oorspronkelijke achtergevel wordt aangesloten bij het Besluit omgevingsrecht. In andere gevallen mogen de afscheidingen maximaal 1 m hoog zijn. Een uitzondering geldt voor afscheidingen binnen de aanduiding overige zone- stedenbouwkundig waardevol, alwaar in alle gevallen een maximale hoogte van 1 m geldt. Voor de volledigheid verwijst dit artikel door naar de betreffende bepaling.

Verkeer

De aanwezige wegen zijn als zodanig bestemd en in beeld gebracht. Er zijn geen nieuwe wegen geprojecteerd.

Water

Met name relevant is de aanwezigheid van woonschepen. Deze zijn als zodanig aangeduid en geregeld. Ook op een woonschip is een beroep/bedrijf aan huis toegestaan. In de bijgebouwen bij de woonschepen is dit echter niet het geval. Deze bijgebouwen liggen in de bestemming 'groen' en zijn in feite mogelijk gemaakt om te voorzien in bergruimte. Een gebruik voor een beroep/bedrijf aan huis in een dergelijk bijgebouw is gelet op de situering niet gewenst.

Wonen

Deze bestemming betreft de bestaande woningen (met uitzondering van de bedrijfswoningen). Daarnaast is de bestaande woonwagenlocatie geregeld. Bij de locatie van het Kloosterterrein is in de vigerende planregeling sprake van mogelijkheden voor kamerverhuur en zorgwoningen. Het voorliggende plan sluit hierbij aan.

Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning maximaal 2 kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen bed en breakfast hetgeen valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/-bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (1.82). Kamerverhuur aan meerdere personen is slechts mogelijk in zoverre de planregeling hierin voorziet.

Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.

Ten aanzien van zorgwoningen kan nog worden opgemerkt, dat ook deze binnen de bestemming 'wonen' standaard mogelijk zijn. De zorgwoning is een verbijzondering van het bredere begrip 'woning'. Verder is nog sprake van een bedrijf en van een kantoor, welke beide niet vallen onder aan huis gebonden beroepen/-bedrijvenregeling (zie hierna). Vandaar dat deze specifiek zijn genoemd.

Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De benaming van de aanduiding maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen.

Verder is het ook hier toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.15). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de Parkeernormen voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.19 bijgebouw.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering uitgedrukt in aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/bouwhoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Daar waar sprake is van een afwijkende maatvoering is dit specifiek geregeld.

Op één locatie, aan de Bergdwarsweg, geldt dat geen bebouwingspercentage van toepassing is op de aangeduide gronden. Ter plekke is 75 m2 aan bijgebouwen toegestaan ongeacht het bebouwingspercentage. Verder is op 1 locatie (Oversteeg 14) sprake van het hobbymatig houden van vee. Hiervoor is een ruimere bijgebouwenregeling opgenomen, dit conform de bestaande rechten.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd, dat evenwel groter is dan generiek is toegestaan. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Wonen - garagebox

Op enkele plekken is sprake van afzonderlijke garageboxen. Omdat het niet de bedoeling is dat deze aangemerkt worden als bijgebouw bij een woning, zijn deze afzonderlijk bestemd. Zij worden dus ook niet betrokken bij de berekening van oppervlaktes/bebouwingspercentages.

Leiding - Gas

Binnen het plangebied is sprake van een aardgastransportleiding. Deze dient uit oogpunt van veiligheidsbelang gereguleerd en beschermd te worden. De bestemmingsregeling betreft een dubbelbestemming. De onderliggende bestemmingen blijven intact, zij het dat het belang van de leiding prevaleert. Hiertoe is een nadere verplichting voor een omgevingsvergunning opgenomen voor bepaalde nader genoemde activiteiten. De activiteiten zijn toelaatbaar indien de belangen van de leiding niet worden geschaad. Deze afweging wordt gemaakt door het college van burgemeester en wethouders, nadat de leidingbeheerder hierover om advies is gevraagd.

Waarde - archeologie 1, 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde   categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   Dubbelbestemming  
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, mogelijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
middelhoge verwachting   onderzoeksgebied   groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 2  
lage verwachting   archeologisch gebied met lage verwachting   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
water   waterbodems   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen     groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie 1  

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Het plan kent de aanduiding Overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Binnen deze zone mag niet worden geparkeerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw. Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf. Op deze wijze vindt een bescherming plaats van het waardevolle stedenbouwkundige karakter van de betreffende gronden en het representatieve straatbeeld. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.

Van belang is dat de tuinen welke zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.

Verder kent het plan de aanduiding Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven. In de aangegeven gebieden kunnen mogelijk restanten aanwezig zijn van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het verrichten van werkzaamheden dieper dan 30 cm is daarom een vergunning nodig.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking met geldende bestemmingsplan

Ernaar is gestreefd om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in het geldende bestemmingsplan. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.

Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek en de hiervoor opgesomde nieuwe woningbouwlocaties, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk. Daar waar geen andere activiteiten (meer) worden uitgeoefend en het pand als woonhuis in gebruik is, heeft het pand de bestemming Wonen gekregen. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de mogelijkheden van het nu voorliggende plan kan hoofdstuk 4 geraadpleegd worden.

6.5 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande. Er is niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 wordt verder aangegeven hoe is omgegaan met actuele inzichten ten aanzien van plansystematiek en de gemaakte keuzes.


conclusie

Het verhaal van kosten is niet aan de orde en een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.


Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.


beoordeling

Gezien de aard van onderhavig bestemmingsplan waarbij de bestaande mogelijkheden uitgangspunt zijn, de nieuwe ontwikkelingen inzichtelijk zijn en o.a. de wijzigingen in de standaardplanmethodiek in de fase van voorbereiding van het bestemmingsplan bekend zijn gemaakt en ter inzage hebben gelegen, bestaat geen aanleiding om onverplicht inspraak te geven.


conclusie

Volstaan is met de wettelijke procedure zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:

a. Provincie Gelderland

b. Rijkswaterstaat Oost Nederland

c. Waterschap Rijn en IJssel

d. N.V. Nederlandse Gasunie

e. Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed

f. Commissie Cultuurhistorie Rheden-Rozendaal

g. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder samengevat weergegeven. Daarbij is tevens de gemeentelijke reactie hierop weergegeven. Verder zijn de reacties als bijlage opgenomen bij deze toelichting.

ad a. Provincie Gelderland

Opmerkingen

De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat er geen provinciale belangen aan de orde zijn. Zij zien daarom geen reden om advies uit te brengen.

Reactie gemeente

Geconcludeerd kan worden dat de provincie vanuit haar belang geen belemmeringen ziet ten aanzien van het voorgelegde plan.

ad b. Rijkswaterstaat Oost Nederland

Opmerkingen

Rijkswaterstaat heeft geen opmerkingen.

Reactie gemeente

Geconcludeerd kan worden dat Rijkswaterstaat vanuit haar belang geen belemmeringen ziet ten aanzien van het voorgelegde plan.

ad c. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het waterschap geeft aan dat de watertoetstabel volledig is opgenomen en dat de relevante waterthema's voldoende zijn verwerkt.

Reactie gemeente

Geconcludeerd kan worden dat het waterschap akkoord gaat met het voorgelegde plan.

ad d. N.V. Nederlandse Gasunie

Opmerkingen

De Gasunie heeft geen opmerkingen.

Reactie gemeente

Geconcludeerd kan worden dat de Gasunie vanuit haar belang geen belemmeringen ziet ten aanzien van het voorgelegde plan.

ad e. Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed

Van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed is geen reactie ontvangen.

ad f. Commisie Cultuurhistorie Rheden-Rozendaal

Opmerkingen

De commissie heeft het bestemmingsplan besproken in haar vergadering van 29 juni 2015, waarvan verslag is gemaakt. Aan de hand daarvan heeft zij aanvullend gereageerd. Samengevat is de commissie positief over de categorieën parkeerluwe zone en Tuin-waardevol (thans overige zone - stedenbouwkundig waardevol) alsmede over de regeling voor archeologie. De commissie heeft bedenkingen tegen de voorgenomen regeling dat 15% van de bestemming Groen kan worden aangewend voor parkeren. Voor een aantal plekken acht zij een aanwijzing als 'stedenbouwkundig waardevol' gewenst vanuit cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Voor de Steeg heeft benoemt de commissie specifiek de volgende locaties:

- het Groen bij het Strooien Dorp in De Steeg;

- de Smidsallee in De Steeg;

- het Klooster/Begraafplaats De Steeg;

- het groen bij de IJssel ten zuiden van de van Aldenburglaan.

Verder zouden de bebouwingsmogelijkheden nauwkeuriger omschreven moetenworden. De huidige benadering (bouwlagenbenadering) is te ruim en welstand kan deze niet bijsturen.

Reactie gemeente

De regeling met betrekking tot het gebruik van gronden met de bestemming Groen is aangepast in die zin dat in de bestemming Groen in principe niet meer dan een strook van maximaal 1 m voor verkeersdoeleinden kan worden ingericht. Deze flexibiliteit is gewenst om bijvoorbeeld troittoirs te kunnen verleggen. Hierdoor vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden. Indien meer noodzakelijk is, dan moet dit nadrukkelijk in cultuurhistorisch en in stedenbouwkundig opzicht worden afgewogen. Indien deze afweging positief uitvalt, kan een afwijkingsbevoegdheid worden toegepast. Een bovengrens is voor de afwijkinsgbevoegdheid niet opgenomen, omdat dit op locatieniveau sterk kan verschillen. De afweging zal aan de hand van de genoemde criteria per geval worden gemaakt.

Ten aanzien van de bebouwingsmogelijkheden merken wij op dat deze in het voorliggende plan nauwkeuriger zijn omschreven dan voorheen waar wij dit noodzakelijk vinden uit oogpunt van de bescherming van de aldaar aanwezige stedenbouwkundige waarden. Voor de betreffende panden gelden de bestaande goothoogtes en hoogtes als uitgangspunt. Voor de overige panden gelden deze specifieke waarden niet. Voor die overige panden is een andere afweging gemaakt. Er is wederom gekozen voor een bouwlagenbenadering, waarbij een contour ontstaat die bepalend is voor de bandbreedte. Deze bandbreedte geeft wat meer architectonische ruimte welke in positieve zin kan worden benut en welke wij niet willen belemmeren. Dat in sommige situaties ook een minder fraaie uitkomst denkbaar is, accepteren wij daarbij. Zoals aangegeven is ter plekke immers geen sprake van specifieke waarden die een minder ruime benadering gewenst maken. Daarnaast is deze benadering overgenomen uit het vorige plan. De ervaring is dat de benadering goed werkt en niet leidt tot een onacceptabel ruimtelijk beeld. Daarom willen wij de benadering voor de panden zonder specifieke waarden handhaven.

ad g. Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden

Opmerkingen

De VGGM merkt op dat in en rondom het plangebied enkele risicobronnen liggen zoals het spoor Arnhem-Zutphen, autosnelweg A348 en een aardgastransportleiding. Omdat de actualisatie niet voorziet in een verruiming van de bouwmogelijkheden voor wonen of werken verwacht zij bij een incident met gevaarlijke stoffen geen verandering/verslechtering van de hulpverleningsmogelijkheden.

Reactie gemeente

Geconcludeerd kan worden dat de VGGM akkoord gaat met het voorgelegde plan.

conclusie

Op basis van de resultaten van het vooroverleg bestaan geen belemmeringen om het voorontwerpbestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen.

8.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 8 april 2015 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan- huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl. Deze website is ook bereikbaar via een link op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 2 september 2015 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. De publicatie is herhaald op 9 september 2015 in de Regiobode. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 10 september tot en met 21oktober 2015 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerp- bestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis. Op 14 en 16 september 2015 kon een inloopavond worden bezocht.


In de Nota van Zienswijzen zoals die behoort bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, worden de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeenteraad. Hieruit blijkt of aanleiding is gevonden voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

De wijzigen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgelegd in de Nota van Wijzigingen zoals die bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling hoort.


beoordeling

Er zijn 8 zienswijzen naar voren gebracht.

De zienswijzen hadden zeer beknopt samengevat betrekking op:

  • het aanduiden van een gasdrukmeet- en regelstation, hieraan is niet tegemoet gekomen;
  • de mogelijkheden voor een nieuwe woning ter plaatse van het perceel naast Parkweg 15, hieraan is deels tegemoet gekomen;
  • de gebruiksmogelijkheden voor de locatie Oversteeg 12, hieraan is tegemoet gekomen;
  • de situeringsmogelijkheden voor een bijgebouw bij de woonboten Oversteeg 18 en Oversteeg 20, hieraan is tegemoet gekomen.

In het raadsvoorstel is verder verwoord dat ambtshalve aanleiding bestaat om de redactie nader te bezien van begripsbepalingen verbonden met de bestemming Maatschappelijk - 2 en de inhoud van deze bestemming aangaande het toelaten van zorgwoningen. Voorts is aanleiding gevonden om de te verduidelijken welke onderzoeken kunnen worden gevraagd indien mogelijk sprake is van de aanwezigheid van ongesprongen explosieven. Daarnaast is de regeling voor het parkeren in stedenbouwkundig waardevolle zones iets verruimd.

Locatiespecifiek zijn de mogelijkheden ter plaatse van de locatie Hoofdstraat 15/Diepesteeg nader geconcretiseerd evenals de mogelijkheden ter plaatse van de locatie Boecoplaan 1.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de toelichting mede naar aanleiding van zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen is geactualiseerd.


conclusie

De ingebrachte zienswijzen geven aanleiding om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan.

De gewijzigde vaststelling vloeit ook voort uit ambtshalve overwegingen.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtneming van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.