direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rheden 2016, locatie tussen Smidsweg 26 en 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding    In de inleiding gaat het onder meer over de aanleiding van het bestemmingsplan  
2  Gewenste situatie   Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven en een beschrijving van de gewenste situatie gegeven.  
3  Beleidskaders   Hier staat binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld.
 
4 Haalbaarheid   Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
5 Juridische aspecten   Beschreven staat de procedure die een bestemmingsplan doorloopt, en een toelichting op de regels van het bestemmingsplan  
6 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht staat of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid   Dit hoofdstuk beschrijft hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan. Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven.

Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet, voorzien op 1 januari 2024, worden vastgestelde bestemmingsplannen van rechtswege (tijdelijk) onderdeel van het omgevingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

De initiatiefnemer heeft het plan om op het perceel, gelegen aan de Smidsweg naast nummer 28, een woning te bouwen. Voor deze ontwikkeling dient de aanwezig schuur gesloopt te worden. Om dit te kunnen realiseren dient er een herziening van het bestemmingsplan plaats te vinden. In dit document wordt toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.3 Doelstelling

Het bestemmingsplan heeft het doel om voor de beschreven ontwikkeling het juridisch planologische kader te bieden. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen. Ook is gebruik gemaakt van de laatste digitale randvoorwaarden.

1.4 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Smidsweg naast 28 in de kern van Rheden. Het plangebied is kadastraal bekend als 'Rheden, Sectie C, perceelnummer 906'. De ligging van het plangebied is op onderstaande kaart globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0001.png"

Globale ligging plangebied (rood omcirkeld) (bron: openstreetmap.org)

1.5 Geldende bestemmingsplannen

Het geldende bestemmingsplan op deze locatie is 'Rheden 2016, woongebieden', vastgesteld door de gemeenteraad op 28 maart 2017. Hierin heeft het plangebied de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'. Tevens geldt er de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.

Woningen kunnen alleen worden gebouwd binnen een bouwvlak. Met aanduidingen zijn het aantal woningen, aantal bouwlagen en de maximum bouwhoogte aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0002.png"

Uitsnede geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied (blauw kader). Het nieuwe woonperceel is rood omkaderd (bron: ruimtelijke plannen)

De initiatiefnemer is voornemens een deel van het perceel af te splitsen en hier één woning te realiseren (rood omkaderd op bovenstaande afbeelding). Het perceel heeft reeds een woonbestemming, maar geen bouwvlak.

Wel ligt een deel van het bouwvlak van de woningen Smidsweg 28 en Dorpsstraat 60 op het nieuwe woonperceel. Deze staat echter geen extra woning toe, omdat er reeds twee woningen aanwezig zijn.

Om een nieuwe woning te kunnen realiseren is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

Hoofdstuk 2 Gewenste situatie

2.1 Huidige situatie en planbeschrijving

Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de Smidsweg in het oudere, oostelijke deel van de kern Rheden, nabij het centrum van het dorp. De omgeving bestaat overwegend uit woningen met enkele andere functies, waaronder maatschappelijke en bedrijfsfuncties.

Het perceel is gelegen naast Smidsweg 28. Op de planlocatie staat er in de huidige situatie een schuur, die toebehoort aan de woning aan de Dorpsstraat 60. Het overige deel van het perceel is nu in gebruik als tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0003.jpg"

Luchtfoto van het plangebied in de omgeving.

Toekomstige situatie

Het plan is om op het perceel een nieuwe woning te bouwen. Hiervoor wordt de aanwezige schuur gesloopt en het perceel wordt kadastraal gesplitst. Het nieuwe woonperceel heeft een oppervlakte van circa 400 m². Een deel van de gronden wordt in gebruik genomen als tuin bij de bestaande woning Dorpsstraat 60.

De nieuwe woning zal qua maat en schaal aansluiten op de woningen in de omgeving. Het pand wordt gebouwd in één bouwlaag met kap met een nokhoogte van maximaal 9 meter en in dezelfde rooilijn als de andere woningen aan de Smidsweg. Onderstaande afbeelding geeft de toekomstige inrichting weer. Naast de woning worden twee parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0004.png"

Situering van de nieuwe woning op het perceel (ontwerp: D&M architecten adviseurs bv)

2.2 Beschrijving bestemmingsplan

2.2.1 Systematiek

Onderhavig bestemmingsplan betreft maatwerk. Ten aanzien van de systematiek is aansluiting gezocht met de nota's: Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015; Nota Milieuzonering Rheden 2015; Nota Parkeernormen Rheden 2015.

De regels van het in werking zijnde bestemmingsplan 'Rheden 2016, woongebieden' dienen als basis voor onderhavig plan. Het aantal woningen; type woningen; bouwhoogtes en regelingen voor bijgebouwen zijn juridisch vastgelegd. Binnen de woonbestemming zijn mogelijkheden voor beroep of bedrijfsactiviteiten aan huis opgenomen. Bij de woningen is een gebied aangegeven waar tuinen gerealiseerd kunnen worden met de bijbehorende regelingen voor erf- en perceelafscheidingen.

Maatvoering

In onderhavig plan wordt gewerkt met bouw- en goothoogtes. Op deze wijze is het schetsontwerp specifiek vastgelegd in het bestemmingsplan, gebaseerd op het schetsontwerp van de woning.

Parkeernormen

Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

2.2.2 Toedeling bestemmingen en aanduidingen

In onderstaande paragraaf zijn de bestemmingen uit onderhavig plangebied toegelicht.

Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan de voorzijde van het perceel, het gedeelte waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven. Opgemerkt wordt dat inherent aan het gebruik als tuin is dat daarin mag worden geparkeerd.

Wonen

De bestemming Wonen is gelegd om ter plaatse een woning met daarbij behorende bijgebouwen te realiseren. Hier is behalve de activiteit wonen, geen andere activiteit toegestaan uitgezonderd een beroep / of bedrijf aan huis. In de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Onder voorwaarden mogen deze worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of een bedrijfsactiviteiten aan huis.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden in het gebied. Bij het oprichten van bouwwerken groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, moet eerst een onderzoek naar de archeologische waarden worden gedaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Kader

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.

Gebiedsgericht

De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.

In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

Ladder duurzame verstedelijking

Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2). De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Beoordeling

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden. De geformuleerde nationale belangen zijn niet aan de orde.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de bouw van één woning. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. De voorliggende ontwikkeling is derhalve niet ladderplichtig.

Conclusie

In onderhavig bestemmingsplan zijn geen onderwerpen aan de orde waar strijdigheid zou kunnen zijn met het Rijksbeleid.

3.2 Provincie

Kader

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland.

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 1 februari 2022 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend kwaliteiten;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Woon- en leefklimaat

Voor dit bestemmingsplan is de ambitie voor het woon- en leefklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo worden de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland versterkt, nu en in de toekomst. Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang.


Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In de groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Beoordeling

Het voorliggende plan betreft het toevoegen van één woning binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit heeft geen raakvlak met de provinciaal beleid. Er zijn geen provinciale belangen, die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening, in het geding.

Conclusie

Het onderhavige plan past binnen het provinciaal beleid.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijk gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.
In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.

Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerprogramma dat gaat over de periode van 2022 tot 2027 geeft het waterschap haar doelen aan, zoals ze deze heeft verwoord in de Watervisie 2030 (uit 2013). Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Beoordeling

Voor dit plan is de digitale watertoets ingevuld. Het resultaat hiervan is toegevoegd als bijlage 2. Het waterschap heeft een positief advies gegeven op het plan. Paragraaf 4.6 licht de conclusie uit de watertoets toe.

Conclusie

Uit de resultaten van de watertoets blijkt dat er geen waterhuishoudkundige belangen aanwezig zijn. Hiermee is het initiatief passend binnen bestaand beleid van het waterschap.

3.4 Regio

Kader

Woonagenda subregio Arnhem e.o. 2021 t/m 2023

In de subregio Arnhem e.o. werken de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Rheden, Renkum en Rozendaal op een praktische manier samen aan het thema wonen. Dat doen we op basis van vraagstukken die lokaal spelen en vraagstukken die bovenlokaal belangrijk zijn. Maar uiteraard doen we dat ook met het oog op afspraken met de provincie over afstemming van woningbouwplannen. Samen zoeken we meerwaarde op bovengemeentelijk niveau en informeren en inspireren we elkaar op thema's die er toe doen. Criteria vanuit de subregionale woonagenda zijn als volgt:

  • Woningbouwontwikkelingen moeten inspelen op de behoefte, waarbij de Regionale Woningmarktanalyse leidend is;
  • Er moet aandacht zijn voor duurzaamheid en levensloopgeschiktheid;
  • Hergebruik van bestaand vastgoed;
  • Herontwikkeling rotte plekken;
  • Versterken verzorgingsstructuur door bijdrage aan een gevarieerde wijkopbouw;
  • Vroegtijdige betrokkenheid van inwoners;
  • Inbreiding gaat voor uitbreiding, tenzij dit ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit van de wijk of kern.

Met de woonagenda geven we verdere invulling aan de Groene Metropoolregio en de Woondeal. Daar zijn immers de belangrijkste opgaven en richtingen benoemd.


Toetsing

De criteria uit de subregionale woonagenda zijn geen harde eisen. Er wordt gevraagd om hier zoveel mogelijk aan te voldoen. Daarnaast vindt binnen de subregio afstemming over de plannen plaats voordat deze vastgelegd worden in bestemmingsplannen of overeenkomsten.

Er zijn diverse criteria vanuit de subregionale woonagenda die ook aansluiten op de woonvisie van de gemeente Rheden en de ladder voor duurzame verstedelijking. Inspelen op de behoefte, met name vanuit de regionale woningmarktanalyse, aandacht voor duurzaamheid en levensloopgeschiktheid. Dit zijn standaard onderdelen van de toetsing van de woonvisie en de ladder.

Conclusie

Onderhavig plan maakt de ontwikkeling mogelijk van één woning binnen bestaand stedelijk gebied. Geconcludeerd wordt dat voorgenomen ontwikkeling past binnen eisen van het regionaal woonbeleid.

3.5 Gemeente

3.5.1 Wonen

Kader

In 2020 is de Woonvisie 2020-2026 'Samen wonen in Rheden" vastgesteld. Deze visie laat een toekomstbeeld zien hoe inwoners kunnen wonen en leven in de gemeente. Daarnaast staat er in hoe de gemeente dit wil bereiken.

De woonvisie bestaat uit 3 pijlers met daarbij subdoelen. De pijlers zijn als volgt:

1. Leefbare wijken voor alle inwoners

We zien in Rheden de zorgelijke ontwikkeling dat verschillen tussen sterke en kwetsbare wijken steeds groter worden. In de kwetsbare wijken wonen steeds meer mensen met hele lage inkomens en inwoners voelen zich minder veilig. Omdat wij een gemeente willen zijn waar al onze inwoners prettig kunnen wonen en leven pakken we de segregatie aan. Waar dat nodig is zorgen we voor meer sociaal economische draagkracht van de wijken. Zo ontstaat er een situatie in wijken en buurten waar het Rhedens model voor zorg en ondersteuning, met name op het punt van samenredzaamheid is versterkt.

2. Bestaande woningvoorraad duurzaam en toekomstbestendig

We staan in Nederland voor de grote opgave van de energietransitie. Het verbruik van energie uit fossiele brandstoffen zal drastisch omlaag moeten en we moeten meer duurzame energie gaan opwekken. Ook moeten we onze woningen en wijken aanpassen om weersextremen op te kunnen vangen en de biodiversiteit te vergroten. We willen circulair bouwen stimuleren, net zoals duurzame mobiliteit. Dit vraagt om een integrale aanpak, waarbij partijen samenwerken en per wijk ook de fysieke en sociale problematiek wordt aangepakt. Dit is een enorme uitdaging, die we samen aan willen gaan. Een toekomstbestendige woningvoorraad betekent ook dat we helpen om de woningvoorraad geschikt te maken voor de groeiende groep ouderen, die zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen.

3. Toevoegen van de juiste kwaliteit woningen.

Er is een groot woningtekort in Nederland. De komende jaren zullen er zo'n 700.000 woningen bij moeten komen. In de regio Arnhem/Nijmegen zijn er de komende 10 jaar 35.000 extra woningen nodig. Wij willen in Rheden graag meebouwen om het tekort terug te dringen.
Voor 2027 wil de gemeente 550 woning realiseren om zo het woningtekort terug te dringen. Er zijn voldoende plannen binnen de dorpen om dit tekort in te lopen. Om ook in de toekomst voldoende plannen hebben om te kunnen voldoen aan de woningvraag is overprogrammering noodzakelijk. Er is dan ook nog ruimte voor nieuwe plannen.


In de Woonvisie zijn kwaliteitscriteria opgesteld voor de nieuwe woningen. Plannen moet voldoen aan de volgende kwaliteitscriteria:

  • 70% betaalbaar: sociale huur, middeldure huur en betaalbare koop (NHG grens) (>5 won.). Afwijken van de genoemde 70% is mogelijk indien aangetoond wordt dat een project niet haalbaar blijkt;
  • Alle nieuwbouw levensloopgeschikt (bijlage 5 van de woonvisie);
  • Splitsen van panden toegestaan als: app.>70m2 (GBO), levensloopgeschikt en min. label B;
  • In Velp moeten woningen >70m2 (GBO) zijn, in de overige kernen >60m2 (GBO);
  • Panden ombouwen tot kamers is niet toegestaan;
  • Project moet passen in het woonprofiel per kern (bijlage 1 van de woonvisie);
  • Bij projecten van enige omvang stellen wij het gebruik van een meetinstrument (BREEAM of een vergelijkbaar instrument) om de duurzaamheidsscore inzichtelijk te maken verplicht. In de komende jaren wordt op basis van de eerste ervaringen met meetinstrumenten het gewenste ambitieniveau voor de duurzaamheidsscore bepaald. Tot die tijd is de ondergrens BREAAM: 'very good' (of een vergelijkbare score van een ander meetinstrument).

Toetsing aan gemeentelijk woonbeleid

Dat er een behoefte is blijkt uit het regionale woningmarktonderzoek van Companen uit 2019. Hierin staat benoemd dat er tot 2027 550 woningen extra nodig zijn binnen de gemeente Rheden.

Tevens wordt voldaan aan de Woonvisie 2020-2026. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt in bijgedragen aan het realiseren van woningen om het woningtekort tegen te gaan. Tevens zullen de woningen voldoen aan de duurzaamheidseisen en kwaliteitseisen van de gemeente.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voorgenomen ontwikkeling past binnen eisen van de woonvisie.

3.5.2 Structuurvisie Rheden, mijn dorp van morgen

Kader

Voor het dorp Rheden is de structuurvisie Rheden, Mijn dorp van Morgen vastgesteld op 23 september 2014.

De Structuurvisie geeft de koers weer voor het dorp Rheden tot 2030. Ook wordt daarbij aandacht besteed aan de gewenste maatregelen op korte termijn. Doelstelling van de structuurvisie is het in stand houden van de leefbaarheid van het dorp en de omgeving en waar mogelijk het verbeteren daarvan.

Voor de herontwikkeling van vrijkomende locaties geldt dat per locatie een afweging zal worden gemaakt die past bij de ambities van de structuurvisie. De nadruk blijft liggen op grondgebonden woningen. De realisatie van appartementen op locaties waar dit minder passend is, wordt tegengegaan. Verder dienen woningen met zorg te worden aangeboden in wijken en straten die daarvoor geschikt zijn.

Beoordeling

De voorgenomen ontwikkeling voorziet de realisatie van één woning binnen het bestaand stedelijk gebied van Rheden. Hiermee is sprake van inbreiding. Het initiatief past passend binnen de structuurvisie Rheden.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past in het gemeentelijk beleid.

3.5.3 Biodiversiteit

Kader
Op 28 juni 2022 is de gemeentelijke beleidsnota Biodiversiteitsplan 2022-2032 vastgesteld.  Het college en de gemeenteraad van de gemeente Rheden hebben besloten om hoog in te zetten op de biodiversiteit. Een ontwikkeling vanuit dit beleid is het behouden en herstellen van de biodiversiteit en het natuurinclusief ontwerpen en inrichten van projecten aan de hand van een puntensysteem.

Beoordeling
Momenteel wordt gewerkt aan het puntensysteem, deze is nog niet gereed. Gelet op de biodiversiteitsambities is het wenselijk het natuurinclusief bouwen en inrichten als uitgangspunt gehanteerd te worden in de uitwerking van de inrichting en ontwikkeling van het project. Het natuurinclusief bouwen en inrichten is niet verbonden met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Biodiversiteit is overal om ons heen en op elke schaal kan een bijdrage geleverd worden. In de nieuwbouw kunnen voorzieningen gecreëerd worden voor flora en fauna.  Rond de parkeerplaatsen en in de tuinen kunnen maatregelen opgenomen/ uitgewerkt worden die bijdragen aan de biodiversiteit zoals het toepassen van inheemse hagen, natuurlijke beplanting en nestgelegenheid voor flora en fauna. Dit wordt meegegeven aan de initiatiefnemer van het plan.

Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar ten aanzien van het aspect biodiversiteit.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden (zie hoofdstuk 3) en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de beoogde ontwikkelingen die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst. Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

4.1 Wonen

Kader

In Hoofdstuk 3 is het beleidskader aangegeven waaraan getoetst dient te worden.

Beoordeling

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van één woning op een bestaand woonperceel binnen de kern Rheden. Dit past binnen het beleid uit de Woonvisie 2020-2026. Het plan is niet aan te wijzen als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Volgens jurisprudentie is dat pas aan de orde bij een ontwikkeling van 11 woningen of meer. Een nadere toetsing is daarmee niet nodig.

Conclusie

Voorliggende ontwikkeling voorziet in het toevoegen van één woning aan de woningvoorraad van de kern Rheden. Hiermee past het plan binnen de Woonvisie 2020-2026.

4.2 Bodem

Kader

Daar waar het bestemmingsplan mogelijkheden bieden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden op een locatie die verdacht wordt van de aanwezigheid van een (ernstige) bodemverontreiniging, dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Bodemonderzoeken die als onderbouwing dienen voor een bestemmingsplanherziening, mogen niet ouder zijn dan 5 jaar.

Beoordeling

In het kader van voorliggend plan is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is bijgevoegd als bijlage 1. Bij het verkennend onderzoek werden verhoogde gehalten in de grond onder de bestaande schuur aangetroffen. Gezien de ouderdom van de bebouwing wordt gedacht aan een diffuse historische bodembelasting. Uit het uitgevoerde aanvullende onderzoek blijkt dat er ter plaatse van twee boringen sprake is van lokale spots van sterke verontreiningen met PAK respectievelijk lood. Deze zijn van beperkte omvang, aangezien bij de boringen rondom en elders op het terrein geen tot ten hoogste lichte verontreinigingen zijn aangetoond. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat er minder dan 25 m3 grond tot boven de interventiewaarde verontreinigd is en er dus geen sprake is van een zogenaamd geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming en dat er dus geen sprake is van een saneringsnoodzaak. Geconcludeerd wordt dat het terrein vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt is voor de toekomstige bestemming.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.3 Milieuzonering

Kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding, afstand, tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.

Beoordeling

Het plangebied is gelegen in een gebied dat voornamelijk bestaat uit woningen. Verspreid liggen enkele andere functies. Op circa 15 meter van het plangebied ligt aan de Dorpsstraat een perceel met de bestemming 'Gemengd - 2'. Binnen opgenomen. Binnen deze bestemming zijn functies en bedrijven van ten hoogste milieucategorie 1 toegestaan. Dit zijn functies die in het algemeen goed passen in een woonomgeving. Direct grenzend aan het perceel liggen ook reeds meerdere woonbestemmingen.

Op ruim 40 meter ligt een perceel mt de bestemming 'Bedrijf'. Binnen het vigerende bestemmingsplan 'Rheden 2016, woongebieden' zijn ten hoogste bedrijven toegestaan met milieucategorie 2. Voor dergelijke bedrijven wordt volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand gehanteerd van 30 meter. Daar wordt ruim aan voldaan. Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Omdat er reeds meerdere woningen op kortere afstand zijn gelegen heeft de bouw van een nieuwe woning geen beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van genoemde functies tot gevolg.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.

4.4 Luchtkwaliteit

Kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

Beoordeling

De ontwikkeling van één woning valt onder de AMvB Niet in betekende mate. Derhalve is onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk.


Conclusie

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.5 Geluid

Kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

Beoordeling

Het plangebied ligt aan de Smidsweg en nabij de Dorpsstraat. Deze wegen hebben ter hoogte van het plangebied een 30 km-regime en zijn daarmee niet onderzoeksplichtig op basis van de Wet geluidhinder. De intensiteiten op deze wegen zijn beperkt en geven geen aanleiding om het woon- en leefklimaat nader te onderzoeken op het aspect geluid. Aangenomen mag worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.6 Water

Kader

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterprogramma

Het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022. Het  NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater en waterverdeling, waterkwaliteit en natuur, scheepvaart en de functies van de rijkswateren. Het Rijk werkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Beleid waterschap Rijn en IJssel

Voor dit plan is het beleid van Waterschap Rijn en IJssel niet relevant, omdat het gaat om een klein plan dat niet in de nabijheid van oppervlaktewater ligt.

Gemeentelijk waterbeleid

Bij raadsbesluit van 31 mei 2022 is de “Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden” gewijzigd. De waterbergingseis voor nieuwe bouwwerken en ingrijpende verbouwingen is verhoogd naar 60 mm.  Dit heeft te maken met de klimaatontwikkeling waardoor de regenbuien heviger worden.  Dit geldt in de gebieden waar het water in de bodem kan en mag zakken (infiltreren). Ten minste 60 mm hemelwater per m2 nieuw verhard oppervlak en nieuw bouwwerk moet op eigen perceel worden verwerkt. Deze verordening is van toepassing op nieuwbouw en ingrijpende verbouwingen met een verhard oppervlak van meer dan 60 m2 (daken + terreinverharding / bestrating). Hiervoor kan de volgende berekening worden gehanteerd:

benodigde waterberging (in m³) = verhard oppervlak (in m²) * 0,06 m.

De factor 0,06 m vertegenwoordigt een maatgevende bui van 60 mm per uur.
(De waterdoorlatendheid van de bodem ter plaatse van de waterberging moet minimaal 1 meter per dag zijn. Vermijd toepassing van uitlogende bouwmaterialen die in aanraking komen met het afstromende hemelwater en de bodem kunnen verontreinigen.)

Op 20 december 2022 is het Watertakenplan Olburgen 2023-2027 vastgesteld.  Met dit WTPO voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met o.a. de Waterschappen 'Rijn en IJssel' en 'Vallei en Veluwe' het water- en rioleringsbeleid vastgelegd. De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid. Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het WTPO.

Beoordeling

Er is sprake van nieuwbouw. Met voorliggend plan wordt een nieuwe woning gebouwd met een footprint van ca. 10 x 7,5 m. Daarnaast zal een deel van het perceel worden voorzien van erfverharding. De bouwlocatie is geschikt voor de verwerking en infiltratie van het hemelwater in de bodem. Indien wordt voldaan aan de eis van 60 mm waterberging is het advies voor dit bouwplan positief. Het waterschap heeft aangegeven positief te adviseren over het plan.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.7 Niet gesprongen explosieven

Kader

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben ook in de gemeente Rheden diverse gevechtshandelingen plaatsgevonden waardoor Conventionele Explosieven in de bodem kunnen zijn achtergebleven. Door werkzaamheden kunnen deze een reëel gevaar opleveren voor betrokken medewerkers en de (directe) omgeving. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet daarom voor de ingreep worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn. Op zich raakt dit niet aan de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan, het haakt vooral aan bij het bieden van een veilige werkomgeving en op de veiligheid voor de omgeving bij het werk. Reden om het in dit plan te benoemen is dan ook vooral als invulling van een signaalfunctie.

Aan de hand van informatie uit de Tweede Wereldoorlog en gegevens van ruimingen daarna is een historisch vooronderzoek naar explosieven verricht. De conclusie ervan staat op de Risicokaart Explosieven. De risicokaart geeft een overzicht van de gebieden waar nog explosieven aanwezig kunnen zijn. Dit zijn de verdachte gebieden.

Beoordeling

De onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart explosieven van de gemeente Rheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0005.jpg"

Uitsnede Risicokaart Explosieven (bron: gemeente Rheden)

Uit bovenstaande afbeelding is op te maken dat er in het plangebied (blauwe cirkel) en omgeving geen verhoogd risico is op aanwezigheid van explosieven.

Conclusie

Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen dat wil zeggen verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen, zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan gasdruk regel- en meetstations.

Al die besluiten hanteren dezelfde risico benadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. De veiligheidszone / plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

Beoordeling

Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart ter hoogte van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0006.jpg"

Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Uit bovenstaande kaart is op te maken dat in de omgeving van het plangebied meerdere inrichtingen, leidingen en transportroutes aanwezig zijn.

Transportroutes

Ten noorden van het plangebied loopt een spoor, hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt buiten de 200 meter-zone van de transportroute. Daarom kan volstaan worden met een beperkte verantwoordingsplicht.

Binnen het Basisnet water is de IJssel als zwarte route (frequent transport) aangemerkt. Het invloedsgebied bedraagt 35 meter. Dit is op grote afstand (ca. 540 m) van het plangebied.

Inrichtingen

Op circa 85 meter ten zuidoosten van het plangebied is, bij het zwembad, een opslag van chloor aanwezig. De 10-6 risicocontour ligt op het eigen perceel van deze inrichting en vormt geen belemmering voor voorliggend initiatief.

Buisleidingen

Ten noorden van het plangebied, op circa 660 meter, loopt de gastransportleiding N-559-20. De buisleiding heeft een 100%-letaliteitscontour ligt op 50 meter van de leiding, en de 1%-letaliteitscontour ligt op 95 meter. Het plangebied ligt ruim buiten de veiligheidsafstand van de buisleiding.

Verantwoordingsplicht

Op grond van het bovenstaande kan worden volstaan met een beperkte verantwoordingsplicht.

Maatgevende scenario's

De maatgevende scenario´s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en dat van toxische vloeistoffen/gassen ligt, zijn een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Onderstaand is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Bereikbaarheid

Het plangebied is bereikbaar via de Smidsweg. Dit is een relatief smalle woonstraat, die in noordelijke richting aansluit op de Veerweg en in zuidelijke richting op de Dorpsstraat. Doordat het plangebied van twee zijden is te benaderen is sprake van een voldoende bereikbaarheid.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen

Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.

Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.9 Natuur en Landschap

Kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet Natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten (flora en fauna) geldt de Wet Natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitat en leefgebieden van aanwezige soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Gelders Natuurnetwerk (GNN)

Het GNN bestaat uit alle bestaande natuur en een zoekgebied voor nog te realiseren nieuwe natuur. In het GNN geldt: in de basis hier geen nieuwe initiatieven. Er zijn enkele uitzonderingen mogelijk, hiervoor gelden specifieke regels die garanderen dat het GNN in stand blijft.

Groene Ontwikkelingszone (GO)

De GO is een gebied waar partners en partijen worden uitgenodigd om actief 'groen' doelen mee te helpen realiseren. Er is in dit gebied ruimte voor de verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning.

Het landelijk Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Daarnaast worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vast rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wnb.

De wet kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • alle van nature in het wild levende vogels: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • andere soorten genoemd in bijlage A van de Wnb: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de Vogel- en Habitatrichtlijn;

De provincie heeft in de Omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Beoordeling

Gebiedsbescherming

De planlocatie maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbij gelegen is het Natura 2000-gebied Rijntakken op een afstand van circa 350 meter. Gelet op de aard en omvang van het project (sloop van een schuur en bouw van één woning), het effectbereik en de grote afstand, worden er geen significante nadelige effecten op het Natura 2000-gebied verwacht als gevolg van verstoring door geluid, licht, trillingen etc. Het gebruik van de woning leidt tot een beperkte toename in het aantal verkeersbewegingen, maar dit is zo beperkt in relatie tot de afstand dat dit niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. De woning wordt gasloos gebouwd, waardoor deze geen stikstofuitstoot heeft.

Ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan is geen AERIUS-berekening opgesteld vanwege de destijds geldende bouwvrijstelling. Omdat deze door de uitspraak van de Raad van State is vervallen, heeft er voor deze locatie en de werkzaamheden een herbeoordeling op het aspect stikstof voor de bouwfase plaatsgevonden.

Natura 2000-gebied Rijntakken is op ca 350 meter gelegen, maar deze natuur is een stuk minder gevoelig voor (tijdelijke) stikstofuitstoot. N2000-gebied Veluwe is wel zeer gevoelig en daarom maatgevend. De kortste afstand tot Veluwe is circa 800 meter.

Door de relatieve kleinschaligheid van het project (sloop schuur en bouw woning) is een berekening voor de bouwfase niet nodig. Om toch meer zekerheid te creëren is er een proefberekening gemaakt voor de bouwfase met een overschatting van de stikstofemissie. Het rekenresultaat met de AERIUS-software geeft geen deposities aan hoger dan de norm (0.00 mol stikstof/hectare/jaar). Dit resultaat geeft voldoende zekerheid dat er geen significante effecten zijn als gevolg van stikstofemissie. Verdere acties zijn niet noodzakelijk voor deze locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0007.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd gebied als het Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszone, weidevogelgebied, ganzenrustgebied of een beschermingszone voor natte landnatuur. Ten aanzien van provinciaal aangewezen gebieden geldt dat externe werking geen toetsingskader is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH03-VA01_0008.png"

Ligging plangebied ten opzichte van GO en GNN

Soortenbescherming

Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen beschermde soorten zijn te verwachten.

Wel kunnen er tijdens het broedseizoen nesten van algemene broedvogels rond de werkplek voorkomen. Het slopen mag daarom niet worden uitgevoerd tijdens de piek van het broedseizoen (globaal tussen 15 maart en 1 juli), tenzij zeker is dat door de sloopwerkzaamheden geen broedende vogels worden gestoord. De rapportage van het onderzoek is opgenomen in bijlage 3.

Conclusie

Er vindt geen overtreding van de Wet natuurbescherming plaats. Het plan is uitvoerbaar op het aspect ecologie.

4.10 Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologie

Kader

Vanaf 2012 geldt de verplichting dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de cultuurhistorische (waaronder de archeologische) waarden in het plangebied. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.

Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • het vergunningenstelsel voor opgravingen is echter vervangen door een certificering stelsel. Alleen conform de bepalingen van de Erfgoedwet gecertificeerde bedrijven en overheidsinstanties mogen opgravingen verrichten. In de wet is voorzien in een overgangsbepaling.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Beoordeling

Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' ten behoeve van de bescherming van (mogelijk) aanwezige archeologische waarden. Er geldt een onderzoeksplicht indien voorgenomen werkzaamheden (zoals sloop- en bouwwerkzaamheden) een oppervlakte hebben van 100 m² en de verstoring dieper gaat dan 30 cm -mv.

Alhoewel de precieze verstoring op dit moment nog niet duidelijk is, is de kans groot dat de sloop- en bouwwerkzaamheden de ondergrens overschrijden. In dat geval wordt geadviseerd een gecombineerd archeologische bureau- en booronderzoek (karterend) uit te voeren. Op basis van de resultaten wordt bepaald of vervolgonderzoek noodzakelijk is. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt nader gekeken of het uitvoeren van een archeologisch onderzoek inderdaad nodig is

In voorliggend plan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' overgenomen.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot archeologie

Cultuurhistorie

Het plangebied ligt in een van de oudere delen van het dorp Rheden (historische kern). In het vigerende bestemmingsplan is langs de Dorpsstraat de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' opgenomen. Kenmerkend is de diversiteit aan bebouwing, vaak vrijstaande panden met parkachtige tuinen. De aanduiding is niet van toepassing op het nieuwe woonperceel gelegen aan de Smidsweg.

De bouw van een vrijstaande woning past binnen de bebouwingsstructuur van de omgeving. Op grond van historische kaarten lijkt de huidige schuur tussen 1956 en 1966 zijn huidige vorm gekregen te hebben. De schuur vertegenwoordigt geen belangrijke cultuurhistorische waarden. Op de bouwhistorische verwachtingskaart is aan de locatie ook geen verwachting toegekend.

Conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie is er geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

4.11 Verkeer en parkeren

Kader

Parkeren

Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd door de gemeenteraad op 26 mei 2015. Voor vrijstaande woningen wordt een norm gehanteerd van 1,6 parkeerplaatsen voor bewoners (dit is inclusief een bezoekersaandeel van 0,4 voor bezoekers).

Beoordeling

Op eigen terrein worden twee parkeerplaatsen gerealiseerd (zie tekening in paragraaf 2.1). Vanwege de beperkte breedte van de Smidsweg wordt geadviseerd om de parkeervakken minimaal 7 meter diep te maken, om het in- en uitrijden te vergemakkelijken.

Als gevolg van de bouw van een woning neemt het aantal verkeersbewegingen beperkt toe. Deze beperkte toename kan worden opgevangen worden door het wegennet.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.12 Milieueffect rapportage

Kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben.

Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit

m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu
    (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld:

  • Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht.
  • Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

In onderdeel D.11.2 is opgenomen: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De nota van toelichting van het Besluit m.e.r. (Stb. 2011, 102) zegt hierover dat het kan gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen e.d. of combinatie daarvan. Wat stedelijke ontwikkeling inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Wat van belang bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is of er per saldo aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen zijn.  

In dit bestemmingsplan is er sprake van een herinrichting van een bestaand woongebied waardoor er, zoals ook blijkt uit dit hoofdstuk, per saldo geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Beoordeling

Er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in onderdeel D, categorie 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Dit betekent dat het Besluit milieueffectrapportage niet van toepassing is. Er geldt geen m.e.r-(beoordelings)plicht en er hoeft geen aanmeldnotitie m.e.r. te worden opgesteld.

In het kader van dit bestemmingsplan zijn de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht (zie hoofdstuk 4). Hieruit is niet gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Hetgeen beschreven wordt in dit bestemmingsplan geeft voldoende inzicht op de milieu gevolgen om een gewogen besluit omtrent dit plan te nemen.

Conclusie

Het Besluit milieueffectrapportage is niet van toepassing. Er hoeft geen Aanmeldnotitie m.e.r. te worden opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden.

5.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moeten worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

5.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

5.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 5.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 2.2.

5.3.2 Regels

De bestemmingsplanplanregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op deze regels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunningenstelsel), voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van deze normen niet alleen bepaald bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Toelichting regels

Voor zover relevant worden de regels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht. De voor dit bestemmingsplan relevante bestemmingen en aanduidingen zijn reeds nader toegelicht in paragraaf 2.2.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 1.13 bijgebouw kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

5.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota zoals die op 30 mei 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad, voldoet aan redelijke eisen van welstand. Waarbij echter in dit geval als toetsingskader wordt beoogd een tegelijkertijd met het bestemmingsplan vast te stellen beeldkwaliteitsplan.

5.5 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar. Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld. Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

Beoordeling

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst. Aanpassingen in het openbaar gebied komen in principe voor rekening van de ontwikkelende partij, mits er andere afspraken hieromtrent zijn vastgelegd. Wanneer door de gemeente kosten in het openbaar gebied worden gemaakt of er sprake is van schade in het openbaar gebied, zal de gemeente deze kosten verhalen op de ontwikkelende partij.

Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen. Het geven van inspraak valt dus buiten de wettelijke procedure. Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan in een voorkomend geval besloten worden om in aanvulling op de wettelijke procedures inspraak te geven.


Beoordeling

De initiatiefnemer heeft het plan, inclusief een schets van het ontwerp van de nieuwe woning, met alle omliggende buren besproken. In eerste instantie waren er een aantal bezwaren. Deze bestonden uit vrees voor overlast tijdens de bouw, schaduwwerking en verminderde privacy.

In overleg is besloten om het voorgenomen ontwerp een kwartslag te draaien en de woning verder naar achteren op het perceel te situeren. De buren hebben aangegeven met dit ontwerp te kunnen instemmen.


Conclusie

Volstaan is met de wettelijke procedure zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening.

7.2 Vooroverleg

Kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


Beoordeling

Voorliggend plan betreft de realisatie van één woning binnen bestaande stedelijk gebied. Er is geen sprake van provinciaal belang. Het waterschap is middels de digitale watertoets geïnformeerd over het planvoornemen. Van het verder vooroverleg kan daarom worden afgezien.

Conclusie

De vooroverleginstanties hoeven niet verder bij de planontwikkeling te worden betrokken.

7.3 Zienswijzen

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, kennis wordt gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.  De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 21 december 2022 bekendgemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Gedurende de termijn van terinzagelegging van donderdag 22 december 2022 tot en met woensdag 1 februari 2023 heeft eenieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen. In deze periode was het bestemmingsplan via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Het bestemmingsplan kan aan de raad worden voorgelegd ter vaststelling. Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor beroep ter visie gelegd.