Plan: | Landelijk Gebied, locatie Adm. Helfrichlaan 89a te Dieren |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPLG9-0002 |
De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt niet in een beschermd dorpsgezicht. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is omtrent dit plan niets bijzonders te melden. Het plan zelf, het plangebied noch de omgeving geven daartoe aanleiding.
Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde. Door ondertekening van het Verdrag van Malta (Valletta, 1992), dat vertaald is in de wet op de archeologische Monumentenzorg, heeft Nederland zich verplicht tot het beschermen van het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden. In de Monumentenwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken. In dit verband is een verkenning gedaan om de archeologische potentie in te schatten. Deze verkenning is gedaan aan de hand van:
De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Gelderland. De Cultuurhistorische waardenkaart (zie afbeelding 9) maakt de historische geografische waardering van de provincie Gelderland inzichtelijk.
Afbeelding 9: Fragment uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland geldt voor de betrokken gronden de waardering 'Midden'.
Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld.
Op 24 juni 2008 is de archeologienota Uitgediept vastgesteld door de gemeenteraad van Rheden. De nota is opgesteld naar aanleiding van de invoering van de Wet op archeologische monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007. Deze wet schrijft voor dat bij alle ruimtelijke ingrepen de gemeente verplicht is af te wegen wat de consequenties zijn van de ingrepen voor het archeologisch erfgoed. De Wamz geeft aan dat deze plicht in principe geldt voor alle ingrepen boven de 100 m².
In de archeologienota heeft de raad bepaald dat slechts in een beperkt aantal gebieden de wettelijke norm wordt gehanteerd. Voor de gebieden met een middelhoge tot hoge verwachting is de norm versoepeld naar ingrepen die een omvang hebben van 250 m² of méér én waarbij de diepte van de ingreep groter is dan 30cm. Voor de kleinere ingrepen noch voor grotere ingrepen die niet tot 30cm diepte gaan hoeft een bodem onderzoek te worden uitgevoerd. Dit geldt eveneens voor de gebieden met een lage archeologische verwachting. In het bestemmingsplan staat aangegeven in welke gevallen en gebieden een omgevingsvergunning geldt. Indien de initiatiefnemer van de omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden kan aantonen dat de bodem in het verleden al verstoord is geweest kan de omgevingsvergunningplicht komen te vervallen.
Archeologie wordt aldus op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.
De in dit plan betrokken gronden hebben de waarde ‘archeologisch onderzoeksgebied’. In de Uitwerkingsnota archeologie Uitgediept (24 juni 2008) worden voor ingrepen in dergelijke gebieden, met een maximale grootte van 250 m² of meer én met een diepte van méér dan 30 centimeter nadere eisen gesteld middels archeologisch onderzoek.
Conclusie
In onderhavig geval is er geen sprake van ingrijpende en grondverstorende werkzaamheden. De nieuwe bebouwing zal op dezelfde plek als de recent gesloopte bebouwing worden gebouwd. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.