direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landelijk gebied, Landgoed Middachten: moestuin, appelschuur en bijenstal De Steeg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

Hoofdstuk   Inhoud
 
1 Inleiding   Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf gingen aan de start van de bestemmingsplan-herziening.  
2 Beschrijving van het plan   Hier wordt aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken van het plangebied beschreven en de toekomstige.  
3 Beleid   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld.  
4 Haalbaarheid   Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving.  
5 Beschrijving bestemmingsplan   Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt.  
6 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod.  
7 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is.  
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid   Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan.  

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend. Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Met het voorliggende bestemmingsplan worden betere ontwikkelmogelijkheden geschapen voor het terrein rond de Appelschuur van het Landgoed Middachten. Door het gebouw en voormalige moestuin weer een functie te geven blijft het in stand en wordt het blijvend onderhouden. Hierbij wordt landschap- en natuurkwaliteit verbeterd en de monumentale status versterkt.

Motief hiervoor zijn de plannen van Landgoed Middachten voor een nieuwe toekomst voor de voormalige moestuin en de Appelschuur. In 2011 is een bestemmingsplanwijziging doorgevoerd voor een woonbestemming op de Appelschuur. Sinds 2012 heeft de Appelschuur te koop gestaan. Animo was er wel maar de functionele woonruimte was voor potentiële kopers te beperkt om tot koop over te gaan. De ruimte was te beperkt omdat in het hoofdgebouw zowel de ruimte gevonden moest worden voor de woonfunctie als de opslagfunctie voor bijvoorbeeld tuingereedschap, fietsen en dergelijke. Oftewel de functie die normaal gesproken een bijgebouw heeft moest nu ook in het hoofdgebouw gevonden worden. Aanleiding voor Middachten om de gemeente te vragen of de mogelijkheid van een bijgebouw overwogen kan worden. Gezien de gewenste locatie voor het bijgebouw dient zich ook de wens aan om de nabijgelegen bijenstal te verplaatsen (naar de voortuin van de naburige hoeve de Wolfskuil) en daarmee te voorkomen dat bij en mens elkaar in de weg kunnen zitten.

De tweede aanleiding is dat het moestuincomplex lange tijd in gebruik is geweest als opslaglocatie van een bouwbedrijf. Inmiddels is de pacht daarvan beëindigd en dient zich de vraag voor een nieuwe functie aan. Gezien het feit dat de locatie historisch gezien als moestuin in gebruik was is gezocht naar een functie die aansluit bij de oude moestuin met boomgaard en weide. Dit gebruik vraagt ook om een mogelijkheid voor opslag van gereedschap en dergelijke. Om het verzoek mogelijk te maken is een bestemmingsplanwijziging nodig.

Middels een intentieovereenkomst van 23 juli 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden zich uitgelaten om in principe bereid te zijn mee te werken aan een herziening van het bestemmingsplan voor realisatie van de diverse elementen en planologisch vastleggen van een bestaande situatie.

1.3 Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0001.png"

De ligging van het landgoed met omliggende eigendommen in de omgeving.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een locatie op Landgoed Middachten, gelegen in de gemeente Rheden tussen de dorpen De Steeg en Ellecom. De locatie is onderdeel van het landgoed. Landgoed Middachten behoort met zijn 1000 ha tot de grootste particuliere landgoederen van de Veluwe en Nederland.

Het grondgebied van Landgoed Middachten ligt zowel op de hoge gronden van de Veluwe als in de Havikerwaard, in de uiterwaarden van de IJsselvallei. Naar het noorden toe sluiten de Middachter bossen aan bij de Onzalige bossen, onderdeel van het Nationaal Park Veluwezoom. In het westen ligt landgoed Rhederoord en in het oosten Landgoed Hof te Dieren.

Het Kasteel Middachten ligt temidden van grote tuinen op korte afstand van De Steeg. Dit dorp is gedeeltelijk op het landgoed ontstaan. De landbouwgronden van het landgoed beslaan een groot deel van de Havikerwaard langs een wijde zuidwaartse bocht van de Gelderse IJssel.

Voor de ontstaansgeschiedenis van Landgoed Middachten is het door Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen opgestelde “Beheervisie voor de historische buitenplaats Middachten” (Heerde 2010) als basis gebruikt. Voor de complete geschiedenis van buitenplaats Middachten wordt verwezen naar dit document. Daarnaast is voor de ontstaangeschiedenis van de locaties van de Appelschuur en de moestuin het door Stichting in Arcadië opgestelde “Landgoed Middachten. Moestuin, Appelschuur en Bijenstal” als basis gebruikt. Voor de geschiedenis van deze locaties wordt verwezen naar dit document (bijlage 2). Binnen de grenzen van het landgoed gaat het om de locatie van de moestuin bij de Appelschuur. Ook de bijenstal gelegen op grond van boerderij De Wolfskuil wordt meegenomen in dit plan. De bestemmingswijziging van de Appelschuur zelf is reeds geregeld in bestemmingsplan 'Landelijk Gebied, locatie appelschuur landgoed Middachten'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0002.png"

De ligging van de moestuin met appelschuur op het Landgoed Middachten.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Op de locatie zijn twee bestemmingsplannen van kracht.

De westzijde van de locatie is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’. De locatie is hierin aangeduid als “Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden” met de bijbehorende voorschriften (artikel 2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0003.png"

Plangrens van plangebied (rood) op het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’.

De oostzijde van de locatie is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied, locatie appelschuur landgoed Middachten’. De locatie is hierin aangeduid als ‘Agrarisch met waarden - landschappelijke waarden en natuurwaarden’ met de bijbehorende voorschriften (artikel 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0004.png"

Plangrens van plangebied (rood) op de vigerende bestemmingsplannen ‘Landelijk Gebied.

Op het plangebied is tevens van toepassing het paraplubestemmingsplan Archeologie Rheden 2013. Hierin is de locatie aangeduid als ‘Waarde – Archeologie 2’ (artikel 4) en ‘Waarde – Archeologie 3’ (artikel 5).

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 De locatie

Kasteel Middachten en het bijbehorende landgoed grenzen aan de kern van De Steeg, maar kennen toch een heel eigen ligging. Kasteel en tuinen worden omgeven door een stevige groenstructuur en vormen een eigen 'kamer'. Het monumentale kasteelterrein wordt omringd door een ensemble van agrarische bebouwing en werkplaatsen. De beukenlanen vormen een netwerk in de bossen en door de landerijen. De richting van het ensemble (kasteel met tuinen) lijkt georiënteerd op de loop van de IJssel en wijkt duidelijk af van de structuur van De Steeg. Het aanwezige groen en ommuring verhinderen direct contact tussen het kasteel en het dorp.


Gelegen op Landgoed Middachten is het gebouw genaamd de Appelschuur, naar de functie die het gebouw gedurende een groot deel van de 20ste eeuw vervulde. Hier omheen ligt de voormalige moestuin. Het oostelijk deel van het perceel, ongeveer 0,3 hectare met daarop de Appelschuur, heeft sinds 2011 een woonbestemming. Het westelijk deel van het perceel is een weide, omzoomd door een pad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0005.png"
Zicht op Appelschuur vanuit het westen.

Van één van de koude bakken die in de moestuin hebben gestaan is momenteel een restant zichtbaar aanwezig. Van de overige kassen en bakken is niets meer zichtbaar; in het verleden is de grond door de gebruiker veel afgegraven en verwijderd van puin. De moestuin bestaat in de actuele situatie grotendeels uit gazon. De moestuin wordt als volgt begrensd: aan de noordwestkant staat een rij elzen, aan de noordoostzijde betonnen compostbakken met daarachter een verwilderde bosbeplanting met een onderbeplanting van rododendron en aan de noordoostzijde een landschappelijke haag met opgaande bomen. Aan de noordwestzijde, in de rand langs de Boerenweg, bevinden zich verschillende rommelige schuren, restanten van een schutting en een meidoornhaag.

De moestuin wordt in de actuele situatie doorsneden door een recent geplante haag en ontsloten via twee entrees: een in het noorden, langs de bijenkas, en één in het westen, aan de kant van de tuinmanswoning. Aan de noordoostzijde staan opstallen die door de bewoner van de tuinmanswoning in gebruik zijn als opslag.

Aan de noordoostzijde van de Appelschuur en moestuin ligt boerderij De Wolfskuil. In de huidige situatie staat de bijenstal van boerderij De Wolfskuil pal naast de entree tot het gebied rond de Appelschuur. De bijenstal staat langs de Boerenweg op de hoek van de houtwal langs de noordoostgrens van de moestuin van Middachten en de voormalige moestuin van boerderij De Wolfskuil. De voormalige moestuin van De Wolfskuil is in gebruik als weiland en longeercirkel. De longeercirkel wordt omgeven door een hekwerk van houten planken. De oude haag van de verdwenen moestuin is alleen nog langs de Boerenweg aanwezig. De voormalige moestuin is als zodanig niet meer herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0006.png"

Huidige situatie Appelschuur met voorterrein.

Landgoed Middachten is voornemens om met het oog op de toekomst van de locatie enkele wijzigingen aan te brengen in de huidige situatie. Hieronder wordt kort ingegaan op de verschillende locaties en de aanpassingen:

  • 1. Appelschuur en omliggende moestuinen: De Appelschuur wordt hersteld, uitgebreid en ingericht als woning. De moestuinen komen deels als privéterrein onder beheer bij de woning. Het overige deel blijft in beheer van Landgoed Middachten, welke voornemens is er een passende inrichting en exploitatie te vinden voor de locatie;
  • 2. De bijenstal op het erf van De Wolfskuil: Omdat het intensieve onderhoud van een productieve moestuin op dit moment niet past in de bedrijfsvoering op de boerderij De Wolfskuil wordt de historische contour van de moestuin aangeduid met een haag en ingericht als hoogstamboomgaard. De inrichting wordt gecombineerd met het verplaatsen van de bijenstal en de longeercirkel op het terrein.

2.2 Gewenste situatie

In onderstaande tekening is globaal aangegeven wat de gewenste situatie is voor de moestuinen bij de Appelschuur. Het betreft de volgende ingrepen:

  • De voormalige moestuin wordt in tweeën gesplitst. Het noordoostelijke deel zal dienen als privéterrein met een moestuin of landschapstuin bij de herstelde en als woning ingerichte Appelschuur. Het zuidwestelijke deel zal deels worden gebruikt als moestuin en deels mogelijk als boomgaard en weide en blijft in beheer van Landgoed Middachten. De bestaande haag over het terrein wordt recht getrokken en vormt de scheiding tussen de delen;
  • Voor ieder deel van de locatie wordt een eigen entree gerealiseerd langs de zijgrenzen van de tuin;
  • De bouw van enkele bijgebouwen in een strook aan de noordwestzijde van het gebied (2 meter uit de haag langs het Boerenpad) als een verwijzing naar de verschillende kassen en koude bakken. Het bouwvlak is te gebruiken voor een kantoorruimte (met B&B-mogelijkheid) op het terrein van de Appelschuur en berging van materiaal voor het andere deel van de moestuin;
  • Opstallen die in de jaren 1970 langs de Boerenweg zijn gerealiseerd worden geamoveerd (circa 170 m2);
  • Herbouw van de erfafscheiding langs de Boerenweg (noordwestzijde). Langs de noordoostelijke en zuidwestelijke zijde worden houtwallen gerealiseerd. Langs de zuidoostelijke zijde wordt dichte beplanting aangebracht. Zodoende wordt het besloten, historische karakter van de locatie hersteld;
  • Herstel van de 'koude bak' als een authentiek relict van de voormalige inrichting van de moestuin (met originele fundamenten), vooral gelegen op het zuidwestelijk deel van het terrein;
  • Daarnaast zal de bijenstal op het perceel van boerderij De Wolfskuil worden verplaatst naar een locatie verder gelegen van de entree van de moestuinen van Middachten. De nieuwe locatie ligt waar voorheen de moestuin van De Wolfskuil zich bevond. De historische inrichting wordt daarmee benaderd.

Het gebouw de Appelschuur blijft in deze bestemmingsplanwijziging buiten beschouwing, daar de wijzigingen hieraan reeds geregeld zijn in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied, locatie Appelschuur landgoed Middachten'.

Het inrichtingsplan wordt met onderstaande beelden verduidelijkt in vergelijking met de bestaande situatie (zie ook bijlage 2). Het plan is nader uitgewerkt en als bijlage 5 van deze toelichting opgenomen. Door een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan is gewaarborgd dat het inrichtingsplan uitgevoerd wordt. Huidige inrichting rondom de Appelschuur. Toekomstige inrichting rondom de Appelschuur; de rechtgetrokken haag vormt de erfgrens. Schets van de toekomstige Appelschuur (Rooding Architecten) Schets van één van de bijgebouwen (Rooding Architecten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0007.png"

Huidige inrichting rondom de Appelschuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0008.png"

Toekomstige inrichting rondom de Appelschuur; de rechtgetrokken haag vormt de erfgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0009.png"

Schets van de toekomstige Appelschuur (Rooding Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0010.png"

Schets van één van de bijgebouwen (Rooding Architecten)

2.3 Afweging

Bij het besluit om medewerking te verlenen aan het starten van een bestemmingsplanprocedure, zijn een aantal zaken afgewogen. Ook is het functieveranderingsplan getoetst en kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling past binnen het Omgevingsvisie Buitengebied (29-10-19). Voor de ruimtelijke beoordeling is onderzoek uitgevoerd met betrekking tot het aspect ecologie. Dit aspect blijkt geen belemmering te vormen voor de gewenste ontwikkeling.

In Hoofdstuk 4 wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren.

Gelet op het bovenstaande wil het gemeentebestuur meewerken aan de hierboven beschreven ontwikkeling. Daarvoor is het onderhavige bestemmingsplan in procedure gebracht.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijksbeleid

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Op basis van de Monumentenwet 1988 is de Historische Buitenplaats Middachten aangewezen als beschermd monument en heeft daarmee een status als rijksmonument. De waardering als historische buitenplaats zit hem onder andere in de gaafheid van het 17e eeuws bewaarde hoofdgebouw en de ouderdom van de buitenplaats in combinatie met de compleetheid en gaafheid. De grens van de historische buitenplaats ligt net voor de Van Aldenburglaan.

Voor de ontstaansgeschiedenis van Landgoed Middachten is het door Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen opgestelde “Beheervisie voor de historische buitenplaats Middachten” (Heerde 2010) als basis gebruikt. Voor de complete geschiedenis van buitenplaats Middachten wordt verwezen naar dit document.

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebied mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

De plangebieden liggen geheel buiten het Natura 2000-gebied Veluwe. Het Natura 2000-gebied Rijntakken ligt ten zuiden van de snelweg A 348. Het plangebied ligt dan ook buiten het Natura 2000- gebied Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk negatief effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden.

3.2 Provinciaal beleid

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald.

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald.

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten vastgesteld (in werking 1 maart 2019). 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Benoemd wordt wat van waarde is en wat beschermd moet worden. En er wordt richting gegeven aan wat veranderd en ontwikkeld moet worden. Met hulp van 7 onderwerpen wordt gewerkt aan een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland:

  • energietransitie
  • klimaatadaptatie
  • circulaire economie
  • biodiversiteit
  • bereikbaarheid
  • economisch vestigingsklimaat
  • woon- en leefklimaat

Een nieuwe Omgevingsverordening kan pas ingaan als de nieuwe Omgevingswet geldt. De invoering van de Omgevingswet is uitgesteld tot 1 januari 2022. Daarom wordt de huidige verordening in de tussentijd op een aantal punten aangepast. De huidige Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking. De Omgevingsverordening Gelderland kent een aantal actualisaties. De laatste dateert van december 2018.

Het gebied is aangeduid als 'Groene ontwikkelingszone'. Hier is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens zoekgebieden voor nieuwe natuur.

Een groot deel van de Gelderse natuurgebieden is internationaal beschermd: de Natura 2000-gebieden. Juist in deze gebieden moet de biodiversiteit worden behouden of verbeterd. De provincie geeft in het natuurbeleid prioriteit aan het behalen van de Natura 2000-doelen in de Natura 2000-gebieden. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vervullen daarnaast een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit.

De Ecologische verbindingszones maken voor een klein gebied deel uit van het Gelders Natuurnetwerk. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. Het onderhavige plangebied is aangeduid als Groene Ontwikkelingszone.

In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Deze verordening is bindend voor de gemeente.

3.3 Gemeentelijk beleid

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

Cultuurhistorie en archeologie 

De gemeenteraad heeft op 30 mei 2017 de Verbindend verleden erfgoednota Rheden vastgesteld (inclusief de erfgoedverordening), als het vervolg op de Erfgoednota Levend Verleden uit 2012. In de nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2017-2021 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd: "Wij willen het cultuurhistorisch erfgoed in stand houden zodat dit op een goede wijze kan worden doorgegeven aan de volgende generaties en een inspiratiebron en motor kan zijn voor nieuwe ontwikkelingen. Hoe dit te doen, is mede gebaseerd op de dorpsvisies, de raadsvisie 'Rheden 2020' en het beleidsplan van het college 2014-2018 'Rheden is van ons allen'. De visie sluit aan op het erfgoed-en ruimtelijk beleid van provincie en rijk. Daarnaast is rekening gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen zoals ontkerkelijking, klimaatverandering, de opkomst van de vrijetijdseconomie, internetwinkelen, de schaalvergroting in de agrarische sector en de steeds veranderende rol van de overheid. Er moet met zorg worden gekeken hoe het eigen karakter van de gemeente kan worden behouden onder invloed van deze ontwikkelingen.” Er wordt met name ingezet op de volgende aspecten:

  • het historisch landschap;
  • levend erfgoed, de verhalen;
  • archeologie;
  • historische bouwkunst;

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit. Met een proactieve houding en maatwerk probeert de gemeente het aantrekkelijk(er) te maken voor eigenaren om hun erfgoed in stand te houden.

In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

De gemeente Rheden beschrijft in haar Beleidsvisie Landelijk gebied de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische kwaliteiten van de gemeente. Daarbij wordt ook de landgoederenzone beschreven. De zone ligt op een voor Nederland uniek overgangsgebied van Veluwemassief naar IJsseldal. De zone is bedekt met historische landgoederen en buitenplaatsen en is van bijzondere kwaliteit. Door hun omvang, ligging, imposante uitstraling en rijke cultuurhistorische ontwikkeling is het landgoederenlandschap voor de gemeente beeldbepalend.

De gemeente heeft zich dan ook tot doel gesteld de landgoederen en buitenplaatsen bij de instandhouding te ondersteunen. Instandhouding van de historische landgoederen en buitenplaatsen is voor de gemeente dus van groot belang. Daarbij denkt de gemeente niet alleen aan het belang voor de privé-eigenaar of beherende organisatie. Met name de samenleving wordt als belanghebbende beschouwd. De landgoederenzone draagt namelijk bij aan het welbevinden van inwoners en bezoekers door het bieden van ontspanning en verblijfsmogelijkheden. Daarnaast staat de landgoederenzone garant voor een hoogwaardige natuurlijke en cultuurhistorische omgeving.

Voor de gemeente zelf ligt er dan ook een groot belang. De landgoederenzone vormt de belangrijkste identiteitsdrager van de gemeente. Handhaven en waar nodig verbeteren van het huidige kwaliteitsniveau is een belangrijke uitdaging. De gemeente constateert echter dat het om een complexe en kostbare zaak gaat. Door de toegenomen kosten van beheer en instandhouding van met name erfgoedaspecten, zoals cultuurhistorisch groen (historische tuinen, parken, landschapselementen) en gebouwen, verdient de zone volgens de gemeente ondersteuning uit algemene middelen. In dit kader formuleert gemeente Rheden als doel van het Actieprogramma Kwaliteitsimpuls Landgoederenzone Rheden: “instandhouding en kwaliteitsverbetering van het landschap door middel van het veiligstellen van het huidige kwaliteitsniveau van de landgoederen en buitenplaatsen en het geleidelijk hoger stellen van het huidige ambitieniveau.”

De gemeente wil om het gewenste kwaliteitsniveau te realiseren periodiek alle projecten inventariseren en overzichtelijk presenteren. Het actieprogramma is in 2008 van start gegaan. De daaropvolgende actieprogramma's van 2009, 2010, 2011 en het voorliggende programma van 2012-2015 zijn telkens actualisaties van de voorgaande programma's. Uitgevoerde projecten zijn 'van de lijst' gehaald, nieuwe projecten zijn toegevoegd. Hierdoor wordt duidelijk wat er in de komende jaren op de - bij het actieprogramma aangesloten - landgoederen moet gebeuren en vooral wat de uitvoering van de projecten gaat kosten. Gedurende de actualisatierondes worden andere landgoederen uit de landgoederenzone successievelijk bij de ontwikkelingen betrokken.”

Voor de ontstaansgeschiedenis van Landgoed Middachten is het door Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen opgestelde “Beheervisie voor de historische buitenplaats Middachten” (Heerde 2010) als basis gebruikt. Voor de complete geschiedenis van buitenplaats Middachten wordt verwezen naar dit document.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 4 december 2018 door de gemeenteraad geactualiseerd vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan. De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is een 'vooronderzoek conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog' uitgevoerd (8 september 2017). De wijze waarop met de mogelijke aanwezigheid wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeersveiligheidsplan uit 2000 wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden. Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Groen en landschap 

De Omgevingsvisie voor Buitengebied van de gemeente Rheden is 29 oktober 2019 vastgesteld. Uiteindelijk moet een Omgevingsplan het vigerende bestemmingsplan Landelijke Gebied vervangen. Tot die tijd worden onderdelen van het plan herzien, zoals voorliggend plan om een specifieke ontwikkeling mogelijk te maken.

Het project Havikerpoort, waartoe het plangebied behoort, is een samenwerkings- project van Provincie Gelderland, Gemeente Rheden, Vereniging Natuurmonumenten, Stichting Twickel (Landgoed Hof te Dieren), Landgoed Middachten, Rijkswaterstaat, Vitens, Waterschap Rijn en IJssel en K3Delta. Dit project (vanaf 2004) heeft geleid tot de Visie Havikerpoort met meerdere uitwerkingsgebieden zoals de Havikerwaard Zuid en de faunapassage Middachten – A348. Voor het plangebied zijn er geen bijzondere consequenties.

Water

De gemeente heeft een verplichting tot het vaststellen van een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), op grond van de Wet milieubeheer. Hierin dient verwoord te zijn hoe de gemeente aan haar (wettelijke) zorgplicht, voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater, invulling geeft.

De gemeenteraad heeft in maart 2013 de Kadernota Openbare Ruimte vastgesteld. Op basis van de kadernota wordt een onderbouwde keuze gemaakt voor integraal beleid en beheer van de openbare ruimte. De gemeenteraad legt hiermee het beleid, de kwaliteit en bijbehorende budgetten vast. De kadernota vormt de basis om het beleid uit te werken tot concreet beheer in het gemeentelijk beheerplan riolering (GRP). Het afvalwaterketenplan (voorheen het GRP) 2018 t/m 2021 is samen met de partners gemeente Bronckhorst, gemeente Doesburg en het waterschap Rijn en IJssel opgesteld en in het eerste kwartaal 2018 vastgesteld door de gemeenteraad.

Daarnaast is in 2015 een Waterplan opgesteld. Het Waterplan geeft de kaders aan om te komen tot een gezond watersysteem in Rheden. Het Waterplan bestaat uit een Visiedocument en een Maatregelenplan. De wateractiviteiten, waar de gemeente en het waterschap invloed op kunnen uitoefenen zijn ondergebracht onder één van de thema's waaruit het waterplan is opgebouwd. Zo vormt ook het Waterplan de overkoepelende visie en het programma voor de maatregelen die in het GRP worden uitgevoerd. Het GRP vormt een beleidsmodule van het waterplan.

Bij sanitaire voorzieningen moet het 'huishoudelijke' afvalwater afgevoerd worden via de gemeentelijke riolering. Hiervoor is van toepassing de gemeentelijke “Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente Rheden 2002”. Bij drainage en voor het hemelwater van de daken en terreinverhardingen (hwa) dient het water afgevoerd te worden naar de opnieuw uit te diepen greppel langs het Kooibos. De gemeentelijke verordening “Afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015” is van kracht.

Klimaatadaptie 

In juni 2016 is het gemeentelijke klimaatbeleid De Rhedense klimaataanpak 2016-2020 vastgesteld. Klimaatadaptie vormt een belangrijk onderdeel van dit beleid. Hieronder wordt verstaan het zodanig inrichten en beheren van de openbare ruimte dat effecten van klimaatverandering hierin opgevangen kunnen worden zonder dat dit tot ernstige overlast of schade leidt. Het gaat hierbij om de effecten zoals meer en extremere buien, langere perioden van droogte en hitte en de stijging van de zeespiegel en de daaraan gerelateerde stijging van de rivierstanden. Directe gevolgen uiten zich onder andere in meer overlast van water op straat, erosie, bodemdaling, een toenemende kans op natuurbranden en afname van biodiversiteit. Dit beleid sluit aan op eerdergenoemd beleid ten aanzien van natuur, groen en water.

Welstandsnota gemeente Rheden 2012

Algemeen

Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving en de waarde van het onroerend goed. Deze nota is opgesteld vanuit de overtuiging dat de gemeente, ondernemers en inwoners het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dienen te behartigen. De verschijningsvorm van een bouwwerk en waarop dat is ingepast in de omgeving is geen zaak van de eigenaar van het bouwwerk alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het welstandsbeleid – vastgelegd in deze nota - is bedoeld om in alle openheid een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van Rheden.

Beleid buitengebied 

Voor het buitengebied wordt gewerkt met een vijftal thema's met bijbehorende criteria. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied is geïntegreerd in de welstandsnota, voor zover het om bebouwing gaat. Voor alle overige ruimtelijke en landschappelijke aspecten blijft het Beeldkwaliteitplan het toetsingskader.

Buitenplaatsen en landgoederen

Buitenplaatsen en landgoederen beschreven in onderdeel G2, als één van de vijf thema's voor het buitengebied.

Voor kleine bouwwerken

Kastelen en buitenplaatsen vallen onder een 'Toekomstig van rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht', of zijn een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument. In deze gevallen – en ook bij oudere landgoederen en buitenplaatsen - is sprake van een bijzondere situatie en is de toetsing aan algemeen geldende criteria kleine bouwwerken niet gewenst. Kleine bijbehorende bouwwerken zullen steeds aan de welstandscommissie worden voorgelegd en beoordeeld worden op basis van de hiervoor gestelde criteria.

Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De grootte van het dorp De Steeg zorgt ervoor dat uitbreiding afhankelijk is van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid. Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden. Verdere ruimtelijke ontwikkelingen voor het plangebied worden niet voorzien.

In 2016 is het Masterplan recreatie & toerisme Veluwezoom vastgesteld. Dit is een initiatief van de gezamenlijke toeristische partners in de gemeente Rheden. Er zijn opgaven geformuleerd die volgens een uitvoeringsagenda met concrete projecten en activiteiten de komende jaren aangepakt worden.

Economische activiteiten

In de Economische beleidsnota Toekomst van de gemeente Rheden (2006) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners, het bedrijfsleven en haar beroepsbevolking.

De nota geeft aan dat ingezet moet worden het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Daarbij wordt geconstateerd dat bedrijventerreinen voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden zijn. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is herstructurering noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

4.1 Onderzoeken

Onderstaand wordt gemotiveerd of het plan past binnen de vigerende regelgeving. De daartoe verrichte onderzoeken en de onderzoeksresultaten worden beschreven. Het eerdere plan voor de aanleg van een nieuwe permanente parkeerplaats aan de Middachterallee is verlaten.

4.1.1 Geluid

Kader 

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'. De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard. Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

Beoordeling

Er is geen sprake van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Derhalve is het niet noodzakelijk om een geluidonderzoek in het kader van de Wet geluidhinder te laten uitvoeren.

Conclusie

Geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.2 Bodem

Kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden biedt die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Er heeft in 2010 bodemonderzoek plaatsgevonden ter plaatse van de Appelschuur (naast het huidige plangebied). Deze locatie bleek licht verontreinigd. Deze verontreiniging vormt echter geen belemmering voor het gebruik als woning. Voor wat betreft het zuidelijk gedeelte van het perceel stamt verkennend onderzoek uit 2014, met nader onderzoek uit 2015. In 2016 heeft sanering plaatsgevonden en dit is in 2017 geëvalueerd. Voor wat betreft het noordelijk gedeelte van het perceel heeft verkennend onderzoek in 2008 plaatsgevonden.


Beoordeling

De verkennende onderzoeken uit het verleden en de sanering geven geen aanleiding om nader onderzoek te plegen. De locatie valt daarbij buiten het plangebied voor de woning.

Conclusie

Bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.3 Explosieven

Kader

Binnen de gemeente liggen gebieden waar nog steeds explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de grond kunnen zitten. Bij graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter in een verdacht gebied van de Explosievenkaart, is het nodig eerst een explosievenonderzoek te doen.

Beoordeling

De locatie van het plangebied valt niet binnen een verdacht gebied van de Explosievenkaart van de gemeente Rheden. Een verdachte zone die het meest in de buurt komt, langs de spoorlijn, ligt op meer 180 meter afstand.

Conclusie

Explosieven vormen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.4 Milieuzonering

Kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;

- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen

Beoordeling

Het plangebied is niet gelegen in een vogel- en habitatrichtlijnengebied (Natura 2000), een weidevogelgebied of een beschermingszone voor natuur of grondwater. Het gebied grenst wel aan Natura 2000-gebieden, maar er spelen geen bedreigingen voor de natuurwaarden. Het plangebied kan in het kader van de milieuzonering worden gekarakteriseerd als Landelijk gebied. In het bestemmingsplan is een bestemming opgenomen die relevant is voor de milieuzonering

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Kader

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

Beoordeling 

Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor beperkte ontwikkelingen: de bouw van nieuwe bijgebouwen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ter plaatse niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom voor dit onderdeel niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16, lid b, Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

4.1.6 Externe veiligheid

Kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen -verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen- zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het PR wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd. In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. In onderhavige situatie wordt hieronder verstaan de kans per jaar per kilometer spoorlijn dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de spoorlijn in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op de spoorlijn. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

Beoordeling

Externe veiligheid is geen aandachtspunt voor de beoogde ontwikkelingen. Een onderzoek naar externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.1.7 Verkeer

Het plangebied ligt nabij de doorgaande verkeersroute die De Steeg verbindt met de overige dorpen. Dit betreft de Middachterallee, de plaatselijke verbinding tussen de verschillende dorpen, die in het dorp overgaat in de Hoofdstraat. In het dorp De Steeg kent de hoofdroute, via de Van Aldenburglaan, een aansluiting met de provinciale route, de A348. De overige wegen in de omgeving zijn op een uitzondering na onderdeel van een 30km-zone of het betreft zandwegen op het terrein van het landgoed. Er vinden binnen dit plan geen grote wijzingen plaats die invloed hebben op de huidige verkeerssituatie. Een extra adres kan geen significante invloed hebben op de verkeersstromen in de omgeving.

Conclusie

Het verkeer vormt geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.1.8 Water

Kader

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater. In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.

Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 geeft het waterschap haar doelen aan. Dit komt voort uit de Watervisie 2030 (2013). Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval om een beperkte ontwikkeling betreft.

Beoordeling

Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing (Havikerwaard 53 en twee schuren), twee nieuwe gebouwen en nagenoeg volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water. De plangebieden liggen buiten het grondwaterbeschermingsgebied.

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

waterhuishoudkundig aspect   relevant   omschrijving  
1   veiligheid   nee    
2   wateroverlast   nee   Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater.  
3   riolering   ja   Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen- afvoeren).  
4   watervoorziening   nee   Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning. Het plangebied is ongeschikt voor regionale seizoensberging.
Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied.  
5   volksgezondheid   nee   Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.  
6   bodemdaling   nee   In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant.  
7   grondwateroverlast   ja   In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden.  
8   oppervlaktewaterkwaliteit   ja   In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen.  
9   grondwaterkwaliteit   nee   Binnen het plangebied ligt geen grondwater- beschermingsgebied.  
10   verdroging   nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
11   natte natuur   nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
12   inrichting en beheer   nee   Binnen het plangebied bevinden zich oppervlaktewater (HEN-water) van het waterschap  

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad.2: Het aspect is niet relevant omdat er geen toename is van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater. De te slopen bebouwing is ongeveer even groot als de nieuwe bijgebouwen. Dakwater wordt gebruikt voor bewatering van de tuinen. De inrit en paden op het terrein krijgen een halfverharding.

Ad.3: Voor (extra) rioolaansluitingen van woningen op de gemeentelijke riolering is de “Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente Rheden 2002” van toepassing. Het is mogelijk dat twee rioolleidingen verplaatst moeten worden.

Ad 7: Grondwateroverlast. In het plangebied kan kwel optreden vanaf de Veluwe. De waterstanden van de IJssel hebben sterke invloed op de kwel en grondwaterstand. De gemeentelijke verordening “Afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015” is van kracht. Er vindt nadere afstemming plaats met het Waterschap Rijn en IJssel.

Ad 8: Oppervlaktewaterkwaliteit. Deze 'bronbossen' zijn uniek voor Nederland. In dit gebied komt mineraalrijk kwelwater vanaf de Veluwe omhoog. Dit bijzondere water voedt de bronbossen en de Ruitersbeek naar Hof te Dieren. Het water zorgt voor bijzondere, unieke vegetatie.

Ad 10: Verdroging. Zie punt 8. De afgelopen decennia (ná 1945) zijn de bronbossen 'verdroogd'. Vermoedelijk door intensivering van de landbouw, de drinkwaterwinning bij Ellecom en de zandwinning in de Havikerwaard en Rhederlaag. In samenwerking met Waterschap Rijn en IJssel zijn in de afgelopen jaren maatregelen uitgevoerd om de oorspronkelijke kwelsituatie te verbeteren.

Ad 11: Natte natuur. Zie punt 8 en 10.

Conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan

4.1.9 Archeologie

Kader

Vanaf 2007 geldt op basis van de Wet archeologische monumentenzorg voor archeologische waarden de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Belangrijke punten uit de Wet archeologische monumentenzorg:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • de mogelijkheid tot het werken met opgravingsvergunningen voor commercieel werkende instellingen.

Beoordeling

De locatie ligt voornamelijk in een gebied dat wordt aangemerkt als gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde en waterbodems. Een klein deel van het plangebied wordt aangemerkt als gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Er vinden geen graafwerkzaamheden (dieper dan 30 cm) of grondverzet plaats.


Conclusie

De nieuwe activiteiten op het perceel geven geen aanleiding tot een nader archeologisch onderzoek.

4.1.10 Cultuurhistorie

De buitenplaats Middachten te De Steeg is een rijksmonument en is beschermd als complex historische buitenplaats (complexnummer 515227). Deze beschermde buitenplaats is het centrum van een veel groter landgoed. Onder het rijksmonument valt bijna de gehele kern van het landgoed Middachten.

Beoordeling

Het plan voor de Appelschuur met omliggende gronden is een aantal maal besproken met gemeentelijke adviseurs Cultuurhistorie (o.a. 14 maart 2017) en in de Commissie Cultuurhistorie.

In de gesloten intentieovereenkomst geeft de Gemeente Rheden aan dat de Commissie Cultuurhistorie in haar vergadering van 17 april 2018 positief heeft geadviseerd op het plan, en daarbij, ten behoeve van het bestemmingsplan, de volgende specifieke aandachtspunten benoemd voor de verdere uitwerking:

  • de plannen van de beide toekomstige gebruikers van de moestuin moeten op elkaar worden afgestemd;
  • de commissie wil het ontwerp van de invulling van de vakken van de moestuin ter beoordeling voorgelegd krijgen.

Daarnaast moet het uitgewerkte inrichtingsplan gezien de ligging van het plangebied binnen de rijksbeschermde buitenplaats Middachten aan de drie wettelijke adviseurs worden voorgelegd alvorens zekerheid gegeven kan worden over een te verlenen vergunning. Deze adviseurs zijn:

  • de Commissie Cultuurhistorie Rheden-Roozendaal;
  • de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • en de Provincie Gelderland.

Op 5 februari 2019 is het plan behandeld in de Commissie Cultuurhistorie in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Provincie Gelderland. De inrichting van de tuin rond de Appelschuur kon op instemming rekenen. De suggestie werd gedaan dat het wenselijk zou zijn dat op het zuidwestelijk deel van het terrein weer koude bakken zouden worden gereconstrueerd. Dit heeft geen consequenties voor het globale inrichtingsplan en bestemmingsplan. Het inrichtings- en beeldkwaliteitsplan is in juni 2020 verder uitgewerkt (zie bijlage 5 van de toelichting) en, voor gebied binnen de grenzen van dit bestemmingsplan, als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

Conclusie

Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.1.11 Groen en landschap

In het dorp De Steeg is relatief weinig oppervlakte aan openbaar groen aanwezig. Daar staat tegenover dat het omliggende landschap in bijna heel het dorp voelbaar is. De landgoederen Middachten en Rhederoord spelen hierbij een grote rol.

Kader

Nationale Landschappen

In de Nota Ruimte heeft het rijk twintig Nationale Landschappen aangewezen. Zeven daarvan liggen geheel of gedeeltelijk in Gelderland. De Nationale Landschappen zijn gebieden met internationale zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijk en recreatieve kwaliteiten. Het doel van de Nationale Landschappen is om de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten te behouden, duurzaam te beheren en waar mogelijk te versterken.

Landgoed Middachten valt onder Nationaal Landschap Veluwe. Nationaal Landschap Veluwe is opgedeeld in veertien deelgebieden.Deze gebieden vertegenwoordigen samen het geheel van de Veluwe en de omringende flanken van de Veluwe. De kernkwaliteiten per landschap worden omschreven in “Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen', bijlage 6 van Omgevingsverordening Gelderland (december 2018).

Nationaal Landschap Veluwe

In de Omgevingsverordening Gelderland voor de Gelderse Nationale Landschappen zijn de begrenzingen weergegeven van de gebieden, ook zijn er per landschap landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten opgesteld. Bij het omgaan van de kernkwaliteiten in de Nationale Landschappen zijn er verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven en bepalingen over wat de provincie en gemeente vraagt. Deze beoordeling wordt gedaan door een basis afwegingsformule van 'ja, mits' en 'nee, tenzij'. De afwegingsformule voorhet plangebied luidt als volgt:

Beleidscategorie   Leidend   Afwegingsformule  
Nationaal Landschap en
Groene Ontwikkelingszone (GO)  
GO   'Ja-mits': ja voor ontwikkeling van functies die hier thuishoren, mits ontwikkelingen de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen, het functioneren als netwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren  

De moestuin van de Beschermde Buitenplaats Middachten valt onder de Groene Ontwikkelingszone. Dit betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard in principe mogelijk zijn, mits ze voldoen aan hierboven genoemde voorwaarde.

Kernkwaliteiten Waardevol Landschap deelgebied e: IJsseluiterwaarden

Het deelgbied waar de Beschermde Buitenplaats Middachten onder valt betreft de IJsseluiterwaarden (de uiterwaarden ten noorden van de IJssel bij Rheden inclusief de Havikerwaard). Van de kernkwaliteiten zijn de onderstaande drie het meest van toepassing op buitenplaats Middachten:

Het Waardevolle gebied waar de Beschermde Buitenplaats Middachten onder valt betreft de IJsseluiterwaarden (de uiterwaarden ten noorden van de IJssel bij Rheden inclusief de Havikerwaard). Dit gebied is omschreven in 'Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen, uitwerking Streekplan Gelderland 2005' door middel van kernkwaliteiten. Van deze kernkwaliteiten zijn de onderstaande drie het meest van toepassing op buitenplaats Middachten:

  • 1. Steile en gave gradiënt van beboste stuwwallen van de Zuid-Veluwe en Hattem naar uiterwaarden; bedijking ontbreekt daar: De Zuid-Veluwe tussen Rheden en Dieren is vanwege de ligging op de steile overgang van de Veluwe naar de IJsselvallei altijd van strategisch belang geweest. Het (spreng)beekwater uit het Veluwemassief werd en wordt gebruikt op diverse landgoederen (Kasteel Biljoen, Kasteel Middachten, Hof te Dieren).Gave broekgebieden en in de Havikerwaard oeverwallen en oude rivierarmen. Tussen Hattem en Wapenveld komt het Veluwemassief bijna tot aan de uiterwaarden. Rijk reliëf en microreliëf.
  • 2. Zicht op Veluwe massief, fraaie stadsgezichten bij Kampen, Zwolle, Deventer, Zutphen, Doesburg; weidse vergezichten over de rivier.
  • 3. Rust, ruimte en donkerte m.u.v. de omgeving van stedelijke gebieden.

Het plangebied voor de moestuin van het Landgoed Middachten is betrekkelijk gering van omvang. Gezien de vergroening (opruimen van puin, aanplant van meidoornhagen en bomen, etc.) en afgesloten karakter kan geconcludeerd worden dat het plan past binnen het beleid van de kernkwaliteiten.

Omgevingsvisie Buitengebied

In de Omgevingsvisie van de gemeente Rheden is de Appelschuur en omgeving gelegen op een kruispunt van invloedssferen (o.a. landgoederen en bronbossen) en verbindingen, waaronder de ecologische verbinding Havikerpoort (zie afbeelding). De ontwikkeling rond de Appelschuur versterkt het groene karakter van de zones en verbindingen. Dit komt ondermeer tot uiting in het vervangen van de houten schuttingen door een meidoornhaag, aanplant van fruitbomen en uitbreiding van de moestuinfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG42-VA01_0011.png"

Uitsnede van Omgevingsvisie Landelijk Gebied (Gemeente Rheden).

Conclusie

Groen en landschap vormen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.12 Ecologie

Ten behoeve van de voorgenomen transformatie van de Appelschuur en de voormalige moestuin tot woonhuis/kantoor is in 2020 door het bureau Loo Plan nader onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde soorten; het onderzoek is aangevuld in briefvorm dd 24 juni 2020 (zie bijlage 3).

Kader 

Gebiedsbescherming 

De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan.

In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura 2000-gebieden die in het GNN liggen conform de Wet natuurbescherming. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.

De planlocatie ligt op meer dan 300 meter afstand van het Natura 2000-gebied Veluwe en meer dan 800 meter afstand van het Natura 2000-gebied Rijntakken (IJssel). De locatie grenst aan het Natuurnetwerk Nederland Gelderland. Er wordt een inschatting gemaakt of de voorgenomen ingreep mogelijk een negatief effect kan hebben op de beschermde natuurwaarden. De ontwikkelingsdoelen natuur en landschap voor de Groene Ontwikkelingszone zijn samen te vatten tot:

  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden
  • ontwikkeling uitwisseling met de omgeving en vermindering barrièrewerking N348, A348, spoorlijn en Middachterallee
  • ontwikkeling biotopen voor reptielen en amfibieën, poelen
  • ontwikkeling cultuurhistorische patronen (bijv. landgoedelementen, grafheuvels, ontginningen, houtwallen) en beheersvormen
  • ontwikkeling ecosysteemdiensten

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming beschermt bepaalde planten- en diersoorten, onder andere door een verbod op het verstoren of beschadigen van beschermde soorten.

Beoordeling

Natura 2000 en Gelders Natuurnetwerk

Het projectgebied ligt op beperkte afstand van zowel Natura 2000-gebied Rijntakken en Veluwe als van gebieden aangewezen binnen het Gelders Natuurnetwerk. Mogelijke effecten bouwwerkzaamheden en herinrichting van de moestuin zouden kunnen zitten in verstoring door licht, geluid, trillingen, stikstof of zijn optisch van aard.

  • Er treedt geen verstoring door licht op. Tijdens de bouwwerkzaamheden worden 's nachts geen bouwlampen gebruikt. De op het Natura 2000-gebied gerichte verlichting bij de functie wonen/kantoor valt in het niet met de verlichting, die op het Natura 2000- gebied gericht was (die op het op- en overslag terrein van De Enk aanwezig was).
  • Tijdens de inrichtingsfase vormt het bouwverkeer en de werkzaamheden zelf een bron van geluid. Deze geluidsbron is tijdelijk, enkele maanden gedurende de bouwfase, waarna het geluidniveau beperkt blijft tot enkele verkeersbewegingen en geluiden van wonen/werken. Dit geluidsniveau ligt veel lager dan bij het gebruik van het op- en overslagterrein van De Enk. De ontwikkeling wordt in de gebruiksfase positief beoordeeld.
  • De bouwfase neemt slechts enkele maanden in beslag. Doordat de nieuwbouw uit houtskeletbouw bestaat, hoeft er niet te worden geheid. Geluidsbelasting door aan- en afvoer van materiaal en materieel ligt naar verwachting in dezelfde orde als bij het gebruik van het op- en overslag terrein van De Enk. Veel van de werkzaamheden worden met elektrisch aangedreven machines uitgevoerd (Econsultancy 2020). Mede door het tussenliggende bos en de verhoogde aanleg van de A348 is er geen hogere geluidsbelasting van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Voor wat betreft het Natura2000-gebied De Veluwe wordt geen hogere geluidsbelasting verwacht dan dat nu reeds veroorzaakt wordt door het verkeer op de Middachterallee en het spoor Arnhem-Zutphen. Vanaf de bosrand is het actueel agrarische gebruik bij de naastgelegen boerderij De Wolfskuil met het menselijk oor nauwelijks te onderscheiden van het achtergrondgeluid (persoonlijke waarneming). Om de geluidsbelasting in de GO te beperken, worden materiaal en materieel niet tegen de bosrand opgeslagen. Er wordt geconcludeerd dat de kernkwaliteiten ten aanzien van geluid met de voorgenomen ontwikkeling niet worden aangetast.
  • Het gebouw dat wordt gekoppeld aan de Appelschuur is van hout. Er hoeft dus niet geheid te worden waarmee negatieve effecten door trillingen worden uitgesloten.

In de Omgevingsvisie zijn voorwaarden opgenomen waaronder nieuwe ontwikkelingen in de Groene Ontwikkelingszone kunnen worden toegestaan. Vanuit het spoor “soorten” gaan er bij de voorgenomen ontwikkeling geen essentiële functies voor beschermde soorten verloren. De huidige waarden voor het soortenspoor zijn voor de moestuin beperkt. In het gebouw zijn wel verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen maar deze soorten zijn enkel passerend in de moestuin aangetroffen. De gesignaleerde das is een incidentele aangetroffen soort. De meeste dassen komen door de dassentunnels onder de Middachterallee en trekken, op basis van de wildwissels, op grote afstand van het onderzochte terrein naar de lagergelegen graslanden van het Middachterbroek. Voor de marterachtigen is geen onderzoek uitgevoerd. Er wordt niet getwijfeld dat diverse soorten uit deze diergroep bij een gerichte inventarisatie worden aangetroffen. Het huidige agrarische grasland heeft enkel een (beperkte) foerageerfunctie voor deze soorten. Met de voorgestelde ontwikkeling wordt zowel de geleidende functie als de foerageerfunctie versterkt. De huidige bestemming van het terrein is 'agrarisch'. Een groot deel van het terrein wordt nu echter gebruikt als weide voor schapen en als moestuin. De toekomstige inrichting betekent een uitbreiding van deze functies en dit biedt meer kansen voor verbetering van de natuurwaarden.

De actuele natuurkwaliteit van de moestuin is samen te vatten als rust en ruimte. Door de ontwikkeling van het terrein wordt deze kwaliteit aangetast, maar kunnen worden verzacht door het verbeteren van de intrinsieke natuurwaarden van het terrein door een natuurvriendelijke inrichting. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • Aanplant van (hoogstam) fruit waardoor het voedselaanbod voor insecten en dassen toeneemt.
  • Verhogen bloemrijkdom voor insecten en meer variatie voor insecteneters.
  • Biotoop maken voor amfibieën en reptielen.
  • Bij de renovatie / nieuwbouw gerichte maatregelen te treffen voor soorten als kerkuil, zwaluwen en vleermuizen.
  • Versterken van de lijnvormige structuren om het terrein.
  • Geen buitenverlichting richting de bosrand aanbrengen.
  • Versterken geleidelijke overgang van bos naar grasland.

De voorgenomen ontwikkeling heeft invloed op de intrinsieke natuurwaarden van het gebied. Door het verbeteren van de ecologische kwaliteiten van het actueel soortenarme grasland worden negatieve effecten gecompenseerd.

Middels een separaat inrichtings- en beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 5, Stichting in Arcadië) is bepaald welke natuurvoorstellen van Loo Plan haalbaar zijn voor de locatie. Daarmee worden de kernkwaliteiten versterkt volgens de ontwikkeldoelen natuur en landschap voor de Groene Ontwikkelingszone ter plaatse (deelgebied 131):

  • ontwikkeling ecologische verbinding Haviker Poort: singels en houtwallen, lanen, graslanden, poelen, plas-drasbermen en moeraszones, in het bijzonder langs de beken
  • vermindering barrièrewerking A348, N348, spoorlijn en Middachter Allee
  • ontwikkeling bronnen en beken
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden
  • ontwikkeling biotopen voor reptielen en amfibieën
  • ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen
  • ontwikkeling van het kleinschalig landschap langs de voet van de Veluwe; houtsingels, beken en graslanden

De opstelling van het Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 5, Stichting in Arcadië) is aangegrepen om de cultuurhistorische context van het gebied rondom de Appelschuur en de Wolfskuil te versterken. Op bladzijde 13 van het inrichtingsplan zijn alle inrichtingsmaatregelen beschreven. In de briefbijlage van het rapport van Loo Plan (bijlage 3) is een multicriteria-analyse opgenomen waarin de veranderingen zijn gewogen. De beschreven punten zijn even belangrijk. Zo is de aanleg van 1.500 m2 cultuurhistorisch herstel door de aanleg van een hoogstam boomgaard niet te vergelijken met het verlies aan natuurwaarden van 15 strekkende meter beukenhaag. Vanuit natuurwaarden zijn de belangrijkste veranderingen:

  • Wonen/kantoor in Appelschuur.
  • Beëindigen op- en overslag materiaal en materieel De Enk.
  • Omvorming soortenarm agrarisch grasland naar boomgaard met bloemrijk grasland.

Vanuit cultuurhistorie zijn de belangrijkste aspecten:

  • Nieuwe economische drager Rijksmonument De Appelschuur.
  • Beëindigen op- en overslag materiaal en materieel De Enk.
  • Herstel deel van de fruitgaard.
  • Herstel contour moestuin rondom De Wolfskuil.

Het project 

De Appelschuur kent zeer veel, substantiële, pluspunten. Vanuit de kernkwaliteit is de ontwikkeling in zijn geheel positief. Het inrichtings- en beeldkwaliteitsplan met concrete maatregelen is, voor het gebied binnen de plangrenzen, verankerd in het bestemmingsplan door een voorwaardelijke verplichting in de regels.

Soortbescherming

Bij de voorgenomen werkzaamheden kunnen alle verblijfplaatsen van zowel beschermde als niet beschermde dieren worden verstoord en of vernietigd. Uit het ecologisch onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten (uit 2019) komt de volgende conclusie:

In de moestuin zijn geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen aangetroffen. Het gebied vormt geen essentieel leefgebied voor jaarrond beschermde soorten. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van beschermde soorten in de Appelschuur heeft geen effect op de wijziging van de bestemming van de moestuin.

In het onderzoeksrapport van Loo Plan (bijlage 3) is een overzicht gegeven van de aangetroffen beschermde verblijfplaatsen en de consequenties in het geval van uitvoering van het worst-case scenario.

Stikstof

Met de uitspraak van de Raad van State in mei 2019 inzake van Stikstof is het beleidskader nog niet duidelijk. Mede op aanraden van de Provincie Gelderland is met een AERIUS berekening de stikstofuitstoot van zowel de inrichtingswerkzaamheden als de gebruiksfase in beeld gebracht. Ondermeer gezien de ligging ten opzichte van het kwetsbare fonteinbos is het aannemelijk dat de maximale belasting onder een drempel moet blijven.

Door Bureau Econsultancy is onderzoek verricht naar de stikstofdepositie in februari 2020 (zie bijlage 4). De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase met peiljaar 2020 is verricht met behulp van het programma Aerius Calculator. Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.

Conclusie

Ecologie vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.1.13 Veiligheid

In het vooroverleg van het bestemmingsplan wordt de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland- Midden (VGGM) betrokken (zie bijlage 1). Het Landgoed Middachten is van het advies van de Brandweer Gelderland-Midden in kennis gesteld.

In het kader van de Aanvraag Omgevingsvergunning voor de opstallen volgt de reguliere toets.

Hoofdstuk 5 Beschrijving bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor als uitgangspunt gebruikt.


De bestemming Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden en natuurwaarde geldt voor alle percelen van dit bestemmingsplan. Middels dubbelbestemmingen (archeologie) en functieaanduidingen is een specificatie aangegeven voor het gebruik van de gronden en opstallen. Er is getracht te anticiperen op de laatste inzichten op het gebied van bestemmen van percelen en gronden in het buitengebied. In de regels wordt het toegestane gebruik beschreven.

Voor de grond rondom de Appelschuur is de belangrijkste wijziging dat deze in lijn met de historische functie van deze locatie nu wederom in gebruik zal worden genomen als moestuin. Daarmee verandert de bestemming van de locatie de facto niet, deze blijft agrarisch, echter geeft deze wel een andere uitstraling, die sterker aansluit bij de historie van het landgoed.

De nieuwe locatie van de bijenstal behoudt ook zijn agrarische functie. De verplaatsing van de bijenstal zal worden gecombineerd met de aanplant van een boomgaard ter plaatse van de tamelijk recent verdwenen moestuin van De Wolfskuil. Voor de aanplant van de boomgaard zal ook de huidige longeercirkel worden verplaatst naar het weiland naast de bestaande bak elders op het erf van de boerderij.

Verder valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregiem. Overigens is de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig.

 

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied.

6.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op de planregels.

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Voorwaardelijke verplichtingen Landschapsmaatregelen

In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, voor het gebied binnen de plangrenzen en opgenomen in een anterieure overeenkomst. Binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan dient de aanleg van de landschapsmaatregelen te hebben plaatsgevonden, conform het 'Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan' (bijlage 2 van de regels). De landschapsmaatregelen moeten na realisatie in stand worden gehouden.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' (1.19) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden en natuurwaarde

Binnen deze bestemming is het agrarisch gebruik van de gronden geregeld. Daarnaast is binnen deze bestemming een aantal aanduidingen opgenomen voor het toestaan van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De maatvoering hiervoor is opgenomen in de regels van deze bestemming.

Waarde - archeologie 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden. In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde   categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   Dubbelbestemming  
middelhoge verwachting   onderzoeksgebied   groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 2  
lage verwachting   archeologisch gebied met lage verwachting   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
water   waterbodems   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking met geldende bestemmingsplan

Afgezien van de ruimtelijke verschuiving van functies zijn alle bestemmingen en aanduidingen overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied. Indien nodig zijn de regels geactualiseerd naar de laatste inzichten.

6.5 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft deels een private ontwikkeling en deels een actualisatie van het geldende bestemmingsplan. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande. De nieuwe ontwikkelingen zijn met name de aanleg van een permanente parkeerplaats en de bouw van twee nieuwe beheersgebouwen. Voor een agrarische woning wordt bewoning mogelijk gemaakt voor een burger. In In hoofdstuk 5 wordt verder aangegeven hoe is omgegaan met actuele inzichten ten aanzien van plansystematiek en de gemaakte keuzes.

conclusie

Het verhaal van kosten is niet aan de orde en een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.


beoordeling

Gezien de aard van onderhavig bestemmingsplan waarbij de bestaande mogelijkheden uitgangspunt zijn, de nieuwe ontwikkelingen inzichtelijk zijn en o.a. de wijzigingen in de standaardplanmethodiek in de fase van voorbereiding van het bestemmingsplan bekend zijn gemaakt en ter inzage hebben gelegen, bestaat geen aanleiding om onverplicht inspraak te geven. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan om bewoning van de Appelschuur mogelijk te maken is geen enkele zienswijze of bezwaar ingediend. Ook is voor dit plan in afgelopen jaren meerdere malen aandacht geweest in de lokale en regionale pers.
conclusie

Volstaan is met de wettelijke procedure zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan noodzaakt tot overleg met de betrokken partners van het Landgoed Middachten. Deze overleggen hebben inmiddels plaatsgevonden, waarbij alle partners hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen ontwikkelingen.

conclusie

Op basis van de resultaten van het vooroverleg kan het ontwerpbestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen worden gelegd.

8.3 Zienswijzen

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen. De vooraankondiging is op 20 mei 2020 geplaatst in de Regiobode,een huis-aan-huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl.

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 8 juli 2020 bekendgemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. De bekendmaking is herhaald op 29 juli 2020. Gedurende de termijn van terinzagelegging van 9 juli 2020 tot en met 19 augustus 2020 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen. In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.

Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Het bestemmingsplan kan aan de raad worden voorgelegd ter vaststelling.

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor beroep ter visie gelegd.