direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Landelijk Gebied, locatie Priesnitzlaan 10 en 23
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPLG14-VA01

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik van de gronden met behoud van het visueel open karakter van het landschap;
  • b. cultuurhistorische waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de openheid van het landschap en het wegenpatroon;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. landschappelijke inpassing van de voor 'Wonen' aangewezen gronden overeenkomstig Bijlage 1 Erf- en landschapsplan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 1,3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten in strijd met Bijlage 1 Erf- en landschapsplan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de tot 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap;
    • 2. het verwijderen van beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van het erf- en landschapsplan zoals weergegeven in Bijlage 1 Erf- en landschapsplan;
    • 3. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
    • 4. het scheuren van grasland;
    • 5. het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van veevoedergewassen;
    • 6. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    • 7. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 8. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naastliggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.
  • c. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met Bijlage 1 Erf- en landschapsplan.
  • d. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken en werkzaamheden overeenkomstig Bijlage 1 Erf- en landschapsplan;
    • 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 3. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.