direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dieren Noord, locatie Diderna 13-43
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding    Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2 Beschrijving van het plan   Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven.
Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
3 Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld.
 
4 Haalbaarheid    Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
5 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
6 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid    Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

achtergrond ontwikkeling

Voor het winkelpand aan Diderna 13-43 is de initiatiefnemer al een aantal jaren bezig met de ontwikkeling van een haalbaar plan voor uitbreiding van het pand.

Het belang van de gewenste ontwikkeling is er voor de initiatiefnemer in gelegen dat er uitbreiding van winkelaanbod mogelijk wordt gemaakt in het winkelcentrum Calluna. Dit kan gebeuren door vernieuwing van het winkelbestand, waardoor een betere aansluiting zal kunnen ontstaan bij de wensen van winkeliers. Hier is het plan van de initiatiefnemer op gericht.

Concreet ziet het gewenste plan op verplaatsing van de zijgevel van het pand, gelegen aan de zijde van het parkeerterrein ten noordwesten, en de achtergevel.

afbeelding: impressie zijgevel

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01_0001.png"

strijdigheid bestemmingsplan

In het geldende bestemmingsplan Dieren Noord hebben de betreffende gronden deels de bestemming Voorzieningen en deels de bestemming Recreatie. Voor zover de uitbreiding is gelegen in de bestemming Recreatie is het plan in strijd met de gewenste functie. Daarnaast is op de plankaart op deze gronden geen bouwvlak voorzien, waardoor het plan in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is om die reden het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.

In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de ontwikkeling en een specifieke beschrijving gegeven van de uitbreiding aan het pand.

1.3 Ligging en beschrijving plangebied

De locatie betreft een pand in het winkelcentrum Calluna in Dieren. Het winkelpand omvat de adressen Diderna 13-43 en is gelegen bij de noordwestelijk entree van het winkelcentrum, aan het begin van de winkelstraat Diderna. Het winkelpand blijkt voor de eigenaar lastig te exploiteren omdat de maatvoering niet optimaal is.

Het plan voorziet in de mogelijkheid van uitbouw van de zijgevel en achtergevel van het winkelpand met circa 3 meter en de achtergevel met circa 1,8 meter. Op deze wijze zal het pand een betere maatvoering krijgen en kan het beter ingedeeld worden ten behoeve van de toekomstige winkels.

De gewenste verplaatsing van de zijgevel is voorzien aan de noordwestzijde van het pand. Deze gevel ligt aan de zijde het parkeerterrein bij de Tellegenlaan.

Het rijtje panden Diderna vanaf de oude dierenspeciaalzaak tot en met Ter Stal zal aan de achterzijde 1,8 meter worden uitgebreid zodat de maatvoering van de winkels beter wordt. Aan de voorzijde, bij de parkeerplaatsen, is een uitbreiding van 3 meter nodig om de open glasgevel te realiseren.

Rond het winkelcentrum Calluna is sprake van een concentratie van voorzieningen als winkels, horeca, maatschappelijke instellingen en sportvoorzieningen. Het pand Diderna 13-43 vormt daar onderdeel van.

Afbeelding: ligging van winkelpand in winkelcentrum Calluna Dieren

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01_0002.png"

1.4 Geldende bestemmingsplan

De begrenzing van het plangebied is hieronder afgebeeld. Binnen het plangebied gelden nu de volgende bestemmingsplannen.

naam   vastgesteld  
Dieren-Noord   18-12-2007  
Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen   15-04-2014  

In het bestemmingsplan Dieren Noord gelden ter plaatse van de gewenste uitbreiding de bestemmingen Voorzieningen en Recreatie.

Afbeelding: Uitsnede geldende bestemmingsplan Dieren-Noord

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01_0003.png"

Overigens is voor Dieren-Noord is een actualisering van het huidige bestemmingsplan in voorbereiding. Naar verwachting zal het geactualiseerde bestemmingsplan wordt vastgesteld begin 2018.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Beoogde ontwikkeling

Het plan behelst de uitbreiding en aanpassing van de benedenverdieping van het winkelpand Diderna 13-43 te Dieren. Verhuur van het pand blijkt voor de eigenaar lastig omdat de maatvoering niet optimaal is. Door het pand iets uit te breiden ontstaat een couranter pand met een aantrekkelijker zijgevel. De voorgestelde uitbreiding is beperkt, maar voor de eigenaar wel gewenst om de juiste afmetingen voor de winkeliers aan te kunnen bieden.

Door het bestaande gebouw uit te breiden ontstaat de mogelijkheid om op de kop van het pand twee ruimten te verhuren of 1 grotere winkel te faciliteren als trekker van het centrum.

Vanuit economisch ruimtelijk beleid is het van belang om detailhandel te concentreren in de bestaande winkelpanden en daarmee leegstand in het winkelcentrum tegen te gaan of te voorkomen.

Afbeeldingen: Impressies bouwplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01_0005.png"

2.2 Stedenbouwkundige beschrijving

Voor ontwikkelingen met betrekking tot Calluna is uitgangspunt dat winkels en andere publieksfuncties in principe op de begane grond gevestigd moeten worden. Dit om de ‘plint’ aantrekkelijk en levendig te houden. Deze visie wordt gehanteerd en is weergegeven in de Nota van Uitgangspunten Calluna (2011).

Vanuit stedenbouwkundige optiek vormt het plan voor de uitbreiding van het winkelpand Diderna 13-43 een positieve bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de entree van het winkelgebied. De kwaliteit en belevingswaarde van de omgeving zal hiermee worden verhoogd.

Met deze ontwikkeling wordt ook de representatieve uitstraling van het winkelcentrum in zijn algemeenheid verbeterd. De onderhavige uitbreiding van het zal een positieve stimulans kunnen geven aan het winkelcentrum. Het plan kan in die zin bijdragen aan de verbeterslag voor Calluna, zoals verwoord in de Nota van Uitgangspunten Calluna.

2.3 Beschrijving bestemmingsplan

2.3.1 Systematiek

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen.

Onderhavig bestemmingsplan betreft maatwerk. Het vigerende bestemmingsplan Dieren Noord wordt voor dit perceel herzien door middel van onderhavig plan. Voor onderhavig bestemmingsplan is wel aansluiting gezocht bij de systematiek die zal worden gebruikt bij de actualisering van het bestemmingsplan.

De keuzes met betrekking tot de systematiek zijn gemaakt op basis van de nota's: Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015, Nota Milieuzonering Rheden 2015 en Nota Parkeernormen Rheden 2015.

Parkeernormen

Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

2.3.2 Toedeling bestemmingen en aanduidingen

In deze paragraaf wordt de bestemming uit onderhavig plangebied toegelicht.

Bestemming Centrum - 1

In de detailhandelsstructuurvisie zijn het kernwinkelgebied en het secundaire winkelgebied benoemd. Deze gebieden zijn bestemd voor Centrum - 1 en Centrum - 2. Daarbij richt Centrum - 1 zich op het behoud en versterking van de winkelfunctie. Deze bestemming is voorzien in het onderhavige plangebied. Binnen deze bestemming is een uitwisseling tussen functies mogelijk.

Afbeelding: plangebied (verbeelding)

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01_0006.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijk

ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Op 21 april 2017 is het besluit tot wijziging van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een

behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.

Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van

overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand.

In het geval in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling

mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de

behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van

de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van

een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten tot het motiveren

van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van

ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik.

De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het

verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en

omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de

beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten

ook zijn opgenomen in de beschrijving.

Indien het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling

mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat de toelichting

aanvullend op de beschrijving van de behoefte en het resultaat van het

nodige overleg, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk

gebied in de behoefte kan worden voorzien.

Dit betekent dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied

een nadrukkelijke motivering nodig is, dat wil zeggen in aanvulling op de

algemene vereisten van artikel 3.1.6, eerste lid, van het Bro, waarom niet

in het bestaand stedelijk gebied in de behoefte aan de nieuwe stedelijke

ontwikkeling wordt voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en

geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden een rol spelen.

toetsing aan de ladder

De beoogde ontwikkeling is zeer beperkt van omvang (230 m2 bvo) maar is wel op hoofdlijnen getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

De voorgestelde uitbreiding is zeer beperkt (230 m2), maar van belang om de juiste afmetingen voor de winkeliers aan te kunnen bieden. Door de bestaande gebouw uit te breiden ontstaat de mogelijkheid om op de kop van het pand twee ruimten te verhuren of 1 grotere winkel te faciliteren als trekker van het centrum.

Vanuit economisch ruimtelijk beleid is het van belang om detailhandel te concentreren in de bestaande winkelpanden en daarmee leegstand in het winkelcentrum tegen te gaan of te voorkomen. Het betreffende winkelpand staat nu gedeeltelijk leeg.

Het belang van de gewenste ontwikkeling is er in gelegen dat er uitbreiding van winkelaanbod mogelijk wordt gemaakt. Dit kan gebeuren door vernieuwing van het winkelbestand, waardoor een betere aansluiting zal kunnen ontstaan bij de wensen van winkeliers. Hier is het plan van de initiatiefnemer op gericht. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling wordt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking opgemerkt dat hier gelet op de geringe omvang sprake is van het voorzien in een lokale behoefte.

De gewenste ontwikkeling vormt een uitbreiding van een bestaand pand in bestaand stedelijk gebied die een goede benutting geeft van ruimte in het stedelijk gebied en daarom een goede ruimtelijke ontwikkeling is. Het bestaande centrumgebied krijgt hiermee een duurzame stimulans.

conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijksbeleid en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provincie

De provincie Gelderland heeft een Gelderse aanpak voor de ladder voor duurzame

verstedelijking, vastgelegd in het Bro. De ambitie van de provincie is door het

toepassen van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik expliciet aandacht te

schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving.

detailhandel

Het doel van het beleid wat is uitgezet door de provincie Gelderland is het behoud van

een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandelsstructuur in Gelderland, die

bijdraagt aan de vitaliteit van de steden en dorpen. Met nieuw winkeloppervlak wordt

zeer terughouden omgegaan. Nieuwe locaties voor detailhandel mogen niet leiden tot

een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe locaties

moeten worden onderbouwd aan de hand van de Gelderse ladder voor duurzaam

ruimtegebruik.

Daarnaast wil de provincie regionale afstemming en samenwerking stimuleren en

faciliteren. Dit kan zowel bovenlokaal als regionaal. Regionale afstemming wordt

vastgelegd in een regionaal programma detailhandel (RPD).

Gelderse ladder

In de omgevingsvisie van de provincie Gelderland komt de Gelderse ladder voor

duurzame verstedelijking naar voren, welke vergelijkbaar is aan de ladder voor

duurzame verstedelijk geregeld in artikel 3.1.6. Bro. Nieuwe initiatieven worden aan

deze ladder getoetst.

Er vindt uitbreiding plaats aan een bestaand winkelpand binnen een bestaand winkelcentrum. Het plangebied vormt onderdeel van een bestaand winkelcentrum en is daarom een gunstige locatie om deze ontwikkeling.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.

Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 geeft het waterschap haar doelen aan, zoals ze deze heeft verwoord in de Watervisie 2030 (uit 2013). Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

De onderhavige locatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.

3.4 Gemeente

3.4.1 Beleid

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

Economische activiteiten

In de visie Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden

(vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2016) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners en het bedrijfsleven.

Voor de dorpen Velp, Rheden en Dieren is in de raadsvergadering van januari 2017 een nieuwe detailhandelsstructuurvisie Kiezen voor eigen kwaliteit opgesteld. Hierin wordt voor Dieren beschreven dat de versterking van het winkelaanbod plaats zou moeten vinden in het kernwinkelgebied. Daarnaast is het streven om het winkelgebied aantrekkelijk te maken voor verblijf, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van winkelondersteunende horeca.

3.4.2 Structuurvisie

De structuurvisie voor Dieren is in voorbereiding. De vertaling van de bevindingen en de resultaten van het interactieve proces zullen worden vastgelegd in een ontwerp- structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de behoefte.

4.1 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.

beoordeling

Er is geen sprake van een geluidsgevoelige bestemming. Derhalve is het niet noodzakelijk om een geluidsonderzoek te laten uitvoeren.


conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.2 Bodem

bodemverontreiniging

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

beoordeling

In verband met de gewenste ontwikkeling is bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 2). Uit dit verkennende bodemonderzoek van De Klinker Milieu d.d. 15 december 2015, blijkt dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.

conclusie

Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bodemverontreiniging geen belemmering vormt voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

archeologie

De regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie' geven aan dat de aangewezen gronden mede zijn bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning dient derhalve een archeologisch onderzoek aangeleverd te worden voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm.

beoordeling

Gezien het feit dat de beoogde uitbreiding circa 230 m2 omvat, is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.

kunstwerk 'Gotisch Hert'

Aan de kop van Diderna, de winkelstraat die onderdeel uitmaakt van het winkelcentrum Calluna te Dieren, bevindt zich het kunstwerk 'Gotisch Hert' eigendom van de gemeente Rheden. Door de beoogde uitbreiding komt de huidige locatie van het beeld in het geding. Het beeld is al dicht op het bestaande gebouw gesitueerd en in de nieuwe situatie zal de onderlinge afstand nog kleiner worden. De 'uitstraling' en zeggingskracht van het beeld worden hierdoor nadelig beïnvloed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDN13-VA01_0007.png"

In verband met de aanwezigheid van dit kunstwerk adviseert het adviesorgaan RIQQ om tijdens de bouwwerkzaamheden het kunstwerk te verwijderen om schade te voorkomen en de bouwwerkzaamheden niet te hinderen. Daarnaast is het advies om te onderzoeken of de positie van het beeld gewijzigd dient te worden, na realisatie van de beoogde uitbreiding (zie bijlage 1). Deze adviespunten zijn door de gemeente overgenomen en hiermee zal bij de uitvoering rekening moeten worden gehouden.

4.4 Niet gesprongen explosieven

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.

beoordeling

Voor de gronden ter plaatse van de uitbreiding geldt dat gezien de ligging geen onderzoek naar niet-gesprongen explosieven nodig is. De locatie is niet gelegen in verdacht gebied.

conclusie

Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

4.5 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen.

beoordeling

De milieuzonering heeft geen gevolgen voor de omgeving en geen gevolgen voor dit plan. De geldende afstanden worden in acht genomen. De bestaande centrumfunctie past op deze locatie en er is geen sprake van het toelaten van een nieuwe functie.

conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.

beoordeling

Dit plan voorziet in de beperkte uitbreiding van een bestaand winkelpand. De ontwikkeling draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit. Dit betekent dat de lucht- kwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmings- plan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen dat wil zeggen verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen, zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. De veiligheidszone / plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd. In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

beoordeling

Externe veiligheid is geen aandachtspunt voor de beoogde ontwikkeling. In de omgeving van het plangebied vinden geen activiteiten plaats met gevaarlijke stoffen plaats en liggen geen relevante risicobronnen.

Voor deze ontwikkeling is het aspect externe veiligheid dan ook niet relevant. Een onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.8 Verkeer en parkeren

ontsluiting

Het winkelpand Diderna 13-43 vormt onderdeel van het winkelcentrum Calluna dat op verschillende wijzen wordt ontsloten. Aan de zijde van de gewenste ontwikkeling vind ontsluiting plaats via de Tellegenlaan en is op die wijze goed bereikbaar. Voor de ontsluiting van het winkelcentrum heeft dit plan geen gevolgen.

parkeren

Door de toename van het vloeroppervlak van als gevolg van het bouwpan zal de parkeerbehoefte ook toenemen met 5 parkeerplaatsen. Als gevolg van het bouwplan zullen er 4 langsparkeerplaatsen komen te vervallen. De 2 invalide parkeervakken worden aan de overzijde van de weg gecompenseerd. De uitbreiding aan de zijkant maakt dat van de aanwezige 10 parkeervakken er 9 parkeervakken worden teruggebracht die breder zijn dan normaal zodat het indraaien mogelijk blijft. Dit gaat wel ten koste van 1 parkeervak. De gehele rij parkeerplaatsen wordt opnieuw ingedeeld. In totaal zal dus voor (5+4+2+1)=12 parkeervakken worden afgeweken van de parkeernormen in het bestemmingsplan.

Hiervoor zal de benodigde ontheffing worden verleend, waarmee de nieuwe beoogde parkeersituatie bij deze ontwikkeling is ondervangen.

conclusie

De bereikbaarheid van de locatie op de bestaande is goed. Het naastgelegen parkeerterrein wordt heringereicht en zal voldoende parkeerplaatsen hebben in relatie tot de gewenste ontwikkeling. Het verkeersaanbod zal door het plan niet leiden tot een wezenlijke verandering. Gelet hierop vormt het aspect 'verkeer en parkeren' geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

beoordeling

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde en binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

waterhuishoudkundig aspect   relevant   omschrijving  
1   veiligheid   nee   In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot het rivierbed van de IJssel.  
2   wateroverlast   nee   Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater.  
3   riolering   nee   Er is geen sprake van een relevante toename van het afvalwater.  
4   watervoorziening   nee   Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied.  
5   volksgezondheid   nee   Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.  
6   bodemdaling   nee   Niet relevant voor deze locatie.  
7   grondwateroverlast   nee   In het plangebied is geen sprake van te hoge grondwaterstanden.  
8   oppervlaktewater- kwaliteit   nee   In het plan of de nabije omgeving is geen sprake van oppervlaktewater.  
9   grondwaterkwaliteit   nee   Niet aan de orde. het plan is niet gelegen in grondwaterbeschermingsgebied.  
10   verdroging   nee   Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied. Verdroging speelt geen rol.  
11   natte natuur   nee   Het plangebied is bestaand stedelijk gebied.  
12   inrichting en beheer   nee   Er is geen sprake van inrichting van water  

conclusie

Gezien de uitkomsten in voorgaande tabel blijkt dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot het aspect water.

4.10 Ecologie

Wet natuurbescherming

Het plangebied bevindt zich niet in, of in de buurt van, een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de ecologische hoofdstructuur of natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.

Soortbescherming is wel van toepassing op het plangebied. Bij sloop van de bebouwing en de herinrichting dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht vanuit de Wet natuurbescherming.

Er is onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten effecten van de ingreep op flora en fauna (bijlage 3). Op basis van de resultaten van deze quickscan en de te verwachten effecten van de ingreep is een toetsing aan de Flora- en faunawet (nu: Wet natuurbescherming) uitgevoerd. Hierdoor is duidelijk geworden voor welke soorten mogelijk een negatief effect optreedt en of hiervoor aanvullend onderzoek dan wel een ontheffng vereist is.

beoordeling

Uit de resultaten blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen in het te slopen object. De voorgenomen werkzaamheden hebben geen negatieve gevolgen voor vliegroutes en het foerageergebied van vleermuizen. Aanvullend onderzoek dan wel een ontheffng in het kader van de Flora- en faunawet is niet vereist. Ook blijkt dat het plangebied niet geschikt is voor vaste rust- en verblijfplaatsen van jaarrond beschermde broedvogels. Ook zijn geen sporen aangetroffen welke wijzen op de aanwezigheid van dergelijke vaste rust- en verblijfplaatsen. Negatieve effecten voor broedvogels met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen zijn niet te verwachten.

Wat betreft de (algemene) broedvogels wordt geadviseerd om de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (tussen half maart en half juli). Het verstoren van broedende vogels is te allen tijde verboden volgens de Flora- en faunawet (in verband met mogelijke broedvogels rond het plangebied). De werkzaamheden kunnen het gehele jaar worden uitgevoerd mits u als initiatiefnemer er zeker van bent dat u geen nesten van broedende vogels verstoord.

conclusie

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn op het gebied van ecologie en de Wet natuurbescherming.

4.11 Kabels en leidingen

Langs het winkelpand aan de zijde waar de uitbreiding zal plaatsvinden, liggen kabels en leidingen in de grond. Het betreft kabels en voor datatransport, stroomvoorziening, gasleiding, waterleiding en riolering. Voorafgaand aan realisering van de uitbreiding dienen deze te worden omgelegd.

Voor het overige zijn er geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen in het plangebied aanwezig, zodat er op dit vlak geen belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de bestemmingsplannen Dieren - Zuid, Dieren - Midden en Dieren - Noord en van diverse herzieningen van die plannen.

5.2 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

5.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

5.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels.

5.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op enige planregels.

1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk is de bepalingen van de bestemming opgenomen. Dit artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Denk aan de dubbelbestemmingen zoals ten aanzien van archeologie en cultuurhistorische waarden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.

In dit verband wordt gewezen op de algemene aanduidingsregels die de mogelijk- heden geboden in de bestemmingsregels kunnen beperken.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.


4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip bijgebouw (artikel 1.18 kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term bijbehorend bouwwerk waar in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Wijze van meten 

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Centrum - 1

Deze bestemming is gegeven aan het kernwinkelgebied van Dieren aan het Calluna- plein en Diderna. In dit gebied is detailhandel, dienstverlening en lichte horeca toegelaten. Welke horeca-activiteiten dat zijn, is vastgelegd in Bijlage 1 Lijst horeca-activiteiten. Door een concentratie wordt het behoud en de versterking van deze voorzieningen nagestreefd.

Boven deze vestigingen zijn woningen toegelaten. Andere aanwezige functies zijn specifiek aangeduid en gekoppeld aan een vlak. In deze bestemming wordt niet gewerkt met bouwlagen, er is alleen een maximale bouwhoogte aangegeven die is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Gebouwd moet worden binnen het bouwvlak.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouw- perceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit om discussie te voorkomen. Met deze regeling wordt ook bij de actualisatie van de bestemmingsplannen aangesloten bij het beleid van de gemeente op dit gebied. Passend binnen dit beleid is de mogelijkheid om in Velp één inrichting toe te laten binnen bepaalde voorwaarden.

Voor kortstondige incidentele evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd. Standplaatsen zijn aanwezig op het Ericaplein, aan de Tellegenlaan (parkeerplaats Emté), Cederlaan (parkeerplaats Spar), Julius Röntgenlaan. Het Ericaplein wordt gebruikt voor de jaarlijkse evenementen, het is ook de locatie voor de weekmarkt op woensdag- ochtend.

Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkings- bevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning -voor zover vereist- zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

5.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

5.5 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het betreffende stuk grond zal aan de initiatiefnemer worden verkocht ten behoeve van het bouwplan. De initiatiefnemer draagt de kosten van het bouwplan en van de gemeentelijke maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente van planschade.

Het verhaal van kosten is voldoende verzekerd, het plan wordt uitgevoerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg en participatie

Vooroverleg 

Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen van lokaal belang niet voor overleg behoeven te worden aangeboden. Gezien de aard van het bestemmingsplan bestaat hiertoe geen aanleiding.

De vooraankondiging van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is 8 maart 2017 geplaatst op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad. De Rhedenaar wordt tevens geplaatst op de website van de gemeente. Ook is het plan voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel, die op 2 mei 2017 heeft laten weten geen opmerkingen te hebben op het plan.

Inspraak

De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Er is voor gekozen om voor het onderhavige bestemmingsplan geen inspraakprocedure toe te passen.

Participatie

Door de initiatiefnemer is voorafgaand aan de procedure voor het bestemmingsplan een communicatietraject gestart. Op dinsdag 14 februari heeft de initiatiefnemer de uitbreidingsplannen voor het pand Diderna 13-43 aan de omgeving gepresenteerd. Er waren circa 8  belangstellende bezoekers. Dit waren omwonenden vanuit de Tellegenlaan en het naastgelegen appartementencomplex boven de Emté. Bij de bezoekers bestond een overwegend positieve houding ten opzichte van de gepresenteerde plannen. Aandacht werd gevraagd voor de inrichting van het parkeerterrein omdat het manouvreren van vrachtwagens wel eens problemen oplevert. Aan dit onderwerp wordt aandacht besteedt. Verder werd het verbeteren van het gevelbeeld, het aantrekken van nieuwe winkels en ook de verbetering van de openbare ruimte als positief ervaren.

7.2 Zienswijzenprocedure

inzage 

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 24 mei 2017 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant, het elektronische Gemeenteblad en op de gemeentelijke website en het ontwerpbestemmingsplan en bijbehorende documenten hebben vanaf 25 mei 2017 ter inzage gelegen.

In deze periode was het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis en in het Servicecentrum in Velp.

Gedurende de inzagetermijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

beoordeling

Over het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de termijn van tervisielegging <wel/geen> zienswijzen naar voren gebracht.

[In de Nota van zienswijzen zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie van de gemeenteraad].

[De aanpassingen in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp naar aanleiding van de zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen, zijn weergegeven in de Nota van wijzigingen, behorend bij het raadsbesluit.]

conclusie

[PM] De beantwoording van de ingediende zienswijzen vindt plaats door middel van een bijlage bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.