direct naar inhoud van Voorschriften
Plan: Veentjesbrug en partiële wijziging 1998-1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0197rh-va01

Voorschriften

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

het plan

het bestemmingsplan "Veentjesbrug", bestaande uit deze voorschriften en de plankaart;

plankaart

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

bouwvlak

het door bouwgrenzen omgeven gedeelte van een bouwperceel;

bouwgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden behoudens afwijkingen, die volgens de voorschriften zijn toegestaan;

bebouwingspercentage

het op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het binnen de bouwgrenzen gelegen gedeelte van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor het huisvesten van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

staat van bedrijfsactiviteiten

een in de bijlage opgenomen en van de voorschriften deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

categoriescheidingslijn c.q. hoogtescheidingslijn

een op de plankaart aangegeven lijn die de grens aangeeft tussen gebieden waarvoor ten aanzien van de toegestane bedrijfscategorieën een verschillende categorie-indeling geldt en/of een verschillende hoogte geldt;

zone

een in het plan als zodanig aangegeven gebied, waarvoor speciale, aanvullende bepalingen gelden in verband met de afweging van alle in het geding zijnde belangen;

vrijstelling

een vrijstelling als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

inhoud van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken en boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;

oppervlakte van een gebouw

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

hoogte van een bouwwerk

van het hoogste punt van een bouwwerk tot aan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;

voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen hierbij niet meegerekend;

goothoogte van een bouwwerk

de hoogte vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of het daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een (bouw)perceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften

Artikel 3 Bedrijfsdoeleinden

3.1 Doeleinden

De op de plankaart voor "bedrijfsdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. het vestigen van bedrijven, met dien verstande dat:
    • a. op de gronden, die op de plankaart zijn aangegeven met I, alleen bedrijven zijn toegestaan die zijn vermeld in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze voorschriften;
    • b. op de gronden, die op de plankaart zijn aangegeven met II, alleen bedrijven zijn toegestaan die zijn vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze voorschriften;
    • c. op de gronden, die op de plankaart zijn aangegeven met III.1, alleen bedrijven zijn toegestaan die zijn vermeld in de categorieën l t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze voorschriften;
    • d. op de gronden, die op de plankaart zijn aangegeven met III.2, alleen bedrijven zijn toegestaan die zijn vermeld in de categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze voorschriften;
    • e. een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, juncto artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer niet is toegestaan;
  • 2. ten hoogste 4 (dienst-)woningen, zoals die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp-plan binnen het plangebied aanwezig zijn;
  • 3. het aanleggen van een ontsluitingsweg met uitvoegstrook en parkeer- en groenvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende bebouwing en onbebouwde terreinen.

3.2 Bouwvoorschriften

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende voorschriften:

  • 1. de gebouwen dienen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd;
  • 2. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter; indien op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp-plan de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens minder bedraagt dan 3 meter, is die afstand van toepassing;
  • 3. de (goot)hoogte van gebouwen en het bebouwingspercentage dienen te voldoen aan hetgeen in het betreffende gebied op de plankaart daaromtrent is aangegeven;
  • 4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande, dat de voor een goede ontsluiting van het terrein noodzakelijke verkeersvoorzieningen (zoals lantaarnpalen) maximaal 9 meter mag bedragen.
3.3 Vrijstellingen
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.1.:
    a.   voor het toestaan van een bedrijf, dat in de Staat van bedrijfsactiviteiten is opgenomen doch daarin maximaal één categorie hoger is ingedeeld dan de bedrijven die volgens de op de plankaart aangegeven categorie binnen het gebied zijn toegestaan, met dien verstande dat categorie 3.2 de hoogst toelaatbare categorie is;  
    b.   voor het toestaan van een bedrijf, dat niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld,  
    mits:  
    1.   het betreffende bedrijf wat betreft invloed op de omgeving, aard en omvang vergelijkbaar is met de bedrijven, vermeld in de binnen het gebied toegestane categorieën;  
    2.   door het verlenen van de vrijstelling geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op het bestaande leef- en/of werkmilieu.  
  • 2. Een beslissing over een vrijstelling als bedoeld in lid 1 wordt eerst genomen nadat het advies van de Regionaal Inspecteur Milieuhygiëne Gelderland of een ander onafhankelijk adviesorgaan op het gebied van het milieubeheer is ingewonnen.
  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:
    3.2.3. voor het toestaan van een bebouwingspercentage van 80;
    3.2.4. voor het toestaan van een maat van 5 meter.
3.4 Wijziging ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van het aanpassen van de op de plankaart aangegeven categoriescheidingslijnen indien een binnen het plangebied gelegen (dienst-)woning aan de bewoning wordt onttrokken, mits daarbij:

  • a. de in de Staat van bedrijfsactiviteiten aangegeven minimale afstanden per categorie in acht worden genomen;
  • b. het in artikel 3.1., lid 2, genoemde aantal dienstwoningen wordt teruggebracht met het aantal (dienst-)woningen dat aan de woonbestemming is onttrokken.

Artikel 4 Agrarisch gebied II

4.1 Doeleinden

De op de plankaart voor "agrarisch gebied II" aangewezen gronden zijn bestemd voor de exploitatie als bouw- of grasland en voor de uitoefening van de tuinbouw zonder glas of fruitteelt, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor opgaande beplanting, alsmede voor het aanleggen van andere werken en van een toegangsweg c.a., als bedoeld in artikel 6.

4.2 Bouwvoorschriften

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 4 meter.

4.3 Aanlegvergunning
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (aanlegvergunning), werkzaamheden uit te voeren aan de binnen deze bestemming gelegen beek of beplanting.
  • 2. Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de lid 1. bedoelde werkzaamheden, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • 3. Geen aanlegvergunning is vereist voor:
    • a. werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • b. werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 5 Groensingel

5.1 Doeleinden

De op de plankaart voor "groensingel" aangewezen gronden zijn bestemd voor het aanbrengen en in standhouden van opgaande en afschermende beplanting, een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwvoorschriften

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 2 meter.

5.3 Aanlegvergunning
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (aanlegvergunning), beplanting welke dient voor de landschappelijke inpassing van de gronden met de bestemming "groensingel" en "bedrijfsdoeleinden", te verwijderen.
  • 2. Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de in lid 1. bedoelde werkzaamheden, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • 3. Geen aanlegvergunning is vereist voor:
    • a. werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • b. werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Zonevoorschriften

Artikel 6 Zone ten behoeve van ontsluitingsweg

6.1 Doeleinden
  • 1. Binnen de op de plankaart aangegeven zone ten behoeve van een ontsluitingsweg mag een ontsluitingsweg worden aangelegd met daarbij behorende bermen, alsmede een uitvoegstrook.
  • 2. De maximale breedte van de ontsluitingsweg mag niet meer bedragen dan 6 meter en de maximale breedte voor een berm of een uitvoegstrook niet meer dan 2% meter.
6.2 Bouwvoorschriften
  • 1. Binnen de op de plankaart aangegeven zone ten behoeve van een ontsluitingsweg mogen, in afwijking van het bepaalde in de artikel 3 en 4, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeersvoorzieningen, zoals verkeersborden en lichtmasten met een hoogte van maximaal 9 meter.
6.3 Vrijstelling
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 6.2.1. voor wat betreft het oprichten van bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits de aanleg van de ontsluitingsweg hierdoor niet wordt gefrustreerd.

Artikel 7 Zone ten behoeve van gastransportleiding

7.1 Doeleinden

In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in de voorafgaande artikelen zijn de gronden gelegen binnen 30 meter ter weerszijden van de op de plankaart aangegeven 12" gastransportleiding mede bestemd voor het ongestoord functioneren van een gastransportleiding.

7.2 Bouwvoorschriften

Binnen de in 7.1. genoemde afstand mogen, in afwijking van het bepaalde in de voorschriften van de ter plaatse geldende bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd of andere werken worden uitgevoerd.

7.3 Vrijstelling
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ten behoeve van een goede stedebouwkundige afronding van het bedrijventerrein, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 7.2., mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het ongestoord functioneren van de gastransportleiding en/of een gevaarlijke situatie ontstaat.
  • 2. De in lid 1. bedoelde vrijstelling is niet van toepassing:
    • a. voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming op gronden gelegen binnen 14 meter ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide 12" gastransportleiding;
    • b. voor wat betreft het uitvoeren van andere werken overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming op gronden gelegen binnen 4 meter ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide 12" gastransportleiding.
  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in lid 1. bedoelde vrijstelling slechts verlenen nadat door de leidingbeheerder is verklaard, dat hiertegen geen bezwaar bestaat.

Hoofdstuk 4 Algemene voorschriften

Artikel 8 Algemene vrijstellingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het plan, ten behoeve van:

  • 1. het afwijken van de voorgeschreven hoogte en oppervlakte van gebouwen, bebouwingspercentages, afstand tot perceelsgrenzen en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bebouwingsgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  • 2. het bouwen van bouwwerken van openbaar nut voor zover deze -indien het gebouwen betreft geen grotere inhoud hebben dan 50 m3 en geen grotere hoogte dan 4 meter;
  • 3. het oprichten van antennes met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, mits dit met het oog op het stedebouwkundig beeld aanvaardbaar is.

Artikel 9 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en verkeersvoorzieningen zoals wegen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten, teneinde te voorkomen dat:

  • a. blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen en
  • b. verkeersonveilige situaties ontstaan.

Artikel 10 Procedurevoorschriften

Bij het nemen van een beslissing omtrent het verlenen van een vrijstelling op grond van deze voorschriften, alsmede omtrent het verlenen van een aanlegvergunning, is afdeling 3.4 (openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (bijlage I), met dien verstande dat de termijn van ter inzagelegging van de stukken wordt beperkt tot 14 dagen.

Artikel 11 Algemene gebruiksvoorschriften

11.1

Het is verboden de grond en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.

Onder strijdig gebruik wordt mede verstaan:

  • a. ten aanzien van de bestemming "bedrijfsdoeleinden":
    een gebruik voor detailhandel, anders dan de verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen, materialen en producten alsmede ondergeschikte nevenactiviteiten van nijverheid en industrie en met uitzondering van benzine-service-stations;
  • b. ten aanzien van alle andere bestemmingen:
    een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud.
11.2

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 11.1. indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Strafbare feiten

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 4.1., 5.1. en 11.1. wordt aangemerkt als een strafbaar feit, als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel 13 Overgangsbepaling voor bouwwerken

13.1

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestond krachtens een vóór dat tijdstip verleende bouwvergunning in uitvoering was of kon worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde of geldende bouwvergunning en dat afwijkt van dit plan (bestemming en/of voorschriften) mag, behoudens onteigening, gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd.

13.2

Bij een gedeeltelijke vernieuwing en/of verandering als bedoeld in 13.1. mag geen nieuwe afwijking van het plan ontstaan noch een bestaande afwijking naar de aard en de omvang worden vergroot.

13.3

In geval van een calamiteit mag het bouwwerk in afwijking van het bepaalde in 13.1. en 13.2. geheel worden vernieuwd, mits:

  • a. de bouwvergunning binnen 1% jaar na de calamiteit is aangevraagd;
  • b. de bebouwingsgrens aan de wegzijde zo mogelijk in acht wordt genomen.
13.4

De bouwvergunning kan slechts worden geweigerd in verband met onteigening, indien de gemeenteraad voor de dag waarop de aanvraag is ontvangen, een onteigeningsbesluit is genomen.

13.5

Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in 13.1. en 13.2. voor wat betreft de vergroting van de inhoud van de afwijkende gebouwen van 10% van de oorspronkelijke inhoud op het in 13.1. genoemde tijdstip en met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde, mits deze vergroting niet reeds eerder krachtens deze overgangsbepaling heeft plaatsgevonden.

Artikel 14 Overgangsbepaling voor het gebruik

Een gebruik van de onbebouwde grond en/of de opstallen, dat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestond en dat afwijkt van de bestemming en/of de voorschriften mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits het gewijzigde gebruik niet in meerdere mate gaat afwijken van het plan.

Artikel 15 Titel

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de naam "voorschriften bestemmingsplan Veentjesbrug"