direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf (B)
Plan: Stadsbrug
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.02680000428-0001

Artikel 3 Bedrijf (B)

3.1 Doeleindenomschrijving

De gronden die op de kaart zijn aangewezen voor Bedrijf (B) zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B1; bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 t/m 4 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B2; bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 t/m 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid a is binnen het gebied met de aanduiding” B1a” tevens maximaal één inrichting voor afvalverwerking/vuiloverslag (SBI 9000.3) toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid b is ter plaatse van de aanduiding “a” tevens een inrichting voor het vervaardigen van overige machines en apparaten voor specifieke industriële activiteiten (SBI 2956) toegestaan;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, al dan niet gezamenlijke erftoegangen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, watervoorzieningen en milieuvoorzieningen, alsmede het behoud en versterking van natuur en landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding nlw.
3.2 Bouwvoorschriften

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:

  • a. het bouwperceel mag worden bebouwd tot maximaal het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage;
  • b. de goot- en (nok)hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;
  • c. de (nok)hoogte van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding “oriëntatie wandvorming” mag niet minder bedragen dan 8 meter;
  • d. de bebouwingsgrens ligt op een afstand van 5 meter vanuit de bestemmingsgrens, dan wel op 11 meter indien een al dan niet gezamenlijke erftoegang wordt ingepast in het bestemmingsvlak;
  • e. in het gebied met de bestemmingsaanduiding B1 dient de voorgevel van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding “oriëntatie wandvorming” over een breedte van minimaal 80% van de breedte van het bouwperceel in de bebouwingsgrens te worden gebouwd;
  • f. in het gebied met de bestemmingsaanduiding B2 dient het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding “oriëntatie wandvorming” over de volle breedte van het bouwperceel te worden bebouwd;
  • g. in het gebied met de bestemmingsaanduiding B2 dient de voorgevel van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding “oriëntatie wandvorming` in de bebouwingsgrens te worden bebouwd, met dien verstande dat maximaal 20% van de voorgevel op een afstand van maximaal 5 meter achter de bebouwingsgrens mag worden gebouwd.
3.3 Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 a en b, teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. artikel 3.1 a en b; teneinde bedrijven toe te laten die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. artikel 3.2 c, e, f en g, mits aantoonbaar sprake is van gelijkwaardigheid met betrekking tot de invloed van de milieuaspecten geluid en lucht voor het achterliggende gebied, alsmede gelijkwaardigheid met betrekking tot beeldkwaliteit.
  • d. artikel 3.2 d indien na vaststelling van het definitief ontwerp van de Stadsbrug naar het oordeel van burgemeester en wethouders vast staat dat de gronden binnen de bestemmingsgrenzen volledig kunnen worden bebouwd;
3.4 Wijzigingsbevoegdheid en procedure

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van art. 11 WRO te wijzigen;

  • a. ten behoeve van het verwijderen van de kaart van de aanduiding “B1a” en/of “a“ als bedoeld in lid 3.1 sub c en d , indien de genoemde bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd.
  • b. ten behoeve van het wijzigen van de bestemming B2 in de bestemming GD2, ter plaatse van het perceel Mercuriusstraat 5 (latour), waarbij op het bouwperceel maximaal twee vrijstaande gebouwen mogen worden gerealiseerd, waarvan één met een minimale nokhoogte van 30 meter en voor het overige de artikelen 6.1 sub b en 6.2 sub b van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 11 WRO is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3.5 Verboden gebruik

Het is verboden de onbebouwde gronden binnen de bestemming te gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
  • b. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. uitstallings- of opslagplaats danwel stand- of ligplaats voor onderkomens.