Plan: | Landschapszone - 11 (Landschappelijk wonen) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.PH24011-VG01 |
Het woongebied "Landschappelijk wonen" maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Landschapszone. In het bestemmingsplan Landschapszone is de mogelijkheid opgenomen om in het plangebied 50 vrijstaande woningen te realiseren. Het vigerende bestemmingsplan wordt voor het plangebied op onderdelen herzien om een betere stedenbouwkundige- en landschappelijke inpassing mogelijk te maken. Het aantal woningen neemt niet toe.
Het plangebied is gelegen ten oosten van het Keizer Augustusplein en bioscoop Pathé Nijmegen, ten noorden van de Lentse Plas , ten noordwesten van de Zandse Plas en ten zuiden van het agrarisch gebied rond Ressen met onder andere boomgaarden en de nog te realiseren Dorpensingel.
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven.
Ligging plangebied bij rode ster (indicatief)
Luchtfoto met plancontour
Het vigerende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan "Landschapszone". Dit bestemmingsplan is door de raad op 16 december 2009 vastgesteld en op 22 december 2010 onherroepelijk geworden. In het vigerende bestemmingsplan was binnen de bestemming Woongebied 3 (Zandse Plas noord) al de mogelijkheid opgenomen voor maximaal 50 grondgebonden woningen. De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, vanwege onder andere de begrenzing van het bestemmingsvlak Woongebied-3, het bebouwingspercentage en de ontsluiting. In paragraaf 5.3 wordt verder op de aanpassingen ingegaan.
Tevens gelden de facetbestemmingsplannen Archeologie (vastgesteld 25 juni 2014) en Parkeren (vastgesteld 13 september 2017).
Uitsnede bestemmingsplan Landschapszone met plancontour
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving'. In dit hoofdstuk wordt onder andere het stedenbouwkundig- en landschappelijk kader en het beeldkwaliteitplan verder toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt volstaan met een verwijzing naar het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau in het bestemmingsplan Landschapszone. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de sectorale aspecten, zoals milieuaspecten, flora en fauna, verkeer en parkeren. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan en hoofdstuk 7 de Maatschappelijke uitvoerbaarheid waarbij wordt ingegaan op de overlegreacties.
Het landschapspark De Waaijer is verdeeld in vier herkenbare compartimenten: Waaijenstein, Oosterhoutse plas, Lentse plas en Zandse plas. Elk compartiment krijgt zijn eigen identiteit. Dit houdt in dat vier verschillende milieus worden aangeboden die zich onderling van elkaar onderscheiden. De vier verschillende compartimenten krijgen ieder een eigen benadering in sfeer en beeld. De verschillende identiteiten zijn gerelateerd aan de landschappelijke onderlegger en aan de sfeer en thema's van de aangrenzende woonwijken. Binnen de verschillende compartimenten is woningbouw mogelijk. De woningen en leisure-voorzieningen die in de Waaijer worden gerealiseerd zijn ondergeschikt aan het groen en onderdeel van het park en het landschap. De bebouwing in de Waaijer onderscheidt zich daarmee van de bebouwing in de woonwijken van de Waalspong. In de architectuur is deze bijzondere positie afleesbaar. Dit betekent dat aan de bebouwing in de Waaijer hoge eisen worden gesteld. Landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische verschillen zijn belangrijk voor de uiteindelijke ruimtelijke kwaliteit.
Compartimenten landschapspark De Waaijer
Het woongebied "Landschappelijk wonen" maakt onderdeel uit van de Landschapszone. De landschapszone is een belangrijke ruimtelijke drager en structurerend element in het noordelijke deel van de Waalspong. Het gebied vervult verschillende functies in de Waalsprong. Het gebied heeft een functie als groen uitloopgebied voor de bewoners van de Waalsprong. Het gebied heeft een recreatieve functie als park. Het gebied heeft met de plassen een belangrijke functie in het watersysteem van de hele Waalsprong. Daarnaast is er ruimte voor gebouwde voorzieningen voor vrije tijdbesteding (bioscoop Pathé Nijmegen en Grand Café Liz) en kent het bijzondere vormen van woningbouw.
In de landschapszone worden op verschillende plekken in totaal circa 225 woningen gerealiseerd (waaronder vrije kavels, drijvende woningen en appartementen). Uitgangspunt is dat deze woningen op een zorgvuldige wijze worden ingepast in de landschappelijke setting, zodat onderscheidende woonmilieus ontstaan en het groene karakter van de landschapszone de boventoon blijft voeren. Het woongebied "Landschappelijk wonen" biedt op basis van het bestemmingsplan ruimte voor maximaal 50 vrijstaande woningen. De westzijde van het woongebied is hoger gelegen en loopt af richting de Zandse Plas.
Schets ligging plangebied. Het meest noordelijke rood gearceerde deel betreft het gebied "Landschappelijk wonen". Het woongebied wordt aan de westzijde (hoog gelegen deel) afgezoomd met een nieuw aan te planten bos, dat in westelijke richting doorloopt (en in dichtheid afneemt) tot in de leisurezone.
Aan de noordzijde van de Lentse en de Zandse Plas ligt een afwisselend landschap met agrarische percelen, recreatiegebied en gebieden voor natuurontwikkeling. De agrarische percelen bestaan uit grasland, akkers en boomgaarden (hoog- en laagstam). Het beeld in het gebied wordt naast de boomgaarden bepaald door landschappelijke beplantingen met onder andere bos, boomgroepen en solitaire bomen. De oevers van de Zandse Plas in aansluiting op de agrarische percelen zijn ingericht als natuurvriendelijke oever en rietmoeras.
De Lentse Plas sluit aan de noordzijde aan op het recreatiegebied, waarbij de oever is vormgegeven als strand. In het recreatiegebied zijn een bioscoop, restaurant, parkeervoorzieningen en een transferium gelegen. Het recreatiegebied kent een parkachtige inrichting rondom de recreatieve functies.
Door het gebied zal ook de Dorpensingel worden aangelegd als verbinding tussen het Keizer Augustusplein en de Zandsestraat. Deze route zal zich voegen naar het landschap en geen dominante beeldbepalende weginrichting krijgen.
Het plangebied voor landschappelijk wonen ligt in een gebied met een parkachtig karakter op de overgang van het plassengebied naar het kleinschalige cultuurlandschap met agrarische functies en verspreide bebouwing rondom het buurtschap Ressen. Naast de landschappelijke setting kent het plangebied een markant hoogteverschil van 3,5 meter. Dit hoogteverschil kent een flauwe helling op het (zuid)oosten naar de oever van de Zandse plas (een hoogteverschil van 3,5 meter over een afstand van 150 meter) terwijl de hellingen naar het zuiden, westen en noorden een steiler verloop kennen (3,5 meter over een afstand van 20 tot 35 meter).
Het groen direct grenzend aan deze locatie kent twee belangrijke karakteristieken. Aan de westzijde wordt het woongebied begrensd door een stevige groene bosrand, terwijl het gebied ten oosten van de flauwe helling (ten noorden van de rietzone langs de Zandse plas) zich kenmerkt door een glooiend landschap met bomen, struweel, opgaande kruiden, brede gemengde heggen en kruidenrijk grasland. Centraal door het plangebied loopt een groene zone van tenminste 18 tot 30 meter breed van west naar oost, als verbinding tussen de plas en het bosgebied.
Uitgangspunt bij de inpassing van de woningen is dat (vrijwel) alle woningen zo veel mogelijk profiteren van de ligging aan/oriëntatie op de Zandse Plas. Doordat het gebied is gelegen op een helling, met een hoogteverschil van ca. 3,5 meter, is dit ook voor woningen in de tweede of derde lijn mogelijk. De helling, en daarmee de woningen, zijn gericht op het oosten, zuidoosten en zuiden. Door de hoogteverschillen en de oriëntatie ontstaat er bij iedere woning een ander perspectief op het park en de plas. Tussen de woningen glooit het landschap richting de plassen naar beneden. De woningbouw moet een bijzonder en onderscheidend woonmilieu vormen waardoor het gebied een eigen kenmerkende identiteit krijgt. Dit moet bereikt worden door in ieder geval een bijzondere woningtypologie in combinatie met een royaal, open en transparant (park)landschap met karakteristieke beplantingen. Hierdoor wordt ook aan de woningen die verder van de plas af liggen een groene kwaliteit geboden. Kenmerkend voor de woningen in het parklandschap is de verhouding tussen de (beperkte) privé ruimte ten opzichte van de royale (semi-)openbare ruimte, oftewel de woningen en hun percelen zullen zich, zo veel mogelijk, voegen naar het (park)landschap. De omzoming door het bos draagt zorg voor een robuuste rand die enerzijds de samenhang borgt, maar anderzijds een stevige overgang vormt naar het achterliggende gebied.
Met deze eigenschappen zijn 3 kenmerkende woonthema's te onderscheiden:
Binnen deze kenmerkende woonthema's is tevens een clustering van woningen mogelijk in een noord- en een zuidflank, onderbroken door een 18 tot 30 meter brede bebouwingsvrije parkzone.
Voor de woningen in de landschapszone zijn in het in 2009 vastgestelde beeldkwaliteitplan kaders geformuleerd. De intentie van dit beeldkwaliteitplan was het benoemen van de belangrijkste sferen die het beeld bepalen. Hiermee zijn de belangrijkste onderscheidende karakteristieken van de verschillende woonmilieus in de landschapszone vastgelegd zodat er herkenbare, van elkaar onderscheidende woonmilieus ontstaan.
De karakteristieken van de vrijstaande woningen aan de noordzijde van de Zandse Plas zijn als volgt geformuleerd. De locatie biedt weidse zichten over het water, is zon georiënteerd en kent kleine hoogteverschillen aan de westzijde. De luchtigheid die het gebied kenmerkt wordt aangegrepen bij de keuze voor de architectuur. Licht en openheid karakteriseren de architectuur en de open ruimte rondom de woningen. De geprojecteerde woningbouw is geïnspireerd op de Scandinavische woonbuurten die in het landschap zijn ingepast. Woningen die bijvoorbeeld zijn opgezet uit hout worden gegroepeerd en in een landschappelijke setting geplaatst. De clusters respecteren de centrale open ruimte in het gebied ten behoeve van een ecologische doorgang. Groen tussen de woningen dient een overgang te vormen tussen het aangrenzende Betuws landschap (de boomgaarden) in het noorden en het strand bij de plas in het oosten en zuiden. De woningen dienen in hun vorm op te gaan in het landschap, bijvoorbeeld in dakhellingen die gelijk lopen met de hellingsgraden van het lichtgolvend landschap. Het totaal dient als één geheel ontworpen te worden. De woningen dienen met de hoogteverschillen verweven te worden en dramatiseren door hun verschillende hoogten en dakhellingen het landschap. Het aantal lagen per woning varieert van 1 laag met flauwe kap tot drie lagen met kap. Kappen kunnen ver doorlopen ter accentuering van de hellingen.
Volume, materialisering, buiteninrichting en kleurgebruik:
Dit bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan Landschapszone. Deze aanpassingen passen binnen het beleidskader zoals opgenomen in het bestemmingsplan Landschapszone.
In het bestemmingsplan Landschapszone is een ruimtelijke onderbouwing voor deze ontwikkeling opgenomen. In dit hoofdstuk wordt alleen ingegaan op de consequenties van de aanpassingen die met deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt en nieuwe ontwikkelingen die rondom het plangebied hebben plaatsgevonden.
Ten westen van het plangebied zijn een bioscoop en restaurant gevestigd. De afstand bedraagt ongeveer 200 m. Voor zowel een bioscoop als een restaurant gelden op basis van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" een richtafstand van 30 m voor een rustige woonomgeving. Nog daargelaten of dit een rustige woonomgeving of een gemengd gebied is, wordt er hiermee voldaan aan de richtafstand.
Het plangebied maakt 50 nieuwe woningen mogelijk binnen de geluidzone van de spoorlijn Nijmegen-Arnhem. Ook ligt gebied binnen de zone van de nog te bestemmen van de Dorpensingel. Er is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting die deze wegen veroorzaken op de woonbestemmingen binnen het plangebied. De geluidsbelasting veroorzaakt door het spoor is berekend met de gegevens uit het geluidregister spoor van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De impact van het verkeer op de Dorpensingel is gebaseerd op de verkeersprognoses voor 2032. De geluidsbelasting door het spoor is lager dan 55 dB, de voorkeurswaarde voor spoorweglawaai van de Wet geluidhinder.
De geluidsbelasting door het verkeer op de nog aan te leggen Dorpensingel is met 49 dB, 1 dB hoger dan de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai. Bij de berekening van het lawaai van de Dorpensingel is een aantal aannames gedaan omdat er nog geen definitief ontwerp is. Ook moet er nog een bestemmingsplanprocedure voor de Dorpensingel worden gevolgd. Daarom wordt er bij dit bestemmingsplan nog geen hogere waarde vastgesteld. Bij de verdere uitwerking van de Dorpensingel kunnen namelijk nog maatregelen worden getroffen waarmee de geluidsbelasting tot 48 dB kan worden gereduceerd. In het akoestisch onderzoek bij dit plan is bijvoorbeeld aangetoond dat een geluidscherm van 1 m hoog voldoende is om de geluidsbelasting te verlagen. Voorliggend bestemmingsplan maakt geluidwerende voorzieningen mogelijk (Bijlage 1 Akoestisch onderzoek).
Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. De Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).
Volgens de stikstofberekeningen is de stikstofdepositie voor dit project niet hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.) zijn dus op voorhand uit te sluiten. Daarmee is er dan ook geen Wnb-toestemming stikstof nodig en wordt voldaan aan de Wnb (Bijlage 2 Aeriusberekeningen).
Voorliggende aanpassing van het bestemmingsplan brengt geen verandering in de situatie met betrekking tot externe veiligheid.
Voor het verdere ontwerp is het van belang dat er (conform Bouwbesluit) rekening wordt gehouden met de bluswatervoorziening (op max. 40 meter van de toegang van de woningen en minimaal 30 m3/u) en de bereikbaarheid (panden bereikbaar voor brandweervoertuigen tot op minimaal 40 meter).
Conform de richtlijnen van BrandweerNederland dienen de panden in woongebieden langs twee onafhankelijke routes te bereiken te zijn.
Er zijn geen belemmeringen voor planontwikkeling. Voorafgaand aan het indienen van de omgevingsvergunning bouw zal een actualiserend bodemonderzoek verricht moeten worden.
Het plangebied valt onder de kaders van het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009. De aanpassingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan Landschapszone zijn voor het aspect Water zeer beperkt. De aanpassingen leiden tot een beperkte toename van het verhard oppervlak. Deze wijziging kan echter opgevangen worden binnen de reeds gerealiseerde retentie in de landschapszone. In het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan zal dit nader worden uitgewerkt.
Soortenmanagementplan Nijmegen- De Waalsprong (SMP-N)
De gemeente Nijmegen heeft voor het ontwikkelgebied 'de Waalsprong' meegedaan aan een pilot Soortenmanagementplan van de provincie Gelderland. Het Soortenmanagementplan Nijmegen de Waalsprong (SMP-N) is een plan van de gemeente waarin zij aangeeft hoe in de ontwikkelgebieden van de Waalsprong wordt omgegaan met de daar voorkomende soorten i.c. de steenuil, ransuil, kerkuil, buizerd, roek, grote modderkruiper, rugstreeppad en poelkikker. Op basis van het SMP-N is een zogenoemde gebiedsontheffing soorten Wet natuurbescherming (Wnb) verkregen. Deze ontheffing is alleen mogelijk als in de eindsituatie een duidelijke 'plus' voor (beschermde) soorten wordt gecreëerd. Het SMP-N is op 12 maart 2019 door het college vastgesteld en op 14 maart 2019 heeft Gedeputeerde Staten van Gelderland besloten om de gevraagde ontheffing te verlenen.
Door uitvoering van het SMP-N wordt bewust een plus voor de natuur gecreëerd in de groenstructuur en in de gebouwen. Op die manier wordt ook de natuurbeleving van mensen in hun woonomgeving versterkt. Zowel voor de ontwikkel- als de eindfase is in het SMP-N de ambitie en de integrale aanpak aangegeven om te komen tot een duurzame instandhouding van op dit moment in het gebied de Waalsprong voorkomende beschermde diersoorten steenuil, ransuil, kerkuil, buizerd, roek, rugstreeppad, grote modderkruiper en poelkikker. Daartoe wordt de landschappelijk zone rondom de meer stedelijke woningbouwlocaties van de Waalsprong zodanig ingericht en beheerd dat er kansen worden geboden voor de beschermde soorten en er voor biodiversiteit in algemene zin een plus wordt behaald.
Groenstructuur landschappelijke zone
Als ontwerpkader is gekozen voor elementen en sfeerbeelden van de historische inrichting van het landschap zoals dat aanwezig was voor de opkomst van de kassentuinbouw in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Door het accent te leggen op het behouden, terugbrengen en versterken van karakteristieke landschapselementen (zoals houtwallen, groepjes, solitaire bomen of bomenrijen, struweelheggen, poelen en kruidenrijke graslanden) wordt een heel natuurlijk passend kader geschapen voor de (her)inrichting van de landschappelijke zone van de Waalsprong. Deze zone zorgt ook voor een directe ecologische verbinding en aansluiting met omringende groene gebieden. De landschappelijke zone bedient hiermee zowel de woningbouw (ruimtelijke kwaliteit, beleving inwoners) als de natuur (met landschapselementen die afgestemd zijn op de specifieke soorten).
In de ontwerpen per deelgebied is aandacht besteed aan de samenhang tussen de inrichtingselementen en zijn er verschillende milieus gecreëerd waardoor er per soort accenten zijn gelegd. Door deze verschillende accenten ontstaan gebieden die geschikt zijn voor de soort maar die ook gebruikt kunnen worden door andere soorten.
Natuurinclusief bouwen
Via het SMP-N wordt deels ook invulling gegeven aan de aangenomen raadsmotie 'Natuurinclusief bouwen' van 14 november 2018.
Ter uitvoering van de raadsmotie wordt in de Waalsprong een wijk ontwikkeld waar rekening wordt gehouden met allerlei aspecten van de natuur of die nou zeldzaam en beschermd zijn of niet. In dit licht is een korte handleiding 'Natuurinclusief bouwen' opgesteld die makkelijk toepasbare brokjes biedt waaruit gekozen kan worden, afhankelijk van wat in welke situatie mogelijk is
Voor alle nieuw te ontwikkelen gebieden geldt vanaf 2020 het in het SMP-N vastgelegde ambitieniveau. Dit betreft geïntegreerde voorzieningen in de gevels of onder dakpannen van hoogbouw en grondgebonden woningen en richt zich in eerste instantie op de gebouwgebonden soorten: gewone dwergvleermuis, huismus en gierzwaluw. Op basis van de ecologische potenties en behoeften, worden er binnen de deelgebieden bepaald op welke soorten en aanvullende maatregelen de focus wordt gelegd.
Om tot duurzame vestiging van de gewone dwergvleermuis, huismus en gierzwaluw te komen, zijn nestvoorzieningen alleen niet genoeg. Wanneer de soorten geen plek hebben om te foerageren, is de waarde van de nestvoorzieningen beperkt. Voor écht natuurinclusief bouwen en ontwikkelen is dus meer variatie in de maatregelen nodig. Daarom wordt door de gemeente de mogelijkheid geboden om de verplichte nestvoorzieningen uit SMP-N in sommige gevallen 'in te wisselen' met groene omgevingsmaatregelen. Dat is vooral van belang in een meer stenige omgeving met weinig tuinen en openbaar groen. Voor dit doel is de 'Nijmeegse Toolbox natuurinclusief ontwikkelen en bouwen' in ontwikkeling. De toolbox wordt gekoppeld aan de 'Leidraad natuurinclusief bouwen, renoveren en verduurzamen' van de Provincie Gelderland.
Quickscan beschermde soorten
Op 24 oktober 2019 heeft Bureau Waardenburg een quickscan beschermde soorten uitgevoerd (Bijlage 3 Quickscan Wnb). Uit de quickscan blijkt het volgende:
Effecten van de ingreep
Ongewervelden
Begroeiingen op de oevers van de Zandse plas kunnen een functie hebben voor de Teunisbloempijlstaart (beschermde vlindersoort). De oevers van de Zandse plas worden ongemoeid gelaten, waardoor negatieve effecten op de Teunisbloempijlstaart uitgesloten zijn.
Amfibieën en grondgebonden zoogdieren
Grond- en graafwerkzaamheden kunnen algemeen voorkomende amfibieën en grondgebonden zoogdieren van het 'Beschermingsregime andere soorten' treffen. Het betreft algemeen voorkomende soorten (lokaal, regionaal en landelijk) en het aantal dieren dat potentieel gemoeid is met de (lokale) ingreep is beperkt. De gunstige staat van instandhouding van deze soorten is daarom niet in het geding.
Broedvogels
De ingreep betekent een geringe afname van potentieel foerageergebied voor buizerd, kerkuil en steenuil. Voor deze soorten is een gebiedsgerichte ontheffing verleend op basis van het SMP-N. Er dient volgens dit plan en de voorschriften uit de ontheffing gehandeld te worden. Een aanvullende effectbeoordeling of ontheffing is niet nodig voor het project.
Grond- en graafwerkzaamheden in het broedseizoen kunnen er toe leiden dat nesten van andere vogelsoorten die in gebruik zijn beschadigd raken of verlaten worden door de oudervogels als gevolg van verstoring.
Andere soorten
Negatieve effecten op andere beschermde soorten als gevolg van de voorgenomen ingreep zijn uitgesloten. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied namelijk geen (essentiële) betekenis.
Beoordeling Wet natuurbescherming beschermde soorten
Ongewervelden
De oevers van de Zandse plas worden ongemoeid gelaten, waardoor overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de Teunisbloempijlstaart uitgesloten is.
Amfibieën en grondgebonden zoogdieren
Het vernietigen of aantasten van verblijfplaatsen van voorkomende amfibieën en grondgebonden zoogdieren is een overtreding van de Wnb artikel 3.10. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen en is dus geen ontheffing nodig.
Broedvogels
Voor het vernietigen van nesten die in gebruik zijn en het verstoren van in gebruik zijnde nesten van vogels zodanig dat broedsels mislukken (overtredingen van art. 3.1 lid 2 en 4) is geen ontheffing mogelijk. Het vernietigen en verstoren van in gebruik zijnde nesten moet worden voorkomen. Voor buizerd, kerkuil en steenuil is een gebiedsgerichte ontheffing verleend op basis van het SMP-N. Er dient volgens dit plan en de voorschriften uit de ontheffing gehandeld te worden.
Randvoorwaarden voor werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep
Het verstoren en vernietigen van vogelnesten die in gebruik zijn moet voorkomen worden om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Dit kan door (voorbereidende) (bouw)werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Wnb geen standaard periode gehanteerd. De lengte en de aanvang van het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet voor het broedseizoen rekening gehouden worden met de periode half maart tot half augustus.
Voor buizerd, kerkuil en steenuil dient gehandeld te worden conform SMP-N en de voorschriften uit de ontheffing. De soorten worden door de gemeente Nijmegen gemonitord en voor de start van de uitvoering wordt er een inspectie uitgevoerd.
De oeverbegroeiing van Zandse plas wordt niet aangetast en het toekomstig beheer van de oever is gericht op instandhouding van waardplanten voor de Teunisbloempijlstaart.
Aanbevelingen
In het kader van de zorgplicht wordt aanbevolen om bij het bouwrijp maken van het terrein één richting uit te werken, zodat algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën de kans krijgen het gebied te verlaten.
Conclusie
Het plangebied heeft mogelijk een functie voor de Teunisbloempijlstaart, een beschermde vlindersoort. Op de oevers van de Zandse plas zijn waardplanten voor dit soort aanwezig. Indien de oevers van de Zandse plas ongemoeid worden gelaten en het beheer geschikt blijft voor de betreffende waardplanten, is er geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van dit soort. Bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels om negatieve effecten - en daarmee overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb - te voorkomen. Steenuil, kerkuil en buizerd zijn in de omgeving van het plangebied aanwezig. Voor deze soorten is een gebiedsgerichte ontheffing verleend op basis van het Soortenmanagementplan Nijmegen - De Waalsprong. Er dient volgens dit plan en de voorschriften uit de ontheffing gehandeld te worden. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied geen betekenis, geldt een vrijstelling van overtreding van verbodsbepalingen of zijn negatieve effecten van de voorgenomen ingreep uitgesloten.
Het facetbestemmingsplan Archeologie is van toepassing. Het grootste deel van het plangebied heeft een lage tot middelhoge verwachtingswaarde (Waarde Archeologie 1). Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen die een oppervlak van 2500 m² of groter betreffen, er tenminste een archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. In plangebieden met een dergelijke omvang of groter bestaat een gerede kans dat bij het uitvoeren van een inventariserend booronderzoek of een proefsleuvenonderzoek nog onbekende archeologische resten worden ontdekt en gewaardeerd.
Een strook aan de westkant van het plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde (Waarde Archeologie 2). Voor deze categorie geldt dat voor bouwwerkzaamheden waarbij ingrepen in de bodem met een oppervlak meer dan 100 m² en grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld vooraf archeologisch dient plaats te vinden.
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen in stadsdeel Nijmegen-Noord, in het gebied Ressen. Het plangebied wordt ontsloten vanaf het Keizer Augustusplein. Het Keizer Augustusplein functioneert als een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom.
Het woongebied zou oorspronkelijk centraal vanuit het westen worden ontsloten. Met de inpassing van de bioscoop, het transferium en de snelfietsroute is een ontsluitingsroute centraal vanuit het westen over het archeologisch rijksmonument niet meer in te passen. Daarbij vormt het hoogteverschil in het gebied een belemmering om een ontsluitingsroute op een terughoudende wijze in te passen. Ook was geen rekening gehouden met de nog te realiseren Dorpensingel. In de huidige situatie is een noordelijke ontsluiting van het gebied het beste in te passen via een eigen route of in aansluiting op het tracé van de Dorpensingel.
Om het woongebied te ontsluiten van en naar het Keizer Augustusplein zijn de volgende scenario's mogelijk:
Ontsluitingsvarianten (1. aansluiting op Dorpensingel 2. tijdelijke ontsluiting)
Langzaam verkeer
Het plangebied kan via de aanliggende fietspaden ontsloten worden door fietsers en voetgangers. Deze fietspaden sluiten in westelijke richting aan op de snelfietsroute Rijn-Waalpad en in oostelijke en zuidelijke richting op de fietsroute "Zandsepad".
Het fietspad aan de westzijde van de Zandse Plas kan wordem omgevormd naar een zogenaamde "fietsstraat". In een fietsstraat is de auto te gast.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen aan de "Ovatonde" Keizer Augustusplein. Deze bevinden zich op ca. 650 meter loopafstand van het plangebied. Deze haltevoorzieningen worden waarschijnlijk nog verplaatst richting de bioscoop en de te realiseren bouwmarkt en komen dan dichter bij het plangebied te liggen.
Expeditie
Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het gemotoriseerde verkeer.
Parkeren
Op grond van het facetbestemmingsplan Parkeren zijn de beleidsregels parkeren van toepassing. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde 'Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen; Herziening 2016'. De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke'. Het plangebied valt in gebied "rest bebouwde kom".
Verkeersveiligheid
Om de verkeersveiligheid te vergroten richten we onze wegen, waar mogelijk en wenselijk, in als 30 km/uur straten, belangrijke voorwaarde hierbij is dat de auto-intensiteit voldoende laag is. Dit is verwoord in het 'Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030; Nijmegen Goed op Weg'. De wegen binnen het plangebied zijn erftoegangswegen binnen bebouwde kom, hiervoor geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.
In het bestemmingsplan is door het opnemen van dubbelbestemmingen rekening gehouden met de ligging van een rioolleiding aan de noord- en oostkant van het plangebied en de ligging van een ondergrondse hoogspanningsleiding en hogedruk aardgasleidingen aan de noordzijde van het plangebied. Wanneer werkzaamheden in de ondergrond plaats moeten vinden, wordt eerst advies gevraagd bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
De zone in het noordwesten van het plangebied dient nog onderzocht te worden op niet gesprongen explosieven. De rest van plangebied is dit afhankelijk van de te verstoren dieptes. Er is al veel vrijgegeven maar tot op verschillende dieptes. Afhankelijk van de werkzaamheden zal nog nader onderzoek moeten plaatsvinden.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de Duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Voor het gebied Landschappelijk Wonen zijn twee specifieke aandachtspunten benoemd op het gebied van duurzaamheid: het gebruik van natuurlijke materialen en natuur inclusief bouwen.
Natuurlijke materialen
Het gebruik van natuurlijke materialen is een specifieke vorm van circulair bouwen. Aanleiding om op deze plek specifiek in te zetten op gebruik van natuurlijke (biobased) materialen is:
Als beoordelingsbasis voor circulair bouwen wordt de Milieu-Prestatie Gebouwen (MPG) gebruikt, een berekening die tegenwoordig een wettelijk vereist onderdeel van bouwaanvragen is. Met berekeningssystemen zoals GPR (Gemeente Praktijk Richtlijnen) kan een MPG ook indicatief voor schetsontwerpen en voorontwerpen in beeld gebracht worden.
Natuur inclusief bouwen
Een steeds groter deel van de bevolking woont in steden waarbij veel diersoorten steeds afhankelijker worden van de stedelijke omgeving. Door stadsontwikkeling ontstaan kansen om het leefgebied van diverse soorten te verbeteren.
Door natuurinclusieve maatregelen in de stad toe te passen, wordt de leefomgeving voor gebouwbewonende diersoorten verbeterd en de biodiversiteit bevorderd. Ook hebben de maatregelen effect als anti-mug en anti-stress en geven ze belevingswaarden. De groene maatregelen dragen bij aan stedelijke opgaven zoals verkoeling, waterberging en opvang van fijnstof en ze geven aanleiding voor educatie en spel. Groen in het algemeen is goed voor het welzijn van bewoners.
Daarbij kan worden gedacht aan ingebouwde nestplaatsen voor vogels en vleermuizen, groene daken en gevels en groen voor beschutting en voedsel, zodanig dat natuurwaarden er baat bij hebben.
Warmtenet
Het gebied valt in het concessiegebied van het warmtenet dat in de Waalsprong wordt aangelegd. Via het warmtenet is duurzame warmte vanuit de ARN beschikbaar. De woningen zullen op het warmtenet worden aangesloten.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan "Landschapszone", het zogenaamde moederplan. Dit betekent dat het bestemmingsplan Landschapszone blijft gelden maar het bestemmingsplan Landschapszone voor het plangebied op onderdelen wordt herzien. Tevens gelden het "Facetbestemmingsplan Parkeren" en "Facetbestemmingsplan Archeologie".
Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en wordt ingegaan op het plangebied en de gewenste ontwikkeling.
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen endubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.
Inleidende regels
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten. Daarbij wordt verwezen naar de begrippen en wijze van meten in het bestemmingsplan Landschapszone. Alleen de aanpassingen ten opzichte van het bestemmingsplan Landschapszone zijn aangegeven.
Bij de begrippen is een definitie van 'fietsstraat' opgenomen en is aangegeven wat onder een 'levend groene erfafscheiding' moet worden verstaan.
Bij wijze van meten is de definitie van 'bebouwde oppervlakte' aangepast ten behoeve van terrassen bij de woningen en bij de definitie van 'peil' is rekening gehouden met de ophoging van het terrein.
Bestemmingsregels
Bij de bestemmingsregels is aangegeven dat de bestemmingsregels uit het bestemmingsplan Landschapszone onverminderd van toepassing zijn, met dien verstande dat met de vaststelling van het facetbestemmingsplannen Archeologie en Parkeren een nieuwe regeling voor archeologie en parkeren is vastgesteld en voor het plangebied voor de bestemmingen 'Groen' en 'Woongebied' een nieuwe regeling is opgenomen.
Groen
De bestemming 'Groen' vervangt voor het plangebied de bestemming 'Groen' uit het vigerende bestemmingsplan. Binnen de bestemming 'Groen' is een aanduiding 'ontsluiting' opgenomen om daarmee de ontsluitingsweg voor gemotoriseerd verkeer naar het woongebied mogelijk te maken. Tevens wordt langs de Zandse Plas een zogenaamde 'fietsstraat' mogelijk gemaakt. Een 'fietsstraat' is een straat die ingericht is als fietsroute, maar waarop tevens auto's zijn toegestaan. De aanduiding 'natuur- en landschapswaarde' is beperkt tot een zone langs de Zandse Plas, aangezien deze aanduiding vooral ziet op bescherming van de natuurlijke rietoever.
Woongebied
Het bestemmingsvlak 'Woongebied' is wat vergroot zodat ook de tuinen bij woningen in de bestemming 'Woongebied' vallen. Het aantal woningen neemt niet toe (blijft 50). Binnen deze bestemming zijn ook tuinen met bijbehorende terassen, parkeervoorzieningen en bouwwerken ten algemene nutte mogelijk gemaakt. Het bebouwingspercentage is komen te vervallen. Per bouwperceel geldt nu een maximale bebouwde oppervlakte van 180 m2.. Ook is de maximale bouw- en goothoogte aangepast, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen het westelijk- en het oostelijk deel van het plangebied. Daarbij is het mogelijk gemaakt dat de woningen in het oostelijk deel van het plangebied (vrijstaande woningen in een parkachtige setting) deels worden verhoogd. De breedte van de groene zone in oostwest richting is aan de westzijde versmald.
Daarnaast komt er een aantal dubbelbestemmingen voor:
Algemene regels
In deze partiële herziening zijn algemene aanduidingsregels opgenomen betreffende de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen' (deze aanduiding komt namelijk zowel voor binnen de bestemmingen 'Groen' als 'Woongebied') en de aanduiding 'wetgevingszone-waarde archeologie 1' (hiervoor blijft het facetbestemmingsplan Archeologie van toepassing). Tevens zijn de parkeerregels uit het facetbestemmingsplan Parkeren van toepassing. Aan deze regeling wordt toegevoegd dat parkeren door bewoners uitsluitend op het bouwperceel mag plaatsvinden. Parkeren voor bezoekers mag ook elders op het terrein plaatsvinden. Ook is een voorrangregeling opgenomen voor wanneer twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen. Voor het overige zijn de algemene regels uit het bestemmingsplan Landschapszone van toepassing.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk is de overgangsregeling opgenomen. In de slotregel staat de officiële naam van dit bestemmingsplan. Deze overgangs- en slotregels vervangen de regeling uit het bestemmingsplan Landschapszone.
Het planvoornemen is een gemeentelijk initiatief. Er is geen sprake van kostenverhaal.
De nieuwe bouwmogelijkheden betreffen gronden die in eigendom zijn van de gemeente Nijmegen. De gemeente hoeft daarom geen exploitatieplan vast te stellen conform artikel 6.12, lid 1 Wro. Voor de dekking van de te maken kosten is budget gereserveerd in de grondexploitatie Waalsprong. Daarom kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
Het concept bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg aan de overlegpartners toegestuurd. De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder opgenomen.
Provincie Gelderland
Overlegreactie
Woningen waren al toegestaan, alleen wijzigt er wat in het stedenbouwkundig programma. Volgens de omgevingsvisie Gaaf Gelderland vindt de provincie thema's als duurzaam- en klimaatadaptief bouwen en het versterken van biodiversiteit belangrijk. Gevraagd wordt hier aandacht aan te besteden in de toelichting van het bestemmingsplan. Verder wordt gewezen op stikstof bij de uitvoering.
Beoordeling
Naar aanleiding van deze overlegreactie heeft een Aerius berekening plaatsgevonden en is in paragraaf 4.3 ingegaan op de stikstofdepositie. In paragraaf 4.7 is ingegaan op flora en fauna en in paragraaf 4.11 op klimaat en duurzaam bouwen.
Waterschap Rivierenland
Overlegreactie
Het Waterschap heeft aangegeven dat waterparagraaf wat summier te vinden en heeft hiervoor een tekstvoorstel gedaaan. Wanneer deze tekst wordt toegevoegd is het Waterschap akkoord met het bestemmingsplan.
Het Waterschap ziet graag het ontwerpbestemmingsplan, in het kader van de watertoetsprocedure, tegemoet. Ook ontvangt het Waterschap graag het waterhuishoudkundig plan ter goedkeuring alvorens de watervergunning wordt aangevraagd. In het waterhuishoudkundig plan zal de bouwhoogte nader onderbouwd moeten worden in verband met de benodigde ontwateringsdiepte ten opzichte van de grondwaterstanden.
Beoordeling
In de waterparagraaf (4.6) is de aangeleverde tekst opgenomen. Voorafgaand aan de aanvraag watervergunning zal een waterhuishoudkundig plan worden opgesteld en aan het Waterschap ter beoordeling worden voorgelegd. Het ontwerp bestemmingsplan is aan het Waterschap toegezonden.
Gasunie
Overlegreactie
Uit de verbeelding van het voorontwerp blijkt dat de ontsluitingsweg die is gepland aan de noordkant van het plangebied gasleidingen zal kruisen. Het verzoek is dan ook om zo snel mogelijk contact op te nemen met de afdeling Tracébeheer (via cta@gasunie.nl). Verder heeft de Gasunie geen opmerkingen.
Beoordeling
Over de ontsluiting van het plangebied is inmiddels contact opgenomen met afdeling Tracébeheer.
Qirion
Overlegreactie
Qirion heeft aangegeven technisch geen bezwaar te hebben tegen het bestemmingsplan. Wel wordt aandacht gevraagd voor elektromagnetische velden, deze magneetvelden ontstaan bij transport van elektriciteit.
Beoordeling
De ondergrondse hoogspanningsleiding is in de groenzone gelegen op ruime afstand van de te realiseren woningen. Gezien deze afstand en dat er sprake is van een ondergrondse leiding, verwachten wij geen invloed van magnetische velden bij de woningen.