direct naar inhoud van Regels
Plan: Landschapszone - 11 (Landschappelijk wonen)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.PH24011-VG01

Regels

De bestemmingsregels behorende bij het bestemmingsplan Landschapszone (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01) zijn onverminderd van toepassing, met dien verstande dat met de vaststelling van het facetbestemmingsplan Parkeren (NL.IMRO.0268.FBPParkeren-VG01) er een nieuwe parkeerregeling is vastgesteld en in het facetbestemmingsplan Archeologie (NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01) een nieuwe regeling voor archeologie. Met de voorliggende partiële herziening worden de regels en verbeelding van het bestemmingsplan Landschapszone, voor zover betrekking hebbend op het plangebied, op onderdelen aangepast.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De regels behorende bij de 'Begrippen' (artikel 1) uit het bestemmingsplan "Landschapszone" (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01) zijn onverminderd van toepassing voor de onderhavige partiële herziening, met inachtneming van de volgende aanpassingen:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Landschapszone - 11 (Landschappelijk wonen) met identificatienummer NL.IMRO.0268.PH24011-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 fietsstraat

Een fietsstraat is een straat die ingericht is als fietsroute, maar waarop tevens auto`s zijn toegestaan.

1.4 levend groene erfafscheiding

erfafscheiding bestaande uit levende planten die door een vaste constructie van extra stevigheid wordt voorzien.

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0268.BP24000-OH01/r_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_1.html

Artikel 2 Wijze van meten

De regels behorende bij de 'Wijze van meten' (artikel 2) uit het bestemmingsplan "Landschapszone" (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01) zijn onverminderd van toepassing voor de onderhavige partiële herziening, met inachtneming van de volgende aanpassingen:

2.1 bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle op een bouwperceel aanwezige al dan niet ondergrondse bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels, balkons en terrassen.

2.2 peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de goot- en bouwhoogte wordt gemeten en als volgt bepaald:

  • a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het ten behoeve van de gebiedsontwikkeling gecreëerde aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  • d. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het ten behoeve van de gebiedsontwikkeling gecreëerde aansluitende afgewerkte maaiveld.

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0268.BP24000-OH01/r_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_1.html

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De bestemmingsregels behorende uit het bestemmingsplan Landschapszone (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01) zijn onverminderd van toepassing, met dien verstande dat met de vaststelling van het facetbestemmingsplan Parkeren (NL.IMRO.0268.FBPParkeren-VG01) er een nieuwe parkeerregeling is vastgesteld en in het facetbestemmingsplan Archeologie (NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01) een nieuwe regeling voor archeologie. De bestemmingen "Groen"en "Woongebied"uit het bestemmingsplan Landschapszone worden, voor zover geldend voor het plangebied, door onderstaande regelingen vervangen.

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een stadspark met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, waterpartijen, fiets- en voetpaden;
  • b. voor (bouw)werken ten algemene nutte ingevolge het bepaalde in artikel 17 en beeldende kunst ingevolge het bepaalde in artikel 18a van bestemmingsplan Landschapszone;
  • c. voor wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken, peilregelende kunstwerken en overbruggingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" tevens voor ontsluiting van het woongebied en doorgaande routes door het gebied;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "natuur- en landschapswaarden" tevens voor het behoud en de instandhouding van de natuurlijke rietoever van de plassen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - fietsstraat" tevens voor een fietsstraat;
  • g. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidwallen en geluidsschermen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemene nutte zoals bedoeld in artikel 17 van bestemmingsplan Landschapszone;
  • b. beeldende kunst zoals bedoeld in artikel 18a van bestemmingsplan Landschapszone;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2.2 Specifieke bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan 8 meter bedragen, met dien verstande dat reclamemasten niet zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen met bijbehorende terrassen;
  • c. wegen, fiets- en voetpaden;
  • d. verblijfsgebieden;
  • e. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • f. voor (bouw)werken ten algemene nutte ingevolge het bepaalde in artikel 17 van bestemmingsplan Landschapszone;
  • g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  • h. levend groene erfafscheidingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:vaver

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan-, uit- en bijgebouwen;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemene nutte zoals bedoeld in artikel 17 van bestemmingsplan Landschapszone;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Specifieke bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende bepalingen:

  • a. binnen de aanduiding 'bouwvlak' zijn maximaal 50 grondgebonden woningen toegestaan;
  • b. de woningen zijn vrijstaand of geclusterd;
  • c. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 180 m2 per bouwperceel;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d en e geldt dat ter plaatse van de aanduiding "maximum goot- en bouwhoogte 4 en 6 m" voor maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw een goothoogte van maximaal 7 m en een bouwhoogte van maximaal 8 m is toegestaan;
  • g. tussen de bouwpercelen wordt een groene, open zone in oost-west richting gerealiseerd, met een minimale breedte van 18 m aan de westzijde, oplopend naar een minimale breedte van 30 m aan de oostzijde;

Voor het overige bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • h. aangrenzend aan hoofdgebouwen mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen (met uitzondering van luifels) zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter;
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste 0,3 m boven de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de tweede bouwlaag bedragen;
  • j. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 4,5 meter bedragen;
  • k. de hoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • l. de bouwhoogte van levend groene erfafscheidingen mag aan de voorzijde van de woning tot 3 meter achter de voorgevellijn niet meer dan 1 meter bedragen en overigens niet meer dan 2 meter;
  • m. de bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan 8 meter bedragen, met dien verstande dat reclamemasten niet zijn toegestaan;
  • n. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

Artikel 5 Leiding - Gas (dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17 van bestemmingsplan Landschapszone;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
5.2.2 Specifieke bouwregels
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn;
  • b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet worden gebouwd, tenzij het gaat om (vervanging van) bestaande bouwwerken.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 5.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

5.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad en het niet gaat om een kwetsbaar object.

5.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
5.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad.

5.5.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 6 Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17 van het bestemmingsplan Landschapszone ;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
6.2.2 Specifieke bouwregels
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
  • b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij het gaat om (vervanging van) bestaande bouwwerken.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 6.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

6.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad.

6.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad.

6.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 7 Leiding - Riool (dubbelbestemming)

De regels behorende bij de dubbelbestemming Leiding - Riool uit het bestemmingsplan Landschapszone (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01) zijn onverminderd van toepassing.

https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0268.BP24000-OH01/r_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_2.13.html

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

De regels behorende bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 uit het facetbestemmingsplan Archeologie (NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01) zijn onverminderd van toepassing.

Artikel 9 Waterstaat - Waterberging (dubbelbestemming)

Artikel 9 Waterstaat - Waterberging (dubbelbestemming)

De regels behorende bij de dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging uit het bestemmingsplan Landschapszone (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01) zijn onverminderd van toepassing.

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0268.BP24000-OH01/r_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_2.15.html

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De Algemene regels behorende uit het bestemmingsplan Landschapszone (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01) zijn onverminderd van toepassing, met dien verstande dat met de vaststelling van het facetbestemmingsplan Parkeren (NL.IMRO.0268.FBPParkeren-VG01) er een nieuwe parkeerregeling is vastgesteld en in het facetbestemmingsplan Archeologie (NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01) een nieuwe regeling voor archeologie. De aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen'is in voorliggende partiële herziening opgenomen als een gebiedsaanduiding.

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0268.BP24000-OH01/r_NL.IMRO.0268.BP24000-OH01_3.html

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' mag slechts worden gebouwd na een positief schriftelijk advies van de beheerder van de gasleiding.

10.2 wetgevingzone - waarde archeologie 1

De regels behorende bij de aanduiding 'wetgevingzone - waarde archeologie 1' uit het facetbestemmingsplan Archeologie (NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01) zijn onverminderd van toepassing.

https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01/r_NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01.html

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeerregels

De regels uit het facetbestemmingsplan Parkeren (NL.IMRO.0268.FBPParkeren-VG01) zijn onverminderd van toepassing, met dien verstande dat het parkeren door bewoners uitsluitend op het bouwperceel mag plaatsvinden.

https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0268.FBPParkeren-VG01/r_NL.IMRO.0268.FBPParkeren-VG01.html

11.2 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Onderstaande overgangs- en slotregel vervangen de regeling uit het bestemmingsplan Landschapszone (NL.IMRO.0268.BP24000-OH01).

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzonderingen

Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.2.3 Uitzonderingen

Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Landschapszone - 11 (Landschappelijk wonen)'.