direct naar inhoud van 3.2 Cultuurhistorie
Plan: Nijmegen Ruimte voor de Waal - 1 (Aanpassen pijlers spoorbrug)
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.PB21001-VG01

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.

Eén van de uitwerkingen van het beleid Modernisering Monumentenzorg op rijksniveau is de visie Erfgoed en Ruimte Kiezen voor Karakter (vastgesteld 15-6-2011). In deze visie heeft het rijk vijf prioriteiten voor een gebiedsgericht erfgoedbeleid benoemt, namelijk werelderfgoed, eigenheid & veiligheid, herbestemming, levend landscha en wederopbouw. Onder de prioriteit eigenheid & veiligheid vallen gebiedsopgaven met betrekking tot zee, kust en rivieren. Zowel bij de kust als de grote rivieren liggen er naast de waterveiligheid ontwikkelingspotenties ten behoeve van andere functies, waarin zowel kansen als bedreigingen voor het cultureel erfgoed kunnen schuilen. Doelstelling van het rijk is om het culturele karakter van de kuststrook respectievelijk de grote rivieren te versterken en erfgoed te positioneren bij ruimtelijke belangenafwegingen. Nadruk op het culturele karakter van deze gebieden kan die ingrepen niet in de weg staan, maar ze wel laten plaatsvinden met gevoeligheid voor de historische context en aandacht voor de ontwerpkwaliteit van nieuwe ingrepen. Historische structuren als waterlinies, stellingen, oude dijklichamen etc. worden gebruikt om bestaande en nieuwe functies mee te faciliteren en tegelijkertijd het historische karakter van de gebieden te ontsluiten.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen. 

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg, dat cultuurhistorie een belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron gebruikt kan worden, komt voort uit het landelijke Belvedere-beleid, verwoord in de Nota Belvedere uit 1999. Het Belvedere gedachtegoed is de basis geweest voor de gemeentelijke Kadernota Beeldkwaliteit (2003). Deze nota beschrijft wat de ingrediënten zijn voor de typisch Nijmeegse beeldkwaliteit en hoe de gemeente deze wil stimuleren. De bijzondere historische gelaagdheid van de Nijmeegse identiteit is daarbij van uitzonderlijk belang. Door de cultuurhistorie ontwikkelingsgericht in te zetten als ontwerpinstrument kunnen specifieke kwaliteiten en waarden van een plek worden aangegrepen om een nieuw plan te verankeren binnen het 'verhaal van de stad'.

De gemeentelijke monumentenverordening is de basis voor de gemeentelijke monumentenzorg. Hierin staat aan welke criteria een object moet voldoen om voor bescherming in aanmerking te komen.

3.2.3 Cultuurhistorie ten aanzien van het project
3.2.4 Algemeen

Nijmegen heeft een geschiedenis als het gaat om oeververbindingen over de Waal. Al sinds de Romeinse tijd kent Nijmegen verbindingen met de 'overkant'. Met het vertrek van de Romeinen verdwenen ook de vaste oeververbindingen in de grote rivieren uit beeld. Zo ook in Nijmegen; de op 12 juni 1879 geopende spoorbrug was de eerste vaste brug die Nijmegen verbond met het gebied ten noorden van de Waal. De monumentale stalen brug bestond uit vijf aanbruggen boven de Lentse uiterwaarden en drie grote bogen boven het zomerbed van de Waal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PB21001-VG01_0009.png"

Afbeelding: oude ansichtkaart van de spoorbrug met drie genoemde segmenten

Iedere aanbrug had een overspanning van 59 meter. De grote bogen overspanden ieder 129 meter. De bruggen waren uitgevoerd in stalen vakwerk; de pijlers waarop de bruggen zijn uitgevoerd in bakstenen metselwerk met een natuurstenen omkleding.

Omdat de spoorbrug de stelling van forten rondom Nijmegen doorkruistte, werd hij onderdeel van de verdedigingswerken. Het zuidelijk landhoofd werd uitgevoerd als een soort poort met twee bomvrije torenlichamen waarin een lichte bezetting de doorgang over de spoorlijn kon bewaken. De landhoofden zijn ontworpen door architect Pierre Cuypers. Het noordelijk landhoofd was tweedelig uitgevoerd. Voor het eigenlijke landhoofd lag onder de spoorlijn een buitendijkse opslagruimte die voorzien was van een beveiligde opstelling voor artillerie die gericht vuur kon geven. Tussen landhoofd en opslagruimte was een kleine houten brug aangebracht die in geval van nood simpel verwijderd kon worden om de spoorlijn onbruikbaar te maken. In de jaren '30 van de twintigste eeuw werd aan de Lentse zijde nog een drietal betonnen kazematten voor gericht vuur gebouwd.

Tijdens de oorlog werd de spoorbrug opgeblazen en ook het zuidelijk landhoofd raakte ernstig beschadigd. Tijdens de oorlog is er een tijdelijk enkelsporige brug geplaatst op hulppijlers, die in 1944 vernield werden, waardoor de brug in het water viel. Direct na de oorlog werd de hulppijler hersteld en is de hulpbrug herplaatst. Omstreeks 1950 werd deze brug vervangen door een nieuwe grote dubbelsporige brug.

Na de Tweede Wereldoorlog brak de Koude Oorlog uit. De oorlogsdreiging was voor de Nederlandse regering aanleiding maatregelen te treffen om op een oorlog voorbereid te zijn. Eén van die maatregelen was de aanleg van de IJsselinie vanaf 1951. Ook deze verdedigingslinie werd ingericht als een waterlinie. Door middel van een systeem van onder meer stuwen, sluizen en springpunten in de dijken konden de waterstromen worden gemanipuleerd en grootschalige inundaties in het IJsselgebied worden veroorzaakt. Om te verhinderen dat het opgestuwde water in westelijke richting de Betuwe zou instromen, wanneer door de vijand de dijk tussen Doornenburg en Huissen zou worden opgeblazen en de inundatie dus teniet zou worden gedaan, werd tussen Arnhem en Nijmegen een hoge dijk opgeworpen, de Defensie- of Slapersdijk. Even ten noorden van Lent kon de nieuwe dijk worden aangesloten op het bestaande hoge talud van de spoordijk Arnhem-Nijmegen. De doorgangen in de spoordijk moesten hiervoor worden aangepast en afsluitbaar gemaakt. Dit is nog te zien in de onderdoorgang bij de Griftdijk en de onderdoorgang bij het noordelijk landhoofd van de Spoorbrug.

In 1983 is omwille van de duwvaart op de Waal één brugpijler, die midden in het stroomprofiel van de Waal stond, verwijderd. Ook was het vanwege de toenemende zwaarte van het treinverkeer en de toenemende frequentie nodig de oude ijzeren bruggen te vervangen door nieuwe exemplaren. Twee stalen overbruggingen zijn toen vervangen door één nieuwe brug van 235 m lang. Later is ook de derde overbrugging verwijderd. Door de grote gewichtsbelasting van deze grote overspanning zijn drie nieuwe betonnen pijler gebouwd. Voor het zuidelijk landhoofd kwam ook een nieuwe betonnen pijler, waardoor het zuidelijk landhoofd zijn functie verloor. De oorspronkelijke pijlers van de aanbruggen werden verhoogd met betonnen slof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.PB21001-VG01_0010.jpg"

Afbeelding: zicht op pijlers van Lentse zijde

In 2005 is de snelbinder aan de oostzijde toegevoegd aan de Spoorbrug.

3.2.5 Cultuurhistorische waarde pijlers spoorbrug

De pijlers zijn nog de oorspronkelijke pijlers uit 1879. Wel zijn er betonnen sloffen opgezet in 1983.

3.2.6 Gevolgen bouwplan voor cultuurhistorische waarde

Met het voorgestelde plan worden de oorspronkelijke pijlers geheel ingepakt, dit blijkt vanwege technische redenen nodig te zijn. De oorspronkelijke pijlers blijven evenwel behouden. Er zijn daarom vanuit cultuurhistorisch oogpunt, gelet op het feit dat inpakking technisch gezien nodig is, geen bezwaren.