direct naar inhoud van Regels
Plan: Facetbestemmingsplan Archeologie 2023
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.FBPArcheologie2023-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Archeologie 2023 met identificatienummer NL.IMRO.0268.FBPArcheologie2023-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.6 archeologisch monument

terrein dat is aangewezen als beschermd monument door het college van burgemeester en wethouders op basis van artikel 1 lid 1 van de Erfgoedverordening 2021, alsmede op basis van artikel 11 Monumentenwet 1988.

1.7 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.8 archeologisch rapport

een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.9 archeologische verwachtingswaarde

de kans op archeologische vondsten of informatie.

1.10 archeologische waarden

Onder archeologische waarden wordt verstaan:

  • archeologische verwachtingswaarden;
  • vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.

1.12 bestaand
  • a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. bestaand gebruik: het legale gebruik van gronden en bouwwerken dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebruikt kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bodemingreep

alle werken en werkzaamheden die genoemd zijn in 3.4.1;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

de standaardnorm die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.

1.18 normaal onderhoud en beheer

normaal onderhoud en beheer betreft het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren, waaronder tevens begrepen:

  • a. werkzaamheden die worden uitgevoerd ten behoeve van onderhoud aan, alsmede vervanging van, ondergrondse infrastructuur waarbij gewerkt wordt in reeds bestaande tracés en waarbij derhalve niet in nog ongeroerde grond wordt gegraven;
  • b. het baggeren van bestaande watergangen, waarbij geen werkzaamheden buiten de bestaande leggerprofielen van de watergangen worden uitgevoerd.
1.19 ondergronds

onder maaiveld;

1.20 Programma van Eisen

Het document dat is opgesteld op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 oppervlakte van een bouwwerk

de totale oppervlakte, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond en de bijbehorende aan- en uitbouwen opgeteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Van toepassingverklaring:

Dit bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Archeologie 2023' is een aanvulling op de bestemmingsplannen die vóór de inwerkingtreding van dit facetbestemmingsplan zijn vastgesteld binnen het op de verbeelding opgenomen gebied/ gebieden. Het bepaalde in die bestemmingsplannen blijft van toepassing, met uitzondering van de regels omtrent archeologie. Voor de regels omtrent archeologie geldt voorliggend 'Facetbestemmingsplan Archeologie 2023'.

Het Facetbestemmingsplan Archeologie met identificatienummer NL.IMRO.0268.FBPArcheologie-VG01, vastgesteld op 25 juni 2014, vervalt met inwerkingtreding van voorliggend Facetbestemmingsplan Archeologie 2023 voor zover het de gronden betreft in onderhavig plangebied.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat (delen van) een bouwwerk dat geen bodemingreep met zich meebrengt, zijn toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming en van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

3.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

3.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals: alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. tot het doen van een opgraving in de zin van artikel 1.1 lid c Erfgoedwet;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor-en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil, buiten de bandbreedte van de natuurlijke fluctuatie;
  • g. het aanleggen of rooien van houtopstand(en) waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-,of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds als bestaand gebruik in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
3.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

3.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 als bedoeld in lid 3.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming, dan wel een passende diepte met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwregels dubbelbestemming
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 2 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
4.2.2 Bouwregels onderliggende bestemming

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

4.2.3 Uitzondering

Het bouwverbod als opgenomen in 4.2.2 geldt niet indien wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw. Deze bepaling geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern', zie 11.1;
  • c. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld;
  • d. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, openlucht zwembaden, ondergrondse jacuzzi's en gebouwde vijvers van het bouwperceel maximaal 50 m2 bedraagt. Grondroerende werkzaamheden onder het bestaande bouwwerk tellen voor die oppervlakte mee als toename in de bebouwde oppervlakte.
4.2.4 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

De uitzonderingen genoemd in 4.2.3 a t/m d gelden niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

4.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

4.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. tot het doen van een opgraving in de zin van artikel 1.1 lid c Erfgoedwet;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil, buiten de bandbreedte van de natuurlijke fluctuatie;
  • g. het aanleggen of rooien van houtopstand(en) waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de werken en werkzaamheden als bedoeld onder 4.4.1 opgeteld bij het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, openlucht zwembaden, ondergrondse jacuzzi's en gebouwde vijvers van het bouwperceel, niet groter is dan 50 m2;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds als bestaand gebruik in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
4.4.3 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

Het bepaalde in 4.4.2 geldt niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

4.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

4.4.5 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming dan wel een passende diepte met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwregels dubbelbestemming
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 3 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
5.2.2 Bouwregels onderliggende bestemming

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

5.2.3 Uitzondering

Het bouwverbod als opgenomen in 5.2.2 geldt niet indien wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw. Deze bepaling geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern', zie 11.1;
  • c. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld;
  • d. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, openlucht zwembaden, ondergrondse jacuzzi's en gebouwde vijvers van het bouwperceel maximaal 100 m2 bedraagt. Grondroerende werkzaamheden onder het bestaande bouwwerk tellen voor die oppervlakte mee als toename in de bebouwde oppervlakte.
5.2.4 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

De uitzonderingen genoemd in 5.2.3 a t/m d gelden niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

5.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

5.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. tot het doen van een opgraving in de zin van artikel 1.1 lid c Erfgoedwet;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil, buiten de bandbreedte van de natuurlijke fluctuatie;
  • g. het aanleggen of rooien van houtopstand(en) waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  • b. de oppervlakte van de werken en werkzaamheden als bedoeld onder 5.4.1 opgeteld bij het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, openlucht zwembaden, ondergrondse jacuzzi's en gebouwde vijvers van het bouwperceel, niet groter is dan 100 m2;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds als bestaand gebruik in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
5.4.3 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

Het bepaalde in 5.4.2 geldt niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

5.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

5.4.5 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 5.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming dan wel een passende diepte met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwregels dubbelbestemming
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 4 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
6.2.2 Bouwregels onderliggende bestemming

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

6.2.3 Uitzondering

Het bouwverbod als opgenomen in 6.2.2 geldt niet indien wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw. Deze bepaling geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern', zie 11.1;
  • c. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld;
  • d. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, openlucht zwembaden, ondergrondse jacuzzi's en gebouwde vijvers van het bouwperceel maximaal 500 m2 bedraagt. Grondroerende werkzaamheden onder het bestaande bouwwerk tellen voor die oppervlakte mee als toename in de bebouwde oppervlakte.
6.2.4 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

De uitzonderingen genoemd in 6.2.3 a t/m d gelden niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

6.2.5 Voorwaardelijke verplichting archeologie Sint Hubertusstraat 4

In afwijking van het bepaalde in 6.2.3 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - voorwaardelijke verplichting archeologie' dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De in lid 6.3.3 genoemde Adviesprocedure voor afwijkingen is van overeenkomstige toepassing.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

6.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

6.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. tot het doen van een opgraving in de zin van artikel 1.1 lid c Erfgoedwet;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil, buiten de bandbreedte van de natuurlijke fluctuatie;
  • g. het aanleggen of rooien van houtopstand(en) waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  • b. de oppervlakte van de werken en werkzaamheden als bedoeld onder 6.4.1 opgeteld bij het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, openlucht zwembaden, ondergrondse jacuzzi's en gebouwde vijvers van het bouwperceel, niet groter is dan 500 m2;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds als bestaand gebruik in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
6.4.3 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

Het bepaalde in 6.4.2 geldt niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

6.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

6.4.5 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

6.4.6 Voorwaardelijke verplichting archeologie Sint Hubertusstraat 4

In afwijking van het bepaalde in 6.4.2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - voorwaardelijke verplichting archeologie' dat het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, uitsluitend is toegestaan als op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De in lid 6.4.5 genoemde Adviesprocedure is van overeenkomstige toepassing.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 als bedoeld in lid 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming dan wel een passende diepte met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 5

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwregels dubbelbestemming
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 5 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
7.2.2 Bouwregels onderliggende bestemming

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

7.2.3 Uitzondering

Het bouwverbod als opgenomen in 7.2.2 geldt niet indien wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw. Deze bepaling geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern', zie 11.1;
  • c. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bodemingrepen (zowel bouwen, als werken en werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1) niet groter is dan 2.500 m2, waarbij de reeds gerealiseerde bebouwde oppervlakte hierbij meetelt. Bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte wordt gekeken naar het totale gebied dat voor de ontwikkeling(en) in aanmerking komt voor het deel waarbij bodemingrepen (zowel bouwen als werken en werkzaamheden) plaatsvinden.
7.2.4 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

De uitzonderingen genoemd in 7.2.3 a t/m d gelden niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

7.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

7.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. tot het doen van een opgraving in de zin van artikel 1.1 lid c Erfgoedwet;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 7.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil, buiten de bandbreedte van de natuurlijke fluctuatie;
  • g. het aanleggen of rooien van houtopstand(en) waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bodemingrepen (werken en werkzaamheden, als ook bouwen als bedoeld in 7.2.1) niet groter is dan 2.500 m2. Bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte wordt gekeken naar het totale gebied dat voor de ontwikkeling(en) in aanmerking komt voor het deel waarbij bodemingrepen (zowel bouwen als werken en werkzaamheden) plaatsvinden;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds als bestaand gebruik in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
7.4.3 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

Het bepaalde in 7.4.2 geldt niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

7.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

7.4.5 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming dan wel een passende diepte met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 8 Waarde - Archeologie maatwerk 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie maatwerk 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwregels dubbelbestemming
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie maatwerk 1 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
8.2.2 Bouwregels onderliggende bestemming

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

8.2.3 Uitzondering

Het bouwverbod als opgenomen in 8.2.2 geldt niet indien wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw. Deze bepaling geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern', zie 11.1;
  • c. geen grondwerk wordt verricht dieper dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie nap ...' met deze aanduiding is aangegeven, waarbij het betreffende getal de waarde in meters +NAP weergeeft.
8.2.4 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

De uitzonderingen genoemd in 8.2.3 a t/m c gelden niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

8.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

8.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. tot het doen van een opgraving in de zin van artikel 1.1 lid c Erfgoedwet;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil, buiten de bandbreedte van de natuurlijke fluctuatie;
  • g. het aanleggen of rooien van houtopstand(en) waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie nap ...' met deze aanduiding is aangegeven, waarbij het betreffende getal de waarde in meters +NAP weergeeft;
  • b. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds als bestaand gebruik in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
8.4.3 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

Het bepaalde in 8.4.2 geldt niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

8.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

8.4.5 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 1 als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 1 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming dan wel een passende diepte binnen Waarde - Archeologie maatwerk 1 op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 9 Waarde - Archeologie maatwerk 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie maatwerk 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwregels dubbelbestemming
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
9.2.2 Bouwregels onderliggende bestemming

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

9.2.3 Uitzondering

Het bouwverbod als opgenomen in 9.2.2 geldt niet indien wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw. Deze bepaling geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern', zie 11.1;
  • c. geen grondwerk wordt verricht dieper dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie nap ...' met deze aanduiding is aangegeven, waarbij het betreffende getal de waarde in meters +NAP weergeeft;
  • d. in de bodem die dieper gaan dan de vrijgestelde NAP-maat als bedoeld in lid c met een oppervlakte van maximaal 4 m2.
9.2.4 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

De uitzonderingen genoemd in 9.2.3 a t/m d gelden niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek, bestaande uit bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.

9.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

9.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. tot het doen van een opgraving in de zin van artikel 1.1 lid c Erfgoedwet;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil, buiten de bandbreedte van de natuurlijke fluctuatie;
  • g. het aanleggen of rooien van houtopstand(en) waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie nap ...' met deze aanduiding is aangegeven, waarbij het betreffende getal de waarde in meters +NAP weergeeft;
  • b. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds als bestaand gebruik in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen;
    • 5. in de bodem die dieper gaan dan de vrijgestelde NAP-maat als bedoeld in lid a met een oppervlakte van maximaal 4 m2;
    • 6. voor funderingswerken met een verstoring kleiner dan 2,5% van het te bebouwen plangebied, waarbij tevens geldt:
      • dat het aantal funderingspalen zoveel als mogelijk wordt beperkt;
      • er sprake is van evenwijdige rijen met een afstand tussen de palen van minimaal 5 m.
9.4.3 Uitzondering op uitzondering: start archeologisch vooronderzoek

Het bepaalde in 9.4.2 geldt niet indien er een archeologische monumentenzorgcyclus (AMZ-cyclus) als opgenomen in Bijlage 1 AMZ-cyclus is opgestart middels archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

9.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

9.4.5 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie maatwerk 2 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming dan wel een passende diepte binnen Waarde - Archeologie maatwerk 2 op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 wetgevingzone - middeleeuwse kern

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern' geldt in de bouwregels niet de tenzij-bepaling 'het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw', als opgenomen in de betreffende archeologische dubbelbestemming, te weten in sub b van de artikelen 4.2.3, 5.2.3, 6.2.3, 7.2.3 en 9.2.3.

11.2 wetgevingzone - waarde archeologisch rijksmonument

Ter plaatse is een archeologisch rijksmonument gelegen. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient volgens de geldende wetgeving bij het bevoegd gezag een (monumenten)vergunning te worden aangevraagd.

11.3 voorrangsregeling bestemmingen
  • a. Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
  • b. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, geldt op de laatste plaats de planregels van artikel Waarde - Archeologie (numeriek).

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzonderingen

Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.2.3 Uitzonderingen

Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Archeologie 2023'.

Bijlagen bij regels