Plan: | Nijmegen Zuid 2017 - 2 (Heiweg 235a) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BPa1002-VG01 |
Met het plan wordt beoogd om het voormalige tuincentrum om te vormen tot woongebied. Beoogd wordt om een plek te realiseren waar gewoond wordt aan een centrale, gemeenschappelijke ruimte met gedeelde voorzieningen.
Het plangebied is gelegen aan de Heiweg. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Pieter Zeemanstraat en aan de westzijde door de Nieuwe Mollenhutseweg. Aan de zuidzijde wordt de grens gevormd door de Einsteinstraat
De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als Hatert, sectie L, nr. 696, 948, 1349 en 4736. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 2731m².
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Figuur 1: Begrenzing plangebied
Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Zuid 2017. Dit bestemmingsplan is door de raad vastgesteld en is op 4 juli 2018 onherroepelijk geworden.
De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat ter plaatse van de gewenste ontwikkeling geen woonbestemming is opgenomen.
Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Het plangebied bestaat uit de bedrijfslocatie van het voormalige tuincentrum van Loosbroek in Nijmegen-Zuid. Samen vormen de percelen (kadastraal geadresseerd Heiweg 235A) een binnenterrein dat omsloten wordt door de achtertuinen c.q. achterpaden van woningen aan de Heiweg, Pieter Zeemanstraat en de Einsteinstraat. Aan laatstgenoemde straat, tussen de woningen Einsteinstraat 76 en 78, ligt ook de 4 meter brede inrit naar het terrein.
Figuur 2: Het plangebied
De inrit en het aangrenzende westelijke gedeelte van het terrein is verhard. In de noordelijke hoek, achter woning Heiweg 233-235, bevinden zich het voormalige kantoor en winkelpand met aangebouwde loods en bijgebouwen. Centraal op het terrein, achter de tuinen aan de Einsteinstraat, staat een kleine oppervlakte aan kassen. De rest van het terrein is onbebouwd en onverhard. De aanwezige bomen in combinatie met het groen op de erfgrenzen geven het plangebied een besloten en groen karakter. De bedrijfsvoering van het tuincentrum is enkele jaren geleden gestaakt. Sindsdien ligt het terrein braak.
Het voormalige tuincentrum wordt omgevormd tot woongebied. Het plan dat voor de locatie is ontwikkeld heeft in stedenbouwkundige zin de opzet van een hofje: er wordt een plek gerealiseerd waar gewoond wordt aan een centrale, gemeenschappelijke ruimte met gedeelde voorzieningen. Er is daarbij ontworpen vanuit de eigenschappen en kwaliteiten van de plek, zonder grote verdichting van het terrein. De nieuwe bouwvolumes zijn zo gepositioneerd dat alle woningen met de voorgevel gericht zijn op het hofje. Aansluitend op bestaande achtertuinen en achterpaden worden nieuwe (achter)tuinen gesitueerd. Het bouwplan, dat tot stand is gekomen in overleg met de buurt, krijgt op deze manier een sterke ruimtelijke eenheid terwijl tegelijkertijd privacyconflicten worden voorkomen doordat op een goede manier wordt aangesloten op de directe omgeving.
Figuur 3: Het plangebied met schets van de toekomstige situatie
Het programma bestaat uit 7 grondgebonden woningen in één bouwlaag met een kap, geïnspireerd op de typologie van een ‘tuinhuis’. De beeldtaal is die van helder vormgegeven volumes, waarbij de woningen grotendeels in hout worden uitgevoerd. Voor alle woningen geldt dat ze een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale nokhoogte van 7 meter hebben. De positie van de woningen en de bijbehorende maximale hoogtes zijn in het bestemmingsplan vastgelegd door middel van 3 losse bouwvlakken.
Vijf van de zeven woningen worden levensloopbestendig gebouwd. De resterende twee woningen, die gebouwd worden op de plaats van de vroegere winkelruimte, hebben een extra “kamer” in de tuin die gebruikt kan worden als thuiskantoor, atelier of voor een mantelzorgfunctie. De ‘hof’ wordt ingericht als een centrale collectieve ruimte met parkeergelegenheid voor auto en fiets, hemelwaterberging, fruitbomen, een kas, ruimte voor een moestuin en hagen op de erfafscheidingen. Verhardingen zijn tot een minimum beperkt waardoor het terrein in de nieuwe situatie een groen karakter krijgt.
Met de beoogde herontwikkeling van het terrein ontstaat een bijzonder woonmilieu dat zich op een ontspannen manier voegt in de omgeving.
Figuur 4: Referentiebeelden
Het perceel heeft de bestemming ‘Gemengd’. Het bouwvlak ligt strak om de voormalige winkelruimte met schuur. De rest van het perceel heeft geen bouwvlak.
In algemene zin vraagt het verdichten van achterterreinen met nieuwe woningen om een zorgvuldige ruimtelijke studie naar de woonkwaliteit, het aanvaardbare volume op de locatie en de gevolgen voor de privacy. In de praktijk zijn veel achterterreinen ongeschikt voor een regulier woonprogramma.
Het voorliggende plan is een verdere uitwerking van het plan waarover in 2019 is geadviseerd. Toen werd gevraagd om meer lucht in het plan te brengen met minder programma, te ontwerpen vanuit samenhang/uniformiteit en meer woonkwaliteit te maken door minder te verharden. Er is op goede wijze tegemoet gekomen aan vrijwel alle opmerkingen. Doordat het programma nu 7 woningen bedraagt in plaats van 8, is sprake van een meer ontspannen setting met acceptabele afstanden tot de perceelgrenzen. Daarbij zijn de woningen zo neergezet dat er t.a.v. de privacy op de aangrenzende percelen geen nadelige effecten te verwachten zijn. Alle woningen hebben eenzelfde beeldtaal en zijn vormgegeven in één laag met een kap (3,5 meter goothoogte, bouwhoogte 7 meter) en in hout, geïnspireerd op de typologie van een tuinhuis. De 7 woningen zijn gegroepeerd rondom een centrale groene ruimte met parkeergelegenheid, wadi’s, fruitbomen, een kas, ruimte voor een moestuin en minimale verhardingen.
Het plan is kwalitatief goed uitgewerkt en biedt mooie kansen om tot een bijzonder woonmilieu te komen met een hele eigen woonkwaliteit. Vanuit de afdeling Stedenbouw wordt er positief geadviseerd over de haalbaarheid van het herontwikkelen van het terrein Heiweg 235a met 7 woningen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
In de SVIR is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Daarnaast geldt voor de verschillende militaire vliegvelden in Nederland dat er rondom de vliegbasis geen hoge bebouwing gerealiseerd mag worden om geen belemmering te vormen voor de radar- en communicatieapparatuur. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) bevat in artikel 2.4 regels ten aanzien van de bouwbeperkingen in relatie tot radarverstoringsgebieden. Daaruit volgt dat er voor een zone van 15 kilometer rondom de antenne maximale bouwhoogtes voor bouwwerken en windturbines gelden. Het bepalen van deze maximale bouwhoogte moet worden bepaald aan de hand van de hoogteligging (NAP) van de antenne, oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf de radarantenne. Buiten deze 15 kilometerzone geldt tot 75 kilometer een maximale bouwhoogtegrens voor de tippen van de wieken van windturbines. Een en ander is in de onderstaande afbeelding schematisch weergegeven en ook als zodanig opgenomen in het Rarro.
Figuur 5: Schematische weergave bouwbeperkingen in relatie tot radarverstoringsgebieden
Aangezien binnen dit plan enkel bouwwerken worden ontwikkeld en er zich binnen een straal van 15 kilometer geen radarantennes aanwezig zijn, vormt dit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Het plan is daarom niet in strijd met de SVIR en het Barro.
Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte') . Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.
Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).
De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.
Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.
De in het plan voorziene ontwikkeling kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro van toepassing is. Aangezien onderhavig bestemmingsplan slechts ziet op het realiseren van 7 woningen. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op onderhavig ontwikkeling. Bovendien vindt de ontwikkeling plaats in bestaand stedelijk gebied.
Benutting van beschikbare gronden
Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat de ontwikkeling voorziet in een behoefte.
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – geeft de omgevingsvisie wij hier richting aan. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:
Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied ons vertrekpunt. Wij geven de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Wij gaan voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, breiden we uit aan de randen van onze steden of dorpen. Onderhavige ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand verstedelijkt gebied en past daarmee binnen de omgevingsvisie.
Woonwensen veranderen door de tijd en met de leeftijd. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. Voor de Provincie staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop, ook voor specifieke doelgroepen. 5 van de zeven woningen in onderhavig project zijn levensloopgeschikt. Het plan draagt hiermee bij aan een duurzaam woon- en leefklimaat.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de Provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De Provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid; economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.
De Omgevingsverordening heeft daarom de status van:
Er is geen beleid uit de Omgevingsvisie relevant in relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.
In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen.
De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.
De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.
De Omgevingsvisie dient 4 doelen:
Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad
De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.
Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.
Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.
Figuur 6: Opgaven en richtgevende keuzes
4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.
We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.
Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.
Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.
8 richtinggevende keuzes
De 4 opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.
We willen als stad bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners en het verbeteren van de biodiversiteit. Een gezonde leefomgeving is daarbij een belangrijk integraal thema, waarbij het o.a. gaat om luchtkwaliteit, geluidsbelasting, hitte, groen en water, bewegen en mobiliteit, ontmoeten en voorzieningen.
Dichtbij huis zijn er mogelijkheden om te ontmoeten, wandelen, spelen en sporten. Daarvoor ontwikkelen we o.a. een netwerk van aantrekkelijke beweegroutes op stad- en wijkniveau.
Om de stad te laten groeien zonder mobiliteitsproblemen te laten ontstaan zetten we in op: lopen, fiets, OV en Mobility as a Service. Met deze vervoersvormen kunnen we een aantal maatschappelijke doelen bereiken. Duurzame mobiliteit brengt mensen in beweging, is goed voor de gezondheid en luchtkwaliteit, versterkt sociale cohesie, creëert gelijke kansen, versterkt de economische structuur en draagt bij aan de beleving van de stad.
De komende jaren werken we aan de verbreding van het centrum naar de gebieden rondom de Waal. Onder de noemer 'Nijmegen omarmt de Waal' realiseren we verschillende projecten en ontstaat hier een variatie van nieuwe gemengde milieus en hebben de rivieroevers een belangrijke openbare functie. Het gaat o.a. om de Stationsgebied, NYMA, Hof van Holland, Waalkade, Valkhofkwartier, Vlaams Kwartier, en Burchtstraat/Augustijnenstraat.
De komende jaren blijven we investeren in de clusters Health & high Tech om nieuwe banen te creëren. We willen ruimte bieden aan nieuwe bedrijven en meewerken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit doen we mede door te investeren in uitstraling en kwaliteit en door de mogelijkheden voor intensivering en functiemenging op campussen te onderzoeken. De Novio Tech Campus, Campus Heyendaal en de binnenstad zijn sterke campussen in Nijmegen.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling past binnen het/de hierboven genoemde beleid/wetgeving.
In deze verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieu¬aspecten waaronder geluid, geur, stof en gevaar. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Daarnaast wordt getoetst of kan worden voldaan aan de goede ruimtelijke ordening waarbij uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat met het zoveel als mogelijk in stand houden van bestaande rechten van bedrijven. Deze afweging is breder dan alleen het toepassen van de VNG publicatie en betreft ook de afweging van mogelijke hinder van bijvoorbeeld licht, spuitzones, elektromagnetische velden etc.
In de directe omgeving van het plangebied liggen alleen andere woonbestemmingen. Het plan dat voorziet in het wijzigen van een gemengd gebied in een woongebied kan dus alleen maar leiden tot een verbetering van het woon en leefmilieu van de bestaande woningen voor wat betreft potentiele hinder van bedrijvigheid.
Conclusie
Op grond van milieuzonering is er geen belemmering voor het plan.
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Als deze geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een gezoneerde geluidbron liggen dan moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moeten de resultaten worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Voor bestaande geluidgevoelige bestemmingen is geen onderzoek nodig.
In het bestemmingsplan zijn meerdere bouwvlakken met de bestemming wonen binnen de geluidszone van de Haterseweg dan wel de st Jacobslaan gepland.
Hoewel nu nog niet verplicht, dient er t.z.t. met de invoer van de omgevingswet ook een toetsing voor de geluidsbelasting van wegen met een limiet van 30 km/u plaats te vinden. Dit geld dan voor wegen met intensiteiten van meer dan 4500 m.v.t. /etmaal ingediend voor 1-1-2026. Na die datum geldt dit voor alle 30 km/u wegen met een intensiteit van meer dan 1000 m.v.t/etmaal. De Heiweg en de Einsteinstraat hebben intensiteiten van meer dan 1000 m.v.t maar minder dan 4500 m.v.t/etmaal. De verkeersbelasting ten gevolge van die wegen dient zonder aftrek van artikel 110 WGH de voorkeurswaarde van 53 dB (A) niet te overschrijden.
Uit onderzoek blijkt dat geen van de geplande bouwblokken in het plangebied door de Hatertseweg, dan wel de st. Jacobslaan de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai van 48 dB (A) (na aftrek artikel 110 WGH) wordt overschreden. De figuren hebben wij als bijlage toegevoegd.
Door geen van de thans niet gezoneerde 30 km/u wegen wordt een geluidsbelasting op de gevels veroorzaakt, hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 53 dB(A).
Weg- en railverkeer
Volgens de Wet geluidhinder heeft iedere geluidsbron een eigen zone. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied langs een geluidbron. De zonebreedte van een weg is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De ruimte boven de weg hoort ook bij de zone.
In het geval van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geldt voor wegverkeer een voorkeurswaarde van 48 dB en afhankelijk van een binnenstedelijke of buitenstedelijke situatie geldt een maximale grenswaarde van 63 dB en 53 dB.
Nabij het plangebied aan de Heiweg 235a liggen de volgende gezoneerde geluidsbronnen die het gebied belasten:
30 km/u
Hoewel nu nog niet verplicht, dient er t.z.t. met de omgevingswet ook een toetsing voor de geluidsbelasting van wegen met een limiet van 30 km/u plaats te vinden. Dit geld dan voor wegen met intensiteiten van meer dan 4500 m.v.t. /etmaal ingediend voor 1-1-2026. Na die datum geldt dit voor alle 30 km/u wegen met een intensiteit van meer dan 1000 mvt/etmaal.
Bouwbesluit
Als voor een nieuwe geluidgevoelige bestemming een hogere waarde nodig is schrijft het Bouwbesluit voor woningen een binnenniveau van 33 dB voor. Voor scholen bedraagt dat 28 dB. Een gebouw dat op basis van het bouwbesluit gerealiseerd wordt heeft een minimale gevelisolatie van 20 dB. Als de gevelbelasting hoger is dan 53 dB of 48 dB zijn extra gevelmaatregelen nodig als het woningen of scholen betreft.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij geluidsgevoelige bebouwing de voorkeurswaarde niet te overschrijden. Voor de eerstelijns bebouwing langs belangrijke vervoersassen kan een overschrijding van deze voorkeurswaarde acceptabel zijn. Bijvoorbeeld als deze bebouwing een afschermende werking heeft voor woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing die daarachter liggen. Het beleid is er echter op gericht om hogere waarden spaarzaam toe te staan. Waar dat redelijkerwijs mogelijk is worden lagere waarden dan de wettelijke maxima aangehouden.
Deze locatie ligt in de geluidzone van de Hatertseweg en de St. Jacobslaan. In de onderstaande figuur zijn de geluidcontouren van alle wegen rond het plangebied weergegeven ter hoogte van de bestaande en geplande bebouwing.
Figuur 7: Geluidcontouren van de wegen rond het plangebied ter hoogte van bestaande en gaplande bebouwing
Uit de bovenstaande figuur blijkt dat de gevelbelasting ter plaatse van de locatie nergens de 48 dB voorkeurswaarde (na aftrek van artikel 110 WGH) zal overschrijden. Over het hele terrein blijft de belasting op de gevels ruim onder deze waarde.
Toetsing aan regelgeving
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer titel 5.2 (‘Wet luchtkwaliteit’) zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB’s en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 |
40 ìg/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 |
40 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 |
1 juni 2011 |
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen. Voor PM2,5 geldt een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor het jaargemiddelde. De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 10 µg/m³ (WHO, 2006).
Momenteel ligt een nieuwe EU-richtlijn voor luchtkwaliteit ter consultatie waarin nieuwe advieswaarden zijn opgenomen voor PM2,5; PM10 en NOx van respectievelijk 5 µg/m3, 15 µg/m3 en 10 µg/m3.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.
Het plan voorziet in de realisatie van een zevental woningen. De verkeersaantrekkende werking van het nieuwe plan veroorzaakt ten opzichte van de bestaande situatie geen noemenswaardige toename. Hierdoor zal geen verslechtering van meer dan 3% ontstaan. Het plan is daarmee NIBM.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Woningen zijn geen gevoelige bestemmingen. Ter plaatse van het plan worden de grenswaarden niet overschreden. Luchtkwaliteit is daarom geen beperking voor het plan.
Woonagenda subregio Nijmegen en omstreken 2020-2030
Met de “Woonagenda subregio Nijmegen en omstreken 2020-2030 hebben we samen met de regio afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De gemeente Nijmegen heeft hierin als richtlijn het bouwen van 10.500 woningen tot 2030. Om dit te kunnen halen is een plancapaciteit van 130 % nodig. Daarbij gaat het dus om totaal ongeveer 13.500 woningen. Dit is gebaseerd op het woningmarktonderzoek van Companen dat eind 2019 is opgeleverd. Daaruit blijkt een enorme kwantitatieve opgave. Kwalitatief is de opgave met name gericht op de betaalbare categorieën (sociale huur, middeldure huur en betaalbare koop).
Regionaal woningmarktonderzoek 2019
De woningmarkt van Arnhem-Nijmegen staat onder druk. De woningbehoefte is dermate groot dat een tempoversnelling in productie nodig is: van 3.100 woningen per jaar (realisatie 2015-2018) naar 3.400 tot 3.900 woningen per jaar. Dit is inclusief het inlopen van een groot deel van het actuele woningtekort. Het tekort is verhoudingsgewijs het grootst in de regio Nijmegen. Het zwaartepunt voor de korte termijn ligt op het zorgen voor voldoende nieuwbouw om in te spelen op de acute woningvraag. Op de regionale woningmarkt is er een mismatch tussen vraag en aanbod. Dit is vooral het gevolg van het groeiende aantal kleine huishoudens. Dit vertaalt zich in een behoefte aan gemaksvriendelijke kleine woningen, zoals appartementen. In de sociale huursector is er in de hele regio een transformatieopgave van traditionele rijwoningen naar kleinere woningen voor 1- en 2-persoonshuishoudens. In de koopsector spreidt de behoefte zich over verschillende categorieën en prijsklassen.
Woonbehoefteonderzoek 2019
Mede op basis van het driejaarlijks Woononderzoek Nederland (WoON2018) is de woningbehoefte in Nijmegen in beeld gebracht. Nijmegen kent een relatief groot woningtekort. Voor Nijmegen ligt dit op 7%, terwijl een tekort van circa 2% als acceptabel wordt gezien voor een goed functionerende woningmarkt. Er ligt een opgave om de zelfstandige woningvoorraad tot en met 2030 met ruim 10.000 woningen uit te breiden. Na 2030 neemt de vraag naar zelfstandige woningen iets af (als gevolg van de vergrijzing), maar blijft er een opgave om de voorraad uit te breiden.
Kwalitatief ligt de behoefte op het uitbreiden van de sociale woningvoorraad; met name behoefte aan appartementen. In de vrije sector huur richt de vraag zich ook met name op appartementen. In de koopsector is er vraag naar alle segmenten, grondgebonden woningen en appartementen, goedkoop, middelduur en duur. In de woonmilieus met veel functiemenging richt de kwalitatieve woningbehoefte zich sterk op appartementen (met name sociale huur en vrije sector huur). In de andere woonmilieus gaat de voorkeur naar grondgebonden koopwoningen uit.
Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025
In samenhang met de Nijmeegse omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.
Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030.
De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de ov-knooppunten. Voor alle woningbouwplannen geldt dat we uitgaan van een goede woonkwaliteit; zowel toekomstbestendig, functioneel als esthetisch.
Coalitieakkoord 2018-2022
In het coalitieakkoord Nijmegen “Samen Vooruit 2018-2022” zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven: bouwen aan een aantrekkelijke stad. We maken groei mogelijk en zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. We bouwen in deze periode 2000 (400 extra) sociale en 1200 (500 extra) middeldure huurwoningen.
Planningskader wonen met zorg voor ouderen 2017
Met het planningskader wonen met zorg voor ouderen hebben we de behoefte voor sociale huur als het gaat om toekomstige huisvesting van ouderen en mensen met een beperking in kaart gebracht. Uitgangspunt van het planningskader is maximaal inzetten op het bouwen van levensloopgeschikte woonruimten.
Woonprogramma Heiweg 235a
Het plan behelst het bouwen van 7 grondgebonden woningen aan een groen binnenterrein bij de Heiweg 235a. Van de zeven woningen zijn vijf levensloopbestendig. Twee van deze woningen hebben een extra “kamer” in de tuin, geschikt om thuis te werken of als mantelzorgwoning te gebruiken.
Beoordeling woonprogramma Heiweg 235a
Van belang is dat met het realiseren van levensloopbestendige woningen voldaan kan worden aan het toevoegen van levensloopgeschikte woningen. In de koopsector is behoefte aan grondgebonden woningen. Het plan past binnen het woonbeleid.
Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming (WNB) vormt het toetsingskader voor zowel de beschermde soorten, de beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden), als houtopstanden.
De WNB is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.
Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis Hvoor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Natuurbeschermingswet wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.
Voor de Natura 2000 gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden. Houd ook rekening met de stikstofdepositie. In de paragraaf luchtkwaliteit wordt hier in detail op in gegaan.
Het plangebied heeft geen directe relatie met de beschermde natuurgebieden (Natura 2000) in de omgeving van Nijmegen, er is ook geen significante schade te verwachten.
Beschermde soorten
De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.
De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan ‘flora en fauna’ en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.
Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, is door Staring advies een quickscan flora en fauna uitgevoerd (rapportnr. 2245, 23 februari 2021). Het onderzoek richt zich op beschermde gebieden en beschermde soorten. Hieronder zijn de conclusies van dit rapport weergegeven. Het rapport is tevens bijgevoegd als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Uit de quickscan natuurtoets blijkt dat voor de voorgenomen werkzaamheden op het perceel Heiweg 235A in Nijmegen, aanvullend onderzoek naar gierzwaluw, huismus, steenmarter, wezel en gebouwbewonende vleermuizen noodzakelijk is. Uit het aanvullende onderzoek zal blijken of er ontheffing en/of het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen noodzakelijk is.
Het is uit te sluiten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten tot gevolg zullen hebben op Natura 2000-gebieden en het GNN en/of de GO.
Dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal tussen 15 maart – 15 juli) moeten worden uitgevoerd of ruim voor aanvang van het broedseizoen gestart worden en/of er dient te worden voorkomen dat (overige) broedvogels zich lokaal vestigen. Bij het eventueel verwijderen van bomen, bosschages en puin dient ook rekening te worden gehouden met kwetsbare soorten als amfibieën en egels. Geadviseerd wordt om dergelijke werkzaamheden uit te voeren onder begeleiding van een deskundige of aan de hand van een ecologisch werkprotocol.
Nadere toetsing of vergunningsaanvraag voor beschermde NNN-natuurgebieden is niet aan de orde, maar een AERIUS-berekening is noodzakelijk om vast te stellen of een vergunningsaanvraag met betrekking tot stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden noodzakelijk is. Een kapmelding bij de provincie Gelderland voor beschermde houtopstanden is niet aan de orde.
Dit zijn de uitkomsten van het onderzoek dat is gehouden naar aanleiding van de voorgenomen plannen voor de sloop en nieuwbouw aan de Heiweg 235A in Nijmegen. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor beschermde plant- en diersoorten. Daarom is onderzoek noodzakelijk om te voldoen aan de Wet Natuurbescherming.
Vervolgonderzoek
Naar aanleiding van de uitkomsten van de quickscan heeft de slijpkruik ecologisch adviesbureau een vervolgonderzoek uitgevoerd (ref. 21BUA01 Heiweg met datum 1-11-2021)
Hieronder volgt een opsomming van de uitkomsten:
Vleermuizen
Verblijfplaatsen
Sloop van de bebouwing leidt niet tot verstoring of vernieling van vaste rust- of voortplantingsplaatsen van vleermuizen. Er zijn geen vervolgstappen, zoals een activiteitenplan en ontheffing noodzakelijk ten aanzien van vleermuizen;
Foerageergebieden en vliegroutes
De ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op essentieel foerageergebied of vliegroutes van vleermuizen. Hoewel er geen sprake is van essentieel foerageergebied dient lichtverstoring op bomen en bebouwing rond het plangebied naar redelijkheid voorkomen te worden tijdens de werkzaamheden. Voorkom directe beschijning in de actieve periode van vleermuizen, die globaal loopt van april - oktober tussen zonsondergang en zonsopkomst. In de toekomstige gebruiksfase dient rekening gehouden te worden met vleermuizen door verlichting spaarzaam toe te passen en gebruik te maken van aangepaste verlichting (bijvoorbeeld afschermende armaturen, beperken verlichtingshoogte, toepassen amberkleurige verlichting).
Huismus
De ontwikkelingen leiden niet tot de verstoring of vernieling van vaste jaarrond beschermde nestplaatsen van huismussen. Ook van aantasting van de functionele leefomgeving is geen sprake Er zijn geen vervolgstappen, zoals een activiteitenplan en ontheffing noodzakelijk ten aanzien van huismus.
Gierzwaluw
De ontwikkelingen leiden niet tot de verstoring of vernieling van vaste jaarrond beschermde nestplaatsen van gierzwaluw. Er zijn geen vervolgstappen, zoals een activiteitenplan en ontheffing noodzakelijk ten aanzien van gierzwaluw.
Marterachtigen
Sloopwerkzaamheden zullen leiden tot verstoring en vernieling van een vaste rust- en (vermoedelijke) voortplantingsplaats van de steenmarter. Dat betekent een overtreding van artikel 3.10 lid 1b. Voor de sloop is daarom een ontheffing nodig van de provincie Gelderland. Een onderdeel van deze ontheffing is een activiteitenplan (bijlage 4). Op 16 juni heeft de provincie Gelderland de ontheffing verleend.
Overige soorten
Houd rekening met algemene broedvogels. Het starten van werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om verstoring of vernieling van bezette nesten van algemene broedvogels te voorkomen. Het broedseizoen is geen vastgestelde periode. Indicatief wordt vaak de periode half maart - half augustus gehanteerd;
• Uiteraard geldt bij de uitvoering de algemene zorgplicht. Dit laatste betreft voornamelijk de aanwezigheid van broedvogels tijdens het broedseizoen, zie ook voorgaande punt.
Provinciale Omgevingsvisie Gelderland
In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie zijn de waardevolle natuurgebieden opgenomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Gelders Natuurnetwerk
In de Omgevingsverordening zijn de bijbehorende regels vastgelegd.
Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.
Groene ontwikkelingszone
De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
Het plangebied ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO), de waardevolle natuurgebieden die in de Omgevingsvisie Gelderland opgenomen zijn. De Omgevingsvisie is wat dat betreft niet van toepassing.
Gemeentelijk beleid
Coalitieakkoord 2018- 2022, Nijmegen: samen vooruit
Inwoners en toekomstige inwoners van Nijmegen stellen hogere eisen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de kwaliteit van de leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Een groene gemeente met goede voorzieningen en een aantrekkelijke stedelijke woon- en leefomgeving heeft de toekomst. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. Wij richten de woonstraten groen en duurzaam in. Parkjes en groenvoorzieningen blijven we aan de stad toevoegen. We hebben bij de inrichting hiervan oog voor het gebruik van het groen en voor de ecologische waarde. We willen een overheid zijn die inwoners en organisaties de ruimte biedt de eigen leefomgeving vorm te geven.
Topindicator groen (2010)
In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator “binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen” vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is. Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is. Het plangebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd.
Het plangebied voldoet aan de norm.
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is een beoordelingskader opgenomen voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Doorwerking plangebied
Omdat in de directe omgeving van het plangebied geen agrarische bedrijven aanwezig zijn, vormt het aspect geur geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden binnen het invloedsgebied.
In de omgeving liggen geen bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken en een invloedsgebied over het plangebied hebben liggen. Ook van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal, het Maas-Waalkanaal en het spoor van Nijmegen naar Den Bosch zijn geen risico’s in het plangebied te verwachten.
Conclusie
Op grond van externe veiligheid is er geen belemmering voor de planontwikkeling.
Beoordeelde bodemonderzoeken:
Bodemkwaliteit
Op deze locatie waren in het verleden een chemische wasserij en een tuincentrum gevestigd. De chemische wasserij was in 2005 en 2010 al aanleiding voor bodemonderzoek.
De grond bleek voornamelijk licht verontreinigd. Op één plaats onder de voormalige wasserij werd een sterk verhoogd gehalte vinylchloride aangetoond. In het grondwater werden lichte verontreinigingen gemeten.
In 2020 is een actualiserend onderzoek bij de chemische wasserij uitgevoerd. Daarnaast is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein van het voormalige tuincentrum:
Op de plaats van de voormalige chemische wasserij zijn geen sterk verhoogde verontreinigingen meer aangetoond. In de grond en in het grondwater zijn maximaal lichte verontreinigingen gemeten. Op een plaats is een stukje asbesthoudend golfplaat gevonden. In de grond rondom dit punt is geen asbest aangetoond, net als op het overige terrein. Er is geen geval van ernstige bodemverontreiniging. Op het terrein van het voormalige tuincentrum zijn alleen lichte verontreinigingen aangetoond.
De lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als wonen met tuin. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we daarom geen maatschappelijke of financiële belemmeringen als gevolg van bodemverontreiniging.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde bouw op deze locatie.
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.
Algemeen
Het plan behelst het bouwen van 7 woningen op een binnenterrein aan de Heiweg 235A. Twee van deze woningen hebben een extra “kamer” in de tuin, geschikt om thuis te werken of als mantelzorgwoning te gebruiken. De ontwikkeling vindt plaats op de kadastrale percelen Hatert L 696, Hatert L 4736, Hatert L 1349 en Hatert L 948 en het plangebied is daarmee in totaal 2809 m2. Er is in de nieuwe situatie sprake van 735 m² bebouwd oppervlak en 605 m² overige (terrein)verharding, waarvan van 315 m² halfverharding.
Het plangebied ligt op de grens van de wijken Grootstal en Hatertse Hei, en maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied De Biezen. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023, het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (2009) en de nota ‘Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer’ (2013) relevant. Er vinden wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 Versterken Verbinden Vergroenen. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.
Oppervlaktewater
In of in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Wel bevindt zich een grondwaterbeschermingsgebied direct aan de oostzijde van het plangebied. Voor grondwaterbeschermingsgebieden geldt dat er voor infiltratie van hemelwater ontheffing aangevraagd dient te worden bij de provincie. Dit zal voor dit plan waarschijnlijk niet nodig zijn.
Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
• maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw, bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur;
• een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen, bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen.
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.
Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.
Riolering/ hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Einsteinstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Geadviseerd wordt om een rioolontwerp voor te leggen aan de afdeling rioolbeheer van de gemeente Nijmegen. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota ‘Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer’.
Figuur 8: Stelsel van rioleringen
Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Van die verplichting kan afgeweken worden als de gemeente het afstromende hemelwater in openbare hemelwatervoorzieningen kan en wil ontvangen. Voor dit plan is dat niet het geval. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant ‘Duurzaam bouwen in het KAN’ (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.
De omgevingsvergunningsaanvraag, activiteit bouwen moeten een goedgekeurd rioleringsplan / waterhuishoudkundig plan bevatten. De nota ‘Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer’ geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke bouwaanvraag.
Belangrijke keuzen die al in het stadium van het schetsontwerp gemaakt moet worden, zijn:
Voor de werkzaamheden is geen watervergunning nodig.
Er is sprake van een toename in verhard oppervlakte. Hiervoor dient in het kader van de Keur van waterschap Rivierenland in principe compenserende waterberging gemaakt te worden. Aangezien het plan ligt in het droge gedeelte van Nijmegen hoeft geen compenserende waterberging gemaakt te worden vanuit de Keur. De eisen vanuit de nota ‘Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer’ blijven wel van toepassing.
Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.
Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Het verdient aanbeveling afvalwater en hemelwater per woning of bedrijf via eigen aansluitingen op de riolering af te voeren. Hemelwater uiteraard alleen bovengronds, na overloop uit een infiltratievoorziening die conform de nota ‘Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer’ is uitgevoerd. Het verdient tevens aanbeveling goede afspraken te maken over de afvoer van afvalwater en hemelwater over de percelen van derden als die situatie zich voordoet en die afspraken goed vast te leggen. Voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en hemelwater dienen op particulier terrein te liggen. In alle voorzieningen moet op particulier terrein een controleput geplaatst worden. Inpandige controleputten zijn toegestaan.
Let op bij gescheiden stelsels dat foutieve aansluitingen voorkomen worden omdat deze de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden.
Rijksbeleid
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek en de eventuele op te leggen maatregelen dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1-7-2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.
Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet. Dit komt er op neer dat tenzij dit reeds in een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is vastgelegd, er ten minste in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Gemeentelijke beleid
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met het Verdrag van Malta en de Erfgoedwet, erop gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in beweging Omgevingsvisie 2020 – 2040' legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen. Gemeente Nijmegen hecht belang aan het behoud van de eigen sterke identiteit als stad met historie en wil deze versterken. Dat is als zodanig ook opgenomen in de 'Erfgoedstrategie Nijmegen 2020'. Het archeologische erfgoed van de stad speelt in dit alles een belangrijke rol. In de Omgevingsvisie en in de Erfgoedstrategie is, met betrekking tot archeologie, de ambitie benoemd om dit niet alleen te beschermen en in stand houden, maar ook te versterken, ontwikkelen en benutten.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.
Bestaande archeologische waarden in het plangebied
Het plangebied Nijmegen Zuid 2017 - 2 (Heiweg 235a) ligt momenteel in een gebied met de dubbelbestemming waarde 1 (figuur 9). Een waarde 1 gebied heeft een onbekende archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt.
Aan een waarde 1 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 2.500 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.
Figuur 9:. Uitsnede van de archeologische beleidskaart Nijmegen met in rood de ligging van het plangebied. Bron gemeente Nijmegen.
Uitgevoerde onderzoeken
Een bestemmingsplan moet (ook financieel) haalbaar zijn. De aan- of afwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond kan van invloed zijn op de haalbaarheid, bijvoorbeeld omdat beschermende maatregelen noodzakelijk zijn of dat delen van het gebied opgegraven dienen te worden.
Binnen het plangebied heeft archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden.
In februari 2022 heeft een bureau- en verkennend booronderzoek plaatsgevonden. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel heeft uitgemaakt van de sneeuwsmeltwaterwaaier ten westen van de stuwwal van Nijmegen. Op basis hiervan kunnen binnen het plangebied archeologische waarden vanaf het Paleolithicum tot en met de middeleeuwen aanwezig zijn.
Het booronderzoek (figuur 10) heeft aangetoond dat de bodemopbouw binnen grote delen van het plangebied intact is. Slechts op de locatie van de huidige bebouwing, de toegangsweg en de 'kassen' van het voormalige tuincentrum is de bodem zo diep verstoord dat daar geen archeologische waarden meer verwacht worden.
Figuur 10: Ligging plangebied met uitgevoerde boorpunten. Binnen het rood omlijnde gebied is vervolgonderzoek noodzakelijk. Bron: Beckers 2022, bijlage 7.
Figuur 11: Bakker 2022, bijlage 3.
Bij besluit van de gemeente Nijmegen is vervolgens in april 2022 binnen de onverstoorde delen van het plangebied een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. In het onderzoeksgebied zijn vier proefsleuven aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 217 m², ofwel circa 9,9% van het onderzoeksgebied.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek (figuur 11) zijn geen archeologische vindplaatsen aangetroffen. Er zijn geen grondsporen en vondsten waargenomen. De bodem bestaat uit een sequentie van (ophoogpakket) op bouwvoor op B-horizont op C-horizont. De ondergrond bestaat uit matig grof, matig gesorteerd, matig tot sterk grindig, zwak siltig zand. Dit is geïnterpreteerd als sandr-afzettingen (ook bekend als afzettingen van de spoelzandwaaier).
Met het proefsleuvenonderzoek is de archeologische verwachting, zoals gespecificeerd in het vooronderzoek, getoetst en bijgesteld naar laag.
De steekproef van het proefsleuvenonderzoek was afdoende om aan- of afwezigheid binnen het gehele plangebied aan te kunnen tonen. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologie wordt dermate klein geacht dat het uitvoeren van nader onderzoek niet zinvol of noodzakelijk lijkt. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek heeft de gemeente Nijmegen om het plangebied gemotiveerd vrijgegeven voor de geplande ontwikkeling.
Benodigd onderzoek
Er is geen archeologisch vervolgonderzoek of toepassing van andere archeologische maatregelen benodigd.
Bestemmingsplanregels
Voor het plangebied geldt geen dubbelbestemming Waarde – Archeologie.
Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet
Desalniettemin kunnen nog archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan worden bij niet-archeologisch graafwerkzaamheden. Indien aanwezig, dan moeten deze gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.
Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):
Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).
Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.
Cultuurhistorisch beleidskader
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren.
De Erfgoedwet 2016 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een ‘Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten’ nodig.
Gemeentelijk beleid
Monumentenverordening
De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een ‘Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten’ nodig.
Aandachtslijst Cultureel Erfgoed
De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld.
Nota Cultureel Erfgoed
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15 mei 2013). Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De beleidskaart is onderdeel van de gemeentelijke Omgevingsvisie (2020).
Figuur 12: Cultuurhistorische beleidskaart
Cultuurhistorische waarden in het plangebied
Het betreffende bestemmingsplangebied Nijmegen Zuid 2017-2 valt binnen gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart.
Gebiedstype 2
In deze gebieden gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst. De monumenten geven aanknopingspunten om de geschiedenis zichtbaar te houden. Er zal daarom in deze gebieden geen afzonderlijke aandacht zijn voor individuele bebouwing.
Voor het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen wordt een cultuurhistorische analyse van het gebied gemaakt. Voor uitbreidingsmogelijkheden wordt bekeken wat de invloed op de cultuurhistorische waarden is, zodat de uitbreidingsmogelijkheden zoveel mogelijk hierop afgestemd kunnen worden.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt vooral de impact van deze ontwikkelingen op de directe omgeving van de beschermde monumenten meegenomen. Met andere woorden: een ontwikkeling in de directe omgeving van een monument moet passen bij het monument. De cultuurhistorische analyse van het bestaande bestemmingsplan biedt voldoende aanknopingspunten voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Cultuurhistorische analyse
Het plangebied betreft een binnenterrein dat tussen de bebouwingslinten aan de Heiweg en de Einsteinstraat ligt en toegankelijk is via een smalle inrit vanaf de Einsteinstraat. De Heiweg is een historische laan met laanbeplanting waarlangs historische bebouwing staat. De Einsteinstraat is een jongere straat die bij de bouw van de wijk Hatert is aangelegd.
In het verleden was het plangebied in gebruik als een tuincentrum. Op het perceel staat één woning, deze heeft geen cultuurhistorische waarde.
In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten of objecten die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed zijn geplaatst.
Bestemmingsplanwijziging
Met de bestemmingsplanwijziging maakt het voormalige tuincentrum plaats voor een aantal woningen. De toegestane nok- en goothoogte maakt dat de nieuwbouw niet zichtbaar is vanaf de Heiweg en daarmee niet van invloed is op het bestaande historische bebouwingslint. Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er daarom geen bezwaren tegen de voorgestelde bestemmingsplanwijziging.
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is een binnenterrein dat kadastraal gezien omsloten wordt door percelen aan de Heiweg, Pieter Zeemannstraat en de Einsteinstraat. Het gemotoriseerd verkeer wordt via een doorgang tussen Einsteinstraat 76 en 78 ontsloten op de Einsteinstraat. Deze doorgang is een ca. 4 meter brede verbinding die aansluit via een inritconstructie op de Einsteinstraat.
De Einsteinstraat is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met eenrichtingsverkeer in westelijke richting uitgezonderd fietsers en bromfietsers.
Langzaam verkeer
Het plangebied wordt voor de voetganger en fietser vanuit de verbindingsweg ontsloten op de Einsteinstraat.
De bovengenoemde erftoegangsweg is voorzien van infrastructuur voor voetgangers.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen aan de Hatertseweg en de Edisonstraat, deze bevinden zich op respectievelijk ca. 450m. en 500m. loopafstand.
Expeditie
Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde nota “Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030” en “Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets”.
De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad ‘sterk stedelijke” het plangebied ‘Heiweg 235A’ valt in gebied "Rest bebouwde kom".
Verkeersveiligheid
Om de verkeersveiligheid te vergroten richten we onze wegen, waar mogelijk en wenselijk, in als 30 km/u straten, belangrijke voorwaarde hierbij is dat de auto-intensiteit voldoende laag is. Dit is verwoord in het Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 ‘Nijmegen Goed op Weg’
Op de wegen binnen de bebouwde kom geldt voor de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen een maximum snelheid van 50 km/h. Voor de overige wegen binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.
Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg, binnen bebouwde kom, hiervoor geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.
Verkeergeneratie
De verkeersgeneratie wordt berekend aan de hand van de “Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets”. Dit is een uitwerking van de door raad vastgestelde nota “Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030”.
Nijmegen is aangeduid als sterk stedelijk. Conform de gebiedsindeling valt herontwikkeling aan het Heiweg 235A in de categorie ‘rest bebouwde kom’.
Op de Einsteinstraat rijden er in 2020 (volgens verkeersmodel 2020pre corona) ongeveer 1.000 motorvoertuigen/etmaal. De te verwachte verkeerstoename kunnen de omliggende wegen prima verwerken.
Beoordeling Verkeer
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. Hiertoe is op de locatie voldoende ruimte. Het schetsplan en de ingediende parkeerberekening laten 11 parkeerplaatsen zien. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm.
Alhoewel hierover niets in aangegeven in de stukken lijkt een duurzaam mobiliteitsconcept (met bv. gedeeld (elektrisch) autogebruik) bij deze ontwikkeling passend. Bij gedeeld autogebruik kan een groot deel van de anders noodzakelijke parkeerplaatsen komen te vervallen ten gunste van de collectieve tuin. Desgewenst kan informatie aangeleverd worden over de parkeernormen voor deelauto’s en de mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan.
Nijmegen als duurzame stad is een van de 4 hoofdopgaven van de Omgevingsvisie. We hebben de ambitie om voorop te lopen op het gebied van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. We gaan uit van duurzaam grondgebruik, waarbij ontwikkelingen waarde aan de stad toevoegen en een bijdrage leveren aan het oplossen van onze grote opgaven. Circulair bouwen, klimaatadaptatie, natuurinclusief bouwen en energieneutraal zijn hierbij centrale (samenhangende) thema’s, die ook elders in de stad vorm krijgen.
De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050).
Circulaire stad
De regio Arnhem-Nijmegen wil zich profileren als circulaire regio. Dit uit zich onder meer in de met het Rijk afgesloten woondeal waarin nadrukkelijk deze groene ontwikkeling aan de groeiopgave van de regio gekoppeld is.
In de nieuwe woningbouwplannen spannen wij ons in om minimaal 25% circulair te laten ontwikkelen. Vanaf 2030 wil de regio minimaal 50% circulair bouwen om uiteindelijk in 2050 te komen tot een circulaire leefomgeving. We streven daarom naar circulaire woningbouw, het liefst met gebruik van hernieuwbare organische bouwmaterialen (bijvoorbeeld hout, vlas, schapenwol etc.). We gebruiken de GRP methodiek als ontwerptool en beoordelingsmethodiek om de duurzaamheid van gebouwen in beeld te brengen.
Onze ambitie is om van de bouw een drijvende kracht te maken voor de circulaire economie. Daarom hebben we ons ook aangesloten bij de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen. We willen laten zien dat het grootschalig circulair en conceptueel bouwen van woningen niet ten koste gaat en mag gaan van snelheid en betaalbaarheid. Daarbij zijn er verschillende manieren om circulair bouwen in te vullen:
De initiatiefnemers onderzoeken of het mogelijk is om tenminste 50% of meer biobased te kunnen bouwen. Dit houdt in dat een groot deel van constructie en isolatie uit hernieuwbare materialen is omgebouwd. Houtskeletbouw met een biobased isolatie, zoals houtwol , vlas, hennep of stro heeft bij de initiatiefnemers de voorkeur. Gevelafwerking zal in hout worden uitgevoerd.
Klimaat adaptief
Nijmegen ligt in een kwetsbaar landschap dat gevoelig is voor hitte, droogte en wateroverlast. Klimaatverandering heeft bijvoorbeeld effect op piekbuien. Plekken in de stad met dichte bebouwing zijn gevoelig voor hittestress. Samen met partners in de regio, zoals gemeenten, provincie en waterschapen en vele andere organisaties, werken we daarom aan een regionale adaptatie strategie om een klimaatbestendige regio te zijn. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema’s voor Nijmegen in deze strategie zijn ‘een groenblauwe stad’ en ‘klaar voor de hitte’. Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. De regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.
Water, droogte en hitte
De opgave voor een klimaatbestendige wijk vraagt om een integrale blik waarbij de combinatie van inrichting, architectuur, (bodem)infrastructuur en beplanting zorgen voor een aangenaam klimaat. Concreet gaat het bijvoorbeeld om de situering van gebouwen voor schaduwwerking, keuze van materialen, het beperken van verharding en de keuze van het type verharding, wortelruimte en kwalitatief goede grond voor planten en bomen, groene daken en natuurlijk de waterhuishouding.
Denk bijvoorbeeld aan maatregelen als:
De initiatiefnemer zal een groot deel van de huidige bestrating met betonstenen verwijderen. Initiatiefnemers passen halfverharding toe bij de gemeenschappelijke wandelpaden. De gemeenschappelijke tuin wordt zoveel mogelijk bij- , insect- en vogelvriendelijk aangeplant. De parkeerplaatsen zullen deels voorzien worden van tegels of stenen met ruimte voor groen hiertussen. Het regenwater kan dan ook makkelijker infiltreren. Bijkomstig voordeel is dat de parkeerplaatsen, als ze niet gebruikt worden, ook een groene uitstraling hebben.
Er zal een aantal nieuwe bomen en struiken in de tuin worden aangeplant. Dit zullen inheemse soorten zijn die worden uitgezocht op hun bijdrage aan de biodiversiteit. Zoals bijvoorbeeld vogelvriendelijke inheemse boomsoorten. Er is een bioloog en landschapsarchitect betrokken om o.a. op dit gebied te adviseren.
Het doel is om regenwater zoveel mogelijk op eigen terrein te laten infiltreren. Het toepassen van een wadi en groene daken is één van de maatregelen die de initiatiefnemers nemen om het regenwater zoveel mogelijk op eigen terrein te laten infiltreren en pieken in regenval op te vangen. De initiatiefnemers hebben advies gevraagd voor berekening en uitvoering bij een bioloog, een landschapsarchitect en een civieltechnisch ingenieursbureau.
Er komen groene daken op bijna alle schuine daken van de nieuw te bouwen woningen. Dit zal gebeuren in combinatie met pv-panelen.
Passieve koeling verdient de voorkeur bij de deze woningen. Zonwering aan de buitenzijde van de woningen zal worden toegepast indien dit noodzakelijk is. Op de begane grond ligt de voorkeur van de initiatiefnemers om pergola's en begroeide gevels als zonwering toe te passen. Voordeel is dat op deze manier in de winter, wanneer er geen bladeren zijn, wel optimaal van de zoninstraling wordt geprofiteerd. Daarnaast zullen er door het groen meer vogelvriendelijke plekken ontstaan. Door verdamping via de bladeren hebben planten een koelend effect in de zomer .
Natuurinclusief bouwen
In de Omgevingsvisie kiezen we voor natuurinclusief bouwen. We nemen de natuur vanaf het begin mee bij de planontwikkeling en gaan uit van de gebiedsspecifieke kansen. Dat betekent dat nieuwe ontwikkelingen bewust ruimte creëren voor natuur, in de groenstructuur en bij/in gebouwen. Natuurinclusief bouwen is een van de maatregelen om die ambitie te realiseren. Dit is niet alleen goed voor de flora en fauna, maar ook voor klimaatadaptatie en de belevingswaarde van toekomstige bewoners. We bouwen hiervoor voort op de Toolbox Natuurinclusief Bouwen en Ontwikkelen die we voor de Waalsprong en het Waalfront hebben opgesteld.
De bouwwijze en tuininrichting is natuurinclusief, waaronder een groen dak met inheemse sedumsoorten; nestplaatsen voor vogels en vleermuizen; en een vogel- , egel- en insectenvriendelijke tuin. Ook zullen er twee “marterkasten” worden geplaatst voor de aanwezige steenmarters
De bioloog die betrokken is bij deze ontwikkeling adviseert op het gebied van natuurinclusief bouwen. p advies van de door de initiatiefnemers aangetrokken bioloog wordt onderzocht of hier een “paddenpoel ” aangelegd kan worden om op deze manier ook amfibieën aan te trekken. De initiatiefnemers hebben de door de gemeente Nijmegen ontwikkelde Toolbox Natuurinclusief Bouwen en Ontwikkelen gelezen.
Energieneutraal
Nijmegen heeft de ambitie om uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij te zijn. Energiebesparing is een eerste vereiste om de energievraag te minimaliseren. Daarnaast zitten er kansen in het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars in dit gebied. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.
Energiebehoefte beperken
Vanaf 1 januari 2021 is bijna energie neutrale bouw (BENG) de norm. De energiebehoefte van een gebouw bestaat uit de warmte- en koudevraag en kan in kaart worden gebracht met een energiescan. De energiebehoefte wordt bepaald door een samenspel van factoren, zoals de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting, de aanwezigheid van koudebruggen, de vorm (geometrie), de ligging en de bezonning van een gebouw. Hierbij kan ook onderzocht worden of oververhitting in een gebouw een probleem kan zijn en hoe de ventilatie geoptimaliseerd kan worden.
De woningen zullen voldoen aan de BENG-norm, bijna energie neutrale bouw. De initiatiefnemers onderzoeken hoe de woningen nog beter dan de BENG norm kunnen presteren, het liefst energieneutraal. Alle woningen zullen pv-panelen krijgen. Een extern ingenieursbureau zal worden ingeschakeld om te adviseren op het gebied van energie. Er zal gekeken worden naar het totale pakket aan mogelijkheden; de verhouding glas en gesloten wand, oriëntatie, isolatie, ventilatie, verwarming , koeling en ventilatie (met warmteterugwinning). Voor verwarming wordt de mogelijkheid van warmte-koude opslag in combinatie met een warmtepomp onderzocht. De locatie is hier geschikt volgens de gemeente Nijmegen.
Hernieuwbare energie opwekken
De resterende energiebehoefte kan (deels) worden opgewekt met zonne-energie. Nijmegen heeft de ambitie dat alle geschikte daken vol liggen met zonnepanelen. Naast de standaard zonnepanelen komen er steeds meer opties op de markt, denk aan geïntegreerde zonnedaken en -gevels en zonnedakpannen.
Aardgasvrij
Per 1 juli 2018 moeten nieuwbouwwoningen aardgasvrij zijn. Het gaat om alle nieuwbouwwoningen die op of na 1 juli 2018 worden ingediend voor een omgevingsvergunning. Alternatieven voor verwarmen met aardgas zijn aansluiten op het warmtenet (indien mogelijk) of verwarmen met een warmtepomp of infraroodpanelen. In het gebied is geen warmtenet aanwezig. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor een Warmte-Koude opslagsysteem. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele nabijgelegen andere gebruikers van bodemwarmte en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem in ogenschouw genomen moeten worden. Een bijkomend voordeel van een WKO is dat de woning hiermee in de zomer kan worden gekoeld.
Alle woningen zullen pv-panelen krijgen. Uiteraard zijn deze woningen aardgasvrij.
Bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten
Uit de aangeleverde plattegrondstekening valt op te maken dat de locatie voor de hulpverlenings-diensten te bereiken is vanaf de Einsteinstraat. De aansluiting tussen de Einsteinstraat en de verbindingsweg moet geschikt gemaakt worden voor hulpverleningsvoertuigen:
Voor een goede bereikbaarheid is het verstandig om de woningen een huisnummer aan de Einsteinstraat te geven, of de woningen aan het binnenplein te voorzien van een aparte straatnaam.
Bluswatervoorziening
De bluswatervoorziening ligt bij de inrit ten hoogte van de Einsteinstraat. Na beoordeling van de afdeling operationele informatievoorziening voldoet deze bluswatervoorziening voor het bestemmingsplan.
Conclusie
Het plan voldoet aan de uitgangspunten voor bereikbaarheid en bluswatervoorziening, wel moet er bijzondere aandacht komen voor de aansluiting tussen de inrit en de toegangsweg naar het plangebied.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is.
Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de welstandsnota.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Onder het kopje algemene regels zijn de regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Hierbij gaat het om de volgende bepalingen:
Enkelvoudige bestemming
Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. Daarnaast zijn aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, dat geheel mag worden bebouwd. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Aan- en uitbouwen en erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan.
Algemene aanduidingsregels
Behalve bestemmingen en een dubbelbestemming zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen de dubbelbestemming met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel op de verbeelding als in de planregels voor.
In dit bestemmingsplan komen verschillende functie- als gebiedsaanduidingen (bouwvlakken, maatvoeringsaanduidingen (maximum goot- en bouwhoogte) voor.
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregel.
De gemeentelijke kosten ten gevolge van deze ontwikkeling worden middels het heffen van leges in rekening gebracht bij de initiatiefnemer.
Uit de gevraagde herziening van het bestemmingsplan kan schade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening om welke reden er gerede twijfel bestaat over de vereiste economische uitvoerbaarheid van de gevraagde planologische maatregel. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor initiatieven planschade betaalt. Om die reden is in een overeenkomst opgenomen dat de initiatiefnemer zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren.
Voor dit bestemmingsplan is op 29 juni 2022 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingekomen.
Er heeft vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden. Het Waterschap is akkoord met het plan. Er spelen geen rijks- en/of provinciale belangen.
Vanaf het moment van aankoop eind 2020 hebben de initiatiefnemers regelmatig contact gehad met de bewoners van de woningen die grenzen of bijna grenzen aan het perceel Heiweg 235A in Nijmegen. Hieronder een overzicht.
Koopovereenkomst en persoonlijk contact eind 2020
De initiatiefnemers zijn eind 2020 eigenaar geworden van het perceel Heiweg 235A te Nijmegen. De initiatiefnemers hebben zich op dat moment persoonlijk voorgesteld aan de omwonenden middels het overhandigen van een kerstkaart. Op deze kaart werd opgeroepen om zich aan te melden per mail, zodat een informatieavond overlegd kon worden en dat men op de hoogte gehouden zou worden. Veel omwonenden hebben zich aangemeld met hun mailadres. Er is speciaal voor de communicatie en participatie een externe deskundige gevraagd om dit proces te begeleiden samen met de initiatiefnemers.
Informatieavonden in januari 2021
Op 18 , 19 en 20 januari 2021 zijn er door de initiatiefnemers drie digitale Teams-sessies (vanwege Corona) georganiseerd waarbij er in totaal ongeveer 20 omwonenden hebben deelgenomen. Hiervoor is er een externe moderator aangetrokken om deze avond te begeleiden. Het plan met 8 woningen aan een gemeenschappelijke tuin is gepresenteerd en er is een aantal opties voorgelegd. De vragen en opmerkingen plus de antwoorden van de initiatiefnemers zijn gebundeld in een document, samen met de presentatie die is gegeven via Teams. Dit document is digitaal verspreid. Ook heeft iedere omwonende een afgedrukt exemplaar ontvangen, zodat iedereen op de hoogte is gebracht, ook al is er niet aan de Teams-sessie meegedaan of wanneer je geen computer hebt.
Aanpassingen en informatieavonden in maart 2021
Aan de hand van de opmerkingen is het plan aangepast van 8 naar 7 woningen. Dat resulteerde ook in minder parkeerplaatsen. Ook zijn de woningen verder van de erfgrenzen met de omwonenden gelegd, zodat het plan wat luchtiger en groener is geworden. Daarnaast is de maximale nokhoogte van 7,5 meter naar 7 meter verlaagd.
Dit aangepaste plan is ook weer via Teams gepresenteerd aan de buurt op 6 en 7 maart. Ook hier zijn de vragen en opmerkingen plus de antwoorden van de initiatiefnemers gebundeld in een document, samen met de presentatie die is gedeeld via Teams. Dit document is digitaal verspreid. Ook heeft iedere omwonende een afgedrukt exemplaar ontvangen, zodat iedereen op de hoogte is gebracht, ook al is er niet aan de Teams-sessie meegedaan of wanneer je geen computer hebt.
Presentatie maquette, 3D beelden en ontwerp stedenbouwkundig plan
Met de informatie van de laatste informatieavond hebben de initiatiefnemers het plan verder uitgewerkt tot een Voorlopig Ontwerp. In mei 2021 is er een “vooroverleg” aangevraagd bij de gemeente Nijmegen. In september 2021 is het plan door de Commissie Beeldkwaliteit positief beoordeeld. In oktober 2021 heeft de gemeente Nijmegen het “vooroverleg” als kansrijk beoordeeld.
Dit was het moment om de omwonenden via een maquette, tekeningen en 3D beelden te informeren. Er is op 15 oktober 2021 een herfstbuurtborrel georganiseerd op de locatie Heiweg 235A, die goed werd bezocht. Naast de twee initiatiefnemers waren ook de landschapsarchitect en de ecoloog/bioloog uitgenodigd die bij dit plan betrokken zijn. Er kon direct één op één vragen worden gesteld aan de architect, aannemer, landschapsarchitect en ecoloog /bioloog. Daar is ook gebruik van gemaakt.