direct naar inhoud van 3.5 Natuur en landschap
Plan: Heyendaal 1977 - 14 (Groenewoudseweg nabij nr. 313)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP63W14-OH01

3.5 Natuur en landschap

3.5.1 Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland. Uit onderstaande luchtfoto blijkt dat de locatie niet in of in de nabijheid van de EHS ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP63W14-OH01_0002.png"

Figuur beleidskaart Ecologische hoofdstructuur, de rode cirkel geeft het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP63W14-OH01_0003.png"

3.5.2 Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998

De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op honderden meters van het Vogelrichtlijngebied “Waal”.

Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt “cumulatieve effecten” genoemd.

De ontwikkeling van het betreffende perceel heeft geen gevolgen voor de Natura 2000-gebieden.

3.5.3 Flora en fauna

De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

3.5.3.1 Zorgplicht en Verbodsbepalingen

In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.

Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. Voor het gebied geldt een onderzoeksverplichting in het kader van de Flora- en Faunawet. Voor de locatie Groenewoudseweg is een Ecologische quickscan uitgevoerd.

De belangrijkste conclusies uit deze quickscan zijn:

  • de uitvoering van de ingreep kan negatieve effecten hebben op Broedvogels vandaar de volgende voorwaarden.

Voorwaarden

  • graaf- en bouwwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden;
  • de werkzaamheden mogen tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, echter enkel wanneer in de directe omgeving de aanwezigheid van nesten uitgesloten kan worden middels een aanvullend flora en fauna onderzoek.
3.5.4 Groenhoofdstructuur

Binnen het plangebied is groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig. Het betreft vlakgroen op stedelijk niveau. Het gaat om een waardevolle lijnstructuur welke een recreatieve route vanaf Heijendaal richting het centrum vormt. Daarnaast heeft de structuur potentie als groeiplaats voor zeldzame flora en fauna welke al in de aangrenzende spoorkuil te vinden zijn. Bij deze ruimtelijke ontwikkeling doet zich de kans voor om het groen aantrekkelijker te maken en de kwaliteit te verhogen.

3.5.5 Waardevol groen

Binnen het plangebied staan geen waardevolle bomen.