direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Centrum - Stationsomgeving - 1 (Stationsplein 12-23)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP5501-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De stationsomgeving van Nijmegen moet de komende jaren worden omgevormd tot het visitekaartje van de stad. Tegenover het Centraal Station in Nijmegen bevindt zich het verouderde kantoorgebouw Metterswane. De eigenaar van dit pand is voornemens de locatie te herontwikkelen door middel van sloop-nieuwbouw. In de nieuwbouw, met variërende bouwhoogten tot maximaal 23 bouwlagen, wordt een gemengd programma gerealiseerd, bestaande uit:

  • 264 appartementen, waarvan
    • 1. Minimaal 50 appartementen bestemd voor sociale huur.
    • 2. Maximaal 60 appartementen - niet behorend tot de sociale huur - met een gebruiksoppervlakte kleiner dan 51 m2.
    • 3. De overige appartementen hebben een gebruiksoppervlakte van minimaal 51 m2 en beschikken over een eigen buitenruimte.
  • Hotelfunctie, ter grootte van circa 4.000 m2 bvo (circa 110 kamers).
  • Kantoorfunctie, ter grootte van maximaal 4.000 m2 bvo.
  • Commerciële en bedrijfsruimten (zoals een supermarkt en brasserie), ter grootte van circa 1.600 m2 bvo.

Naast bovengenoemde functies voorziet de ontwikkeling in bijbehorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is centraal gelegen in Nijmegen, tussen het centrum en het Centraal Station.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: globale ligging plangebied in Nijmegen

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door het stationsplein en Centraal Station. Aan de zuidzijde bevindt zich de Van Schaeck Mathonsingel. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan een appartementencomplex en een braakliggend perceel (voormalig restaurant) en aan de noordzijde wordt de grens gevormd door de Burgemeester Hustinxstraat.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: ligging plangebied in de directe omgeving (plangebied is rood omlijnd (globaal))

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan "Nijmegen Centrum - Stationsomgeving". Dit bestemmingsplan is door de raad op 5 november 2012 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: vigerende bestemming plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Nijmegen Centrum - Stationsomgeving' geldt ter plaatse de bestemming 'Gemengd - 1'. Binnen deze bestemming zijn voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca toegestaan. Het bestemmingsplan kent variërende maximale bouwhoogten die oplopen tot 34 meter.

Het toevoegen van bouwvolume en het mogelijk maken van nieuwe functies (zoals bijvoorbeeld wonen, hotel, supermarkt) is strijdig met het vigerende bestemmingsplan.

Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving.Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

De stationsomgeving

Met circa 45.000 treinreizigers en 30.000 busreizigers die dagelijks gebruik maken van het Centraal Station is de stationsomgeving voor veel bezoekers de entree van de stad. Helaas is het stationsgebied op dit moment vooral een rommelig verdeelpunt van forensen. Zowel bezoekers als bewoners verblijven niet graag in de onaantrekkelijke stationsomgeving en verlaten het gebied zo snel mogelijk naar de binnenstad of andere eindbestemmingen.

Aan de oostzijde van het station bevindt zich het stationsplein dat qua allure, levendigheid en ruimtelijke kwaliteit nog niet op het niveau is dat verwacht zou mogen worden bij een belangrijke entree van de stad. Aan de westzijde is op dit moment zelfs helemaal geen binding tussen het station en de naastgelegen wijk.

Toch is dit een gebied met uitstekende kansen voor toekomstige ontwikkelingen. Het Centraal Station is één van de zes multifunctionele en multimodaal ontsloten "Knopen" in de stad. Het gebied kenmerkt zich door een uitstekende bereikbaarheid per openbaar vervoer en de nabijheid van de aantrekkelijke historische binnenstad van Nijmegen.

De gemeente heeft de ambitie dit hele gebied een kwaliteitsimpuls te geven, zodat het stationsplein een goed ontsloten gebied wordt van hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit, waar wordt gewoond, gewerkt en verbleven. Met andere woorden: de stationsomgeving wordt het visitekaartje van de stad, waartoe het nieuwe Metterswane een bijdrage kan leveren.


Metterswane

Het gebouw Metterswane, een kantoorgebouw in hoogte variërend tot maximaal 34 meter, heeft een prominente ligging aan het stationsplein, pal tegenover de hoofdingang van het Centraal Station. De belangrijkste verbindingen tussen station en binnenstad lopen beide langs het gebouw. Aan de zuidzijde bevindt zich de nieuw ontwikkelde Van Schaeck Mathonsingel met haar mix van moderne en historische bebouwing en moderne parkeergarage. Aan de noordzijde ligt de minder aantrekkelijke Burgemeester Hustinxstraat. De gemeente heeft de ambitie om beide verbindingen op te waarderen en deze routes naar het centrum te versterken. De Metterswanelocatie, aan de kop van beide assen, speelt hierbij als markant 'entree gebouw' een belangrijke stedenbouwkundige sleutelrol. Het eentonige monofunctionele kantoorgebouw dat Metterswane nu is draagt echter niet bij aan de hoge ambities en verwachtingen die Nijmegen heeft voor de stationsomgeving. De herontwikkeling van de locatie biedt dan ook mogelijkheden om meer levendigheid en meer ruimtelijke kwaliteit in het gebied te creëren.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

In een eerdere hoogbouwnotitie (2003)(opgenomen in huidige Uitwerking Nota Beelkwaliteit) is er in de stad ruimte geboden voor hoogbouw op specifieke plekken. Een daarvan is het Openbaar Vervoer (OV) knooppunt, waarbij een intensivering van het ruimtegebruik gunstig en gewenst is voor het draagvlak en functioneren van het OV en automobiliteit terugdringt. Daarnaast levert de hoogbouw een bijdrage aan de leesbaarheid van de stad (zichtlijnen) en haar stedelijke structuur. In de spoorzone zijn de hoogte accenten Castella, Talia, Nimbus en De Lunet daar recente voorbeelden van en vormen een soort hoogbouw reliëf (afwisselende hoogtes ten behoeve van een interessante skyline). De hoogte en de opbouw van de massa van de nieuwbouw op de Metterswane locatie sluit daar op aan. Tezamen vormen zij het 'nieuwe Nijmegen'.

Vanuit eerdere stedenbouwkundige analyses blijkt de nadrukkelijke wens om het Stationsplein een intiemer en meer besloten karakter te geven. Het doel van de verschillende opgaven rond het Stationsplein is te komen tot een sterke en heldere pleinwand, met een veelheid aan functies die vooral op de begane grond (plint - ooghoogte) een publiek karakter hebben. Dit zal de levendigheid van het plein en de aanlooproutes bevorderen. De Metterswane locatie is in deze ontwikkeling van de stationsomgeving een belangrijke en beeldbepalende opgave.

Het huidige stationsgebouw zal in de nieuwe context meer een gebouw zijn wat belangrijk wordt ervaren op ooghoogte en vraagt om een gevarieerde invulling ter hoogte van de hoofdentree maar ook langs / in de vleugels van het gebouw.

In de Ontwikkelingsvisie 'Nijmegen Centraal' vormt de oost-west as, de Tunnelweg, de 'ruimtelijke ruggengraat' van het gebied waar onder meer het gebouw Talia (Doornroosje en de studentenhuisvesting), Nimbustoren en de Metterswane locatie deel vanuit maken. De Metterswane locatie is zodanig gepositioneerd dat er drie balangrijke routes langs lopen. De Van Schaeck Mathonsingel en Burgemeester Hustinxstraat in oost –west richting (stad – station) en het stationsplein in noord-zuid richting (keizer Karelgarage – Doornroosje). De nieuwbouw is voorzien van zoveel mogelijk publieke functies en entrees zodat dit de kwaliteit en levendigheid van de routes ten goede komt.

Talia en het Mercure hotel zijn de robuuste wanden van het stationsplein uitgevoerd in baksteen. Zij sluiten het stationsplein ruimtelijk af. De toekomstige bebouwing op de Metterswane locatie krijgt een transparante en uitnodigende materialisatie. Het gebouw is in z'n geleding en uitstraling een stadsgebouw dat een entree naar de stad waardig is.

Het huidige Metterswane kent in zijn massa en hoogte geen onderscheid tussen de historische Van Schaeck Mathonsingel en de Burgemeester Hustinxstraat terwijl deze routes naar de stad in sfeer en maatvoering totaal verschillend zijn. Het nieuwe gebouw reageert in z'n geleding wel op dat verschil (trapsgewijze opbouw). De bouwhoogte van de nieuwbouw loopt richting de Van Schaeck Mathonsingel af naar 9 lagen met een overgang richting de historische villa's van 6 lagen.

De rooilijn van de Van Schaeck Mathonsingel wordt gekenmerkt door een zekere afstand van de verschillende bouwmassa's tot de singel. Dit behoeft ook aandacht bij de afstand van de nieuwbouw Metterswane tot de singel. De nieuwbouw grenst direct aan de singel als beëindiging waarbij er voldoende afstand blijft voor de passant. Echter de bebouwing op de locatie van het voormalige Chinese restaurant zal een overgang vormen tussen Metterswane en de aangrenzende rooilijn van de historische stadsvilla's.

De 'nieuwe loper' van en naar de stad langs de Burgemeester Hustinxstraat heeft een meer 'Small Business District' sfeer met een eigen identiteit en maatvoering (ca.100m breed van gevel tot gevel)). De nieuwbouw krijgt aan deze kant ruimtelijk een hoogteaccent van maximaal 23 bouwlagen (bouwhoogte Nimbus). De positie van het hoogteaccent sluit goed aan op de hoogte van de Nimbustoren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het Rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.

In de SVIR is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  • a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur van Nederland;
  • b. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden, waarbij de Ladder voor duurzame verstedelijking is aangepast. De (gewijzigde) Ladder is in artikel 3.1.6 Bro lid 2 vastgelegd en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.

Wat onder ‘stedelijke ontwikkeling’ en ‘bestaand stedelijk gebied’ wordt verstaan is in het Bro opgenomen en is verder uitgekristalliseerd in jurisprudentie. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro ‘een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Onder ‘bestaand stedelijk gebied’ verstaat het Bro een ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

3.1.2.1 Stedelijke ontwikkeling

Allereerst moet de vraag worden beantwoord of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wat onder een stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) opgenomen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit ‘een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Andere stedelijke voorzieningen betreffen volgen de Nota van Toelichting (2017) “accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure”.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de herontwikkeling van het verouderde kantoorpand ‘Metterswane’ binnen de bebouwde kom van Nijmegen. Relevant is of deze ontwikkeling is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Bij de beantwoording van deze vraag moet volgens de Afdeling in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande plan, voorziet in een functiewijziging en welk planologische beslag op de ruimte het voorliggende plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande plan.

Uit jurisprudentie blijkt dat een woningbouwplan dat voorziet in de realisatie van maximaal 11 woningen binnen een dorpskern niet hoeft te worden aangemerkt als woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Een woningbouwplan dat voorziet in de ontwikkeling van 12 woningen wordt daarentegen wel aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Gelet op het woningbouwprogramma van het plan en het feit dat wonen momenteel ter plaatse niet mogelijk is, wordt gesteld dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Ten aanzien van de realisatie van een hotelfunctie binnen het plangebied geeft jurisprudentie aan dat een hotel, bestaande uit 160 hotelkamers, met bijbehorende voorzieningen een substantiële omvang kent. Daarbij komt dat de Afdeling in haar uitspraak aangeeft dat in de betreffende casus ook sprake is van een dusdanige functiewijziging (van bedrijfsmatige activiteiten in milieucategorieën 1 en 2, kantoren en detailhandel naar hotel) dat qua aard en omvang sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Gelet op het aantal hotelkamers en het feit dat een hotelfunctie momenteel ter plaatse niet mogelijk is, wordt gesteld dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De beoogde kantoorfunctie van maximaal 4.000 m2 bvo sluit aan bij de geldende juridisch-planologische mogelijkheden binnen het plangebied en hoeft daarom niet aangemerkt te worden als een stedelijke ontwikkeling.

De ontwikkeling van de commerciële en bedrijfsruimten, circa 1.600 m2 bvo, is op grond van het bestemmingsplan (dienstverlening en kantoren) reeds toegestaan. Jurisprudentie wijst uit dat wanneer een plan voorziet in een ontwikkeling waarvan de bouw en het gebruik op grond van het vorige bestemmingsplan reeds is toegestaan, maar een andere situering kent, geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft. Aangezien er binnen de commerciële en bedrijfsruimten ook een supermarkt en brasserie worden beoogd en dit geen ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca betreft, is er deels sprake van een functioneel nieuw ruimtebeslag ter plaatse van het plangebied. Discutabel is of deze functies een dusdanige omvang hebben dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Volledigheidshalve is daarom gekozen om de behoefte aan de commerciële en bedrijfsruimten ook aan te tonen.

Gelet op het voorgaande is voorliggende ontwikkeling binnen het plangebied aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Daarom is een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Deze toets vindt hieronder plaats.

3.1.2.2 Verzorgingsgebied

Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient de behoefte aan de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt te worden beschreven. De behoefte dient te worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. Het verzorgingsgebied moet van geval tot geval worden bekeken en kan sterk verschillen per functie.

Hoofdstuk 2 van de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland bevat onder andere regels inzake wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie. Voor voorliggend plan is het dan ook noodzakelijk om te kijken welke regels ten aanzien van wonen zijn vastgelegd. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland regelt in artikel 2.2.1.1 dat nieuwe woningen enkel zijn toegestaan wanneer deze passen binnen het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. De gemeente Nijmegen vormt samen met 19 andere gemeenten de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Binnen deze stadsregio vindt onderlinge afstemming plaats over woningbouwontwikkelingen. De gemeenten Beuningen, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen vormen gezamenlijk de subregio Nijmegen en kennen als subregio binnen de stadsregio ook onderlinge woningbouwafspraken.

Verhuisbewegingen

De kwantitatieve en kwalitatieve vraag wordt mede bepaald door de omvang van het marktgebied. Het marktgebied verschilt per ontwikkeling en valt niet per se samen met de bestuurlijke regio. Een belangrijke indicator voor de omvang van de marktregio is het aantal verhuisbewegingen binnen en naar de betreffende regio of gemeente. Wanneer de verhuisbewegingen voor de gemeente Nijmegen worden geanalyseerd, blijkt uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat ongeveer de helft van alle gevestigde personen Nijmegen uit de gemeente zelf afkomstig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0004.png"

Tabel 1: totaal aantal verhuisbewegingen gemeente Nijmegen in 2017 (Bron: CBS)

Daarnaast zijn er in eerste instantie vooral verhuisrelaties met de gemeenten uit de stadsregio Arnhem-Nijmegen, zoals de gemeenten Berg en Dal, Arnhem, Beuningen en Wijchen. Opvallend is dat Nijmegen, ondanks de geografische afstand, ook een relatief grote verhuisrelatie met Noordenveld, Utrecht, Amsterdam en enkele Brabantse gemeenten heeft. Navolgende tabel laat de meest relevante verhuisbewegingen naar de gemeente Nijmegen vanuit andere gemeenten zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0005.png"

Tabel 2: Verhuisbewegingen naar Nijmegen naar herkomst in 2017 (bron: CBS)

Het voorgaande wordt bevestigd door de gegevens uit het Eindrapport woningmarktonderzoek en woonagenda 2014-2020 Stadsregio Arnhem Nijmegen. In dit rapport is een kaart opgenomen waarop de grootste verhuisstromen binnen de stadsregio zijn weergegeven, voor de belangrijkste doelgroepen. In de kaart staan de belangrijkste saldi weergegeven van vestiging en vertrek, in de onderzochte periode van drie jaar (2009-2011). De dikte van de pijlen in de legenda staat gelijk aan 200 huishoudens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0006.png"

Afbeelding 4: Verhuisstromen stadsregio Arnhem-Nijmegen (Bron: Eindrapport woningmarktonderzoek en woonagenda 2014-2020 Stadsregio Arnhem Nijmegen).

Hotel

In tegenstelling tot (vrijwel) alle andere stedelijke voorzieningen is het verzorgingsgebied van een hotel niet het direct omliggende gebied. Hotelgasten komen immers (doorgaans) van grotere afstand. Voor de (plan)capaciteit is van belang welke hotels in hetzelfde marktgebied acteren en welke specifieke locatie (hotel) door hotelgasten nog als een acceptabel alternatief wordt beschouwd.

Nijmegen ontvangt vooral recreatieve en zakelijk-toeristische bezoekers die binnen de gemeente een hotel zoeken. Bezoekers van de stad zullen niet snel elders (buiten de stad) overnachten. Daarom beschouwen we de gemeente Nijmegen als het verzorgingsgebied. Andere redenen waarom we de hotels in de regio rondom Nijmegen buiten beschouwing laten hebben te maken met het feit dat deze hotels anders zijn in concept en uitstraling en zich richten op een andere doelgroep. Metterswane is een binnenstadshotel dat zich vooral richt op bezoekers die doelbewust een verblijf in de historische stad verkiezen boven een verblijf in de (groene) regio.

Commerciële en bedrijfsruimtes

Tenslotte geldt dat er binnen het bouwplan commerciële en bedrijfsruimtes zijn beoogd. Deze ruimtes krijgen een breed karakter en kunnen worden ingevuld ten behoeve van dienstverlening, kantoren, kleinschalige horeca en/of kleinschalige detailhandel. Gezien de kleinschaligheid van de commerciële en bedrijfsruimtes zal het marktgebied van deze functies niet verder rijken dan de bewoners en bezoekers van Nijmegen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden gesteld dat het marktgebied voor de woningen zich primair richt op de gemeente Nijmegen met een uitloop richting andere (buur)gemeenten. Voor de hotelfunctie wordt Nederland, met uitzondering van de regio Arnhem-Nijmegen, aangehouden. Wel wordt de vraag-aanbodsituatie in de regio als uitgangspunt genomen om de behoefte aan te tonen. Tenslotte geldt voor de commerciële en bedrijfsruimtes dat deze functies als dusdanig kleinschalig worden getypeerd dat het verzorgingsgebied niet verder reikt dan Nijmegen.

3.1.2.3 Behoefte wonen

Aangetoond moet worden dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte binnen het markt- of verzorgingsgebied. Bij het bepalen van de behoefte is zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve behoefte van belang.

3.1.2.3.1 Kwantitatieve behoefte


Bevolkings- en huishoudensontwikkeling

De vraag naar woningen wordt in belangrijke mate bepaald door de demografische ontwikkelingen die binnen het marktgebied spelen. Voor de kwantitatieve woningbehoefte geldt dat het sterk afhankelijk is van de ontwikkeling van het aantal inwoners. De gemeente Nijmegen heeft in 2018 een Demografische Verkenning gepubliceerd. Binnen de stadsprognose die in deze publicatie zit worden een tweetal scenario’s gehanteerd, namelijk het hoofdscenario en het alternatieve scenario. In het hoofdscenario wordt uitgegaan van woningbouw volgens de destijds actuele beleidsplannen/inzichten en zijn de demografische trends uit de afgelopen jaren doorgetrokken.

Het alternatieve scenario is conservatiever, gaat uit van minder bouw en minder vestigers. Uit de bevolkingsprognose van de gemeente Nijmegen blijkt dat in beide scenario’s het aantal inwoners in de gemeente tot 2035 blijft groeien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0007.png"

Tabel 4: Inwoners en zelfstandige woningen in 2 scenario's gemeente Nijmegen

Daarnaast bevat de Gelderse woningmarktmonitor voor de gemeente Nijmegen een huishoudensprognose in de periode 2015 – 2040. Deze prognose is navolgend weer-gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0008.png"

Tabel 5: Huishoudensprognose gemeente Nijmegen (Bron: prognose provincie Gelderland 2017 (Primos 2016 Gelderse variant), bewerkt door SAB).

Uit de voorgaande informatie uit de Gelderse woningmarktmonitor is af te leiden dat de gemeente Nijmegen de komende jaren een positieve huishoudensprognose kent. De verwachting is dat het aantal huishoudens tussen 2015 en 2040 met bijna 9.000 zal toenemen.

Woonagenda Subregio Nijmegen e.o. 2017-2027

In de subregionale woonagenda voor Nijmegen en omstreken is voor de periode 2017 tot en met 2027 een indicatieve kwantitatieve verdeling voor de toevoeging van woningen gemaakt. Daaruit volgt dat de gemeenten op subregionaal niveau tot 2027 circa 16.400 woningen aan de voorraad willen toevoegen. De gemeente Nijmegen heeft daarbij de grootste kwantitatieve opgave, namelijk 12.050 woningen. De navolgende tabel geeft de indicatieve verdeling van de toevoeging van woningen weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0009.png"

Tabel 6: Richtlijn indicatieve verdeling toevoeging woningen binnen de subregio Nijmegen e.o. (Bron: Subregio Nijmegen e.o.; bewwerkt door SAB).

De gemeente Nijmegen heeft laten weten dat de ontwikkeling van voorliggend plan kwantitatief gezien afgestemd is binnen de provincie en regio en is opgenomen in de (regionale) woningbouwprogrammering.

Hittekaart woningmarkt

De afgelopen tijd is er in de media steeds meer aandacht voor de toenemende druk op de woningmarkt, voornamelijk in het Randstedelijk gebied. Zo is ook een ‘hitte-kaart’ van de woningmarkt 2019 verschenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0010.png"

Afbeelding 5: Hittekaart van de woningmarkt 2019 (Bron: BPD)

Een hoge score (rood is hoog, blauw is laag) op de hittekaart kenmerkt zich door hoge prijzen en of veel huizenverkopen, maar ook een sterke (verwachte) huishoudensgroei. Amsterdam, Utrecht en Rotterdam zijn traditioneel gezien de meest populaire woonlocaties. Aangrenzende gemeenten kleuren rood mee, maar de hittekaart laat ook zien dat de vraag op de woningmarkt zich geleidelijk als een olievlek uitbreidt van de Randstad richting de provincie. De gemeente Nijmegen is op de hittekaart ook een gemeente met een hoge score en kent dan ook een hoge druk op de woningmarkt.

Conclusie

Gelet op de positieve bevolkings- en huishoudensontwikkeling binnen de gemeente Nijmegen, het feit dat het plan kwantitatief is opgenomen in de regionaal afgestemde woningbouwprogrammering en de druk op de woningmarkt in Nijmegen hoog is, wordt geconcludeerd dat het plan plast binnen de kwantitatieve woningbehoefte van het marktgebied.

3.1.2.3.2 Kwalitatieve behoefte

Leeftijdsspecifieke bevolkingsontwikkeling

Naast de kwantitatieve behoefte, bepaalt ook de kwalitatieve behoefte de woningvraag. De kwalitatieve behoefte richt zich op doelgroepen, woningtypen, prijsklassen en dergelijke. Deze behoefte is sterk afhankelijk van de huishoudensopbouw qua leeftijd en samenstelling. Voor de gemeente Nijmegen is in de Gelderse Woningmarktmonitor een huishoudensprognose naar leeftijd en samenstelling voor de periode 2015-2040 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0011.png"

Tabel 7: Huishoudensprognose naar leeftijd en samenstelling 2015 - 2040 (Bron: Prognose Provincie Gelderland 2017 (Primos 2016 Gelderse variant)).

Uit deze gegevens valt op dat de kleinere huishoudensvormen in de gemeente Nijmegen het grootst vertegenwoordigd zijn. Met name de groep alleenstaanden is veelvuldig aanwezig en kent de komende jaren ook een positieve ontwikkeling, voornamelijk in de leeftijdsgroepen 30-44 jaar en 65+. De gezinnen kennen een vrij stabiele prognose. De meer jongere huishoudensgroepen (jonger dan 30 jaar) kennen een lichte krimp, terwijl voor de oudere huishoudens een grote groei wordt geprognosticeerd.

Woonagenda Subregio Nijmegen e.o. 2017-2027

Naast de kwantitatieve afspraken die de gemeenten in de subregio Nijmegen e.o. met elkaar hebben gemaakt, hebben zij ook kwaliteitscriteria voor nieuwe woningbouw-plannen opgesteld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0012.png"

Afbeelding 6: kwaliteitscriteria woningbouwplannen Subregio Nijmegen e.o. (Bron: Woonagenda Subregio Nijmegen e.o. 2017-2027)

Met de voorgenomen herontwikkeling van Metterswane is niet alleen sprake van het uit de markt nemen van verouderd vastgoed, de ontwikkeling sluit ook aan bij het principe van inbreiding boven uitbreiding. Daarbij komt dat de ontwikkeling een bijdrage levert aan ruimtelijk-maatschappelijke kwaliteit van de Nijmeegse stationsomgeving. Tot slot geldt ook dat er met het kwalitatieve woningbouwprogramma nadrukkelijk wordt ingespeeld op de kwalitatieve woningbouwbehoefte. Er is bijvoorbeeld ruimte voor sociale huurwoningen en woningen voor de kleinere huishoudensgroepen.

Woonvisie Nijmegen 2015-2020

De gemeente Nijmegen heeft in haar "Woonvisie 2015-2020: Samen werken aan goed wonen" het woonbeleid voor de komende jaren beschreven. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Er wordt bijzondere aandacht gegeven aan segmenten die niet vanzelfsprekend vanuit de markt worden opgepakt, zoals sociale huur, middeldure huur en wonen met zorg voor ouderen en kwetsbaren. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten. We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Nijmegen wil een moderne sociale stad zijn met ruimte en kansen voor iedereen.

Coalitieakkoord 2018-2022


In het coalitieakkoord Nijmegen "Samen Vooruit 2018-2022" zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven: bouwen aan een aantrekkelijke stad. We maken groei mogelijk en zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft. Tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. We bouwen in deze periode 2000 (400 extra) sociale en 1200 (500 extra) middeldure huurwoningen.

Planontwikkeling

Het onderdeel sociale huur van het woningbouwprogramma voor de Metterswane locatie past goed binnen de woonvisie, de speerpunten van het college en de afspraken van de regionale woonagenda. Het streven is de sociale huurwoningen aan te bieden met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens uit de Wet op de huurtoeslag (€425 per maand).

De stationsomgeving Nijmegen CS heeft bijzondere aandacht voor het realiseren van middeldure huur. Het feitelijk realiseren van middeldure huur is onderdeel van een samenspel tussen gemeente en andere ontwikkelende partijen. Hierdoor is het niet altijd, gelet op de lage opbrengstverwachting, mogelijk om op elke locatie deze woningbouwcategorie te realiseren. Het programma van de Metterswane locatie bestaat deels uit beleggershuur. De hoogte van deze huren zijn niet vastgelegd. De reden hiervoor is de zeer lange planontwikkeling van de Metterswane locatie. Gevolg hiervan is dat de afspraak voor het woningbouwprogramma eerder is gemaakt dan de geactualiseerde collegespeerpunten. Vervolgens zijn deze afspraken geformaliseerd in een anterieure overeenkomst.

Het overige deel van het woningbouwprogramma bestaat uit koopappartementen. Deze koopappartementen passen binnen de kwantitatieve afspraken uit de regionale woonagenda. Immers, hierin is een richtlijn opgenomen van 12.050 woningen tot 2027.

Conclusie

Gelet op de kwalitatieve bevolkingsontwikkeling met bijbehorende woonwensen kan gesteld worden dat het plan met haar programma van relatief kleine appartementen aansluit bij de demografische ontwikkelingen in de gemeente. De ontwikkeling richt zich immers voornamelijk op de jongeren-/alleenstaandendoelgroep, wat aansluit bij de grootte en prijsvorming van de appartementen en bij de beleidsuitspraken van de gemeente over deze locatie. Dit samen maakt dat de ontwikkeling voorziet in een kwalitatieve behoefte van het marktgebied.

3.1.2.3.3 Conclusie

De ontwikkeling van het plangebied ten behoeve van woningbouw sluit aan op de wo-ningbehoefte in de regio en gemeente en anticipeert op de demografische ontwikkelingen door in te zetten op een woonprogramma voor jongeren/alleenstaanden. Daarbij komt dat de ontwikkeling aansluit op de subregionale en gemeentelijke beleidsafspraken. De ontwikkeling voorziet daarom in een behoefte van het marktgebied.

3.1.2.4 Behoefte hotel

Aangetoond moet worden dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte binnen het markt- of verzorgingsgebied. Bij het bepalen van de behoefte is zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve behoefte van belang. Voor de hotelsector betekent dit dat er kwantitatief gezien (aantallen vestigingen, kamers, overnachtingen e.d.) sprake moet zijn van een behoefte, maar ook dat het type logies/hotel aan moet sluiten bij de kwalitatieve behoefte. Hiertoe is een onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 13 Rapport behoefte hotel. In dit onderzoek worden de (kwantitatieve en kwalitatieve) behoefte en ruimtelijke effecten van onderhavige hotelontwikkeling (op het bestaande aanbod, de leegstand en het woon- en leefklimaat en ondernemersklimaat) nader bekeken.

Conclusie

De hotelontwikkeling is zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin te motiveren. Ook zullen de negatieve ruimtelijke effecten naar verwachting (zeer) beperkt zijn.

  • Kwantitatief. De hotelovernachtingen in Nijmegen Binnen het onderzoeksgebied (gemeente Nijmegen) is tot 2030 ruimte voor de toevoeging van 290 tot 560 hotelkamers. Dit is voldoende om ten minste het Metterswane hotel (110 kamers) te motiveren. Tevens blijft er ruimte om ook andere (zachte) plannen te realiseren.
  • Kwalitatief. In kwalitatieve zin vormt het hotel een aanvulling op het bestaande aanbod. Nijmegen kent met name kleine hotels en B&B’s (<30 kamers), gelegen in de binnenstad. Er zijn slechts drie grote hotels (>100 kamers), maar deze zijn óf gelegen op locaties buiten het centrum óf vooral gefocust op de zakelijke markt. Het Metterswane met 110 kamers onderscheidt zich door de gunstige ligging nabij het centrum, de look & feel van een kleinschalig boutique hotel, de prijs-kwaliteit verhouding, de bereikbaarheid en de focus op zowel de toeristische als de zakelijke markt.
  • (Ruimtelijk) economische effecten. De effecten van de ontwikkeling op het functioneren van het bestaande aanbod zullen beperkt zijn, gezien de geplande openingsdatum (2024) na herstel van de coronacrisis plaatsvindt en de vraag naar hotelkamers dan weer zal toenemen. Daarbij voorziet het Metterswane hotel in een specifieke kwalitatieve behoefte. Daarnaast wordt er een positieve ruimtelijke impuls gegeven aan het stationsgebied.


Ten slotte kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling naadloos aansluit op de beleidsambities van de provincie, regio en gemeente. Het Metterswane hotel draagt bij aan het versterken van de overnachtingsmogelijkheden en het toeristisch aanbod van Nijmegen en de regio.

3.1.2.5 Behoefte commerciële en bedrijfsruimten

Aangetoond moet worden dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte binnen het markt- of verzorgingsgebied. Bij het bepalen van de behoefte is zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve behoefte van belang. Voor de commerciële en bedrijfsruimten betekent dit dat er kwantitatief gezien (aantallen m2) sprake moet zijn van een behoefte, maar ook dat het type en de ligging moet aansluiten bij de kwalitatieve behoefte.

Bestemmingsplan


Zoals al eerder genoemd kent het plangebied momenteel de bestemming ‘Gemengd - 1’. Binnen deze bestemming zijn voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca toegestaan. De ontwikkeling van de commerciële en bedrijfsruimten, circa 1.600 m2 bvo, is op grond van het bestemmingsplan (dienstverlening en kantoren) dan ook reeds toegestaan. Aangezien er binnen de commerciële en bedrijfsruimten ook een supermarkt en brasserie worden beoogd en dit geen ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca betreft, is er deels sprake van een functioneel nieuw ruimtebeslag ter plaatse van het plangebied. Daarnaast wordt met de beoogde herontwikkeling ook ruimte geboden voor de toevoeging van nieuwe woonfuncties en een hotel binnen het plangebied. Daarvoor wordt een aanzienlijk deel van de huidige kantoorfunctie in het plangebied ‘weggesaneerd’. Daarmee worden feitelijk gezien dus vierkante meters kantoor uit de markt weggehaald. De ontwikkeling van de commerciële en bedrijfsruimten in het plangebied is daarmee ter plaatse van een dusdanig kleine aard en omvang te noemen dat er kwantitatief gezien niet of nauwelijks effecten op zullen treden. Met de herontwikkeling en de nieuwe ruimten doet zich voornamelijk de kans voor om de verouderde kantoorruimte in te wisselen voor bedrijfsruimten die kwalitatief en ruimtelijk gezien beter aan-sluiten op de hedendaagse behoefte én de kenmerken/mogelijkheden van deze plek.


Het Nieuwe Werken en ZZP-ers

Op de arbeidsmarkt is een trend waarneembaar waarbinnen het aantal ZZP-ers (Zelf-standigen Zonder Personeel) en kenniswerkers toeneemt. Deze personen zijn steeds meer tijd- en plaatsonafhankelijk, hetgeen van invloed is op de kantoren- en bedrijfsmarkt. De voorkeur van deze personen ligt naar werklocaties die centraal liggen, multimodaal zijn ontsloten en een sterke mate van functiemenging kennen. Monofunctionele locaties met alleen (snel)wegontsluiting liggen minder in lijn met de locatie-behoefte van deze werknemers. Zij geven de voorkeur aan kleinschalige, flexibele werkplekken nabij ontmoetingsplekken en ruimte in of dichtbij huis.

Structuurvisie Nijmegen

In de gemeentelijke structuurvisie heeft Nijmegen aangegeven dat het rommelige imago van de stationsomgeving de komende jaren moet worden aangepakt zodat daarmee ook een aantrekkelijke verbinding richting het centrum wordt gemaakt. De herontwikkeling van Metterswane wordt hierbinnen expliciet genoemd als opgave. De structuurvisie geeft aan dat de omgeving van het Centraal Station een goed bereikbare locatie is waar zich kansen voordoen om in te spelen op Het Nieuwe Werken. Hier wil de gemeente ruimte bieden voor kleinschalige werkplekken. Ook wil de gemeente meer ruimte bieden aan woningen met een werkplek of atelier. Tenslotte geldt dat het gebied rondom het Centraal Station als een ontwikkelgebied in de structuurvisie is genoemd met als doel het creëren van een levendig gebied met een mix aan functies. Naast (h)ov, fiets, auto (de afwikkeling van vervoer-stromen) gaat het om winkels, wonen, horeca én de verbinding tussen de westzijde van het station en de oostzijde en het centrum.

Aard en schaal ontwikkeling

Het beoogde eindprofiel van de stationsomgeving van het Centraal Station van Nijmegen is een eigentijds, levendig gebied met een mix aan functies. Het gaat dan om winkels, wonen, werken, horeca e.d. Tevens moet de stationsomgeving de verbinding vormen tussen Nijmegen-West en Oost (o.a. het stadscentrum). Dit betekent dat de realisatie van diverse functies rondom het stationsgebied (dus ook in het plangebied) wenselijk is om de gewenste levendigheid te kunnen bewerkstelligen. Het gemixte programma ter plaatse van het plangebied sluit hier dan ook op aan. Zeker voor de beoogde commerciële en bedrijfsruimten geldt dat hier de nodige levendigheid bij komt kijken, die past bij een stationsomgeving. Daarbij komt dat de toevoeging aan vierkante meters op deze locatie midden in een omvangrijk en drukbezocht stationsgebied marginaal te noemen is.


Conclusie

Met voorliggend plan wordt ruimte geboden aan de realisatie van nieuwe commerciële en bedrijfsruimtes (bijvoorbeeld een kleinschalige supermarkt, en brasserie) op zeer nabije afstand van het Centraal Station van Nijmegen en de binnenstad. De beoogde levendigheid en functiemening in het Nijmeegse stationsgebied wordt daarmee verder versterkt en vormgegeven. Tevens sluit de realisatie van deze ruimten aan bij de groei aan het aantal ZZP-ers en kenniswerkers die de voorkeur geven aan Het Nieuwe Werken, waarbij functiemenging, nabijheid van een station, ontmoetingsplekken en dergelijke zeer bepalend zijn voor de locatiekeuze. Dit maakt dat er kwalitatief gezien met deze commerciële en bedrijfsruimten wordt aangesloten bij de gemeentelijke beleidsambities en wordt voorzien in een behoefte van het marktgebied.

De toevoeging van circa 1.600 m2 bvo aan commerciële en bedrijfsruimten is ter plaatse van het plangebied marginaal te noemen. Gelet op de beschreven trends op de arbeidsmarkt zal met de herontwikkeling voornamelijk kwalitatief gezien aangesloten worden op de wensen die hedendaags gesteld worden voor kleinschalige werklocaties. Bovendien sluit de beoogde ontwikkeling volledig aan op het beoogde eindprofiel van het Nijmeegse stationsgebied en de gemeentelijke beleidsambities. Dit tezamen maakt dat de commerciële en bedrijfsruimten aansluiten op de behoefte binnen het marktgebied.

3.1.2.6 Bestaand stedelijk gebied

Nu is gebleken dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, moet worden aangetoond in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Het Bro definieert het bestaand stedelijk gebied als: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Naast de criteria uit de definitie moet de geldende bestemming ook betrokken worden bij het beoordelen of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de bebouwde kom van Nijmegen. Momenteel geldt binnen het plangebied reeds een gemengde bestemming, waarbinnen onder andere voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca toegestaan. Feitelijk gezien zijn deze gronden momenteel voornamelijk ingericht ten behoeve van een kantoorfunctie. De omgeving van het plangebied is vrijwel volledig gevormd door woningen en andere bebouwing. Dit tezamen maakt dat, gelet op de huidige ruimtelijke structuren en bebouwing rondom het plangebied en de ter plaatse geldende bestemmingen, wordt geconcludeerd dat het plangebied in het bestaand stedelijk gebied ligt.

Bovendien kan gezien de heersende functies in (de omgeving van) het plangebied en het karakter van de beoogde ontwikkelingen gesteld worden dat de voorgestelde ruimtelijke ontwikkelingen op deze locatie passen. Ook worden de ontwikkelingen ruimtelijk gezien ingepast in de ruimtelijke structuren van de omgeving door de bestaande structuren rondom het plangebied te handhaven, de bebouwing qua maat en schaal aan te sluiten op de omgeving en met de herontwikkeling van het plangebied verbindingen te liggen met de omliggende omgeving.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling wordt voorzien in bestaand stedelijk gebied. Bovendien is gemotiveerd dat de voorgestelde ontwikkeling op deze locatie past. De geconstateerde kwantitatieve en kwalitatieve behoefte wordt dan ook gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied.

3.1.2.7 Conclusie

Op basis van het voorafgaande kan geconcludeerd worden dat de Ladder voor duurzame verstedelijking positief is doorlopen. De ontwikkeling voorziet in een behoefte en vindt binnen bestaand stedelijk gebied plaats. Daarmee wordt de ontwikkeling als haalbaar geacht voor wat de betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – geeft de omgevingsvisie hier richting aan. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:

Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied ons vertrekpunt. Wij geven de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Wij gaan voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, breiden we uit aan de randen van onze steden of dorpen.

Onderhavige ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand verstedelijkt gebied en past daarmee binnen de omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de Provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De Provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.

De Omgevingsverordening heeft daarom de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening:
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet Milieubeheer:
  • Natuurverordening in de zin van de Wet Natuurbescherming;
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2 A van de Wegenverkeerswet.

De ontwikkeling is gelegen in het volgende door de provincie aangewezen gebied:

  • Romeinse Limes

Romeinse Limes
De provincie en haar partners streven er samen naar de historische verdedigingslinie de Limes te beschermen met adequate ruimtelijke regelingen. Het is een cultuurhistorisch fenomeen van wereldbelang dat gedeeld wordt met buurprovincies. De ambitie van de provincie is om de Romeinse Limes te beschermen tegen ongewenste ingrepen en verder te ontwikkelen en beleefbaar te maken. Ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als deze de aanwezige kernkwaliteiten niet aantasten. De kernkwaliteiten van de Romeinse Limes worden niet aangetast door deze ontwikkeling.

3.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met provinciaal beleid.

3.3 Relevant gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijmegen 2013

De structuurvisie Nijmegen 2013 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en geeft de keuzes weer die de gemeente Nijmegen maakt in het ruimtelijk beleid. Met de Structuurvisie wordt invulling gegeven aan de ruimtelijke ambities, die zijn vertaald in een uitvoeringsprogramma. De Structuurvisie kent een planhorizon van 10 jaar.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Structuurvisie relevant:

Nijmegen, stad in beweging

We blijven de komende jaren werken aan een aantal toonaangevende ruimtelijke projecten, die het beeld van Nijmegen zullen veranderen. Een van die projecten is de ontwikkeling van de stationsomgeving van rommelig gebied en verdeelpunt voor circa 45.000 in- en uitstappers per dag tot centraal mobiliteitsknooppunt, een modern woon-, werk en verblijfsgebied én het visitekaartje van de stad, zowel aan de oost- als aan de westkant van het station.

Nijmegen Centraal Station

De stationsomgeving moet van rommelig gebied en verdeelpunt van in de toekomst 48.000 in- en uitstappers per dag het visistekaartje van de stad worden: een centraal mobiliteitsknooppunt met twee voorkanten en een aantrekkelijke route van het stadsdeel West naar de Binnenstad. De omgeving van het centraal station biedt hiervoor volop kansen: het ligt dichtbij de Binnenstad, het groene Kronenburgerpark en het toekomstige Waalfront.

De herontwikkeling biedt kansen om de westkant van het station te verbinden met de centrumkant, mede door een nieuwe doorgetrokken tunnel. Het gebied is volop in ontwikkeling met de nieuwbouw van poppodium Doornroosje, studentenhuisvesting, de ontwikkeling van een woontoren aan de Spoorstraat, de herontwikkeling van Metterswane, de Keizer Karelgarage en de facelift van de van Schaeck Mathonsingel. Ook wordt gewerkt aan een visie op de ontwikkeling van de Bloemerstraat/Smetiusstraat als tweede entree van de Binnenstad.

Knooppuntontwikkeling

Al jaren staan de knooppunten Heijendaal, Winkelsteeg, Centraal Station, Brabantse Poort, Lent en Ressen centraal in het ruimtelijk beleid van de stad. Het zijn multifunctionele plekken in de stad met bedrijven, kantoren, horeca, winkels in combinatie met hieraan ondersteunende functies, zoals culturele voorzieningen en specifieke woonmilieus (vaak gestapeld/ appartementen). Een belangrijk kenmerk is dat de knopen multimodaal ontsloten zijn, door auto, (H)OV, fiets en trein. Door de concentratie van voorzieningen en de goede overstapmogelijkheden zijn de fiets en het openbaar vervoer hier kansrijker dan in andere gebieden. De knopen bundelen de stedelijke dynamiek en zijn bij uitstek geschikt voor intensief ruimtegebruik, stedelijke werk- en woonmilieus en multimodaliteit, zodat de wijken met de bestaande woon- en verblijfskwaliteiten worden ontzien en luw(er) kunnen blijven.

De knopen bieden ook kansen voor toepassing van duurzame energie en energiebesparing. Ze zijn echter ook gevoelig voor een combinatie van hinder: lucht, geluid, externe veiligheid. Voor deze plekken in de stad zijn goede stedenbouwkundige ontwerpen belangrijk, net als maatregelen die de overlast beperken en/of de bron aanpakken.

Ontwikkelgebieden

In totaal zijn er drie grote ontwikkelgebieden: De Waalsprong, Waalfront en Nijmegen CS. Het gebied rondom het Centraal station is een ontwikkelgebied waar het doel is een levendig gebied te maken met een mix aan functies en twee voorkanten. Naast (h)ov, fiets, auto (de afwikkeling van vervoer-stromen) gaat het om winkels, wonen, horeca én de verbinding tussen de westzijde van het stati-on en de oostzijde en het centrum.

3.3.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid, omdat het intensief ruimtegebruik betreft met een mix van diverse functies en die vooral op de begane grond (plint - ooghoogte) een publiek karakter hebben.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van het gebouw kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:

  • 1. Kenmerken van het project;
  • 2. Plaats van het project;
  • 3. Kenmerken van het potentiële effect.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.

4.2 Wonen

4.2.1 Woonvisie Nijmegen 2015 - 2020


De gemeente Nijmegen heeft in haar "Woonvisie 2015-2020: Samen werken aan goed wonen" het woonbeleid voor de komende jaren beschreven. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Er wordt bijzondere aandacht gegeven aan segmenten die niet vanzelfsprekend vanuit de markt worden opgepakt, zoals sociale huur, middeldure huur en wonen met zorg voor ouderen en kwetsbaren. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten. We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Nijmegen wil een moderne sociale stad zijn met ruimte en kansen voor iedereen.

4.2.2 Coalitieakkoord 2018-2022


In het coalitieakkoord Nijmegen "Samen Vooruit 2018-2022" zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven: bouwen aan een aantrekkelijke stad. We maken groei mogelijk en zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. We bouwen in deze periode 2.000 (400 extra) sociale en 1.200 (500 extra) middeldure huurwoningen.

4.2.3 Nieuwbouw Metterswane


Met de nieuwbouw van Metterswane voegen we verschillende type woningen aan Nijmegen toe. Het gaat om 264 appartementen, waarvan minimaal 50 appartementen in de sociale huur. Hierbij gaat het om goedkope sociale huurappartementen. Het onderdeel sociale huur van het woningbouwprogramma voor Metterswane past goed binnen de woonvisie, de speerpunten van het college en de afspraken van de regionale woonagenda. Het streven is de sociale huurwoningen aan te bieden met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens uit de Wet op de huurtoeslag.

De stationsomgeving Nijmegen CS heeft bijzondere aandacht voor het realiseren van middeldure huur. Het programma van Metterswane bestaat deels uit beleggershuur. Het overige deel van het woningbouwprogramma bestaat uit koopappartementen. Deze koopappartementen passen binnen de kwantitatieve afspraken uit de regionale woonagenda. Immers, hierin is een richtlijn opgenomen van 12.050 woningen tot 2027.

4.2.4 Conclusie


Gelet op de kwalitatieve bevolkingsontwikkeling met bijbehorende woonwensen kan gesteld worden dat het plan met haar programma van relatief kleine appartementen aansluit bij de demografische ontwikkelingen en beleidsuitgangspunten van de gemeente Nijmegen.

4.3 Geluid

Het gebied Nijmegen Centrum - Stationsomgeving - 1 (Stationsplein 12-23) ligt binnen de geluidszones van de een aantal verkeerswegen en de spoorlijn. In het plangebied worden nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder moet daarom akoestisch onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting door het verkeer op deze (spoor)wegen. Dit onderzoek is uitgevoerd door Deerns Nederland B.V. en vastgelegd in het rapport met projectnr. 160.02524.00.0001 van 25 februari 2019, zie Bijlage 1.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting door het verkeer op de Burgemeester Hustinxstraat maximaal 53 dB Lden bedraagt en dat het verkeer op de Tunnelweg zorgt voor een geluidsbelasting van maximaal 55 dB Lden. Dit is hoger dan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai.

De Wet geluidhinder staat geluidsbelastingen tot en met 63 dB toe maar dan moet er een apart besluit worden genomen. In dit besluit staat welke geluidreducerende maatregelen zullen worden getroffen en ook aan welke aanvullende eisen woningen met een hoge geluidsbelasting moeten voldoen. Deze eisen zijn gebaseerd op de Beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder van de gemeente Nijmegen.

Het geluid van het spoor is niet hoger dan de voorkeurswaarde van 55 dB Lden. Het geluid van het verkeer op 30 km wegen hoeft niet te worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder.

De geluidproductie van het busstation is ook onderzocht. Hiervoor zijn geen wettelijke normen maar in het kader van goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting op de nieuwbouw toch onderzocht. De maximale geluidsbelasting op de westzijde van het bouwblok bedraagt 56 dB Lden en 57 dB op de noordzijde. Het busstation leidt dus tot een verhoging van de geluidsbelasting op de noord- en westgevel. Bij de noordgevel zal het overige wegverkeerslawaai overheersen maar bij de westgevel is het geluid van de bussen en de treinen ongeveer gelijk.

In beide gevallen neemt de totale geluidsbelasting toe maar is er nog wel sprake van een aanvaardbaar woonklimaat. Overigens verwachten we dat de geluidproductie van het busstation de komende jaren sterk zal afnemen als gevolg van de inzet van elektrische bussen. Vooral bij lage snelheden zal zorgt dit voor veel minder geluid.

Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan moet rekening worden gehouden met de geluidsbelasting door het verkeer Burgemeester Hustinxstraat en de Tunnelweg. Woningen met een geluidsbelasting van 49 dB of hoger moeten voldoen aan de eisen die zijn verbonden aan het hogere waardenbesluit. Deze eisen hebben betrekking op de ligging van de buitenruimten en slaapkamers ten opzichte van de weg.

Bij de omgevingsvergunning zal met een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de geluidwering van de gevel voldoende is om het vereiste binnenniveau te halen.

4.4 Trilling

Het plangebied ligt op korte afstand van het spoor, een busbaan en diverse doorgaande wegen waardoor er mogelijk trillinghinder kan ontstaan bij de nieuwbouw. Bureau Peutz B.V. heeft een trillingsonderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten staan in het rapport H 6394-2-RA-001 van 17 juli 2019, zie Bijlage 2.

Op basis van de verrichte metingen kan worden geconcludeerd dat de in het kader van trillinghinder in woningen na te streven waarden zoals aangegeven in de Richtlijn deel B "Hinder voor personen in gebouwen door trillingen, Meet- en beoordelingsrichtlijn" van de Stichting Bouwresearch (SBR) van augustus 2006 mogelijk kunnen worden overschreden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de bussen die de locatie op zeer korte afstand passeren. Passerende treinen zijn van ondergeschikt belang. Om trillinghinder te voorkomen moet bij het ontwerp van het gebouw rekening worden gehouden met de aanwezige trillingen. Bij de aanvraag omgevingsvergunning moet met trillingsonderzoek worden aangetoond dat door het gebouwontwerp geen hinderlijke trillingen zullen optreden.

4.5 Economische zaken

4.5.1 Hotel

In 2017/2018 is door de gemeente Nijmegen een hotel-onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 3. Echter, op basis van de huidige marktomstandigheden is een nieuw en actueel onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 13. Volgens de onderzoeken is er in Nijmegen nog ruimte voor nieuwe hotels.

Sinds 2008 is een algemene open beleidslijn voor hotels van toepassing. Deze beleidslijn houdt in dat nieuwe hotel-ontwikkelingen worden gefaciliteerd, mits ze voldoen aan andere voorwaarden als inpassing in de openbare ruimte, voldoende parkeermogelijkheden etc.

De afgelopen jaren hebben veel nieuwe initiatieven gebruik gemaakt van deze beleidslijn. In Nijmegen-noord is een groot vier sterren hotel (van der Valk) gerealiseerd. Daarnaast zijn er vooral kleinere initiatieven bij gekomen. Ondanks de gemaakte inhaalbeweging en duidelijke uitbreiding, is de Nijmeegse hotelsector nog steeds relatief klein ten opzichte van vergelijkbare steden. Nijmegen heeft vooral een kleinschalig aanbod. Nijmegen heeft nog steeds een beperkt aanbod aan grotere (4-sterren) hotels in vergelijking met andere steden. Het bestaande aanbod is deels verouderd.

De locatie Metterswane blijft gezien de ligging t.o.v. het stadscentrum en de goede OV-bereikbaarheid door de situering tegenover het Centraal Station heel geschikt voor een hotelfunctie. Het voorstel voor de ontwikkeling (omvang circa 4.000 m2, circa 110 kamers) is aanvullend op het bestaande aanbod in Nijmegen. In de directe nabijheid van Metterswane ligt ook het 4-sterren hotel Mercure.

4.5.2 Commerciële ruimten en bedrijfsruimten

In het economisch programma zijn commerciële en bedrijfsruimten opgenomen. Deze worden mogelijke ingevuld met een supermarkt (bestemming detailhandel) en een brasserie (bestemming horeca).


Horeca

In Nijmegen is de meeste horeca gevestigd in het stadscentrum. Nieuwe horeca in het stadscentrum is alleen toegestaan in de bestaande horeca-accentgebieden (beleidslijn uit de horecanota Gastvrij Nijmegen 2007). Metterswane ligt echter tegen het stadscentrum aan en kan gezien worden als een unieke en nieuwe ontwikkellocatie. Met de komst van Doornroosje en door de aanwezigheid van het centraal Station en het ROC is de stationsomgeving nu al een gebied waar veel jongeren bij elkaar komen. Nieuwe horeca in Metterswane kan zich richten op deze doelgroepen. Daarnaast kan de nieuwe horeca voorzien in een behoefte van de dagelijks 45.000 in- en uitstappers op het centraal station (neem als voorbeeld daghoreca bij CS Den Bosch).

Het toestaan van nieuwe horeca wordt getoetst aan de beleidslijnen van de horecanota Gastvrij Nijmegen (2007). Volgens beleidslijnen in deze nota is het mogelijk op unieke locaties nieuwe horeca toe te staan. Unieke locaties hebben vaak een bereik, dat verder gaat dan allen de bewoners van eigen wijk of stad. Volgens de nota laten we op deze locaties ruimte voor horeca die inspelen op deze unieke kwaliteiten. Ook is volgens de nota nieuwe horeca toegestaan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe invulling en opzet van de omgeving van het Centraal Station Nijmegen kan gezien worden als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.

Op deze locatie wordt de komst van lichte horeca categorie 1a (o.a. lunchroom, ijssalon, koffiebar, cafetaria), horeca categorie 1b ( restaurant) en categorie 2a (café) toegestaan.


Retail en overige commerciele ruimten

Metterswane ligt in de directe nabijheid van het stadscentrum en dient aanvullend te zijn op het aanwezige retail-aanbod in het centrum. We hebben in het stadscentrum circa 100.000 m2 aan retail en het percentage aan leegstaande panden is nog acceptabel in vergelijking tot andere steden (rond de 6%). In het gebied rondom het Centraal Station is de afgelopen jaren een omvangrijk woningaanbod gerealiseerd en verdere groei van het aantal woningen in dit gebied gaat ook de komende tijd nog door. Ook het woningbouwprogramma voor Metterswane zelf draagt bij aan deze groei. Het gebied kent vele bezoekers: dagelijks 45.000 in- en uitstappers op het NS-station, studenten van het ROC, in- en uitstappers busstation en straks ook de parkeerders in de nieuwe parkeergarage. Er is in de directe omgeving van Centraal Station en Metterswane nu nog een beperkt aanbod voor de dagelijkse boodschappen (AH to go in het NS-station en een voorziening in het ROC). Er is in het gebied dus ruimte voor een supermarkt.

Aanvullend op de supermarkt kan nog ruimte worden geboden voor enige kleinere units ten behoeve van retail, commerciële dienstverlening of leisurefuncties. Deze units dienen per voorkeur in de plint van de Burgemeester Hustinxstraat richting het stadscentrum gevestigd te worden. Deze units kunnen inspelen op de bezoekersstromen die dagelijks passeren.

4.5.3 Kantoren

De kantorenmarkt in de stad is in beweging. Van een markt met overschot gaan we naar een markt met krapte toe. Er is weer vraag naar grotere kantoren, m.n. op de kansrijke toekomstbestendige centrumlocaties. Daarnaast zien we dat er weinig aanbod is voor kleine kantoorgebruikers (tot 250 m2). Ook zijn er onvoldoende ruimten voor ZZP-ers (co-working spaces) om bij elkaar te komen.

In het Regionaal Programma Werklocaties (RPW), waarin ook afspraken met de regiogemeenten zijn vastgelegd, als het gaat om het toestaan van nieuwe kantoorontwikkelingen, is de locatie rond het Centraal Station aangewezen als één van de weinige locaties voor nieuwe kantoorontwikkelingen in de regio. De gebiedsontwikkeling van Nijmegen Centraal tot een aantrekkelijk werkmilieu voor kantoorgebruikers, maar ook ontmoetings- en verblijfsplek, is dan ook één van de prioritaire ontwikkelingen van de toekomst van Nijmegen. In de Economische Visie en Omgevingsvisie wordt herijking van het beleid voor kantoorlocaties aangekondigd. In het herijkte beleid zal nogmaals specifiek aandacht worden besteed aan het belang van de locatie stationsomgeving voor kantoren.

Metterswane heeft altijd een kantoorfunctie gehad en mag/kan deze ook in de toekomst behouden. Metterswane is gezien haar ligging bij het Centraal-station, nabijheid van het stadscentrum, OV en parkeergarage uitermate geschikt om het "nieuwe werken" vorm te geven, d.w.z uitgaan van grotere units en kantoorfunctie combineren met horeca, ontspanningsruimte, Wifi-aanbod etc.

4.6 Luchtkwaliteit

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  • a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
  • b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.



Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.


Tabel: luchtkwaliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0013.png"

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.


Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

De netto verkeersaantrekkende werking van deze wijziging veroorzaakt geen verslechtering van de luchtkwaliteit van 3% of meer, zie Bijlage 4, onderzoek Luchtkwaliteit Nijmegen, Metterswane van 4 maart 2019; SAB. Daarmee valt de wijziging binnen de grenzen van het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen en hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.


Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan.

Ter hoogte van het plan zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof niet hoger dan de grenswaarden (tot 30 µg/m3 stikstofdioxide). Zie Bijlage 4, onderzoek Luchtkwaliteit Nijmegen, Metterswane van 4 maart 2019; SAB.

Onderhavige ontwikkeling betreft geen gevoelige bestemmingen.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

In deze verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar. Daarnaast zijn verkeer en visuele aspecten van belang en mogelijk andere hinderaspecten. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering". Daarnaast wordt getoetst of kan worden voldaan aan de goede ruimtelijke ordening waarbij uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een goed woon en leefklimaat met het zoveel als mogelijk in stand houden van bestaande rechten van bedrijven. Deze afweging is breder dan alleen het toepassen van de VNG publicatie en betreft ook de afweging van mogelijke hinder van bijvoorbeeld licht, spuitzones, elektromagnetische velden, etc.

4.7.1 Hinder als gevolg van de onderhavige ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling op de ontwikkellocatie betreft de realisatie van woningen in combinatie met een hotelfunctie, kantoorfunctie en commerciële en bedrijfsruimten (o.a. supermarkt en brasserie). Wonen betreft geen hinderveroorzakende functie. Dit betekent dat er geen nadere toetsing naar de woningen noodzakelijk is. De andere functies kunnen daarentegen wel als hinderveroorzakend worden gezien.

Voor gebieden waar sprake is van een dergelijke functiemenging, zoals bij stadscentra, woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid/zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen, kent de VNG-brochure het begrip ‘gebied met functiemenging’. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4 VNG-uitgave) opgenomen. In tegenstelling tot rustige woonwijken zijn in dergelijke levendige gebieden desgewenst ook milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Het kan gaan om gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.

In gebieden met functiemenging gelden geen richtafstanden, maar wordt gewerkt met een drietal categorieen van activiteiten. Het gaat om de categorieen A, B of C met de volgende betekenis voor de toelaatbaarheid:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen -in gebieden met functiemenging- kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit zijn daarbij toereikend;
  • categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

De gewenste hinderveroorzakende functies die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt vallen grotendeels binnen categorie A uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Voor de supermarkt geldt dat de VNG-publicatie aangeeft dat ‘supermarkten en warenhuizen’ tot categorie B behoren. Concreet betekent dit dat in onderhavig bestemmingsplan is vastgelegd dat enkel een aantal activiteiten binnen de categorieën A en B zijn toegestaan. Deze activiteiten zijn weinig milieubelastend en met inachtneming van de eisen van het Bouwbesluit dan wel met een bouwkundige afscheiding is er geen sprake van een belemmering voor woningen in en rondom het plangebied ten aanzien van bedrijven en milieuzonering.

4.7.2 Hinder van bestaande bedrijvigheid op de ontwikkeling

Naast de hinder die een ontwikkeling zelf kan veroorzaken, dient ook onderzocht te worden of de beoogde ontwikkeling zelf hinder kan ondervinden van hinderveroorzakende functies uit de omgeving. Woningen moeten worden aangeduid als milieuhindergevoelig. Ten aanzien van hinder van bestaande bedrijvigheid op de beoogde ontwikkeling wordt geconcludeerd dat voor de meeste omliggende gronden voldaan wordt aan de richtafstanden uit de VNG-brochure waardoor ter plaatse van de ontwikkellocatie een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.


Conclusie
Vanuit milieuzonering is er geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Tevens word het plangebied beoordeeld op risicovolle transportroutes volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en buisleiding risico's volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplan gebied.

Transportrisico's

  • Het Spoor Nijmegen-Arnhem
4.8.1 Plaatsgebonden Risico (PR)

Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR*10-6) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een PR contour wordt de PR*10-6 contour bedoeld. Over het plangebied liggen geen PR 10-6 contouren.

4.8.2 Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden.

4.8.2.1 De verantwoording van het Groepsrisico

De risico's van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen op het plangebied zijn berekend door AVIV (zie Bijlage 5: Externe veiligheid / herontwikkeling kantoorgebouw Metterswane in Nijmegen; AVIV b.v., 17 jan 2019). Het plangebied ligt binnen de 200 meter vanaf het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De bestaande dichtheid langs het spoor in de stationsomgeving is al hoog en neemt door de ontwikkeling van het plan nog iets toe. Met name in de nachtperiode, waar de meerderheid van de goederentreinen rijden, zullen er meer personen verblijven op de nieuwe locatie. Een kantoorlocatie wordt immers vervangen door een ontwikkeling met één hotel groter dan 1500m2 en appartementen. Zoals blijkt uit de berekening is de toename van het groepsrisico echter gering, van 0,28 naar 0,29 maal de oriëntatiewaarde. De toename ligt dus onder de 10% waardoor een beperkte verantwoording op grond van het Bevt (Bevt, art 8 lid 2a) mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0014.png"

Afbeelding 7: Groepsrisico met in rood de nieuwe situatie

De appartementen en het hotel die worden gerealiseerd in het plangebied zijn kwetsbare objecten volgens de definitie van het Bevt/Bevi. Volgens de beleidsvisie externe veiligheid van Nijmegen (feb 2014) dient de groepsrisicoverantwoording zwaar te worden uitgevoerd indien (zeer) kwetsbare objecten worden gerealiseerd binnen de 200 meter contour van het spoor. De visie is opgesteld voordat het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking is getreden. Met dit basisnet zijn de risico's langs het spoor aanzienlijk gereduceerd. Hierdoor staan aanvullende bouwkundige maatregelen niet meer in verhouding tot een eventueel verder reduceren van het risico. Alleen de zeer kwetsbare objecten worden uitgesloten binnen een veiligheidszone van 200 meter vanaf het spoor en dus ook in dit nieuwe plangebied.

De veiligheidsregio Gelderland Zuid (zie Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid 12-11-2019) heeft in haar advies aangegeven dat de bereikbaarheid van het plangebied voldoende is. Ook is in de directe omgeving van het spoor voldoende bluswater voorhanden. Er is dus geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen.

4.8.3 Conclusie


Op grond van bovenstaande analyse zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Ruimtelijke veiligheid

In het kader van Ruimtelijke Veiligheid is tevens gekeken naar de volgende aspecten.

  • Gezondheid
  • Externe veiligheid
  • Hoogwater
  • Evenementen
  • Bereikbaarheid en opkomsttijden
  • Natuurbrand
  • Sociale Veiligheid


Hieronder zal per aspect een korte beschouwing gegeven worden van de situatie.


Gezondheid
Het plangebied licht niet aan een drukke verkeersweg.

Externe veiligheid
het onderdeel Externe veiligheid is opgenomen in paragraaf 4.8.2 van de toelichting.

Hoogwater
Het plangebied is bij een hoogwater/dijkdoorbraak niet overstroombaar.

Evenementen
Het plangebied zelf is niet bedoeld voor het organiseren van (grootschalige) evenementen.

Bereikbaarheid en opkomsttijden
Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen is te bereiken en dat hulpverlening tijdig ter plaatse kan komen (opkomsttijden). Voor de bereikbaarheid is de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de (hoofd)toegang van de diverse functies in het gebouw van belang. Conform Bouwbesluit (artikel 6.38) dient op maximaal 40 meter van de toegang van panden waar mensen verblijven een opstelplaats voor de brandweer te zijn. Bij een pand van dergelijke omvang als Metterswane zal naar de bereikbaarheid van de diverse specifieke functies gekeken moeten worden. In algemene zin is de locatie van Metterswane voor hulpdiensten voldoende bereikbaar langs meerdere routes en binnen de daarvoor gestelde opkomsttijjden (1e tankautospuit is naar schatting binnen 6 minuten ter plaatse). In dit stadium is het moeilijk op het detailniveau van het gebouw te adviseren; in beginsel moet aan de hierboven gestelde randvoorwaarden worden voldaan voor de verschillende functies in het gebouw. Dit is een ontwerpopgave bij de verdere uitvoering van het plan.


Natuurbrand
Het plangebied ligt in de binnenstad.


Sociale veiligheid
Het plangebied is multifunctioneel. Dit is gunstig voor de sociale controle.

4.10 Bodem

4.10.1 Bodemkwaliteit op de planlocatie

De bodemkwaliteit op de planlocatie is beoordeeld op basis van het volgende rapport:

  • 1. Verkennend bodemonderzoek Stationsplein 13-22 te Nijmegen, Aveco de Bondt, referentie R-AWS-109-180329, d.d. 9-4-2018, zie Bijlage 7.
  • 2. Aanvullend bodemonderzoek Stationsplein 13-22 te Nijmegen, Aveco de Bondt, referentie R-PMK-102-190524, d.d. 22-11-2019, zie Bijlage 8


Over het algemeen zijn in het verkennend bodemonderzoek maximaal lichte verontreinigingen met metalen en PAK in de grond aangetoond. Op één plaats (boring 10) zijn sterk verhoogde gehalten lood en zink gemeten. De omvang van deze verontreiniging is niet bekend. De aangetoonde verontreinigingen lijken gerelateerd aan de bodemvreemde bijmengingen die ter plaatse zijn aangetroffen.

Het grondwater is, conform NEN5740, niet onderzocht omdat de grondwaterspiegel dieper dan 5 meter onder maaiveld is.

Vanuit in de omgeving van de planlocatie uitgevoerde bodemonderzoeken weten we dat het grondwater nabij en onder het huidige Poppodium Doornroosje, aan de noordwestzijde van het Stationsplein, sterk verontreinigd is met minerale olie en vluchtige aromaten (BTEX). Daarnaast is het grondwater verontreinigd met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCI), waarvan de herkomst onduidelijk is. Dit betekent dat eventuele bronnering waarbij water wordt onttrokken alleen mag plaatsvinden als er een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd saneringsplan is. De grondwaterverontreinigingen mogen niet worden verplaatst.

4.10.2 Verontreiniging aan de noordelijke grens van het plangebied


De planlocatie grenst aan de noordzijde aan een voormalig gasfabrieksterrein. Binnen de begrenzing van het voormalige gasfabrieksterrein is grond beneden de 15 meter +NAP (maaiveldniveau ten tijde van de gasfabriek) verontreinigd met m.n. cyanide door de activiteiten van de gasfabriek. De omvang van de sterke verontreiniging is niet exact bekend. In deze grond mag niet worden gewerkt/gegraven zonder goedkeuring van het bevoegde gezag.

Indien voor de sloop en/of de geplande nieuwbouw werkzaamheden moeten plaatsvinden tot een diepte van 15 meter +NAP of dieper is het mogelijk dat men aan de noordzijde van het plangebied in de sterke verontreiniging van de voormalige gasfabriek terechtkomt. In het geval van diepe grondwerkzaamheden moet vooraf nader bodemonderzoek worden uitgevoerd. Hiermee moet worden vastgesteld of de werkzaamheden in sterk verontreinigde grond plaatsvinden. Voor werkzaamheden in sterk verontreinigde grond moet een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd saneringsplan van kracht zijn. Zie o.a. Besluit instemming saneringsevaluatie - 06 2568 3513 Stieltjesstraat-Nieuwe Marktstraat (voormalige gasfabriek) te Nijmegen, kenmerk PK40/D170097104, d.d. 28 juni 2017

4.10.3 Loodverontreiniging op de oostelijke grens van het plangebied

Op het aan het plangebied grenzende braakliggende perceel aan de Van Schaeck Mathonsingel (voormalig huisnummer 14-16) is in de uiterste noordwesthoek een sterke grondverontreiniging met lood aanwezig (zie nulsituatie en nader bodemonderzoek Van Schaeck Mathonsingel ong. in Nijmegen, Envita Nijmegen BV,kenmerk 202839-10/R01, d.d. 29-3-2013, zie http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D190012058&ty pe=.pdf). De verontreiniging is in ieder geval tot de perceelgrens aanwezig. Mogelijk bevinden zich in het plangebied ook sterk verhoogde loodgehalten en is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Geadviseerd is, Indien ter plaatse grondwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd zal vooraf aanvullend bodemonderzoek nodig zijn om de omvang van de loodverontreiniging te bepalen. Naar aanleiding van dit advies is aanvullend onderzoek verricht (zie volgende subparagraaf).

4.10.4 Resultaten aanvullend bodemonderzoek


lood onderzoek n.a.v. advies bepaling omvang loodverontreiniging
Uit het aanvullend bodemonderzoek blijkt dat in de noordwesthoek van de onderzoekslocatie sprake is van een sterke bodemverontreiniging met lood. De verontreiniging is op twee boorlocaties vastgesteld. Voor de overige boorlocaties zijn gehalten boven de achtergrondwaarde en de tussenwaarde vastgesteld. De omvang van het sterk met lood verontreinigde bodemvolume circa 18 m3.

PFAS onderzoek
Uit analyse van de genomen grondmonsters blijkt dat de grond geen overschrijding voor de stof PFAS en PFOA bevat. Volgends de huidige inzichten bestaan geen onaanvaardbare risico's voor mens en milieu.

Grondwater
Uit bestaande gegevens (onderzoek Grontmij uit 2012 met kenmerk 5100/GM-0060854, zie http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150944758&ty pe=.pdf) is afgeleid dat het grondwater op de locatie zich op een diepte van circa 17 m-mv bevindt. Bij realisatie van de parkeerkelder tot circa 11 m-mv, is er geen sprake van beïnvloeding door het grondwater. Van het grondwater is bekend dat in het ondiepe grondwater sprake is van licht verhoogde gehalten aan vluchtige organochloorverbindingen (VOCl), met name tetrachlooretheen. Sterk verhoogde gehalten worden aangetroffen in het diepere grondwater.

4.10.5 Conclusie

Op basis van het in het plangebied uitgevoerde bodemonderzoek en de reeds bekende gegevens uit de nabije omgeving blijkt dat op een tweetal plaatsen binnen het plangebied mogelijk sprake is van een geval van ernstige verontreiniging met lood en/of zink. Wij verwachten dat de omvang van deze grondverontreinigingen beperkt zal zijn.

Daarnaast raakt het plangebied de al eerder vastgestelde ernstige bodemverontreinigingen afkomstig van de voormalige gasfabriek. Bij het gewenste gebruik leveren deze verontreinigingen, vanwege de grote diepte waarop zij zich bevinden, geen risico's, waardoor sanering van de verontreiniging niet noodzakelijk is om de nieuwe bestemming mogelijk te maken.

Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging. Er moet in de planvorming wel rekening worden gehouden met extra kosten voor bodemonderzoek en, indien noodzakelijk, bodemsanering ten behoeve van sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden.

4.11 Water

4.11.1 De watertoets


Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.

4.11.2 Algemeen


Het plan behelst de vervangende nieuwbouw van een gebouw aan het Stationsplein van Nijmegen.

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Stadscentrum. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023 en de nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013) relevant. Er vinden wel wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels. Dit plan raakt geen belangen van het Waterschap, zie 7.2.1 Waterschap Rivierenland.

4.11.3 Oppervlaktewater


In of in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

4.11.4 Grondwater


In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.

Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.

4.11.5 Riolering / hemelwater


De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan Burgemeester Hustinxstraat, Stationsplein en Van Schaeck Mathonsingel. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het Bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Vuilwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0015.png" Afbeelding 8: Overzicht riolering ter plaatse van plangebied

Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Van die verplichting kan afgeweken worden als de gemeente het afstromende hemelwater in openbare hemelwatervoorzieningen kan en wil ontvangen. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant Duurzaam bouwen in het KAN (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn. De nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke bouwaanvraag.

Het huishoudelijke afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering.

Bij hoofdtransportleidingen dient rekening gehouden te worden met niet te bebouwen stroken aan weerszijden van de leiding van 6 m. Deze eis is vastgelegd in artikel 2.5.19 van de Nijmeegse bouwverordening. In onderhavig bestemmingsplan is ter plaatse van de hoofdtransportleiding de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen.

4.12 Flora en Fauna

4.12.1 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.

4.12.2 Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Natuurbeschermingswet wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.

Voor de Natura 2000 gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0016.png"
Afbeelding 9: plangebied (in ode cirkel) ten opzichte van Natura 2000 gebieden

Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. Iets specifieker: de Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).

Volgens de stikstofbeoordeling zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden (Rijntakken e.a.) uit te sluiten (zie rapport in Bijlage 9). De Wnb staat dan ook niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

4.12.3 Beschermde soorten

De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.

Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.

Op 17 januari 2018 heeft SAB een quick scan beschermde soorten uitgevoerd op de percelen Gemeente Nijmegen, Sectie B, Perceelnummer 5905 en 6315 (notitie met kenmerk 150391), zie Bijlage 10.

Volgens de verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna komen de bever, das, steenmarter, hazelworm, rugstreeppad, alpenwatersalamander, verschillende soorten vleermuizen en enkele vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten in de omgeving van het plangebied voor. Tijdens het veldbezoek is het pand geïnspecteerd op kieren, spleten en open stootvoegen. Aan de noordzijde en aan de westzijde van het gebouw zijn enkele open stootvoegen aangetroffen. Dit kunnen mogelijke verblijfplaatsen zijn voor vleermuizen. Om uitsluitsel te krijgen over de aan- of afwezigheid van deze soorten is tussen juni en september 2018 nader onderzoek naar deze soorten uitgevoerd.

Op 18 januari 2018 is nader onderzoek verricht naar vleermuizen (notitie met kenmerk 150391), zie Bijlage 11. In het plangebied zijn geen essentiële functies van vleermuizen vastgesteld. Het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming is daarom niet noodzakelijk. Het plan is daarmee haalbaar in het licht van de Wet natuurbescherming. Wel dient te allen tijde rekening gehouden te worden met broedende vogels en de zorgplicht.

Van alle van nature in Nederland in het wild levende vogels mag het nest tijdens het broeden (van start van nestbouw tot en met het uitvliegen van de jongen) niet worden beschadigd of vernield. De periode waarin de meeste vogelsoorten broeden, loopt globaal van half maart tot half augustus, maar ook broedgevallen buiten deze periode zijn gewoon beschermd.

Uit voorliggend onderzoek blijkt dat in en direct rond het plangebied vogels kunnen gaan broeden. Wij adviseren daarom om de geplande ruimtelijke ontwikkeling buiten de broedperiode te starten. Op deze manier worden geen in gebruik zijnde nesten beschadigd of vernield. Ook zullen vogels in en direct rond het plangebied geen nest bouwen, omdat te veel verstoring aanwezig is.

zorgplicht
Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor alle natuur en in het wild levende dieren, planten en hun directe leefomgeving, overeenkomstig artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming. Dit houdt in elk geval in dat iedereen die weet dat hij schade aan natuur gaat veroorzaken door een bepaalde handeling, hij deze handeling daarom niet uitvoert, of maatregelen neemt om schade aan de natuur door de handeling zoveel mogelijk te voorkomen. Probeer bijvoorbeeld bij de ruimtelijke ingreep zoveel mogelijk bomen, struiken en overig groen te behouden. Werken buiten de winterperiode voorkomt dat dieren die in winterrust zijn verstoord of gedood worden.

Op 21 oktober 2019 is een aanvulling op de quickscan ten aanzien van kleine marters uitgevoerd, zie Bijlage 12. De aanwezigheid van de bunzing, hermelijn en wezel in het plangebied is uitgesloten. Voor wat betreft dit aspect staat de Wet natuurbescherming de haalbaarheid niet in de weg.

4.12.4 Provinciale omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw.
afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0017.png"
Afbeelding 10: plangebied (in rode cirkel) ten opzichte van GNN en GO.

Het plangebied ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO), de waardevolle natuurgebieden die in de Omgevingsvisie Gelderland opgenomen zijn. De Omgevingsvisie is wat dat betreft niet van toepassing.

4.12.5 Gemeentelijk beleid

Coalitieakkoord 2018- 2022, Nijmegen: samen vooruit

Inwoners en toekomstige inwoners van Nijmegen stellen hogere eisen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de kwaliteit van de leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Een groene gemeente met goede voorzieningen en een aantrekkelijke stedelijke woon- en leefomgeving heeft de toekomst. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. Wij richten de woonstraten groen en duurzaam in. Parkjes en groenvoorzieningen blijven we aan de stad toevoegen. We hebben bij de inrichting hiervan oog voor het gebruik van het groen en voor de ecologische waarde. We willen een overheid zijn die inwoners en organisaties de ruimte biedt de eigen leefomgeving vorm te geven.


Groenplan De groene draad (2007 )

Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

Binnen het plangebied is geen hoofdbomenstructuur aanwezig.

4.13 Cultuurhistorie en archeologie

4.13.1 Cultuurhistorie

Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. De uiterlijke verschijningsvorm van de stad weerspiegelt haar ontwikkelingsgeschiedenis en bepaalt mede de identiteit van een gebied. Archeologische vondsten en historische bebouwing vormen het fysieke archief van de stad. De grond, waarop we staan is laag voor laag opgebouwd, waarbij iedere laag iets vertelt over een bepaalde periode uit de geschiedenis van de stad. Om deze redenen heeft het Rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het Rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Rijksmonumenten komen in het gebied niet voor en ook niet in de nabije omgeving. Er lopen geen procedures om te komen tot aanwijzing van rijksmonumenten. De Van Schaeck Mathonsingel valt geheel binnen de begrenzing van het van rijkswege beschermde stadsgezicht 19de-eeuwse stadsuitleg m.u.v. Metterswane. De rijksbescherming heeft tot gevolg dat op het aangrenzende gebied de dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie' ligt. Aan de dubbelbestemming is een bouw- en sloopverbod gekoppeld, waarvoor ontheffing kan worden verleend als aan nader omschreven criteria wordt voldaan.


Gemeentelijk beleid

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening zijn aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed wordt ingezet om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is een belangrijke factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Het plangebied valt binnen gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart. Het plangebied is niet beschermd en er liggen ook geen beschermde monumenten. In gebiedstype 2 gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Voor het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen wordt een cultuurhistorische analyse van het gebied gemaakt. Voor uitbreidingsmogelijkheden wordt bekeken wat de invloed op de cultuurhistorische waarden is, zodat de uitbreidingsmogelijkheden zoveel mogelijk hierop afgestemd kunnen worden. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt vooral de impact van deze ontwikkelingen op de directe omgeving van de beschermde monumenten meegenomen. Met andere woorden: een ontwikkeling in de directe omgeving van een monument of een beschermd gebied moet passend zijn. De Van Schaeck Mathonsingel ligt met uitzondering van het perceel van Metterswane en de Schouwburg geheel binnen het Beschermd Stadsbeeld 19de-eeuwse Stadsuitleg. Dat betekent dat de huidige inrichting met voortuinen en tuinhekken, de bomenrijen, de inrichting van de middenzone met vazen en fontein beschermd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0018.png" Afbeelding 11: cultuurhistorische beleidskaart

Cultuurhistorische analyse

Het plangebied is gelegen aan het Stationsplein en wordt behalve door het Stationsplein begrensd door twee straten: de Van Schaeck Mathonsingel en de Burgemeester Hustinxweg. Aan de oostzijde grenst het terrein echter pal aan het van rijkswege beschermde stadsgezicht 'laatnegentiende-eeuwse stadsuitleg'.

De geschiedenis van de plek wordt, voor zover bekend, vooral bepaald door de vestingwerken van de stad Nijmegen. Het plangebied lag aanvankelijk een eind buiten de middeleeuwse stad, die in de 12e eeuw nog wordt omgeven door een houten omwalling. Langzamerhand wordt het hout vervangen door stenen muur die aan het eind van de 13e eeuw wordt voltooid. In de 14de en 15de eeuw ontstaat er buiten de ommuring voorstedelijke bebouwing. Vanaf het midden van de 15de eeuw wordt dan ook een ruimere stadomwalling aangelegd. Vanaf 1568 wordt er onder invloed van de veranderende militaire slag- en vuurkracht gewerkt aan de aanleg van 11 driehoekige bolwerken, gelegen rond om de stad, aan de veldzijde van de middeleeuwse stadsmuur. In 1610 is de bouw gereed. Naast de bolwerken of bastions werden ook twee hoornwerken of retranchementen aangelegd. Eén van deze twee, nl. het aan de zuidwest zijde van de stad gelegen hoornwerk voor de Molenpoort, is ten oosten en noorden van ons plangebied gelegen.

In het begin van de 18e eeuw werd gestart met de bouw van nieuwe buitenwerken, gebaseerd op het ontwerp van vestingdeskundige Menno van Coehoorn, waaronder de lunetten Bottendaal die het oude retranchement vervingen. Tussen 1726 en 1732 werden de lunetten Bottendaal met nog een lunet vergroot. Wanneer we het plangebied projecteren op de kaart waarop deze vestingwerken zijn weergegeven, zien we dat het op één van de oudere lunetten van Bottendaal ligt.

In de eerste helft van de 19de eeuw werden ten westen en oosten van de stad Nijmegen nieuwe forten aangelegd, terwijl van de vestingwerken van Menno van Coehoorn alleen de lunetten Bottendaal bleef bestaan. In 1874 werd de vestingstatus van Nijmegen opgeheven en begon men met de sloop van de vestingwerken. Na de slechting van de vestingwerken begon ca. 1880 de aanleg van een nieuwe woonwijk naar ontwerp van de Haagse architect en projectontwikkelaar Bert Brouwer. Op de vrijgekomen terreinen verrezen villa's en herenhuizen aan brede boulevards, die stervormig ontsproten aan het ronde Keizer Karelplein. In de ruimten tussen de boulevards en uitvalswegen werden smallere woonstraten aangelegd met een aaneengesloten bebouwing van herenhuizen of boven-en benedenwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0019.jpg"

Afbeelding 12: Luchtfoto 1930, Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel, Station
De Van Schaeck Mathonsingel werd rond 1880 aangelegd op het terrein van de voormalige vestingwerken als verbinding tussen het Keizer Karelplein en het Stationsplein en droeg aanvankelijk de naam Stationsweg. De 300 meter lange weg is met een profiel van 70 meter de breedste van de 19de-eeuwse stadsuitleg. Aan de weg verrezen in de periode 1880-1900 enkel vrijstaande villa's, wat de weg maakte tot de meest prestigieuze van de stadsuitleg. In 1923 werd de Stationsweg omgedoopt in Burgemeester Van Schaeck Mathonsingel. Na diens ambtsneerlegging werd 'burgemeester' geschrapt. Ten noorden van deze boulevard lag de Spoorstraat, nu Burgemeester Hustinxstraat geheten. Stationsstraat en Spoorstraat kwamen in en punt samen op het Stationsplein. Op de kop van de punt verrees aan het einde van de 19de eeuw het Oranjehotel. Het voorterrein van het hotel, waar nu kantoorgebouw Metterswane staat werd ingenomen door de hoteltuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0020.jpg"

Afbeelding 13: Oranjehotel ca. 1920, links de Spoorstraat, rechts de Van Schaeck Mathonsingel

Op 22 februari 1944 is Nijmegen getroffen door een geallieerd bombardement waarbij behalve de binnenstad ook de stationsomgeving zwaar werd getroffen en vele honderden mensen het leven lieten. In de directe nabijheid van het plangebied werden het station, het Stationsplein, het Oranjehotel en diverse villa's langs de Van Schaeck Mathonsingel zwaar beschadigd. De huizen aan de zuidzijde van de singel zijn allemaal verloren gegaan, aan de noordzijde is een aantal gespaard gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0021.jpg"

Afbeelding 14: Schadekaart stationsomgeving

Na de oorlog is aan de noordzijde van de singel nieuwbouw verrezen, o.a. de stadsschouwburg nabij het Keizer Karelplein. In het wederopbouwplan van 1949 was een tunnel onder het station geprojecteerd. De tunnel had tot doel om Nijmegen-West uit zijn isolement te halen en het centrum rechtstreeks te verbinden met de industriegebieden in het westen. Na de wederopbouw van het station in 1952-1954 door architect Sybold van Ravesteyn volgde in 1965 de bouw van tunnel naar ontwerp van dezelfde architect. De oude Spoorstraat werd parallel aan de Tunnelweg iets in noordelijke richting verlegd, waardoor het terrein van het voormalige Oranjehotel van puntvormig in trapeziumvormig veranderde. Op dit terrein werd in 1976 kantoorgebouw Metterswane Stationsplein 13 - 22 gerealiseerd.


Beoordeling planvoornemen vanuit cultuurhistorisch oogpunt

Het kantoorgebouw Metterswane, waar o.a. diverse gemeentediensten waren gehuisvest, zal worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Het gebouw heeft geen architectuurhistorische of stedenbouwkundige waarden. Met de volumeopbouw wordt de overgang gemaakt naar de kleinere en lagere korrel van de singel. Het nieuwe Metterswane zal zo bijdragen aan de transformatie van het Stationsplein tot een aangename verblijfplaats met een hoog stedelijke allure.

4.13.2 Archeologie

Rijksbeleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1-7-2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.

Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet.


Gemeentelijk beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet , op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

Bestaande archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Nijmegen Stationsomgeving - 1 ligt volgens de Archeologische beleidskaart van de gemeente Nijmegen (2012) in een gebied met waarde archeologie 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0022.png"

Afbeelding 15: Uitsnede van de archeologische beleidskaart Nijmegen. In oranje de ligging van het plangebied. 

Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door een dubbelbestemming wordt beschermd. Aan de dubbelbestemming is een vergunningenstelsel gekoppeld, dat wil zeggen dat er bij overschrijden van de ondergrenzen archeologisch onderzoek gevraagd kan worden. Dit gaat door middel van voorwaarden aan de benodigde omgevingsvergunning. De ondergrenzen voor onderzoek in een waarde 3 gebied bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Het plangebied ligt binnen een uitgestrekt terrein met een zeer hoge archeologische waarde. Het betreft Terrein : Z-08. Nijmegen-Centrum, dat is beschreven in de catalogus die bij de beleidskaart hoort.

In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende opgravingen en waarnemingen uitgevoerd. De oudste sporen die daarbij tot nu toe zijn aangetroffen dateren uit de Romeinse tijd en zijn verbonden met de uitgestrekte grafvelden die ten zuiden en oosten rondom de Romeinse stad Ulpia Noviomagus liggen. Het betreft graven die zijn aangetroffen op de locatie van Doornroosje en in de Molenstraat.

Na de Romeinse tijd lag het plangebied eeuwenlang buiten de stad en was waarschijnlijk in gebruik voor de landbouw. Aan het begin van de 17e eeuw lag het aan de voet van de al maar verder uitdijende vestingwerken rond Nijmegen. Vlak na de ontmanteling van de vestingstad in 1878 is het plangebied en omgeving bebouwd geraakt en daarmee opgenomen in de uitbreiding van de stad.

De archeologische begeleiding van het uitgraven van de bouwput voor de parkeergarage in de Van Schaeck Mathonsingel heeft nieuw licht geworpen op de ontwikkeling van de vestingwerken rond Nijmegen. Er zijn overblijfselen van grachten uit verschillende fasen aangetroffen. In het geval van toekomstige bodemingrepen in het plangebied kan vervolgonderzoek hier gericht op aansluiten.

Bestemmingsplanregels


Voor het bestemmingsplangebied blijft de bestaande dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 gehandhaafd.

Benodigd onderzoek

Indien een plan op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig is, kunnen voorwaarden ten aanzien van archeologie aan de vergunning worden verbonden. Uitgangspunt hierbij is de verplichting van de initiatiefnemer om het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden in het plangebied is gesteld, zodat een besluit genomen kan worden hoe hiermee om te gaan bij de planrealisatie. De exacte eisen zullen daarom pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen bekend zijn en kan worden beoordeeld welke impact de voorgenomen ingrepen op die waarden hebben. Ten laatste bij de vergunningaanvraag zullen die als concrete plannen bekend moeten zijn.


Belangrijk zijn de uitgangspunten van het gemeentelijk archeologiebeleid: streven naar behoud in situ en enkel daar waar nodig en noodzakelijk onderzoek ter behoud ex situ. Daar waar geopteerd wordt voor behoud in situ zijn parameters als behoud van huidige waterhuidhouding, grondsamenstelling en gronddruk van belang.


In samenspraak met het bevoegd gezag wordt, zodra het planvoornemen uitgewerkt is en de beleidsuitgangspunten indachtig, bepaald worden welke ingrepen wel of niet raadzaam zijn, en indien uitgevoerd, welke gevolgen daar vanwege de archeologie voor de initiatiefnemer aan verbonden zullen worden. Deze maatregelen, en de archeologische onderzoeken die vooraf kunnen gaan aan een dergelijk besluit, worden bij voorkeur als maatwerk toegepast. Ze worden dus zoveel mogelijk per geval bekeken.


Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP5501-VG01_0023.png"

Afbeelding 16: Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden.

Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.


Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet


Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.

4.14 Verkeer en parkeren

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in het ambitiedocument Nijmegen Goed op Weg. In het ambitiedocument Nijmegen Goed op Weg is verkeersveiligheid de randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Nieuw aan te leggen infrastructuur wordt aangelegd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige Weginrichting.

Ontsluitingsstructuur

De stedelijke hoofdstructuur in Nijmegen is vastgelegd in het ambitiedocument Nijmegen Goed op Weg. Doorgaand verkeer in Nijmegen dient zoveel mogelijk via de S100 te rijden. Voor de bereikbaarheid van locaties binnen deze gedeeltelijke ringweg dienen de overige S-wegen als uitvalswegen. Daarbij geldt dat in dit gebied de prioriteit wordt gegeven aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. De ligging direct tegenover station Nijmegen en het busstation maken deze locatie bij uitstek bereikbaar met het openbaar vervoer. Daarnaast is de locatie gelegen aan een knooppunt van verschillende lokale en regionale snelfietsroutes. Zowel de Burgemeester Hustinxstraat als de Van Schaeck Mathonsingel zijn daarnaast ingericht als primaire looproutes tussen station Nijmegen en het centrum, en voorzien hiermee ook voor een goede bereikbaarheid van de planlocaties voor voetgangers.

Voor het gemotoriseerde bestemmingsverkeer naar de planlocatie geldt dat de aanrijroute loopt via de Van Schaeck Mathonsingel, vanaf het Keizer Karelplein. Voor de afrijroute wordt uitgegaan van een doorsteek van de Van Schaeck Mathonsingel naar de Burgmeester Hustinxstraat over het terrein van de planlocatie. Op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan is hiertoe een aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. De ontsluiting dient ter plaatse van deze aanduiding te komen. De westzijde van de planlocatie, aan de zijde van het station, is niet bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer.

Parkeren
Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota "Kiezen en Delen" parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De oplossingen die nu gekozen worden zijn van grote invloed op het leefklimaat, op het toekomstig autogebruik, de toekomstbestendigheid en op de verkoopbaarheid of verhuurbaarheid van woningen en voorzieningen. Omdat parkeren ruimte intensief is maakt het deel uit van de duurzame stedelijke ontwikkeling. Vooraf moet goed in beeld gebracht worden wat de effecten zijn van parkeeroplossingen. Zowel voor de bewoners als hun bezoekers. De invloed van geparkeerde auto's op verkeersveiligheid en de kwaliteit van de openbare ruimte moeten ook meegewogen worden.

Nijmegen kent een Facetbestemmingsplan parkeren (vastgesteld op 13 september 2017). Op basis van dit bestemmingsplan moet voldaan worden aan de beleidsregels parkeren. Zo ook in dit bestemmingsplan. In de beleidsregels parkeren wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de parkeernormen. Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan deze regels ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen. De omgevingsvergunning wordt getoetst aan de op dat moment geldende parkeernormen conform de dan geldende beleidsregels. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

De zeer centrale ligging van de planlocatie in de stad betekent dat deze locatie bij uitstek geschikt is voor parkeeroplossingen die op maatwerk gestoeld zijn. De parkeernormering wordt in eerste instantie bepaald aan de hand van de stedelijkheidsgraad. Nijmegen is aangeduid als sterk stedelijk. De planlocatie ligt binnen de stedelijkheidszone centrumgebied. Daarnaast geldt dat door de ligging binnen het stadscentrum het aandeel bezoekersparkeren in de bestaande openbare parkeergarages kan worden opgevangen. Vanwege de bijzonder gunstige ligging direct aan station Nijmegen, busstation en meerdere snelfietsroutes is daarnaast vastgelegd dat voor deze planlocatie gewerkt wordt met een pilotproject voor lagere parkeernormering. Dit betekent dat voor bepaalde doelgroepen binnen de ontwikkeling gemotiveerd afgeweken kan worden van de gangbare parkeernormering. Door de ligging binnen een gebied van gereguleerd parkeren wordt overlast voor de omgeving voorkomen.


Fietsparkeren
Bij nieuwe planontwikkelingen moet rekening worden gehouden met normen voor fietsparkeren. Deze zijn opgenomen in de Herziening Nota Parkeernormen 2016. De centrale ligging van de planlocatie en de mogelijkheid om als pilotproject gemotiveerd af te wijken van de parkeernormering voor autoparkeren betekent dat voldoende goede fietsparkeervoorzieningen van groot belang zijn.

Expeditie / bevoorrading
Expeditie vindt plaats via dezelfde route als voor het overige gemotoriseerde verkeer. Aan oostzijde van de planlocatie wordt een laad-/losplek ingericht. Voorkomen moet worden dat vrachtverkeer achterwaarts de openbare weg op moet rijden en of achterwaarts de laad en los voorziening moet bereiken. Bij de inrichting van de locatie dient een goede aansluiting op de Burgemeester Hustinxstraat te worden ontworpen, specifiek waar het gaat om expeditie en bevoorrading.

4.15 Duurzaamheid

4.15.1 Duurzaamheidsagenda en ambities

De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050).

Deze ambities worden vooral ingegeven door de klimaatverandering die aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk maakt. De gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie op deze onderwerpen vastgelegd in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering.

4.15.2 Klimaatadaptatie


Ons klimaat verandert. De regionale stresstesten die zijn uitgevoerd hebben laten zien dat de regio gevoelig is voor alle klimaateffecten: te nat, te droog, te heet en overstroming. Een te veel aan verstening en het ontbreken van voldoende groen verergeren de problemen van te nat, te droog en te heet. In 2018 heeft de regio deze kwetsbaarheden digitaal in kaart gebracht in een regionale klimaateffectatlas, de storymap. Deze regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.
https://climadapserv.maps.arcgis.com/apps/MapSeries/index.html?appid=141dc8934ba849cfb1dac8e8da5a94e3

Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. Deze RAS is een interactief proces met overheden - gemeenten, waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland - in de regio Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal, en met regionale stakeholders. De gemeente Nijmegen gaat de RAS vertalen naar een Lokale Adaptatie Strategie met lokale ambities en opgaven.

In het GRP 2017-2023 ligt accent op klimaatadaptatie en op de visie om als stad klimaatbestendig te zijn in 2050. Daarom zal extra aandacht aan duurzame stedelijke ontwikkeling worden gegeven, die rekening houdt met meer groen in de stad om hittestress tegen te gaan en minder verharding om beter met hevige regenval om te kunnen gaan.

Natuurinclusief bouwen

Natuurinclusief bouwen zet Nijmegen in om natuur te integreren bij zowel de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen als de directe omgeving. Dit zijn maatregelen die helpen om de negatieve effecten van de klimaatverandering te verminderen zoals hittestress, wateroverlast en droogte en om de biodiversiteit te vergroten. Bij het aanhelen van de gevel van de bestaande bouw wordt de buitengevel geïsoleerd en wordt rekening gehouden met maatregelen ten behoeve van “natuur inclusief bouwen.”  

Klimaatadaptieve maatregelen

Klimaatadaptatie is het (duurzame) proces waarbij de samenleving zich aanpast aan het actuele of verwachte klimaat en de effecten daarvan, zoals hittestress, wateroverlast, droogte en waterveiligheid (overstromingen). Daarbij is het zaak de schade die gepaard kan gaan met klimaatverandering te beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt te benutten.

Het project Metterswane heeft betrekking op de herontwikkeling van een verouderd kantoorpand, tot een nieuw modern, multifunctioneel gebouw. De maatregelen die kunnen bijdragen aan de klimaatadaptatie zijn dan ook beperkt tot het plangebied zelf.

Het plan speelt hierop in door de nieuwbouw te combineren met een vergroening van het plangebied. Verharde gebieden als wegen en huizen warmen overdag op en blijven 's nachts beduidend warmer dan landelijke gebieden. Dit wordt het stedelijk hitte-eiland effect genoemd. Verharding speelt hierin een dominante rol. Groen vermindert het hitte-eiland effect. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan, vangt neerslag en luchtverontreiniging op en biedt schaduw. Vergroenen van de daken heeft daarnaast positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.

Het plan Metterswane biedt ten opzichte van de huidige situatie, waarbij sprake is van een volledig verhard terrein, extra vergroening in de vorm van een centrale binnentuin. Daarnaast zorgt de getrapte gevel van het pand voor de mogelijkheid tot realisatie van meerdere (deels) groene daken welke ook door de bewoners zijn te gebruiken. Deze groene elementen hebben een positief effect op hittestress, mogelijkheden voor wateropvang etc. Daarnaast biedt het gebouw door haar trapsgewijze opbouw ook extra schaduwplekken in dit deel van de stad.

4.15.3 Energie

Nijmegen heeft het doel om in 2045 energieneutraal te zijn. Dit is uitgewerkt in de nota Duurzaamheid in Uitvoering. De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van het energieverbruik en kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de doelstelling. De kansen zitten in het beperken van de energiebehoefte, het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Gemeente Nijmegen stelt dit instrument kosteloos ter beschikking aan planontwikkelaars binnen de gemeentegrenzen.

Energiebehoefte beperken

De energiebehoefte van een gebouw bestaat uit de warmte- en koudevraag en kan in kaart worden gebracht met een energiescan. De energiebehoefte wordt bepaald door een samenspel van factoren, zoals de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting, de aanwezigheid van koudebruggen, de vorm (geometrie), de ligging en de bezonning van een gebouw. Hierbij kan ook onderzocht worden of oververhitting in een gebouw een probleem kan zijn en hoe de ventilatie geoptimaliseerd kan worden.

Door de gunstige verhouding van de geveloppervlakte t.o.v. de vloeroppervlakte en de beperking in de hoeveelheid gevelopeningen, draagt de gebouwopzet bij aan een beperking van de energiebehoefte voor verwarming.

Door toepassing van een hogere isolatiewaarde voor onder andere de ramen (Uraam 1,25 ipv 1,65 W/m2K) wordt het warmteverlies verder beperkt (evenals de ongewenste opwarming in de zomer).

Verder wordt er gekozen voor een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning (en 100% bypass om ongewenste opwarming tegen te gaan), waarmee het ventilatieverlies sterk wordt beperkt en het thermisch comfort wordt verhoogd.

Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de optimale situatie voor het dak. Voor wat betreft hittestress zou dat groene daken zijn, voor duurzaamheid dienen waar mogelijk zonnepanelen te worden geplaatst en voor bewoners zou dat het gebruik van een dakterras zijn. Bij de uitontwikkeling wordt naar een optimum gezocht.

Aardgasvrij

De warmteopwekking vindt op duurzame wijze plaats, door aansluiting op het warmtenet van (Nuon)Vattenval wordt circa 50% van de warmte duurzaam opgewekt. De warmtedistributie vindt plaats via extra geïsoleerde distributieleidingen en afleverset, waardoor het distributieverlies verder wordt beperkt. Tot slot vindt de warmteafgifte op laag temperatuurniveau plaats (vloerverwarming, laag-temperatuur-radiatoren, of luchtverwarming).

Voor de commerciële ruimten en het hotel wordt de benodigde koeling geleverd in de vorm van vrije koeling, wat via bodemlussen uit de bodem wordt betrokken. Voor de warmtelevering wordt voor de commerciële ruimten en het hotel gebruik gemaakt van water/water-warmtepompen welke de warmte aan het bodemenergiesysteem onttrekken. Hierdoor wordt voorkomen dat er (standaard) koelmachines worden toegepast, waarvan de buitenunits voor geluidoverlast kunnen zorgen.

4.15.4 Circulair en biobased bouwen

Het gebruik van grondstoffen zorgt voor uitputting van de aarde en de uitstoot van CO2. Het is daarom van belang om het gebruik van grondstoffen zoveel mogelijk te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door hergebruikte materialen te gebruiken en door het gebouw zodanig te ontwerpen dat hergebruik van materialen mogelijk is. Daarnaast zijn biobased materialen, zoals hout, stro en vlas, een goed alternatief. In Nederland is het nog niet algemeen gebruikelijk om dergelijke, natuurlijke materialen te gebruiken in de bouw. Voordelen ten opzichte van steen en beton zijn comfort en gezondheid (vanwege positieve effecten geluiddemping, luchtvochtigheid en binnenluchtkwaliteit), een betere binnenluchtkwaliteit, opslag van CO2 en natuurlijke afbreekbaarheid.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.

De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.

5.2 Systematiek van de planregels

Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

De planregels van het bestemmingsplan Nijmegen Centrum - Stationsomgeving - 1 (Stationsplein 12-23) bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.2.1 Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

5.2.2 Bestemmingsplanregels

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de welstandsnota.

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.2.3 Algemene regels

Onder het kopje algemene regels zijn de regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Hierbij gaat het om de volgende bepalingen:

  • Anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
  • Algemene bouwregels: regels over beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte en ondergronds bouwen.
  • Algemene gebruiksregels: er zijn regels opgenomen over het toestaan van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, bed en breakfast, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven, ondersteunende horeca, productiegebonden en ondergeschikte detailhandel en verkoopstandplaatsen.
  • Algemene aanduidingsregels: in deze bepaling is de bescherming van de archeologische waarden in de bodem opgenomen.
  • Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
  • Overige regels: in de overige regels staan bepalingen omtrent parkeren opgenomen. Daarnaast is een bepaling opgenomen over de voorrang van dubbelbestemmingen op enkelbestemmingen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht die aansluit bij het Besluit ruimtelijke ordening.

Slotregels

Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

5.3 Beschrijving per bestemming

Gemengd
De bestemming Gemengd is opgenomen voor wonen, detailhandel, horeca, dienstverlening en kantoren, met dien verstande dat alleen bestaande geluidsgevoelige functies en geluidsgevoelige functies waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend zijn toegestaan. Deze functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie A en B van de Staat van bedrijvigheid, ondergeschikte detailhandel, ondersteunende horeca, bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. In de specifieke gebruiksregels is een inperking van de toegestane functies opgenomen.

Gemengd - 2, Groen en Tuin

Deze bestemmingen zijn 1 op 1 overgenomen uit het moederplan en zijn uitsluitend opgenomen om groutankers ten behoeve van de bouw van de nieuwbouw mogelijk te maken. Daartoe is aan alle drie de bestemmingen in de specifieke bouwregels opgenomen dat: 'tevens mogen groutankers worden gerealiseerd met een maximum diepte van 17 meter'. In de bestemmingen Gemengd - 2 en Tuin is tevens de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen voor de verkeersontsluiting van de aangrenzende percelen.

Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Tevens zijn de gronden bestemd voor bijbehorende voorzieningen, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut. Tevens is een specifieke bouwregel opgenomen om groutankers mogelijk te maken.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

Met de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin o.a. de te vergoeden plankosten zijn opgenomen. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.

Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

6.2 Financiële haalbaarheid

Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is op 25 september 2019 een vooraankondiging gepubliceerd. Op 26 september 2019 is voor direct omwonenden van het naastgelegen appartementencomplex aan de Burgemeester Hustinxstraat een informatieavond gehouden over de sloopplannen, de stand van zaken van het bouwplan, de nieuw te realiseren zijgevel ten gevolge van de sloop en de procedures met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan. Op 10 oktober 2019 is een inloopinformatieavond over de sloop en voor overige vragen gehouden. De ontwikkelaar heeft voor informatie over het bouwplan een website, te weten www.metterswane.nl. Daarop staat informatie over het gebouw, de planning, de meest gestelde vragen, etc. Ook zal als het bouw plan verder is ontwikkeld hierover informatie op werden gezet.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende een periode van zes weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant".

7.2 Overleg

7.2.1 Waterschap Rivierenland

Het waterschap Rivierenland heeft in haar mail van 10 mei 2019 een reactie gegeven. Het plan voorziet niet in een Waterschapsbelang. Het gebied is al volledig verhard, er liggen geen watergangen, persleidingen en/of een waterkering in de buurt.

Het plan is daarmee conform de uitgangspunten en wensen van het waterschap.

7.2.2 Provincie Gelderland

Op 2 juni 2020 heeft de Provincie Gelderland aangegeven dat zij zich kunnen vinden in onderhavig bestemmingsplan.