direct naar inhoud van 6.2 Externe veiligheid
Plan: Nijmegen Centrum - Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP5000-VG01

6.2 Externe veiligheid

Deze paragraaf is een aanvulling op paragraaf 5.5 van het raamwerk Centrum.

6.2.1 Inleiding

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming
over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te
beschouwen die, in dit geval, ontstaan door de combinatie van intensieve functies in de
spoorzone en het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. De kans dat er een
zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is zeer klein. De effecten van een
dergelijk ongeval zullen zeer groot zijn. In de ontwikkeling van de locatie moet van
deze kans op een zwaar ongeval rekenschap gegeven worden, dit heet de verantwoording
van de risico's. Deze verantwoording moet gelezen worden in combinatie met het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Nijmegen.

6.2.1.1 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht van het groepsrisico vloeit voort uit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Het groepsrisico is een maat voor maatschappelijke ontwrichting voor situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. Een verantwoording van het groepsrisico moet worden opgesteld als sprake is van een besluit in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening of de Wet milieubeheer, in situaties waarop het Bevi van toepassing is. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. De verantwoording van het groepsrisico is geïntroduceerd in het Bevi en nader uitgewerkt in de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Beiden hebben primair betrekking op inrichtingen. De 'Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (augustus 2004) regelt dat de verantwoordingsplicht ook geldt voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

In de verantwoording van het groepsrisico wordt een aantal onderwerpen behandeld dat van belang is bij het maken van een integrale afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde, evenals de mogelijkheden tot rampenbestrijding. De gemeente Nijmegen heeft daarom ook een visie vastgesteld hoe zij met externe veiligheid omgaat. Deze visie is als leidraad gebruik in de verantwoording van het risico. Daarnaast wordt het advies van de regionale brandweer (Veiligheidsregio Gelderland-Zuid) verwerkt in deze verantwoording. Het advies van de regionale brandweer is opgenomen in bijlage 4 Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

6.2.1.2 Criteria bij de invulling van de verantwoordingsplicht

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Deze beoordeling is kwalitatief in plaats van kwantitatief. Dit heeft te maken met het niet-normatieve karakter van het groepsrisico. Elk criterium wordt afzonderlijk beschouwd waardoor de verschillende criteria moeilijk onderling vergelijkbaar zijn. Het proces van de verantwoordingsplicht kan gezien worden als een optimaliseringsproces. Over de doorlopen procedure en gehaalde eindresultaat, inclusief het restrisico, dient in het ruimtelijk besluit verantwoording te worden afgelegd. Dit is verder uitgewerkt in het Nijmeegs externe veiligheidsbeleid.

6.2.2 Verantwoording externe veiligheids risico's

Onderzocht is welke risicobronnen (mogelijk) invloed op het plangebied hebben. Het betreft hier:

  • hoge druk aardgastransportleiding;
  • bedrijven met gevaarlijke stoffen (Bevi-inrichtingen);
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor.

Hoge druk aardgastransportleiding

De dichtstbijzijnde hoge druk aardgasleiding is op meer dan een kilometer afstand gelegen. Gelet op deze afstand ligt het plangebied ruim buiten het invloedsgebied. De leiding vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.


Bedrijven met gevaarlijke stoffen (Bevi-inrichtingen)

Er zijn geen Bevi-inrichtingen of inrichtingen met gevaarlijke stoffen die van invloed zijn op het plangebied. Het meest nabij, op circa 800 meter van het plangebied, ligt het Slachthuis Nijmegen aan de Havenweg 2. Vanwege deze afstand ligt het plangebied ruim buiten het invloedsgebied van de daar aanwezige ammoniakkoeling.

Vervoer over de weg

Er ligt een route gevaarlijke stoffen over de weg: Waalbrug - Nieuwe Ubbergseweg. Voor het plaatsgebonden risico wordt de norm nergens overschreden. De plaatsgebonden risicocontour ligt op de weg. Ook voor het groepsrisico wordt de oriënterende waarde nergens overschreden. Binnen de 30 meter contour bestaat een verhoogd risico in verband met plasbranden, maar gelet op de afwezigheid van bebouwing in deze zone is hier geen verdere verantwoording voor noodzakelijk. Wel moet rekening worden gehouden met een toxische scenario.

Vervoer over het water

De Waal wordt in het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangewezen als een belangrijke binnenvaartroute (zwarte route) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Zowel voor het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn geen overschrijdingen te verwachten, behalve als er op het water nieuwe bestemmingen worden gecreëerd of bij een bevolkingsdichtheid van meer dan 1500 personen/ ha.


Wel moet rekening gehouden worden met een plasbrand-aandachtsgebied van 25 meter uit de oeverlijn. Conform ons externe veiligheidsbeleid worden hier geen nieuwe zeer kwetsbare objecten gecreëerd. Verder moet een verantwoording plaatsvinden voor een BLEVE- en een toxische scenario.


Vervoer per spoor

Het plangebied bevindt zich in de risicocontour van het spoor Nijmegen-Den Bosch. Daarom hebben wij laten onderzoeken wat de effecten zijn van het vervoer van gevaarlijke stoffen ten opzichte van de geplande ontwikkeling. Uit de risicostudie blijkt dat, uitgaande van de huidige vervoersstromen en de vervoersprognose voor 2020, de normen voor het plaatsgebonden risico voldoen. Door het ontbreken van de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico is zowel voor de huidige als voor de toekomstige situatie het plaatsgebonden risico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geen knelpunt voor de ontwikkeling van de locatie.

Uit de risicostudie blijkt dat het groepsrisico in de huidige stedenbouwkundige situatie, beschouwd bij de 'realisatiecijfers 2009', ruim de oriëntatiewaarde overschrijdt. In de toekomstige situatie neemt het groepsrisico toe ten opzichte van de autonome situatie gebaseerd op de prognosecijfers voor de situatie in 2020. Een uitgebreide uitwerking van de personendichtheden, functie-indeling, verblijfsduur zijn in deze rapportage opgenomen. Deze toename van het groepsrisico moet worden verantwoord.

6.2.3 Welk soort spoorvervoer geeft het grootste risico?

Het scala van gevaarlijke stoffen dat over het spoor wordt vervoerd is gevarieerd. Er is echter een drietal stofgroepen te onderscheiden:

  • 1. vervoer van brandbare vloeistoffen (plasbrand);
  • 2. vervoer van giftige stoffen (verspreiding toxische wolk);
  • 3. vervoer van brandbare gassen (koude en warme BLEVE).

Het effectgebied bij een incident verschilt hierbij sterk per stofgroep. Globaal gesteld reiken de letale aspecten van een plasbrand tot 30 meter, een BLEVE tot 200 meter voor personen binnenshuis (meerderheid aanwezigen) en 300 meter buitenshuis en toxische wolk tot vele kilometers (letale effecten m.n. bij personen buitenshuis). Een BLEVE is hierin het maatgevende scenario en zal zwaar worden verantwoord, de overige scenario's worden lichter verantwoord e.e.a conform het gemeentelijk veiligheidsbeleid.

6.2.3.1 Plasbrand

Het plangebied bevindt zich ook binnen 30 meter afstand van de risicobron. Op deze afstand is een zogenaamde plasbrandscenario maatgevend.


Bestrijding ontstaan plasbrand bij plangebied

In de huidige en toekomistige situatie is het spoor bij het plangebied slecht bereikbaar voor hulpdiensten. Voldoende bluswater is op grote afstand beschikbaar (dus niet op mogelijke ongevalslocatie). Dit betekent dat de hulpdiensten binnen het beschikbare tijdsvenster niet doelmatig in actie kunnen komen. Het plangebied zelf is wel voldoende bereikbaar.


Veiligheidsbevorderende maatregelen

In de rapportage van Haskoning is de omvang van het rekenkundige groepsrisico beschreven. Geconstateerd is dat het groepsrisico ruim boven het hiervoor geldende ijkpunt, de oriëntatiewaarde, ligt. Hieronder worden de fysieke maatregelen met betrekking tot bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid nader beschreven. Verderop wordt nader ingegaan op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in het algemeen en het effect hiervan binnen de verantwoordingsplicht.


Bescherming plangebied

Beschermende maatregelen aan gebouwen kunnen een aanvullende veiligheid bieden indien het incident zich op voldoende afstand afspeelt. Het betreft:

  • maatregelen welke de overdruk kunnen weerstaan;
  • maatregelen welke de warmtestraling kunnen weerstaan.

Constructieve maatregelen tegen de enorme vuurlast op gevels zijn niet redelijkerwijs te treffen, zonder de beoogde functie van het bouwwerk onmogelijk te maken. Evenzeer bestaan er redelijkerwijs geen maatregelen welke bescherming bieden tegen de piek in de warmtestraling.

Bestrijdbaarheid

Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. De inrichting van de ruimte kan de bestrijding negatief of positief beïnvloeden. Daarom is de regionale brandweer om advies gevraagd.

In overleg met de regionale brandweer is gekeken naar:

  • bereikbaarheid van het plangebied;
  • opstelmogelijkheden voor het materieel van de hulpverleningsdiensten;
  • inzetbaarheid van blusmiddelen.

Zoals eerder opgemerkt is het plangebied zelf goed te bereiken, echter de potentiële risicobronnen zijn slecht te bereiken. In het traject tot dit bestemmingsplan zijn echter geen plannen opgesteld om dit verbeteren. In het externe veiligheidsbeleid wordt een onderzoek naar de verbetering van de bereikbaarheid en de bestrijdingsmogelijkheden rondom het spoor tegen het licht worden gehouden.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid betreft de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. Belangrijk aspect is hierbij het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Het gaat concreet om bijvoorbeeld schuilen of vluchten, afhankelijk van het type calamiteit.

Communicatie

De communicatie en voorlichting kunnen niet binnen dit bestemmingsplan worden geregeld. In de omgeving van Nijmegen wordt risicocommunicatie op regionaal niveau uitgevoerd. Wel ontvangen nieuwe inwoners van Nijmegen informatie over risico's bij inschrijving in de gemeente. Hierin staat op een rij hoe men zich op een ramp kan voorbereiden en wat men kan doen als er iets gebeurt.

Vluchtwegen

Het vluchtaspect wordt beoordeeld bij de afzonderlijke bouwplannen.

Zelfredzaam vermogen

Conform het Nijmeegs beleid wordt de vestiging van zeer kwetsbare objecten in deze plasbrandzone uitgesloten. Hierin verblijven immers mensen die niet zelfredzaam zijn in geval van een calamiteit. Dit is conform de advisering van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

6.2.3.2 Toxische wolk

Het plangebied bevindt zich ook op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend.

Ontwikkeling groepsrisico

Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 10-6. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

in geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.

6.2.3.3 Bleve

Bij het scenario van de dreigende BLEVE van een LPG-ketelwagen in stedelijk gebied gaat het in grote lijnen om het volgende:

  • een warme BLEVE kan optreden na ca. 20 - 30 min. bij forse hittebelasting van een (niet sterk mechanisch beschadigde) LPG-ketelwagen na start van een incident;
  • bronbestrijding is gericht op het voorkomen van een BLEVE door koelen (Koude BLEVE: instantaan optreden door scheuren tank door impact);
  • na een BLEVE veel schade en secundaire branden;
  • mogelijk schade aan andere ketelwagons van een samengestelde trein en mogelijk vrijkomen van andere stoffen.

Bij een dreiging van een BLEVE is het belangrijk de directe omgeving van het ongeval te ontruimen. De beschikbare tijd hiervoor is echter kort. Deze tijd kan verlengd worden als de brandweer tijdig gevaar kan wegnemen door de ketelwagen(s) te koelen via (onbemande) waterkanonnen en blusmonitoren. Voorwaarden om deze reductie daadwerkelijk te bereiken zijn:

  • snelle eenduidige beeldvorming;
  • snelle alarmering;
  • snelle en goede bereikbaarheid van het spoor voor hulpdiensten;
  • voldoende bluswater in zeer directe omgeving.

Bestrijding ontstaan BLEVE bij plangebied

In de huidige en te ontwikkelen situatie is het spoor bij het plangebied slecht bereikbaar voor hulpdiensten. Voldoende bluswater is op grote afstand beschikbaar (dus niet op mogelijke ongevalslocatie). Dit betekent dat de hulpdiensten binnen het beschikbare tijdsvenster niet doelmatig in actie kunnen komen.

Het plangebied zelf is wel voldoende bereikbaar.

Veiligheidsbevorderende maatregelen

In de rapportage van Haskoning is de omvang van het rekenkundige groepsrisico beschreven. Geconstateerd is dat het groepsrisico ruim boven het hiervoor geldende ijkpunt, de oriëntatiewaarde, ligt. Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer over de weg en de Waal is dermate laag dit niet relevant is.

Bij de verkenning van de veiligheidsbevorderende maatregelen zijn de volgende uitgangspunten aangehouden:

  • er zijn geen maatregelen onderzocht waarvan de realisatie door de gemeente redelijkerwijs niet valt af te dwingen. Het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen wordt bijvoorbeeld als een gegeven beschouwd. Bronmaatregelen aan het spoorvervoer of aan de spoorinfra zijn ook niet door de gemeente af te dwingen.
  • maatregelen die vanuit andere wetgeving worden voorgeschreven, zoals het Bouwbesluit, zijn niet nader onderzocht. Realisatie van deze maatregelen is immers een vaststaand gegeven.
  • maatregelen dienen zoveel mogelijk óók de veiligheid in de bestaande omgeving te vergroten.

Bescherming plangebied

Beschermende maatregelen aan gebouwen kunnen een aanvullende veiligheid bieden indien het incident zich op voldoende afstand afspeelt. Het betreft:

  • maatregelen welke de overdruk kunnen weerstaan;
  • maatregelen welke de warmtestraling kunnen weerstaan.

Constructieve maatregelen tegen de piekoverdruk zijn niet te treffen, zonder de beoogde functie van het bouwwerk onmogelijk te maken. Evenzeer bestaan er redelijkerwijs geen maatregelen welke bescherming bieden tegen de piek in de warmtestraling.

Bestrijdbaarheid

Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. De inrichting van de ruimte kan de bestrijding negatief of positief beïnvloeden. Daarom is de regionale brandweer om advies gevraagd.

Zoals eerder opgemerkt is het plangebied zelf goed te bereiken, echter de potentiële risicobronnen zijn slecht te bereiken. In het traject tot dit bestemmingsplan zijn echter geen plannen opgesteld om dit verbeteren. De gemeente Nijmegen is bezig met het opstellen van een externe veiligheidsbeleid waarin verbetering van de bereikbaarheid en de bestrijdingsmogelijkheden rondom het spoor tegen het licht worden gehouden.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid betreft de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. Belangrijk aspect is hierbij het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Het gaat concreet om bijvoorbeeld schuilen of vluchten, afhankelijk van het type calamiteit.

Belangrijke factoren voor een goede zelfredzaamheid zijn:

  • a. communicatie. De communicatie en voorlichting kunnen niet binnen dit bestemmingsplan worden geregeld. In de omgeving van Nijmegen wordt risicocommunicatie op regionaal niveau uitgevoerd. Wel ontvangen nieuwe inwoners van Nijmegen informatie over risico's bij inschrijving in de gemeente. Hierin staat op een rij hoe men zich op een ramp kan voorbereiden en wat men kan doen als er iets gebeurt;
  • b. vluchtwegen. Het vluchtaspect is een aspect dat bij de beoordeling van de afzonderlijk bouwplannen aan de orde komt. Dit kan niet worden beoordeeld voor het gehele plangebied vanwege de grote van dit gebied;
  • c. zelfredzaam vermogen. Conform ons beleid is de nieuwvestiging van kwetsbare en zeer kwetsbare objecten niet wenselijk. In het plangebied zijn nu al veel kwetsbare objecten aanwezig. Het verbieden van nieuw vestiging van deze objecten heeft weinig meerwaarde. Wel wordt nieuw vestiging van zeer kwetsbare objecten binnen de 200 meter zone van het spoor en 90 meter van de Waal in beginsel niet toegestaan. Voor nieuw vestiging van deze objecten zal een nadere verantwoording moeten plaatsvinden.

Het beoordelen van ruimtelijke alternatieven

Een van de elementen van de verantwoordingsplicht is het afwegen van alternatieven welke leiden tot een lager groepsrisico. In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een beoordeling van ruimtelijke alternatieven noodzakelijk is.

6.2.4 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat:

  • 1. er is nu en in de toekomst sprake van een overschrijding van de groepsrisico;
  • 2. ondanks de beoogde maatregelen blijft de kans op een ongeval aanwezig, dit wordt aangeduid met het restrisico;
  • 3. het bevoegd gezag, de gemeente Nijmegen, neemt kennis van het restrisico en neemt de verantwoording voor eventuele gevolgen.