direct naar inhoud van 2.1 Franse Plaats 1-3 (uitbreiding Commanderie van Sint Jan)
Plan: Nijmegen Centrum - Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP5000-VG01

2.1 Franse Plaats 1-3 (uitbreiding Commanderie van Sint Jan)

2.1.1 Ruimtelijke opzet
2.1.1.1 Bestaande stedenbouwkundige situatie

Het monumentale gebouw Commanderie van Sint Jan staat als een solitair gebouw op één van de heuvels van de Benedenstad. De Nonnenstraat ligt 6 tot 7 meter lager dan het maaiveld rond het hoofdgebouw van de Commanderie van Sint Jan. Aan de overkant van de Nonnenstraat staat woonbebouwing van 3 tot 4 bouwlagen. Het talud aan de Nonnenstraat ligt tussen 2 muren: een keermuur van 3,5 meter hoog aan de Nonnenstraat en een muurtje van ongeveer 1 meter hoog boven maaiveld rond het gebouw. Het talud zelf is groen ingericht. Vanaf de Nonnenstraat is zicht op de hoger gelegen Commanderie van Sint Jan. Vanaf de Nonnenstraat loopt tussen de keermuur en de aangrenzende woonbebouwing een stenen trap naar boven. Meer naar het oosten toe sluit de keermuur aan op een hogere monumentale stenen keermuur met steunberen.

2.1.1.2 Nieuwe stedenbouwkundige situatie

Uitbreiding van de Commanderie van Sint Jan met een mosterd- en azijnmuseum moet in relatie met de hoofdbouwmassa van de Commanderie van Sint Jan en met de Nonnenstraat aan de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden voldoen:

  • het hoofdgebouw Commanderie van Sint Jan moet als solitair gebouw gehandhaafd blijven; dus geen toevoeging van bebouwing op het terrein/maaiveld van de Commanderie van Sint Jan;
  • een groene uitstraling vanaf de Nonnenstraat is uitgangspunt;
  • er is alleen bebouwing toelaatbaar in de taludzone van muur tot muur;
  • vanaf de Nonnenstraat moet zicht blijven op de hoger gelegen Commanderie van Sint Jan;
  • de verbinding tussen Commanderie van Sint Jan en de nieuwbouw moet onder het aangrenzend maaiveld Commanderie van Sint Jan lopen;
  • de bestaande trap van Nonnenstraat naar Franseplaats moet gehandhaafd blijven;
  • er moet een goede aansluiting komen op de bestaande monumentale keermuur ten oosten van het talud.

2.1.2 Archeologie en cultuurhistorie
2.1.2.1 Archeologie

Volgens de archeologische beleidskaart ligt deze locatie in een gebied van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Op dit terrein kunnen sporen van het (vroeg-) middeleeuwse Nijmegen worden aangetroffen. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • het terrein bevat archeologische resten die behoudenswaardig zijn. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient middels een rapport aan te tonen dat het archeologisch bodemarchief niet zal worden aangetast;
  • indien de archeologische waarden niet kunnen worden beschermd, dient er archeologisch onderzoek (DO) plaats te vinden voorafgaand aan graafwerkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw;
  • aan dit onderzoek dient een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd Programma van Eisen ten grondslag te liggen;
  • de kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe);
  • in het bestemmingsplan krijgt dit terrein de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 3'; hiervoor worden specifieke bouw- en aanlegvoorschriften opgenomen.

2.1.2.2 Cultuurhistorie

De bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan zijn zodanig geformuleerd dat er een bouwplan ontstaat dat past binnen het beeld van het Rijksbeschermd stadsgezicht Benedenstad. In de regels is de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-1 opgenomen.

2.1.3 Economische zaken

Toerisme is een belangrijk onderdeel van de Nijmeegse economie. Zo is de toeristische sector een belangrijke banenmotor. Daarnaast zijn bestedingen van toeristen een belangrijke bron van inkomsten voor diverse sectoren (m.n. horeca en detailhandel). De Commanderie van Sint Jan kan gezien worden als een toeristisch gebouw, omdat er een koffiebranderij en proeverij, restaurant, brouwerij, chocolaterie- met workshopruimte en een theatergroep gevestigd zijn.

Uitbreiding van de Commanderie van Sint Jan met een mosterd- en azijnmuseum betekent verdere versterking van het toeristische product. Dit houdt in dat nog meer toeristen kunnen worden aangetrokken. Vanuit economisch oogpunt een gewenste ontwikkeling.

2.1.4 Groen

De locatie heeft een groene uitstraling en is een onderdeel van de groene oase rondom de Commanderie van Sint Jan. Vanuit de Nonnenstraat wordt dit groen ervaren als een verademing in de stenige woonomgeving. De beplanting die voor een deel spontaan ontwikkeld is, hangt weelderig over de aanwezige keermuur en zorgt voor een aangename aankleding van de woonstraat. Het groen speelt vooral een belangrijke rol in de belevingswaarde van dit deel van de Benedenstad. De groene plek kan aan kwaliteit winnen wanneer er een duidelijk groenplan door initiatiefnemer wordt gemaakt. Op dit moment wordt het groen onvoldoende onderhouden.

Het groene karakter in de omgeving van de Commanderie van Sint Jan moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Bij realisering van het plan in het talud van de Nonnenstraat dient nieuw groen gerealiseerd te worden in de vorm van groene daken met overhangend groen over de verticale gevels en op het niveau van het maaiveld rond de Commanderie van Sint Jan.

2.1.5 Water
2.1.5.1 Hemelwater

Het gebied voor het azijn- en mosterdmuseum is nu grotendeels onverhard. Het betreft het groene talud tussen de muur rondom de Commanderie van Sint Jan en de keermuur aan de Nonnenstraat. Het nieuwe gebouw wordt ondergronds verbonden met de Commanderie van Sint Jan en wordt deels van dakbegroeiing voorzien.

Op grond van artikel 2.7.5 van de Nijmeegse bouwverordening moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Ontheffing is mogelijk als er bijvoorbeeld te weinig onbebouwde ruimte voor infiltratie is. Criteria voor ontheffing op de infiltratieplicht van hemelwater staan in de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer, ontwerp en aanleg' (zie www.waterbewust.nl> waterbeleid). De aanleg van de voorzieningen komt voor rekening van de initiatiefnemer. De voorzieningen voor hemelwaterafvoer moeten voldoen aan de technische eisen van de gemeente (zie Digitale balie > Bouwen en Wonen > Bouwen > Hemelwaterinfiltratie bij bouwaanvragen).

Het hemelwater dat afstroomt van nieuwe verharde oppervlakken kan worden afgevoerd naar een plek in of buiten het gebied om daar in de bodem te infiltreren of nuttig te gebruiken, bijvoorbeeld als watervoorziening voor de bomen in de omgeving. Dit heeft de voorkeur. De manier waarop het hemelwater geïnfiltreerd kan worden hangt af van de lokale bodemgesteldheid en de grondwaterstanden. De bodem bestaat uit spoelzanden van de stuwwal en heeft daarom een redelijke infiltratiecapaciteit. Dit moet echter altijd ter plekke worden gecontroleerd. De maximale grondwaterstand ligt voor het plangebied meer dan 20 meter beneden maaiveld. Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden is de MilieuAtlas beschikbaar. Deze is te vinden via www.nijmegen.nl > wonen & leven > milieu, groen en afval > milieuatlas.

De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen dient een goedgekeurd rioleringsplan/ waterhuishoudkundig plan te bevatten, waarin locatie, aard en omvang van de waterhuishoudkundige voorzieningen aangegeven zijn. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke omgevingsvergunning voor het bouwen. Het verdient de aanbeveling om, voorafgaand aan de formele procedure voor de omgevingsvergunning, dit plan ter toetsing aan de gemeente aan te bieden.

2.1.5.2 Grondwater

In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater, ook een zorgplicht opgenomen voor grondwater. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren dienen zelf te zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij dienen in dat kader zelf bouwkundige maatregelen te treffen. Dit speelt met name wanneer er ondergronds gebouwd gaat worden.

2.1.5.3 Afvalwater

In de Nonnenstraat ligt een gemengde riolering. De bestaande bebouwing en verharding is aangesloten op deze gemengde riolering. De nieuwe bebouwing kan ook op deze riolering worden aangesloten.

2.1.6 Verkeer
2.1.6.1 Bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer

Het perceel ligt in de Benedenstad. Dit is een gereguleerd gebied wat betreft gemotoriseerd verkeer en alleen toegankelijk voor bezoekers en eventueel expeditie verkeer. Het gebied is voor bezoekers te bereiken via de Korenmarkt aan de bovenzijde en voor hulpdiensten via de Nonnenstraat aan de onderzijde.

Langzaam verkeer

Het gebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden voor fiets- en voetgangers. Aan de bovenzijde via de Korenmarkt en aan de onderzijde via de Nonnenstraat. Tussen de Nonnenstraat en de Franseplaats is een verbinding via de Keumegas en via een trap aan de westzijde van het gebied.

Openbaar vervoer

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het gebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Waalkade. Deze bevinden zich ter hoogte van Grotestraat.

Expeditie

Expeditie vindt plaats via de Korenmarkt.

2.1.6.2 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone “Centrum”. De parkeernorm voor een museum is 0,4 pp per 100m2, dit is inclusief bezoekersparkeren. In de directe nabijheid zijn voldoende openbare parkeergelegenheden (parkeergarages Eiermarkt en Kelfkensbos) voor bezoekers aanwezig. Dit leidt tot de volgende parkeerberekening:

parkeernorm: 0,4 pp per 100 m2

bebouwd oppervlak: 329 m2

totaal aantal parkeerplaatsen benodigd: 3,29 x 0,4 = 1,3 parkeerplaats.

Deze parkeerbehoefte kan in de openbare ruimte worden opgelost. De parkeerbehoefte zal ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning opnieuw worden getoetst aan de dan geldende normen.

2.1.6.3 Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welk snelheidregime er geldt. Het gebied ligt in een 30 km/h zone.

2.1.7 Milieu
2.1.7.1 Algemeen

De toegang tot het museum vindt uitsluitend vanuit de kelder van de Commanderie van Sint Jan plaats. Dit betekent dat er vanuit mobiliteit/verkeer geen hinder voor omwonenden aan de Nonnenstraat verwacht wordt. De toegang is immers vanuit een andere hoek ingepland.

Betreffende de 'bedrijvigheid' binnen het pand valt het toekomstige mosterd- en azijnmuseum onder de noemer 'musea' en daarmee onder milieucategorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging. Dit betekent dat de bijbehorende activiteiten zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Deze ontwikkeling voorziet niet in direct aangrenzende woningbouw, uitsluitend aan de overzijde zijn woningen aanwezig. Conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging, categorie A en milieucategorie 1 is de grootste richtafstand in meters voor bedoelde activiteit vastgesteld op 10 meter. Deze werkelijk afstand zal kleiner zijn, echter, gezien de aard van de bedrijvigheid en het uitgangspunt dat aan de zijde van de Nonnenstraat geen toegang voorzien is, kan van deze richtafstand worden afgeweken.

2.1.7.2 Bodem

In het BodemInformatiesysteem van de Gemeente Nijmegen is te zien dat er verschillende bedrijfsactiviteiten en mogelijke (afval)stortingen zijn geweest, waardoor de locatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. Met de initiatiefnemer is afgesproken dat bij de aanvraag omgevingsvergunning een melding Uniforme Sanering voor de categorie immobiele verontreiniging wordt gedaan.

2.1.7.3 Geluid

Een museum is geen geluidsgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. Daarom hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden verricht. Er zijn geen verdere procedures nodig en er worden geen bijzondere eisen gesteld aan de geluidswering van de ruimtes van het museum. Uiteraard moeten de ruimtes van het museum voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit.

2.1.7.4 Luchtkwaliteit

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  • a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit;
  • b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is bijvoorbeeld nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. 

Dit plan voor het realiseren van een mosterd- en azijnmuseum levert zodanig geringe aantallen extra verkeersbewegingen op, dat het plan derhalve Niet In Betekenende Mate bijdraagt en derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst hoeft te worden.


Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en vormt derhalve geen beperking voor dit plan.

2.1.7.5 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het Actieplan Klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderende weersomstandigheden.

Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.

2.1.7.6 Conclusie

Met de initiatiefnemer is afgesproken dat bij de aanvraag omgevingsvergunning een melding Uniforme Sanering voor de categorie immobiele verontreiniging wordt gedaan. Verder zijn er geen belemmeringen vanuit milieu.