Plan: | Hees-Heseveld - 17 (Graafseweg 274) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP48W17-OH01 |
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Heseveld. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016” relevant. Er vinden geen wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Ligging plangebied t.o.v. grondwaterwin- en -beschermingsgebieden (plangebied is globaal weergegeven in groen; bron: www.gelderland.nl)
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.
Dit sluit niet uit dat er ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
Hemelwater, algemeen
Criteria voor ontheffing op de infiltratieplicht van hemelwater zijn opgenomen in de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer, ontwerp en aanleg' (zie www.waterbewust.nl>waterbeleid.nota afkoppelen). De aanleg van de voorzieningen komt voor rekening van de projectontwikkelaar en de voorzieningen voor hemelwaterafvoer moeten voldoen aan technische eisen van de gemeente.
Bij ontwikkelingsprojecten is de projectontwikkelaar verantwoordelijk voor het overleg en de afstemming met de oppervlaktewaterbeheerder (waterschap Rivierenland). Volgens beleid van het waterschap moet bij projecten met een verhard oppervlak van meer dan 300 m2 het waterschap in een vroegtijdig stadium bij de ontwikkelingen betrokken worden. Het waterschap is ook bevoegd gezag voor kleine grondwateronttrekkingen (bemaling).
Grondwater, algemeen
In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater, ook een zorgplicht opgenomen voor grondwater. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren dienen zelf te zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij dienen in dat kader zelf bouwkundige maatregelen te treffen. Dit speelt in het bijzonder als ondergronds gebouwd gaat worden.
Hemelwater, oppervlaktewater en grondwater, locatiespecifiek
Het hemelwater dat afstroomt van nieuwe verharde oppervlakken kan afgevoerd worden naar een plek in het plangebied om daar in de bodem te infiltreren of nuttig te gebruiken. Dit heeft de voorkeur.
De manier waarop het hemelwater geïnfiltreerd kan worden hangt af van de lokale bodemgesteldheid en de grondwaterstanden. De bodem bestaat uit spoelzanden van de stuwwal en heeft daarom in het algemeen een redelijke infiltratiecapaciteit. Dit moet echter altijd ter plekke worden gecontroleerd. De maximale grondwaterstand ligt voor het plangebied meer dan 10 meter beneden maaiveld. Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden is de MilieuAtlas beschikbaar. Deze is te vinden via www.nijmegen.nl > wonen & leven > milieu, groen en afval > milieuatlas.
Afvalwater, locatiespecifiek
Langs het plangebied ligt in de Graafseweg gemengde riolering. De bestaande bebouwing en verharding is aangesloten op de gemengde riolering. De eventuele nieuwe bebouwing kan ook op deze riolering worden aangesloten.
Gemotoriseerd verkeer:
Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Graafseweg en Oude Graafseweg. De Graafseweg functioneert als gebiedsontsluiting en de Oude Graafseweg als erftoegangsweg en maakt onderdeel uit van een 30km/uurzone. Het perceel aan de Graafseweg 274 alsmede de parkeerplaatsen op de Graafseweg 256 worden voor gemotoriseerd verkeer ontsloten op de Graafseweg. Om gevaarlijke verkeerssituaties te voorkomen is het slechts mogelijk vanaf de betreffende percelen rechtsaf de Graafseweg op te draaien en zijn de percelen ook slechts via een zijde vanaf de Graafseweg bereikbaar. Dit zal niet veranderen. Wel zal er aan de Oude Graafseweg een ln-/uitrit voor gemotoriseerd verkeer gerealiseerd worden, waarvoor een uitritvergunning Is verleend. Thans Is aan deze zijde slechts een in-/uitrit voor ongemotoriseerd verkeer. Verkeerstechnisch bestaan er geen bezwaren tegen een in-/uitrit aan de Oude Graafseweg voor gemotoriseerd verkeer. Als gevolg van de ln-/uitrit voor gemotoriseerd verkeer aan de Oude Graafseweg zal de druk op de Graafseweg als gevolg van de kantoren op het perceel Graafseweg 274 afnemen, wat de verkeersveiligheid ten goede komt.
Langzaam verkeer:
Het plangebied kan vanuit de toegang aan de Oude Graafseweg ontsloten worden door fiets en voetganger.
Openbaar vervoer:
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Graafseweg. De halteplaatsen van het openbaar vervoer bevinden zich aan de Graafseweg direct voor de locatie.
Expeditie vindt plaats op eigen terrein plaats. Ontsluiting van het expeditieverkeer vindt plaats via de Graafseweg.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest bebouwde kom" hieronder volgen de geldende parkeernormen:
Woning goedkoop: 1,40 parkeerplaats per eenheid
Woning middel: 1,70 parkeerplaats per eenheid
Woning duur: 1,85 parkeerplaats per eenheid
Kamerverhuur: 0,40 parkeerplaats per eenheid
Kantoor: 1,55 parkeerplaats per 100m2
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland. Het plangebied is niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur.
De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde "externe werking" genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt "cumulatieve effecten" genoemd.
De herziening van het bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op de natura-2000 gebieden.
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
Zorgplicht en Verbodsbepalingen
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.
Ten behoeve van de herziening van het bestemming is geen flora en fauna onderzoek nodig omdat het hier om een inpandige functiewijziging gaat.
Binnen het plangebied is groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig. Het bosgedeelte van Augustinus aan de Oude Graafseweg maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur van Nijmegen. Hier mogen zonder toestemming geen bomen gekapt worden. Op dit gedeelte zal wel een toerit gemaakt moeten worden. Vanuit het gemeentelijk beleid wordt aangegeven dat het om een groen gebied gaat op stedelijk niveau en dus belangrijk is voor de stad Nijmegen. Om te waarborgen dat het bos behouden blijft zal het groengebied een bosbestemming krijgen in het bestemmingsplan.
Voor alle te handhaven bomen in het bosgebied geldt dat de volledige boven- en ondergrondse groeiplaats gedurende de bouwactiviteiten beschermd moet worden. Dat betekent binnen deze zone: geen graafwerkzaamheden en bodembewerking, geen transport en opslag materialen, geen ophoging van maaiveld, geen omvorming van open maaiveld naar verharding en geen (tijdelijke) verlaging of verhoging van grondwaterniveau.
Voor het rooien van bomen op het terrein is een rooivergunning nodig en zal de ontwikkelaar als compensatie een herplantplicht dan wel storting in het gemeentelijk bomenfonds worden opgelegd.