Plan: | Nijmegen Dukenburg - 15 (herontwikkeling voormalige Hanlocatie) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP4015-VG01 |
Met het plan wordt beoogd om de locatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) aan de Van Schuylenburgweg te kunnen herontwikkelen. Al een geruim aantal jaren is de HAN vertrokken van de deze locatie. De eigenaar van het perceel (KlokGroep uit Nijmegen) is voornemens de locatie te herontwikkelen. De herontwikkeling voorziet in het realiseren van een compleet nieuw wijkje met ongeveer 156 woningen, zowel koop- als huurwoningen. Een deel van de woningen wordt ingevuld met verzorgd wonen, inclusief een ontmoetingsruimte.
Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van Nijmegen in het stadsdeel Dukenburg, ten westen van het Steve Bikoplein.
Figuur 1: globale ligging plangebied, ter plaatse van het kruis, in Nijmegen.
Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door het Steve Bikoplein en aan de westzijde door Tolhuis 2414 t/m 2430. Aan de noordzijde wordt de grens gevormd door Tolhuis 2018 t/m 2080/Van Schuylenburgweg en ten zuiden ligt het Grand Canal.
De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als gemeente Hatert, sectie N, nummers 1677 en 4904. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 46.000 m².
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Figuur 2: ligging plangebied in de directe omgeving (plangebied is rood omlijnd (globaal))
Ten zuiden van de planlocatie ligt het Grand Canal. Het Douglasbosje (oorspronkelijk een productiebos van Douglassparren uit het begin van de 20ste eeuw) maakt onderdeel uit van het gebied Grand Canal. Beide vormen relicten uit de tijd dat Dukenburg nog een landgoed was. Ten oosten van de Van Schuylenburgweg en de planlocatie ligt de zogenaamde geologenstrook. Dit is een recreatieve parkzone waarbinnen zich nog overblijfselen van oude rivierstrangen bevinden.
De planlocatie heeft een zodanige ligging dat men zich snel op de uitvalsweg van Nijmegen (A73) begeeft. Maar ook op uitvalswegen richting het stadsdeelwinkelcentrum Dukenburg en het centrum van Nijmegen.
Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg. Dit bestemmingsplan is door de raad op 17 december 2008 vastgesteld. Het plangebied heeft hierin de voornamelijk de bestemming Maatschappelijk met een bouwvlak op het voormalige HAN gebouw. Aan de randen van het plangebied is zijn er enkele stroken met een Groenbestemming en een Verkeersbestemming.
De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat wonen niet is toegestaan in de bestemming Maatschappelijk en hoofdgebouwen niet buiten het bouwvlak mogen worden opgericht.
Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Het plangebied wordt gekenmerkt door zijn geïsoleerde ligging en groene karakter. Het gebouw van de voormalige HAN is recent gesloopt.
Het gebouw kende een variatie in opbouw die afwisselt van minimaal één bouwlaag tot maximaal vier bouwlagen. De voetprint van het gebouw voegt zich in de verkavelingsstructuur van de wijk Tolhuis die de kenmerken van een bloemkoolwijk heeft. Het gebouw lag met zijn rug naar de woningen aan de noordzijde en voorziet in een parkeerterrein aan zuid- en westzijde. De westzijde is tevens de toegangszijde. Opvallend is dat de voormalige schoollocatie niet vanuit de wijk wordt ontsloten maar via de Van Schuylenburgweg aan de westzijde. De Van Schuylenburgweg vormt een van de hoofdontsluitingswegen van stadsdeel Dukenburg.
Het perceel wordt aan alle zijden omzoomd door groenzones en bomen. Ook bevinden zich diverse bomen centraal op het perceel. De rand die grenst aan de Van Schuylenburgweg maakt onderdeel uit van de hoofd groenstructuur. De westrand omvat een historisch laan met waardevolle bomen. De groenzone in de zuidrand wordt gekenmerkt door gras met enkele boomgroepen. Ten zuiden van het plangebied ligt een sparrenbosje met een besloten karakter. Het daarachter gelegen Grand Canal is daardoor niet zichtbaar vanuit de planlocatie. Tussen het sparrenbosje en de planlocatie loopt een doorgaande fietsroute die komt vanuit de wijk Tolhuis naar het Steve Bikoplein.
De voormalige HAN locatie wordt getransformeerd van een schoolterrein naar een besloten woonbuurtje. Het stedenbouwkundige plan op de voormalige HAN locatie voorziet in 156 woningen waarvan 42 appartementen en 114 grondgebonden woningen. Het stedenbouwkundig plan respecteert de groene randen die onderdeel uitmaken van de groenstructuur langs de Van Schuylenburgweg en het monumentale bomenlaantje. Maar ook de groenzone achter de bestaande woningen Tolhuis 2026-2080. Voor het overige wordt daar waar mogelijk zoveel mogelijk bomen op de rest van het terrein gespaard. De huidige ontsluiting aan de Van Schuylenburgweg die ten diensten stond van de voormalige school wordt wederom gebruikt als hoofdontsluiting. Het is de enige ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer.
Het stedenbouwkundig plan bouwt zich op vanaf de randen en voorziet in een centrale groenzone. Het stratenpatroon wordt parallel lopend aan de perceelsgrenzen opgezet. Daardoor ontstaat er een centrale groenzone die een groene wig vormt die in verbinding staat met het zuidelijk gelegen Douglasbosje. Aan de noord-, noordwest- en noordoostzijde van het plangebied worden de woningen met hun achtertuin op de randen gericht. Op deze randen zijn de woningen georiënteerd op een nieuw te creëren binnenterrein. Aan de west-, zuid- en zuidoostrand worden de huizen op de randen georiënteerd. Op deze wijze ontstaat er een kwalitatieve oriëntatie van woningen op het monumentale laantje en op het zuidelijke gelegen groen waaronder het Douglasbosje. De centrale groenzone wordt aan de noordzijde verbonden met het historische laantje door middel van een groene middenberm in het straatprofiel. Op deze wijze wordt de groenbeleving vanuit de woning optimaal benut. In de centrale groenzone bevinden zich enkele speel- en/ of verblijfsruimte. Daarnaast worden hier en eventueel in de aangrenzende midden wadi's ingepast.
De entree en de weg aan de zuidzijde van het plangebied vormt een tweerichting ontsluitingsweg. Hier bevinden zich haaksparkeerplaatsen aan de zuidzijde en langsparkeerplaatsen aan de noordzijde. De wegen die in noordwestelijke richting het plangebied inlopen bestaan uit eenrichtingswegen met aan weerszijde langsparkeren.
De appartementen en de grondgebonden woningen worden van elkaar gescheiden door de tweerichting ontsluitingsweg. De appartementen bevinden zich in een torentje van zeven bouwlagen in het meest oostelijke puntje van het plangebied (ten zuiden van de hoofdontsluiting). Het torentje accentueert de entree van het nieuwe woonbuurtje en is zichtbaar komende vanuit Steve Bikoplein en de Van Schuylenburgweg. De grondgebonden woningen maken onderdeel uit van korte rijtjes en liggen ten noordwesten/ noorden van de ontsluitingsweg. Deze zijn niet zichtbaar vanuit de van Schuylenburgweg.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
In de SVIR is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Daarnaast geldt voor de verschillende militaire vliegvelden in Nederland dat er rondom de vliegbasis geen hoge bebouwing gerealiseerd mag worden om geen belemmering te vormen voor de radar- en communicatieapparatuur. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) bevat in artikel 2.4 regels ten aanzien van de bouwbeperkingen in relatie tot radarverstoringsgebieden. Daaruit volgt dat er voor een zone van 15 kilometer rondom de antenne maximale bouwhoogtes voor bouwwerken en windturbines gelden. Het bepalen van deze maximale bouwhoogte moet worden bepaald aan de hand van de hoogteligging (NAP) van de antenne, oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf de radarantenne. Buiten deze 15 kilometerzone geldt tot 75 kilometer een maximale bouwhoogtegrens voor de tippen van de wieken van windturbines. Een en ander is in de onderstaande afbeelding schematisch weergegeven en ook als zodanig opgenomen in het Rarro.
Aangezien binnen dit plan enkel bouwwerken worden ontwikkeld en er zich binnen een straal van 15 kilometer geen radarantennes aanwezig zijn, vormt dit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Het plan is daarom niet in strijd met de SVIR en het Barro.
Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte') . Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.
Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).
De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.
Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.
De in het plan voorziene ontwikkeling kan wel worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro wel van toepassing is.
In maart 2018 is de subregionale woonagenda in de colleges van de subregio vastgesteld. Met een regionale kop en die subregionale bijdragen is de woonagenda ook door de provincie vastgesteld.
In de subregionale woonagenda wordt uitgegaan van zowel kwantitatieve als kwalitatieve uitgangspunten. In de kwantitatieve uitgangspunten is het uitgangspunt dat we gaan voor een versnelling in de woningbouw, waarbij 70% van de richtlijn van ongeveer 16000 woningen tot 2027 nog voor 2022 wordt opgeleverd. Een enorme opgave, waarin ook dit plan een bijdrage levert. Het is een transformatieopgave, waarbij een school verdwijnt en er woningbouw wordt gerealiseerd. De woningbouw levert een bijdrage aan wonen met zorg voor ouderen (levensloopgeschikt en Bewust wonen) en voor een ander deel aan differentiatie in de wijk. Dukenburg is een wijk met veel sociale woningbouw. Met deze inbreiding maken we de wijk gedifferentieerder.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat de ontwikkeling voorziet in een behoefte.
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – geeft de omgevingsvisie wij hier richting aan. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:
Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied ons vertrekpunt. Wij geven de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Wij gaan voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, breiden we uit aan de randen van onze steden of dorpen. Onderhavige ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand verstedelijkt gebied en past daarmee binnen de omgevingsvisie.
Woonwensen veranderen door de tijd en met de leeftijd. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. Voor de Provincie staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop, ook voor specifieke doelgroepen. Alle woningen in onderhavig project zijn levensloopgeschikt en de appartementen in het sociale huursegment zijn bedoeld voor ouderen die beschut willen wonen (wonen met zorg voor ouderen). Het plan draagt hiermee bij aan een duurzaam woon- en leefklimaat.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de Provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De Provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid; economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.
De Omgevingsverordening heeft daarom de status van:
Er is geen beleid uit de Omgevingsvisie relevant in relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.
De structuurvisie Nijmegen 2013 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en geeft de keuzes weer die de gemeente Nijmegen maakt in het ruimtelijk beleid. Met de Structuurvisie wordt invulling gegeven aan de ruimtelijke ambities, die zijn vertaald in een uitvoeringsprogramma. De Structuurvisie kent een planhorizon van 10 jaar.
In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Structuurvisie relevant:
Wonen
We zijn terughoudend met het verlenen van medewerking aan nieuwe bouwprojecten buiten de ontwikkellocaties Waalsprong, het Waalfront en de omgeving van het Centraal Station. Nieuwbouw moet nadrukkelijk een tekort in de wijk opheffen. Bijvoorbeeld met combinaties van wonen en zorg of woningen voor studenten en jongeren in en bij het centrum van de stad. Of projecten die bestaande woningen vervangen. Deze terughoudendheid geldt zeker ook voor de bouw van nieuwe kantoren en bedrijfsruimtes daar waar elders in de stad forse leegstand is. We kiezen voor aanpassing en herbestemming.
We willen bewoners en bedrijven binden aan stad en wijk. Dit is ook een vorm van duurzaamheid. Een aantrekkelijke en prettige woonomgeving zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen lang in hun wijk blijven wonen. Alle woningen in het plangebied zijn levensloopgeschikt. De appartementen worden gerealiseerd in het sociale huursegment. In het complex wordt ook een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte gerealiseerd. Deze nieuwe ontwikkeling levert een bijdrage aan het woonmilieu van Dukenburg. De appartementen leveren een bijdrage aan de opgave uit het Planningskader wonen met zorg ouderen. Het plan draagt hiermee bij aan het bereiken van een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad voor iedereen.
Groen en blauw structuren
De identiteit van Nijmegen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de natuurlijke ligging in haar groene omgeving. Hier komen rivier en uiterwaarden, bos en stuwwal samen. Het is een groene stad waaraan de hoogteverschillen een speelse, bijna buitenlandse charme geven. De oostkant van de stad is hoog en droog. Hier zien we de beboste stuwwallen, die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur. Hier ligt ook de Ooijpolder, een belangrijk uitloopgebied van de stad. De westkant van Nijmegen ligt beduidend lager. Dit is het natte gedeelte van de stad met vlakke, polderachtige landschappen. Andere belangrijke groenstructuren in en om de stad zijn het Goffert Park, Staddijk en Berendonck.
We hebben als stad onze (ruimtelijke) grenzen bereikt. Duurzame stedelijke ontwikkeling betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de Duurzaamheidsladder: we zoeken eerst naar ruimte in bestaand bebouwd gebied, voordat uitbreiding buiten de stedelijke contouren wordt overwogen. Zorgvuldig omgaan met ruimte betekent ook dat we de groenblauwe structuren in de stad respecteren bij ruimtelijke ontwikkelingen. We willen de groene en blauwe kwaliteiten zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterken. Groene en blauwe randen en structuren zijn van groot belang voor gezondheid, recreatie en beleving. We streven daarom naar een stad met een stevige groenblauwe rand. Ook investeren we in extra groen in en om de stad, bijvoorbeeld in Park Lingezegen, de Oosterhoutse Waarden en de Waaijer en in het verbeteren van de toegankelijkheid van deze gebieden.
De groene kwaliteiten van Nijmegen willen we verder versterken en benutten door te blijven investeren in de groene stadsranden. Er is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de groene randen van de stad. De ambitie is om de positie van deze groengebieden te versterken en de toegankelijkheid te vergroten.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid, omdat het een uitbreiding in bestaand bebouwd gebied betreft, waarbij het groene karakter van het plangebied wordt geborgd door het groen dat het nieuwe wijkje omringt de bestemming Groen te geven evenals de groene scheg in het middden van het gebied.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van de woningen kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.
De gemeente Nijmegen heeft in haar Woonvisie 2015-2020: Samen werken aan goed wonen het woonbeleid voor de komende jaren beschreven. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Er wordt bijzondere aandacht gegeven aan segmenten die niet vanzelfsprekend vanuit de markt worden opgepakt, zoals sociale huur, middeldure huur en wonen met zorg voor ouderen en kwetsbaren. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten. We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Nijmegen wil een moderne sociale stad zijn met ruimte en kansen voor iedereen.
Het beleid houdt in dat we (woningbouw)ontwikkeling in de bestaande stad toestaan en toetsen aan een aantal criteria. Nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen worden getoetst aan de volgende criteria: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium planontwikkeling en financiële gevolgen voor de gemeente.
Kort gezegd zijn er drie leidende criteria vanuit wonen:
De voormalige HAN locatie wordt getransformeerd van een schoolterrein naar een besloten woonbuurtje. Het stedenbouwkundige plan op de HAN locatie voorziet in 156 woningen waarvan 42 appartementen en 114 grondgebonden woningen, waarvan 62 woningen levensloopgeschikt zijn. De appartementen bevinden zich in een hoogteaccent van zeven bouwlagen in het meest oostelijke puntje van het plangebied (ten zuiden van de hoofdontsluiting). Het torentje accentueert de entree van het nieuwe woonbuurtje en is zichtbaar komende vanuit Steve Bikoplein en de Van Schuylenburgweg. De grondgebonden woningen maken onderdeel uit van korte rijtjes en liggen ten noordwesten/ noorden van de ontsluitingsweg. Deze zijn niet zichtbaar vanuit de van Schuylenburgweg.
De appartementen worden gerealiseerd in het sociale huursegment met een huurprijs tot maximaal € 635,- (prijspeil 2017) per maand. In het complex wordt ook een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte gerealiseerd. De woningen zijn bedoeld voor ouderen die beschut willen wonen (wonen met zorg voor ouderen).
De 114 woningen worden gerealiseerd in de categorie koop/beleggershuur, waarvan 66 koopwoningen, 20 sociale huurwoningen en 28 vrije sector huurwoningen.
Dit nieuwe woonbuurtje levert een bijdrage aan het woonmilieu van Dukenburg. De appartementen leveren een bijdrage aan de opgave uit het Planningskader wonen met zorg ouderen. Het plan draagt hiermee bij aan het bereiken van een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad voor iedereen.
Bedrijvigheid in de zin van de Wet milieubeheer is die bedrijvigheid die onder het activiteitenbesluit valt en/of een omgevingsvergunning nodig heeft. Een bepaalde activiteit is een inrichting indien zowel sprake is van een bedrijfsmatige omvang binnen een zekere begrenzing als een vermelding van de activiteit in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Hierbij zijn alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar, verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering".
Het plangebied grenst aan de noord en west zijde aan woongebieden. Aan de zuid zijde ligt een groengebied en aan de noord zijde een weg met nog noordelijker groen en water. Bedrijven zijn slechts op grote afstand te vinden en kunnen dus geen significante hinder veroorzaken op de planlocatie.
Conclusie
Het plangebied biedt voldoende waarborgen voor een acceptabel woon en leefklimaat.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.
De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. De maximum toegestane geluidbelasting voor wegverkeer bedraagt 63 dB. De voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Na deze maatregelenafweging moet aan de voorwaarden uit de beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder worden voldaan. De voorwaarden zijn als volgt:
Als aan de voorwaarden uit de beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan, kan een hogere waarde worden vastgesteld.
De huidige bebouwing, voormalig schoolgebouw, maakt plaats voor grondgebonden woningen en appartementen. De grondgebonden woningen en appartementen liggen binnen de zone van verschillende wegen. De meest relevante wegen zijn de Van Schuylenburgweg, Steve Bikoplein, Van Apelterenweg en Nieuwe Dukenburgseweg. Voor deze wegen is akoestisch onderzoek verricht.
Uit akoestisch onderzoek, zie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, blijkt dat bij de grondgebonden woningen en appartementen de voorkeurswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer op de Van Schuylenburgweg, Steve Bikoplein, Van Apelterenweg en Nieuwe Dukenburgseweg wordt overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting, t.g.v. het wegverkeer, bedraagt 55 dB op de grondgebonden woningen en 53 dB op de appartementen. De maximum toegestane geluidbelasting van 63 dB wordt daarmee niet overschreden.
Maatregelen die worden getroffen om het geluid te reduceren en om aan de voorwaarden uit de beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder te voldoen:
Verder voldoet het plan aan het ontheffingscriterium 'de woning vervangt bestaande bebouwing'.
De geplande ontwikkeling kan alleen worden gerealiseerd als voor 28 woningen en 33 appartementen een hogere waarde is vastgesteld. Een hogere waarde procedure is dus noodzakelijk. Een procedure voor de hogere waarde loopt, qua tijd, gelijk op met de procedure voor het bestemmingsplan. De hoogste vast te stellen waarde voor de grondgebonden woningen bedraagt 55 dB en voor de appartementen 53 dB. Een vastgestelde hogere waarde is inclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder.
Pas bij de omgevingsvergunning worden er in het kader van het Bouwbesluit eisen gesteld aan de geluidwering van de gevel van de woning en het appartement. De woning en het appartement moeten voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit. Bij toetsing aan het Bouwbesluit gaat het niet om de geluidbelastingen maar om de geluidniveaus. Bij de geluidniveaus mag geen 5 dB van de berekende waarde worden afgetrokken.
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.
In het onderhavige plan bestaat het voornemen om op de locatie circa 150 woningen te realiseren. De netto verkeersaantrekkende werking van deze wijziging veroorzaakt geen verslechtering van de luchtkwaliteit van 3% of meer. Daarmee valt de wijziging binnen de grenzen van het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen en hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
De woningen zijn geen gevoelige bestemmingen. Daarnaast wordt geadviseerd sowieso rekening te houden met de gezondheid van de bewoners en is het aan te raden dat luchtbehandelingssystemen van luchtkwaliteitsfilters worden voorzien zodat de inname van fijn stof en roetdeeltjes binnen gebouwen voor een groot deel gereduceerd kunnen worden.
Ter hoogte van het plan zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof niet hoger dan de grenswaarden (tot 30 µg/m3 stikstofdioxide). Zie onderstaande figuur met de concentraties stikstofdioxide in 2015.
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. Over het plangebied ligt een aantal invloedsgebieden van het Maas-Waalkanaal (730 meter), het spoor van Nijmegen naar Den Bosch (700 meter) en de A73 (1200 meter). Hierdoor is op de planlocatie alleen een zeer onwaarschijnlijk toxisch scenario mogelijk. In de beleidsvisie van Nijmegen van februari 2014 is afgesproken om deze situaties op een standaard wijze te verantwoorden. Deze verantwoording is opgenomen op pagina 33 van de visie.
Conclusie
Op grond van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport:
Verkennend bodemonderzoek Van Schuylenburgweg 3 te Nijmegen, project 16805, Nipa Milieutechniek BV, 8 augustus 2018, zie bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek.
Uit het bodemonderzoek blijkt:
Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als woonlocatie.
Conclusie
Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.
Het plan behelst de herinrichting van het voormalige HAN-complex. In het plangebied worden circa 114 woningen en 42 appartementen gerealiseerd. Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Tolhuis. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023 en de nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013) relevant. Er vinden wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
In of in de directe omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De watergang aan de zuidzijde van het plangebied, de zogenaamde Grand Canal, heeft in de notitie Streefbeelden als uitwerking van het waterplan de typering "spelend" meegekregen. Ook aan de overzijde van het Steve Bikoplein en de Van Apelterenweg liggen watergangen die dat streefbeeld meegekregen hebben. De watergangen in de zogenaamde geologenstrook aan de overzijde van de Van Schuylenburgweg hebben in diezelfde notitie het streefbeeld "levend" meegekregen. In de wijk Tolhuis liggen nog enkele watergangen met het streefbeeld "kijkend". Alle genoemde watergangen zijn A-watergangen. Het streefpeil in de watergangen bedraagt NAP + 6,20 m.
De gemeente heeft het oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. Het waterhuishoudkundige systeem van Dukenburg is op orde. In de omgeving van het plangebied is geen wateroverlast bekend. Het regenwater wordt via het gescheiden stelsel van Dukenburg op het oppervlaktewater geloosd. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen. Als kwantitatief gezien sprake is van een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd. In de bestaande situatie is 20.800 m2 verhard oppervlak aanwezig. In de nieuwe situatie heeft het plangebied 28.100 m2 verhard oppervlak. De toename van het verharde oppervlak is 7.300 m2. Dat betekent dat hiervoor aanvullende waterberging gemaakt moet worden. De vereiste waterberging is met de vuistregels van het waterschap globaal bepaald. Bij de T=100 + 10% is de vuistregel 664 m3 per hectare en bedraagt de vereiste waterberging 485 m3. Met regenduurlijnen moet de vereiste waterberging exacter berekend worden. De vereiste waterberging kan waarschijnlijk in het plangebied gerealiseerd worden. Deze punten moeten in het waterhuishoudkundig plan nader uitgewerkt worden.
Gedeelte van de legger wateren van het Waterschap Rivierenland
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is dat grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Deze sluiten ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen opdat de bouw waterdicht is.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand GHG bedraagt NAP + 6,70 m. De bodem van de wadi's bevinden zich op een niveau van NAP + 7,70 m. Dit hoogteverschil is voldoende om wadi's met de vereiste opbouw te kunnen realiseren.
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de straat Tolhuis. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden.
Gedeelte van het rioolstelsel
Voor het plangebied geldt de opgave tot de aanleg van een duurzaam gescheiden stelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. De eerste waterberging vindt plaats in de wadi's (of in vergelijkbare bovengrondse voorzieningen) binnen het plangebied. Het afstromende hemelwater stroomt bovengronds naar de wadi's. Vanuit de wadi's wordt het water via drainageleidingen vertraagd naar oppervlaktewater afgevoerd. Bij hevige neerslag kan water via slokops naar oppervlaktewater overstorten.
De gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer. Afstromend hemelwater dient in principe op eigen terrein verwerkt te worden. In dit plan kan van particulier terrein afstromend hemelwater naar de wadi's in de openbare ruimte afgevoerd worden. Hemelwater dat afstroomt van particulier terrein naar de openbare ruimte dient wel bovengronds naar de openbare ruimte te stromen. Ondergrondse afstroming is conform nota afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer niet toegestaan. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant Duurzaam bouwen in het KAN (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.
Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan bijgevoegd zijn.
Voor plannen met meer dan 500 m2 verhard oppervlak en directe lozing op het oppervlaktewater moet een waterhuishoudkundig plan bij het waterschap worden ingediend. Voor plannen met extra verharding in stedelijk gebied is compenserende waterberging nodig. De vereiste waterberging kan in het plangebied gerealiseerd worden. Dit moet in het waterhuishoudkundig plan nader uitgewerkt worden. Voor het hemelwater, dat afstroomt van de overige verhardingen, is een vorm van zuivering vereist.
In het plangebied ligt bestaande gescheiden riolering. Riolering die door de plannen haar functie verliest, dient verwijderd te worden.
Om de nieuwe gebouwen op de riolering aan te kunnen sluiten, is de aanleg van nieuwe vuilwaterriolering nodig. De aansluiting op de riolering is geen onderdeel van de aanvraag van de omgevingsvergunning. Aansluitingen op de riolering moeten apart bij de gemeente aangevraagd worden.
Langs de Van Schuylenburgweg ligt te handhaven regenwaterriolering. Bij het planten van nieuwe bomen dient rekening gehouden te worden met voldoende afstand tot die riolering.
De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden. Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.
Uit bijlage 3 Quickscan flora en fauna blijkt dat doordat het plangebied buiten een Natura 2000-gebied ligt, er alleen effecten op kunnen treden als gevolg van externe werking. Gezien de lokale en kleinschalige aard van de voorgenomen plannen en de relatief grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (5 km) is het, met uitzondering van stikstof, redelijkerwijs uit te sluiten dat negatieve effecten ontstaan op het Natura 2000-gebied als gevolg van de voorgenomen plannen.
Stikstof
Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. Iets specifieker: de Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet nu per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).
Met het aangeleverde rapport van DGMR, "Onderzoek stikstofdepositie - Hof van Nijmegen", d.d. 24 oktober 2019 heeft initiatiefnemer voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling niet leidt tot significant negatieve effecten op Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.). Uit het rapport blijkt dat de stikstofdepositie voor dit project niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jr (zie Aerius-rapport in Bijlage 4).
De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.
De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.
Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.
In Maart 2017 heeft Staro een quick scan beschermde soorten uitgevoerd, zie bijlage 3 Quickscan flora en fauna. Uit de quick scan blijkt het volgende.
In het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die zijn beschermd onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming.
Soorten van paragraaf 3.1 van de Wet natuurbescherming
Het plangebied is geschikt als foerageer- en broedgebied voor diverse vogelsoorten. In het plangebied en direct daar omheen blijft voldoende geschikt alternatief foerageer- en broedgebied aanwezig. Derhalve hebben de voorgenomen plannen geen negatieve effecten tot gevolg ten aanzien van het foerageer- en broedgebied van algemene vogelsoorten. Als het verwijderen van bomen en struiken buiten het broedseizoen plaatsvindt, wordt voorkomen dat negatieve effecten optreden ten aanzien van broedende algemeen voorkomende vogelsoorten. In de Wet natuurbescherming wordt echter geen standaardperiode voor het broedseizoen gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.
Soorten van paragraaf 3.2 van de Wet natuurbescherming
Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Negatieve effecten op het foerageergebied zijn redelijkerwijs uit te sluiten. Het plangebied blijft geschikt als foerageergebied voor vleermuizen en ook in de directe omgeving blijft voldoende geschikt foerageergebied behouden. In de te slopen bebouwing en eventueel aanwezige bomen met holten binnen het plangebied zijn mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Nader onderzoek naar vleermuizen gedurende de periode half mei t/m september dient te worden uitgevoerd om te kunnen bepalen wat de effecten zijn van de voorgenomen plannen op vleermuizen.
Soorten van paragraaf 3.3. van de Wet natuurbescherming
De voorgenomen plannen hebben mogelijk een negatief effect op een aantal beschermde soorten zoogdieren en amfibieën. Voor de algemene zoogdier- en amfibiesoorten van §3.3 wn geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen voor deze soorten. Voor eekhoorn geldt deze vrijstelling niet. In verband met de aanwezigheid van eekhoorn in het plangebied, dient te worden gewerkt volgens de gedragscode flora en fauna voor de bouw- en ontwikkelsector van Bouwend Nederland en de Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen NEPROM. Hierin is opgenomen dat wanneer nesten worden aangetroffen in een plangebied de bomen met nesten en hun directe omgeving worden gespaard tot na het vertrek van de jongen (voortplantingsperiode van december tot juni). De voorgenomen plannen zullen geen negatief effect hebben op het leefgebied van de steenmarter (§3.3 wn). De voorgenomen plannen zullen geen negatief effect hebben op het leefgebied van de steenmarter (§3.3 wn). Het is niet op voorhand uit te sluiten dat steenmarter in het te slopen gebouw aanwezig is. Bij het slopen van het gebouw is geen nader onderzoek naar steenmarter nodig als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden (Zoogdiervereniging.nl):
Tabel: Overzicht mogelijk aanwezige en aangetroffen beschermde soorten
Een aanvullend onderzoek is noodzakelijk geacht. Uit dit vervolgonderzoek (Resultaten vleermuisonderzoek van Schuylenburgweg te Nijmegen, 27 oktober 2017, Staro, zie bijlage 5 Resultaten vleermuisonderzoek) komen de volgende conclusies:
Vleermuizen
Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied functioneert als foerageergebied voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Tijdens de werkzaamheden is het plangebied mogelijk tijdelijk minder geschikt als foerageergebied. Na de werkzaamheden zal het plangebied opnieuw geschikt zijn. Daarnaast blijft in de directe omgeving voldoende geschikt foerageergebied aanwezig, zodat negatieve effecten op het foerageergebied van vleermuizen uitgesloten kunnen worden. Overvliegende vleermuizen zijn met name aangetroffen bij de bomen die rondom het plangebied staan. Een vliegroute is echter niet vastgesteld, de waarnemingen van overvliegende vleermuizen waren te incidenteel. Soorten die overvliegend zijn waargenomen zijn de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en een vleermuis van het geslacht myotis. In het gebouw is een kraamverblijfplaats vastgesteld van circa tien gewone dwergvleermuizen, een zomerverblijfplaats van één gewone dwergvleermuis en vier paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen. Daarnaast bevindt zich een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis in de bomen in het zuiden van het plangebied. Sloop van het gebouw en kap van bomen leidt tot vernietiging van deze verblijfplaatsen. Hiermee wordt de Wet natuurbescherming overtreden. Het nemen van mitigerende maatregelen en het aanvragen van een ontheffing van de Wet natuurbescherming is noodzakelijk.
Alpenwatersalamander
Tijdens het onderzoek naar vleermuizen is een Alpenwatersalamander waargenomen binnen het plangebied. De voorgenomen plannen kunnen negatieve effecten hebben op het voorkomen van de soort. Alpenwatersalamander is beschermd onder de Wet Natuurbescherming (§3.3 wn). Er mag voor deze soort gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Graaf- en funderingswerkzaamheden dienen plaats te vinden in de periode buiten de overwinteringsperiode van deze soort. De overwinteringsperiode duurt van 1 november tot 15 maart.
Kleine marterachtigen
Bij de realisatie wordt uitgegaan van het voorkomen van het overtreden van verbodsbepalingen m.b.t. de kleine marterachtigen, zie Bijlage 6 en Bijlage 7.
Ontheffing
Op 4 juni 2018 is een ontheffingsaanvraag ingediend bij de Provincie Gelderland door KlokGroep voor een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming voor het verstoren en het vernielen van en beschadigen van rustplaatsen of voortplantingsplaatsen van de Gewone dwergvleermuis.
Op 9 november 2018 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland besloten om aan KlokGroep ontheffing te verlenen voor de verboden 'Het opzettelijk verstoren' en 'het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen' van de Gewone dwergvleermuis, zie bijlage 8 Ontheffing Wet natuurbescherming.
Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken. De grote eenheden groen in de wijk in Dukenburg en de samenhang tussen de verschillende wijken zijn van substantieel belang voor het karakter van het stadsdeel. Deze dienen dan ook in hun samenhang behouden te blijven. Daarnaast is het groen in Dukenburg aangelegd op basis van een aantal historische relicten van het landgoed Duckenburg. De zichtbaarheid van deze historische wortels van de wijk dient gehandhaafd en versterkt te worden. De bomenlaan grenzend aan de westzijde van het plangebied en het Douglasbosje en Grand Canal zijn dergelijke historisch relicten die behouden dienen te blijven.
In de huidige situatie is het groen van Dukenburg door een gebrek aan duidelijk beleid eenvormig. In 2010 zijn voor dit groen drie karakters geformuleerd ("Handboek Groen Dukenburg handvatten voor inrichting en beheer"). De drie karakters zijn een versterking en uitvergroting van bestaande kwaliteiten die blijken uit de inventarisatie. Door de kwaliteiten van de drie karakters meer expliciet te formuleren op locaties wordt de kwaliteit van de totale groenstructuur versterkt.
Op onderstaande kaart is aangegeven op welk deel van het groen welk karakter van toepassing is.
Rondom het plangebied is het karakter Historie&Allure en Rust&Ecologie van toepassing. Het karakter Historie & Allure creëert lange lijnen met een prestigieuze uitstraling. Hier ligt de nadruk op allure die ontstaat op het grensvlak van natuur, cultuur en historie. Deze lijnen en plekken verbijzonderen het stadsdeel en vormen schakels tussen de groene dooradering en de wegenstructuur. Het karakter Historie & Allure bestaat onder andere uit de lijnen van historische beplanting die nog aanwezig zijn in de wijk. Het karakter Rust & Ecologie bestaat uit natuurlijke linten over de lijnen van de afwatering en velden in de groene dooradering met een combinatie van land en water. De gebieden kennen natuurvriendelijke oevers, plas/dras situaties en bosgebieden. De nadruk ligt op het natuurlijke beeld en de continuïteit van linten door Dukenburg. De vlakken vormen rustplekken in het stadsdeel.
In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. Het gebied wordt omgeven door groen met een bosachtig karakter, op het perceel zelf staan diverse bomen. Aan de noord en oostzijde ligt een wal met bosplantsoen, aan de westzijde is een beeldbepalende eikenlaan aanwezig. Aan de zuidzijde bevind zich een strook bosplantsoen en een grasland met diverse imposante boomgroepen, daarachter ligt het douglasbos. Waar mogelijk worden de bestaande bomen van het voormalige HAN-terrein ingepast in de nieuwe groenstructuur. Het groene karakter van het plangebied wordt geborgd door het groen dat het nieuwe wijkje omringt de bestemming groen te geven evenals de groene scheg in het midden van het gebied.
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen en is onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
Volgens het vastgestelde beleid is het groen van de Schuylenburgweg onderdeel van de primaire hoofdboomstructuur. De bomenlaan ten westen van het plangebied behoort tot de secundaire hoofdbomenstructuur. De structuur dient behouden en zo mogelijk versterkt te worden.
Monumentale bomen weerspiegelen net als monumentale gebouwen de geschiedenis van de stad. Om de cultuurhistorische betekenis van het groen in de stad te waarborgen, zijn de monumentale bomen geïnventariseerd. Van de gemeentelijke bomen zijn alle monumentale, bijzondere en waardevolle bomen opgenomen. Monumentale en waardevolle bomen zijn minstens 50 jaar oud, hebben een cultuurhistorische betekenis en hebben een goede levensverwachting. De waardebepaling van monumentale bomen ligt hoger dan bij de waardevolle bomen. Daarnaast zijn er een aantal bijzondere bomen aan de lijst toegevoegd. Dit zijn de bomen die een bijzondere betekenis hebben of een geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis zoals o.a. de Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom. Alleen de, vanaf openbaar terrein, zichtbare monumentale bomen op particulier grondgebied zijn opgenomen. Alle bijzondere bomen vallen onder het regime van de omgevingsvergunning, het kappen van houtopstanden. Op onderstaande kaart is zichtbaar dat een groot aantal van de bomen uit de historische laan vermeld staat op de lijst van bijzonder bomen. Het behoud van de bijzondere bomen is een randvoorwaarde bij de ontwikkeling van het gebied.
Onderhavig plangebied valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart. Bij gebiedstype 1 gaat het om gebieden waarin cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig zijn. De belangrijkste objecten en gebouwen zijn reeds aangewezen als monument of staan op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed. Bij ruimtelijke plannen wordt daarom alleen gestreefd naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Voor dit gebiedstype wordt in het bestemmingsplan een regeling met betrekking tot bescherming van cultuurhistorische waarden opgenomen, indien sprake is van cultuurhistorisch waardevolle structuren.
In het plangebied bevinden zich geen monumenten of panden die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed staan.
In, of direct grenzend aan, het plangebied bevinden zich wel verschillende cultuurhistorisch waardevolle structuren die behoord hebben tot het landgoed Dukenburg. De geschiedenis van het landgoed gaat terug tot de middeleeuwen met de bouw van kasteel Dukenburg. Rond dit kasteel ontstond in de eeuwen die volgden een uitgestrekt landgoed bestaande uit tuinen en (productie)bossen die werden ontsloten door monumentale lanen. Het kasteel is inmiddels verdwenen, maar de opzet van het met de bouw van het huidige stadsdeel Dukenburg versnipperd geraakte landgoed is nog herkenbaar in de bewaard gebleven onderdelen. Het gaat om cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren, lanen en water.
Cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren
Groenstructuren spelen een belangrijke rol in de zichtbaarheid van de cultuurhistorie van het gebied. Restanten van bossen en laanbeplantingen herinneren, in het nu verstedelijkt gebied, aan het landgoed Dukenburg, dat zich eeuwenlang over het plangebied heeft uitgestrekt. Het groen heeft daarom een grote inhoudelijke kwaliteit. Het inmiddels volgroeide groen bezit bovendien een grote beleefde kwaliteit.
Cultuurhistorisch waardevolle lanen
Cultuurhistorisch waardevol water
Weergave van de cultuurhistorische waarden in en nabij het plangebied op de topografische kaart uit 1910. Het plangebied is met een oranje kader weergegeven (indicatief) 1= Orangeriepad, 2= Douglasbosje, 3= Grand Canal en 4 verdwenen laan Steve Bikoplein
Plangebied op de luchtfoto uit 2017: in blauw de historische lanen (van het gestippelde deel zijn alleen de bomen behouden)
Conclusie
Bij de herontwikkeling van de voormalige HAN-locatie worden de cultuurhistorisch waardevolle structuren zorgvuldig ingepast. Vanuit cultuurhistorie is er daarom geen bezwaar tegen deze bestemmingsplanherziening.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.
Ter plaatse van het plangebied geldt de waarde archeologie-1.
Van de waarde 1 gebieden is de archeologische waarde van het gebied nog niet door onderzoek vastgesteld of er geldt een lage of middelhoge archeologische verwachting. Aan een waarde 1 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor het plangebied een oppervlak van tenminste 2.500 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.
Zoals de uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart hierboven laat zien liggen er binnen het plangebied geen vastgestelde archeologische terreinen. Het plangebied ligt wel in de onmiddellijke nabijheid van twee archeologische terreinen. Deze zijn beschreven in de catalogus van terreinen die bij de Nijmeegse Archeologische Beleidskaart hoort. Het betreft de terreinen Z-18 en Z-31.
Bij terrein Z18 gaat het om het terrein Huize Duckenburg, een terrein met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit is de kern van het voormalige landgoed Dukenburg, de locatie waar het verdwenen kasteel heeft gestaan en waar nu nog de in de 18e eeuw tot landhuis verbouwde orangerie staat. Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van dit landgoed.
Kasteel Dukenburg wordt aan het einde van de 14e eeuw voor het eerst genoemd in een charter, waarin sprake is van een ridder Lambert Zebars gehuwd met vrouwe Johanna van Duyckenborch. Het omgrachte middeleeuwse kasteel, met een duidelijke verdedigingsfunctie, is herhaaldelijk belegerd geweest en verwoest. Aan het begin van de 18e eeuw wordt het inmiddels ruïneuze kasteel gesloopt en wordt de Orangerie tot buitenhuis verbouwd. De grachten zijn daarna gedempt, het terrein geëgaliseerd. De tot buitenhuis verbouwde Orangerie blijft tot 1930 bewoond. Wanneer de laatste bewoners het landgoed hebben verlaten, raakt het landgoed meer en meer versnipperd en in verval. Van het huis worden zelfs bouwmaterialen los verkocht. Tegenwoordig heeft de Orangerie en horecafunctie en is als gemeentelijk monument beschermd.
Over de bouwgeschiedenis van het middeleeuwse kasteel is betrekkelijk weinig bekend, er zijn helaas geen archiefstukken en een gedegen bouwhistorisch of archeologisch onderzoek heeft nooit kunnen plaatsvinden. In 1972 zijn bij het bouwrijp maken van het terrein ten behoeve van de bouw van een flat funderingen van het kasteel aangetroffen en heeft er een noodonderzoek plaatsgevonden, dat een globale indruk van het gebouw heeft opgeleverd. Het zuidwestelijke deel van de funderingen, buiten de bouwput, is waarschijnlijk in de bodem bewaard gebleven.
Terrein Z31 betreft het terrein Weg naar Wijchen Het gaat hier om een zone aan weerszijden van de Romeinse weg die de stad Ulpia Noviomagus verbond met Wijchen. Het verloop van deze weg is niet overal exact bekend. Gezien het feit dat nederzettingen langs dergelijke doorgaande routes vaak als lintbebouwing werden aangelegd is de kans op sporen uit de Romeinse periode in de directe omgeving van de weg groot.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen in de wijk Tolhuis in stadsdeel Dukenburg. De locatie is gelegen in de nabijheid van het Steve Bikoplein Het plangebied ligt tussen de Van Schuylenburgweg en Tolhuis 20ste en 24ste straat. Het plangebied wordt voor het gemotoriseerd verkeer via de wegenstructuur binnen het plan ontsloten via de Van Schuylenburgweg. De Van Schuylenburgweg is een weg die valt onder de categorie gebiedsontsluitingsweg. Er blijft een verbinding voor noodsituaties mogelijk via het fiets/ bromfietspad in het verlengde van de Tolhuis 23ste straat. De aansluiting op de Tolhuis 23ste straat heeft een weg-neembaar paaltje als afsluiting.
Langzaam verkeer
Het plangebied wordt aan de oostelijke zijde via de Van Schuylenburgweg ontsloten voor fietsers en voetgangers. Aan de westelijke zijde wordt het plangebied via een (brom)fietspad naar de wijk Tolhuis via de 23ste straat ontsloten.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen Van Schuylenburgweg en Tolhuis 11de straat. Deze bevinden zich op ca. 300 en 350 meter loopafstand van het centrum van het plangebied.
Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde 'Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen Herziening(2016). De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke" het plangebied HAN locatie Van Schuylenburgweg valt in gebied "schil / overloopgebied".
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen binnen bebouwde kom geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.
Het plangebied ligt aan de Van Schuylenburgweg, een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h, binnen het plangebied vallen de wegen en paden binnen de 30km/u zone met maximumsnelheid van 30 km/h.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Uitgangspunt is nieuwbouwwoningen niet meer op het gas aan te sluiten.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Minimaliseren van het verhard oppervlak en vergroening en beschaduwing van grote openbare ruimtes en parkeerterreinen vergroten de leefbaarheid. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Nijmegen wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.
Voor woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
De huidige regelgeving vereist al een relatief laag energiegebruik. Voor de toekomst wordt volledig energie neutrale bouw nagestreefd. Wij adviseren in eerste instantie de woning op deze ambitie te opwerpen (bijvoorbeeld gebruikmakend van de principes van passiefhuisbouw) en vervolgens te toetsen in hoeverre dit in de geraamde bouwsommen past. Dit geeft de mogelijkheid om indien het budget te krap is voor volledig energieneutrale woningen, die elementen achterwege te laten (zoals zonnepanelen) die bij een verdere verduurzamingsslag alsnog toegevoegd kunnen worden, terwijl er wel een optimale gebouwschil en daarop afgestemde installatie ontworpen worden.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor een Warmte-Koude opslagsysteem. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele nabijgelegen andere gebruikers van bodemwarmte en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem in ogenschouw genomen moeten worden.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.
Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
De planregels van het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 15 (herontwikkeling voormalige Hanlocatie) bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de welstandsnota.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Onder het kopje algemene regels zijn de regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Hierbij gaat het om de volgende bepalingen:
Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht die aansluit bij het Besluit ruimtelijke ordening.
Slotregels
Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
Groen
De bestemming Groen is opgenomen voor de groenvoorzieningen, bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden; wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; en (bouw)werken ten algemenen nutte. Ter plaatse van de aanduiding 'terras' is een terras ten behoeve van de naastgelegen bestemming toegestaan.
Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen en groenvoorzieningen, ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, bloemkozijnen, luifels en balkons en voor wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Tevens zijn de gronden bestemd voor bijbehorende voorzieningen, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut.
Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. Daarnaast zijn aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan (voorwaarden zie artikel 9.1). Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, dat geheel mag worden bebouwd. Het opgenomen maximum aantal autoverkeersbewegingen vloeit voort uit Bijlage 4. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Aan- en uitbouwen, overkappingen en erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan.
Ter plaatse van het appartementengebouw is een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - centraal wonen' opgenomen. In het voor wonen bestemde gebouw mogen één of meer ontmoetingsruimte(n) aanwezig zijn.
De voorgestelde herziening maakt het mogelijk om op de voormalige school locatie aan de Van Schuylenburgweg te Nijmegen ca. 156 woningen te realiseren, waarvan 42 appartementen en 114 grondgebonden woningen.
De betreffende locatie is grotendeels in eigendom van een ontwikkelaar. Aan de zuidoostkant van het plan ligt een perceel grond van de gemeente. Dit perceel wordt bij de uitwerking van de plannen betrokken en zal verkocht worden aan de ontwikkelaar.
Met de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin o.a. de te vergoeden plankosten en de koopprijs van het perceel zijn opgenomen. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.
Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
Voor dit bestemmingsplan is op 10 juli 2019 een vooraankondiging gepubliceerd. Op 6 december 2018 en 29 augustus 2019 is voor omwonenden en anderszins betrokkenen een informatieavond gehouden over het bouwplan en de procedures met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan. Ook is er overleg geweest met direct omwonenden op 21 januari 2019, 24 juni 2019 en 12 november 2019 over het bouwplan en de stand van zaken van het bestemmingsplan. Op 18 december 2019 is een informatieavond gehouden over het ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is op 4 december 2019 gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 5 december 2019 tot en met woensdag 15 januari 2020 ter visie gelegen.
Gedurende deze termijn is er één (1) zienswijze ingekomen. De zienswijze is hieronder samengevat en van voorzien van een beoordeling door het college van burgemeester en wethouders. Voor zover een onderdeel van een zienswijze niet specifiek aan bod zou komen, wil dat niet zeggen dat de zienswijze niet in de beoordeling betrokken. De reactie op het betreffende onderdeel ligt dan besloten in de weerlegging van de overige onderdelen van de zienswijze. De ontvankelijke zienswijzen zijn in dus volledig in de beoordeling betrokken. Ook is aangegeven of de zienswijzen al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan hebben geleid.
Beoordeling zienswijze:
Inhoud zienswijze
Het plangebied wordt in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan niet juist omschreven. In de BAG komen de namen Tolhuis 24ste straat, Tolhuis 20ste straat en Douglasbosje niet voor.
Onlangs heeft het college een brief aan de raad over het inspiratieboek voor bijzondere woonvormen in Dukenburg en de belevingskaart Tolhuis vastgesteld (besluit B&W d.d. 3 december 2019, nummer 4.5). De belevingskaart is al op 2 oktober 2019 gepresenteerd in Tolhuis en huis aan huis in de wijk verspreid.
Op de belevingskaart staat de naam Hof van Nijmegen met daaronder "hier worden plannen gemaakt voor een nieuwe wijk". Een deel van de openbare ruimte met de naam Grand Canal is reeds van de (belevings)kaart geveegd. Deze vertoont een opvallende gelijkenis met het ontwerpbestemmingsplan dat volgens de openbare bekendmaking met ingang van donderdag 5 december 2019 ter inzage gelegd is gelegd.
Op de eerste dag van de terinzagelegging heb ik omstreeks 15:30 uur een bezoek gebracht aan de Stadswinkel, Mariënburg 30 te Nijmegen, maar ik heb het plan met de bijbehorende stukken daar niet aangetroffen. Volgens de medewerkster van de Informatiebalie lagen de stukken wel bij het Steunpunt van de Stadswinkel in Duken burg, Meijhorst 7039 te Nijmegen. Kennelijk ontbreekt het binnen de gemeentelijke organisatie aan een goede afstemming.
Reactie gemeente
De omschrijving van het plangebied, zie paragraaf 1.2 van de toelichting, is aangepast. De omschrijving luidt nu als volgt: "Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door het Steve Bikoplein en aan de westzijde door Tolhuis 2414 t/m 2430. Aan de noordzijde wordt de grens gevormd door Tolhuis 2018 t/m 2080/Van Schuylenburgweg en ten zuiden ligt het Grand Canal".
Met onderhavig bestemmigsplan wordt het bouwplan van deze nieuwe wijk mogelijk gemaakt. Het plangebied van het bestemmingsplan komt dan ook ongeveer overeen met de plattegrond van de nieuwe wijk zoals deze is opgenomen op de belevingskaart.
Het bestemmingsplan heeft zowel bij de stadswinkel als het steunpunt van de stadswinkel in Dukenburg ter visie gelegen.
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.
De Provincie Gelderland heeft per mail van 2 september 2019 in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg een reactie gegeven. De provincie heeft geen opmerkingen op het bestemmingsplan.
Op 24 juni 2019 heeft het Waterschap aangegeven dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat conform de eisen en wensen van het waterschap is.