Plan: | Nijmegen Dukenburg - 7 (Meijhorst 60-10) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP4007-ON01 |
1. De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
2. Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Meijhorst. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
3. Oppervlaktewater
Kwalitatief
Nabij het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Het regenwater wordt vertraagd en gefilterd aangeleverd aan watergang 56 in het oppervlakte-watersysteem van Dukenburg. Watergang 56 ligt tussen Meihorst en Tolhuis.
Watergang 56 heeft in de notitie Streefbeelden als uitwerking van het waterplan de typering “spelend” meegekregen.
Kwantitatief
De gemeente heeft het oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. Het regenwater wordt via het gescheiden stelsel van Dukenburg geloosd op het oppervlaktewater. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen. Als kwantitatief gezien sprake is van een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd. In de de nieuwe situatie wordt 650 m2 verhard oppervlak aangelegd.Wat betekent dat aanvullende waterberging gemaakt moet worden.
4. Grondwater
Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
- een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
- maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
- een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.
Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
5. Vuilwater/ hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Meijhorst 60e straat. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als wettelijk kader, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Vuilwater kan bij de nieuwbouw aan de voorzijde (straatzijde) worden aangeboden middels een rioolaanvraag. Hemelwater kan via de achterzijde worden aangeboden, mist toestemming van het waterschap Rivierenland. Het waterschap stelt als eis dat voor de toename van het verhard oppervlak extra waterberging moet worden gecreëerd.
De volgende berekening is hierop van toepassing. De toename van verhard oppervlak bij het voorligende plan in de Meijhorst betreft 650 m2. Met een vrijstelling voor de eerste 500 m2 is de totale berging die gecreëerd moet worden: 150/10.000*436 = 6,54 m3. Hierbij is direct lozen op het Grand Canal niet toegestaan. Voorafgaand aan lozing op oppervlakte water is een vorm van zuivering vereist.
De exacte uitwerking van de benodigde waterberging dient uitgewerkt te worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning. Ten tijde van het vergunningstraject zal een waterhuishoudkundig plan ingediend moeten worden bij het Waterschap. Tevens is een vergunning van het Waterschap noodzakelijk.