direct naar inhoud van 5.4 Luchtkwaliteit
Plan: Nijmegen Neerbosch West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP36000-VG02

5.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

In de Wet milieubeheer titel 5.2 zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen lucht-kwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende twee aspecten:

  • a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit;
  • b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer titel 5.2 (Wet luchtkwaliteit) zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

  norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2    40 mg/m3   1 januari 2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10   40 mg/m3   1 juni 2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar > 50 mg/m3   1 juni 2011  

Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) dan wel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
  • aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; dan wel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
  • (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit

Met de AMvB “Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen,  kinderdagverblijven en verzorging-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets. Gezien de inrichting en het snelheidsregime kan de Neerbosscheweg langs het plangebied gelijkgesteld worden met een snelweg. Het Besluit geeft aan dat er geen gevoelige bestemmingen gerealiseerd mogen worden als er overschrijdingen van grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn. Voor NO2 zijn er direct langs de Neerbosscheweg overschrijdingen.


Naast het bovengenoemde Besluit wordt door de landelijke GGD in de recente "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • liever niet binnen 300 meter van een snelweg;
  • op minder dan 100 meter van een snelweg wordt sterk afgeraden;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in 1e lijnsbebouwing;
  • aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze landelijke GGD-richtlijn. De maatschappelijke kavels vallen onder de beschrijving van gevoelige groepen. Aangeraden wordt om, conform de GGD-richtlijn, de nieuwbouw op minstens 100 meter of indien mogelijk 300 meter van de rand van de Neerbosscheweg en 50 meter van de rand van de Hogelandseweg te situeren (zie onderstaand kaartje).

De nieuwe woningen aan de Scherpenkampweg vallen buiten de 100 meter maar binnen de 300 meter contour vanaf de Neerbosscheweg. Woningen zijn echter geen gevoelige bestemmingen. De nieuwe maatschappelijke voorzieningen vallen buiten deze contouren. In het agrarisch gebied ten westen van de A73 vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Daarmee wordt in dit bestemmingsplan voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP36000-VG02_0017.png"

Geurcontouren

Het Gelders Geurbeleid (2002 is van toepassing op inrichtingen waar de provincie Gelderland bevoegd gezag is. Direct grenzend aan het plangebied zijn twee van dergelijke inrichtingen gevestigd: de ARN en de RWZI. Het Gelders geurbeleid bestaat uit 3 delen:

  • 1. algemeen deel, vastgelegd in het Gelders Milieuplan 4 (GMP4);
  • 2. deel gericht op vergunningverlening aan bedrijven, vastgelegd in Beleidsregels voor geur in milieuvergunningen 2009;
  • 3. deel gericht op ruimtelijke ordening, vastgelegd in de WRO-agenda werkwijze Industriële geur en Ruimtelijke Ordening uit 2007.

Het doel van het beleid is het vermijden van ernstige hinder en het beschermen van gevoelige objecten. Een belangrijk instrument hierin is de geursignaleringskaart industriële bedrijvigheid. Op deze kaart staan alle provinciale geurrelevante bedrijven. Op de kaart zijn de geurcontouren aangegeven. Dit is overigens alleen van toepassing op de industriële bronnen. Voor de agrarische sector gelden andere geurregimes.

Geursignaleringskaart Industriële bedrijvigheid prov. Gelderland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP36000-VG02_0018.png"

Over het gebied van Kinderdorp Neerbosch reiken geurcontouren van de bedrijven ARN en RWZI. Beide bedrijven vallen onder het bevoegd gezag van de provincie. Het uitgangspunt van het Gelders Milieuplan 4 is het voorkomen van ernstige hinder. Hiertoe is een basiskwaliteit gedefinieerd. Dat is de waarde waaraan de milieukwaliteit minimaal moet voldoen. De basiskwaliteit wordt volgens het Gelders Geurbeleid voor milieuvergunningen (2002) bereikt bij de Richtwaarde zijnde 1 ge/m3 (98 percentiel) voor een standaardgeur.

De 1 ge/m3 98% contouren (richtwaarden) vallen voor beide bedrijven midden over het plangebied. Naast deze contour is er ook sprake van een bovenwaarde (grenswaarden) de zogenaamde 3 ge/m3 98% contour, waarbinnen sprake is van ernstige hinder. Deze valt voor beide bedrijven net over de noordelijke punt van het gebied. In dit gebied (buiten het plangebied) is het niet wenselijk om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. Tot slot is er nog sprake van een streefwaarde, de 0.3 ge/ m3 98% . De streefwaarde is de waarde waaronder geen sprake is van hinder. Het streven is om gevoelige bestemmingen buiten de streefwaardecontour (0,3 ge/m3; 98%) te realiseren. In het gebied tussen streef- en richtwaarde kunnen ruimtelijke ontwikkelingen worden gerealiseerd als de ruimtelijke keuze voldoende is onderbouwd. Tussen richt- en bovenwaarde kunnen gevoelige bestemmingen gerealiseerd worden indien er op korte termijn zicht is op het terugdringen van de geurhinder ter plaatse.

Tot slot wordt er in het Gelders geurbeleid nog onderscheid gemaakt in wonen en werken. Gevoelige functies worden verdeeld in deze twee categorieën. Bij werken is het beschermingsniveau lager dan bij wonen. De gemeente bepaalt aan de hand van het karakter van het gebied of er sprake is van wonen of werken (en daarmee dus het beschermingsniveau van nieuwe gevoelige objecten). Bij een industrieterrein of een woonwijk is dat helder, bij het gebied Kinderdorp Neerbosch is het minder eenvoudig. Het is een gebied waar mensen wonen, maar ook werken. Het is geen gebied bedoeld voor woningbouw en er wonen relatief weinig mensen. Daarentegen zijn er veel maatschappelijke voorzieningen waarbij ook mensen voor langere periode (bijvoorbeeld zorg, onderwijs) verblijven. Het ligt dan ook voor de hand om het gebied te categoriseren als wonen en daarmee het hoogste beschermingsniveau te hanteren.

Dit zou betekenen dat nieuwe geurgevoelige objecten tussen richt- en bovenwaarde bij voorkeur niet gerealiseerd worden. Het bestemmingsplan maakt deze echter wel mogelijk. Dat is met name aan de orde in het gebied tussen kerk en sporthal, (dichtst bij de geurbronnen ARN en RIWZ, bestemming maatschappelijk), maar ook op andere plekken in het gebied zoals de vier woningen aan de Scherpenkampweg en in het middengebied van het Kinderdorp waar ook enkele nieuwe maatschappelijke bestemmingen worden gerealiseerd. Deze andere locaties zijn echter vanuit het Geurbeleid minder problematisch omdat bij toetsing van de milieuvergunning van de genoemde bedrijven (bij uitbreiding bijvoorbeeld) gekeken wordt naar de dichtstbijzijnde geurgevoelige object. In het gebied tussen kerk en sporthal worden echter nieuwe geurgevoelige objecten toegevoegd dichter bij de geurbronnen zonder dat er zicht is op het terugdringen van geurhinder ter plaatse.

In tegenstelling tot andere milieuaspecten als geluid en externe veiligheid is in het Gelders Geurbeleid niet zo hard vastgelegd dat nieuwe geurgevoelige objecten onmogelijk zijn. Wel vergt het een goede onderbouwing. Omdat we nieuwe geurhinder zoveel mogelijk willen voorkomen, zijn voor deze locatie woningen (zorgbegeleid wonen), kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen uitgesloten. Er blijven echter nog steeds geurgevoelige objecten binnen deze bestemming mogelijk, zoals onderwijs en maatschappelijke opvang. Wij vinden dit echter wel verantwoord om de volgende redenen:

  • gezien het ontbreken van klachtensituaties en het uitsluiten van zorgwoningen achten wij het reëel hier maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken zonder dat dit zal leiden tot nieuwe klachtensituaties;
  • deze maatschappelijke voorzieningen voorzien in een behoefte, denk aan opvang voor jongeren, onderwijs etc. Op het Kinderdorp is al sprake van een cluster van maatschappelijke voorzieningen met een goede interactie tussen de verschillende instellingen op het terrein. Dit levert veel voordelen op voor de gebruikers en de instellingen. Het toevoegen van extra maatschappelijke voorzieningen in het gebied kan hiervan profiteren en versterkt bovendien ook weer het voorzieningen cluster op het terrein;
  • we willen de positionering van Kinderdorp in het groen zoveel mogelijk handhaven en de openheid in de zuidelijke, westelijke en noordelijke richting zoveel mogelijk bewaren. Uitgangspunt daarbij was om beperkte bouwmogelijkheden toe te staan binnen de huidige wegen- en padenstructuur van het Kinderdorp. Aangezien er reeds sprake was van de bebouwing van de sporthal en er reeds een ontsluiting van de sporthal aanwezig was, is gekozen om juist tussen de kerk en de sporthal extra paviljoenachtige bebouwing toe te staan. Dit heeft nauwelijks effect op de positionering in het groen en de openheid. Daarnaast betrekt deze toegevoegde ontwikkelingsmogelijkheid het volume van de sporthal weer bij het Kinderdorp. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden sluiten aan op de bestaande systematiek en hebben geen overmatige verdichting tot gevolg. Zie ook paragraaf 2.2.