Plan: | Nijmegen Oud West - 11 (Voorzieningenhart Waterkwartier - De Biezen) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP3011-OH01 |
Met betrekking tot de het plangebied wordt opgemerkt dat in de beoogde invulling van het voorzieningenhart, zijn opgenomen:
Dit complex vervangt ook de in het plangebied gelegen basisschool en het wijkcentrum. Het nieuwe voorzieningenhart kan als passend aangemerkt worden binnen de wijk die zich kenmerkt door lichte bedrijvigheid en vooral veel wonen.
De functies genoemd onder a. tot en met d. worden alle met name genoemd in de uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 van de VNG onder functiemenging, dat wil zeggen de nieuwe functies kunnen in gemengd gebied worden uitgeoefend.
Wel zal binnen dit multifunctionele gebouw voor een dermate behoorlijke scheiding tussen de diverse functies dienen te worden bewerkstelligd dat deze functies elkaar niet kunnen beïnvloeden.
Dit is vooral van belang ten opzicht van bijvoorbeeld de woningen en de school en de peuterspeelzaal.
Voor alle woningen wordt voldaan aan de Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder of worden er maatregelen bij de woningen getroffen, die ervoor zorgen dat aan de intenties van het gemeentelijk geluidsbeleid tegemoet wordt gekomen.
Geluid van een schoolplein (spelende kinderen) kan hinder veroorzaken. De ligging van het toekomstige schoolplein wordt bepaald door de ligging van het huidige schoolgebouw en de daarop aansluitende uitbreiding. Dit schoolplein valt grotendeels samen met het huidige schoolplein, in die zin is er sprake van voortzetting van de historisch gegroeide situatie.
In de naast omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven en/of inrichtingen die de beoogde planinvulling kunnen frustreren. Ook zal er geen invloed van de nieuwe invulling plaatsvinden naar eventuele omliggende bedrijvigheid toe.
Door deze ontwikkeling zal er sprake zijn van beperkte toename van de indirecte hinder omdat er een geringe toename zal zijn van het aantal verkeersbewegingen. De parkeervoorzieningen zullen voornamelijk op eigen terrein gerealiseerd worden en niet in het openbaar gebied. Het bestemmingsplan voorziet hierin.
Bovendien zal het plangebied worden ontsloten op de Waterstraat en de Biezendwarsstraat, zodat de mogelijk optredende hinder zich niet op één punt zal concentreren.
De indirecte hinder zal tengevolge van de realisering van dit plan niet onacceptabel worden.
Het bovenstaande in aanmerking genomen is de beoogde invulling als acceptabel aan te merken.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
Locatie Waterstraat 146-146A
Uit het bodemonderzoek blijkt:
Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als voorzieningenhart en school. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
De grond en het grondwater van de locatie Waterstraat 117-121 (buiten het plangebied) zijn sterk verontreinigd met chloorkoolwaterstoffen (VOCl), met name PER. Het meest westelijke deel van het perceel Waterstraat 146-146A ligt binnen de streefwaardecontour van de grondwaterverontreiniging.
In 2008 is een saneringsplan opgesteld voor deze verontreiniging. Het doel van deze sanering is het kosteneffectief saneren van de bronlocatie en het bereiken van een stabiele eindsituatie. Na een actieve saneringsfase vindt monitoring van het grondwater plaats.
Als op de locatie Waterstraat 146/146a grondwateronttrekking nodig is waarbij de VOCl-verontreiniging wordt verplaatst of verminderd dan moet de onttrekking gemeld worden conform de Wet bodembescherming en een saneringsplan / plan van aanpak worden ingediend. Dit plan moet aangeven hoe de verontreiniging beheerst wordt. Wij verwachten dit plan niet zal leiden tot financiële belemmeringen voor de exploitatie van de ontwikkelingslocatie.
Locatie Biezendwarsstraat 31/31A
Uit het bodemonderzoek blijkt het volgende:
Op basis van het onderzoek blijkt het bodemvolume, waarin de interventiewaarde voor zware metalen en PAK wordt overschreden in de grond groter is dan 25 m3. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Uit de risicobeoordeling bij de huidige gebruiksvorm 'plaatsen waar kinderen spelen en ander grond' is geen sprake van actuele humane, ecologische of verspreidingsrisico's. In de nieuwe situatie is het gebruik vergelijkbaar. We verwachten geen maatschappelijke belemmeringen ten gevolge van de bodemverontreiniging.
Bij de sloop, herinrichting en nieuwbouw vindt grondverzet plaats. Graafwerkzaamheden in de sterk verontreinigde grond moeten gemeld worden conform de Wet bodembescherming. Hiervoor moet een saneringsplan worden opgesteld. De initiatiefnemer is op de hoogte van de bodemverontreiniging en in de planexploitatie is rekening gehouden met de bodemsanering. Daarom verwachten we geen financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Bestemmingsplan
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure “Nijmegen Oud West - 11 (Voorzieningenhart Waterkwartier - De Biezen)”, dat met betrekking tot geluidgevoelige bestemmingen een onderwijsgebouw en meerdere woningen mogelijk maakt. De ontwikkeling wordt gerealiseerd op een locatie die omsloten is door de Waterstraat, Biezenstraat, Biezendwarsstraat en Niersstraat. Het gaat om vervangende nieuwbouw. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een akoestisch onderzoek verricht.
Zones Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.
De woningen en het onderwijsgebouw liggen binnen de zone van de Waterstraat (50 km/uur). Deze weg is daarom in het akoestisch onderzoek betrokken. De Biezenstraat, Biezendwarsstraat en Niersstraat zijn volgens de Wet geluidhinder niet gezoneerd omdat de maximum toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt. Voor deze wegen geldt daarom geen verplichting om ze in het akoestisch onderzoek te betrekken. Verder wordt de toekomstige bebouwing afgeschermd, voor het geluid afkomstig vanwege wegverkeer op de Biezenstraat, Biezendwarsstraat en Niersstraat, door tussenliggende bebouwing. De drie wegen zullen geen relevante geluidsbelasting veroorzaken en zijn daarom niet meegenomen in het akoestisch onderzoek.
Wet geluidhinder en Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder
Uit de Wgh blijkt dat de voorkeurswaarde voor wegverkeer, in geval van woningen en onderwijsgebouwen, 48 dB bedraagt. Deze waarde mag bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld. Volgens de Wgh bedraagt de maximum toegestane geluidsbelasting voor wegverkeer, in geval van woningen en onderwijsgebouwen, 63 dB. In de Wgh en de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder” staan de voorwaarden omschreven.
Uit de Wgh blijkt dat de voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige of om financiële redenen niet wenselijk zijn.
In de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder zijn voorwaarden opgenomen voor woningen. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kunnen woningen worden gerealiseerd. In het kort zijn de voorwaarden als volgt:
De indelingseisen zijn als volgt:
Akoestisch onderzoek
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer op de Waterstraat de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Waterstraat bedraagt 61 dB, daarmee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting van 63 dB niet overschreden.
Als de voorkeurswaarde wordt overschreden is een maatregelenafweging verplicht. Met maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied kan de geluidsbelasting worden verlaagd. Het treffen van geluidmaatregelen, om de geluidsbelasting te verlagen, behoort niet tot de mogelijkheden. Het aanbrengen van bronmaatregelen, in de vorm van geluidsreducerend asfalt, ontmoet bezwaren van verkeerskundige aard en het plaatsen van overdrachtsmaatregelen, in de vorm van geluidschermen, ontmoet bezwaren van stedenbouwkundige aard. De motivering is te vinden in het (ontwerp)besluit Hogere Waarde. De gevolgen, voor de geluidsbelastingen, van het treffen van geluidmaatregelen zijn niet onderzocht.
Op dit moment wordt in het bestemmingsplan alleen de mogelijkheid geschapen voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen, maar is nog niet bekend hoe deze binnen het bouwvlak worden gesitueerd. Wel is duidelijk dat de woningen aan de zijde van de Waterstraat komen te liggen en het onderwijsgebouw verder het plangebied in komt te staan. Het onderwijsgebouw zal daar komen te staan, waar de geluidsbelasting 48 dB of lager is.
Voor alle woningen wordt voldaan aan de Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder of worden er maatregelen bij de woningen getroffen, die ervoor zorgen dat aan de intenties van het gemeentelijk geluidsbeleid tegemoet wordt gekomen.
Vanwege wegverkeer op de Waterstraat moeten hogere waarden worden vastgesteld voor woningen. Onduidelijk is voor hoeveel woningen de voorkeurswaarde wordt overschreden. Om niet in de problemen te komen met het aantal vastgestelde hogere waarden wordt, ten gevolge van wegverkeer op de Waterstraat, voor 30 woningen een hogere waarde vastgesteld van 61 dB.
Bouwbesluit
Bij de woningen en het onderwijsgebouw moet worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit. Hierbij moet worden uitgegaan van de totale geluidsniveau's. In het kader van het bestemmingsplan is dit nog niet aan de orde, pas in het kader van de omgevingsvergunning.
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (NIBM) van belang. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal.
Het plan VZH Waterkwartier betreft 30 appartementen; 1650 m2 ten behoeve van een wijkcentrum en 2376 m2 bvo ten behoeve van een basisschool en kinderopvang en nog enkele kleine kantoorruimtes voor ZZPers uit de wijk. Door middel van CROW rekenblad 182 is de verkeersaantrekkende werking van het plan geschat op 568 mvt/etm. Gezien de verkeersaantrekkende werking van het plan zal het plan NIBM zijn en hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” beoogd de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen te beperken. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
Het plangebied bevindt zich niet in de 1e lijn van de stedelijke hoofdwegenstructuur en er is geen sprake van dreigende overschrijding van grenswaarden. Dit aspect levert geen beperkingen op voor het plan.
Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:
Ad a. Inrichtingen
Inrichtingen en activiteiten die gevaar opleveren, bijvoorbeeld inrichtingen vallend onder het Bevi, zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.
Ad b. Vervoer gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt op minimaal 750 meter uit het hart van de rivier de Waal waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt daarmee met betrekking tot het groepsrisico binnen het invloedsgebied van 1000 meter gerekend vanuit het hart van de rivier.
Het plan betreft echter ook voor een aanzienlijk deel een herinrichting met al bestaande functies als een school en een wijkcentrum/gemeenschapshuis. Hieruit volgt dat het aantal aanwezigen weliswaar zal toenemen, echter niet significant.
Aangezien het plan wel buiten de 300 meter contour vanuit het hart van de Waal ligt, en ontwikkelingen buiten deze contour slechts een marginale invloed hebben op het groepsrisico zal slechts een marginale nauwelijks nog cijfermatig uit te drukken verandering van het groepsrisico optreden.
Opgemerkt kan verder worden dat een route gevaarlijke stoffen over de weg en over het spoor, evenals een hogedrukgasleiding, in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig zijn.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor deze locatie minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van de gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. Deze eis is opgenomen in het programma van Eisen voor de buitenruimte.
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het brandblusvoertuig te zijn. Deze eis is opgenomen in het programma van Eisen voor de buitenruimte.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Zeker in de relatief stenige omgeving rond dit project kan het microklimaat extremer zijn en tot hinder leiden.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging op deze locatie onder de geldende wettelijke normen zal liggen. Desondanks blijft dit een locatie met bronnen voor luchtverontreiniging, zoals door verkeer opwervelend stof. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door te zorgen voor het afvangen van luchtverontreiniging (gevelbegroeiing, daktuinen etc.).
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabelere woning.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.