direct naar inhoud van Artikel 8 Waarde - Archeologie
Plan: Nijmegen Oud West - 6 (Omgeving Sperwerstraat en Voorstadslaan)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP3006-OH01

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie- 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, te weten:

  • a. ter plaatse van de functie-aanduiding "archeologische waarden - 3: terreinen van zeer hoge archeologische waarde.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels, balkons en trappen.

8.2.2 Specifieke bouwregels - Waarde-archeologie 3
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- slechts worden gebouwd, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;

c. het bepaalde onder b. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;

d. indien uit het onder b. genoemd rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Aanlegvergunningenstelsel
8.3.1 Aanlegvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

b. het ophogen van de bodem;

c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;

f. het verlagen of verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;

g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

h. het omzetten van grasland in bouwland;

i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

8.3.2 Uitzonderingen

Het in sublid 8.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

d. het archeologisch onderzoek betreffen.

8.3.3 Toelaatbaarheid

a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar voorzover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;

b. Voor zover de in lid 8.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

3. de verplichting de uitvoering van het werk en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

d. Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 8.3.3 onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

8.4 Sloopvergunning

a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden op de bestemmingsplankaart en aangeduid met Waarde-archeologie-3;

b. Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerde deskundige;

c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde- archeologie-3 als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

b. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, als bedoeld in lid a, is de afdeling 3.4 van de in de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.