direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Oud West - 6 (Omgeving Sperwerstraat en Voorstadslaan)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP3006-OH01

Toelichting

1. Inleiding


Het plangebied betreft de voormalige locatie van het textielbedrijf Hartmann (voorheen Brocades). Het terrein wordt grotendeels begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Voorstadslaan, de Boomvalkstraat, de Scholeksterstraat en de Torenuilstraat. Aan de zuidzijde vormt de Sperwerstraat de grens van het gebied.


Het Hartmannterrein is aangewezen als een van de bouwlocaties voor studentenwoningen in Nijmegen. Nijmegen kampt al enige tijd met een groot tekort aan studentenkamers. Diverse plekken zijn in beeld voor studentenwoningen, zoals de spoorkuil bij het Willemskwartier en de kade aan de Waalhaven.


Het terrein zal worden ontwikkeld tot een gemengd woongebied met studentenwoningen, appartementen, grondgebonden woningen en een woonzorggebouw voor dementerende ouderen. De bouwplannen passen bij de vernieuwingsplannen voor het Waterkwartier.


Huidige situatie

Het Hartmannterrein is een rechthoekig bedrijfsperceel met een uitloper naar de Voorstadslaan. Het terrein heeft een oppervlakte van ongeveer 1,4 ha en is nu nagenoeg geheel gevuld met aanééngeschakelde bedrijfshallen van verschillend formaat. Aan de westzijde ligt aan de Sperwerstraat een onbebouwde smalle strook. Ook de hoeken van het terrein die dicht grenzen aan de omliggende woningen zijn onbebouwd gebleven.


De omgeving wordt gekenmerkt door het stadsvernieuwingsmilieu uit de jaren '70-'80 van de vorige eeuw: woonbebouwing, zowel grondgebonden als gestapeld, in een relatief hoge dichtheid, smalle hoekige straatjes en een hoge parkeerdruk. Op de hoek Sperwerstraat-Boomvalkstraat ligt een verhard speelplein. Richting Krayenhofflaan staan een sportzaal en appartementen in 3 bouwlagen. De aangrenzende Voorstadslaan ademt nog de sfeer van de oude verbindingsroute vanuit het centrum van Nijmegen naar Hees. Gevarieerde woonbebouwing zowel in afmeting als in lengte van de bebouwingsstrook; naast vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen treffen we ook lange gesloten bouwblokken aan.


Toekomstige ontwikkeling


Planbeschrijving

Het plan bestaat uit een nieuwe straatwand aan de Sperwerstraat met grondgebonden woningen en (zorg)appartementen. Aan de zijde van de Boomvalkstraat wordt een nieuwe pleinwand gevormd door een dwars op de Sperwerstraat gelegen appartementengebouw. Tussen dit gebouw en naastgelegen nieuwbouw is een doorgang voorgesteld die toegang geeft tot het binnenterrein. Hier komen twee appartementengebouwen die tezamen met de nieuwbouw aan de Sperwerstraat een groen binnenplein omsluiten.


De bebouwing aan de Sperwerstraat heeft een vanaf de Voorstadslaan getrapt oplopende bebouwingshoogte die aansluit op de omgeving. Op de hoek met de Boomvalkstraat wordt een nieuwe pleinwand gevormd door een appartementengebouw uit vijf lagen. Omdat hier meer ruimte is en de nabij gelegen woningen met de zijgevel naar het plangebied zijn gericht, past aan deze zijde een wat forser gebouw. Aan de zijde van de Voorstadslaan wordt op de bestaande woningen aangesloten met een vijftal grondgebonden woningen van twee lagen met een schuine kap. De tussenliggende gebouwen hebben een hoogte van vier bouwlagen, waarbij de bovenste laag gedeeltelijk teruggelegen is. Hiermee wordt een vloeiende overgang gerealiseerd van het vijflaags appartementengebouw aan het plein naar de bestaande grondgebonden woningen aan de Voorstadslaan. De bebouwing aan de Sperwerstraat heeft een verspringende rooilijn die reageert op de verspringende rooilijn van tegen-overgelegen bebouwing.


Op het binnenterrein zijn twee rechthoekige bouwblokken met studentenwoningen gesitueerd. Het meest centraal gelegen deel van het bouwblok dat aan de lange zijde is gepositioneerd heeft een middendeel van zes bouwlagen. Voor het overige zijn de bouwblokken vier lagen hoog. Tezamen met de bebouwing aan de Sperwerstraat vormen de gebouwen de wanden van het binnenplein. De gebouwen zijn op deze ruimte georiënteerd; de hoofdentrees zijn dan ook aan de zijde van het plein gesitueerd.


De gebouwvolumes op het binnenterrein zijn dusdanig ingepast dat de hoeken van het terrein die dicht grenzen aan de omliggende woningen onbebouwd zijn gebleven. Door de benodigde parkeerplaatsen niet centraal in het gebied maar aan de randen te situeren is de afstand tussen de omliggende woningen en de nieuwbouw op het binnenterrein gemaximaliseerd. Tussen de parkeerstroken worden boomvakken gemaakt om een stenig beeld tegen te gaan.


Daar waar de ontsluitingslus of de parkeerplaatsen grenzen aan achtertuinen zijn de randen van het terrein uitgevoerd met een erfafscheiding (o.a. groene hagen). Op enkele plaatsen zijn langs de erfgrens groenstroken van enkele meters vrijgelaten om bomenrijen te kunnen planten. De bomen aan de zijde van de Sperwerstraat blijven grotendeels behouden.


Infrastructuur

De hoofdentree van het binnenterrein ligt aan de Sperwerstraat in het verlengde van het woonhof aan de overzijde van de straat. Het gebied is voor het autoverkeer alleen via de hoofdentree ontsloten. Op het binnenterrein loopt een lusvormige weg, die zorgt voor de ontsluiting van de gebouwen en parkeerplaatsen. Het terrein wordt ingericht als 30-kilometer gebied.


Voor voetgangers en fietsers zijn er doorsteken naar de Voorstadslaan en het plein aan de Boomvalkstraat.



2. Wonen


Woonvisie 2009-2020

Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de (concept) Woonvisie 2009-2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:


Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woning-voorraad.


Bewoners binden is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid en is ook richtinggevend voor de kwaliteitsimpuls in wijken, willen we ook de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat vraagt om wervende woonmilieus, van hoogstedelijk tot meer ontspannen.


Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol.


De beleidslijn wonen voor de wijk

In de Biezen wordt de herstructurering van de slechte delen van de voorraad voortgezet. Hierbij richten we ons op meer differentiatie en kwaliteit in het woningaanbod. Met het verversen van de oude voorraad worden kwaliteitsachterstanden weggewerkt. Wat meer variatie in het aanbod maakt het mogelijk dat bewoners die een stap in de wooncarriere willen maken niet persé de wijk hoeven te verlaten. Dat is goed voor de sociale cohesie en zorgt ook voor een breder draagvlak onder voorzieningen. De voorzieningen zelf krijgen een impuls door de realisatie van een voorzieningenhart. Daarbij is het van groot belang dat deze fysieke aanpak blijft gecombineerd met maatregelen om de sociale problematiek aan te pakken.


Het aantal ouderen zal de komende jaren licht toenemen. Daarop anticiperen we met meer combinaties van wonen en zorg. In de Biezen is een wijkservicepunt gevonden bij het winkelcentrum op de hoek van de Marialaan en Koekoekstraat. Hierbij willen we diverse woningen met verzorgd wonen realiseren. In het project Sperwerstraat willen we een vorm van beschermd wonen voor psychogeriatrische patienten opnemen. Een groot deel aan gewone aangepaste woningen, zoals rolstoel en rollatorwoningen moet nog worden toegevoegd.


Naast de doelgroep ouderen is ook voor studenten extra aandacht. Voor studentenhuisvesting hebben we een gezamenlijke taakstelling van 1300 eenheden geformuleerd. Dit wordt, in locaties, vertaald in een intentie-overeenkomst.


Woonservicegebieden in Nijmegen
In oktober 2006 heeft het College de notitie 'Woonservicegebieden in Nijmegen' vastgesteld. Kort samengevat is een woonservicegebied een wijk waarin, behalve "gewoon wonen", optimale condities zijn geschapen voor wonen met zorg en welzijn/dienstverlening, tot en met niet-planbare 24 uurs zorg. Dit heet ook wel 'levensloopbestendige' wijken. Uitgangspunt is dat in de hele stad mensen zelfstandig kunnen blijven wonen. Maar omdat niet overal intensieve zorg aan huis georganiseerd kan worden, worden binnen woonservicegebieden clusters van voorzieningen gerealiseerd voor mensen die 24 uur per dag van zorg of toezicht afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben. Op die manier kunnen zij in de wijk blijven wonen. De kern van een woonservicegebied is dan ook meestal een wijkservicepunt (zorgkruispunt) met een 'intramurale' voorziening en een dienstencentrum. Daaromheen staan vormen van beschermd en verzorgd wonen temidden van 'gewone' woningen.


Belangrijke onderdelen van ieder woonservicegebied zijn het wonen, de woonomgeving en de voorzieningen. Vanwege het zo lang mogelijk zelfstandig wonen is het van belang dat de woonomgeving toegankelijk, verkeersveilig en sociaal veilig is ingericht. Het College heeft in 2006 daarom een checklist 'toegankelijkheid openbare ruimte' vastgesteld.


Conclusie

Het woningbouwplan Sperwerstraat past binnen het woonbeleid. De bouw van studentenwoningen draagt bij aan de taakstelling die we moeten halen. De bouw van appartementen en zorgwoningen past duidelijk binnen de behoefte om meer geschikte woningen voor senioren in de Biezen te realiseren. Dicht bij de voorzieningen is deze locatie hier uitermate geschikt voor. Het plan levert tevens een bijdrage aan de mogelijkheid tot meer doorstroming in de wijk.


3. Verkeersaspecten


Bereikbaarheid/ mobiliteit:


Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer:
Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de toegang aan de Sperwerstraat.


Langzaam verkeer:
Het plangebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden door fiets en voetganger.


Openbaar vervoer:
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Waterstraat. Deze bevinden zich ter hoogte van de Biezenstraat.


Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Schil/Overloopgebied".


Parkeerberekening Sperwerstraat


5 eengezinswoningen à 1,5 = 7,5 pp
36 appartementen à 1,5 = 54 pp
26 zorgwoningen/ aanleun à 0,6 = 15,6 pp
16 zelfstandige app. à 1,5 = 24 pp
230 studentenwoningen à 0,2 = 46 pp


totaal aantal benodigde pp = 147 pp


In de garage worden 36 pp gerealiseerd en op maaiveld nog eens tenminste 106. Voor de overige benodigde parkeerplaatsen wordt gebruikt gemaakt van de te realiseren parkeerplaatsen op de Sperwerstraat.


Verkeersveiligheid
Het gebied wordt ingericht en aangewezen als 30-km zone.


Expeditie
Ontsluiting van expeditie vindt plaats via de ontsluiting aan de Sperwerstraat.


4. Cultuurhistorie

Op het terrein bevinden zich geen beschermde monumenten en het plangebied ligt niet in een van rijkswege Beschermd Stads- of Dorpsgezicht en ook niet binnen een van gemeentewege Beschermd Stadsbeeld.
Vanuit cultuurhistorie zijn er geen opmerkingen over de voorgestelde nieuwbouw.

5. Fysieke veiligheid

Bluswatervoorziening

De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient minimaal 30 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van het gebouw mag maximaal 40 meter bedragen. Het voorgelegde plan voldoet aan deze voorwaarden.

Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegangen (en brandweertoegangen van de gebouwen vanaf de weg) van belang. De afstand van de straat tot deze brandweertoegang, mag niet meer dan 10 meter bedragen of er dient een door brandweerauto's berijdbare weg op particulier te zijn en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. Het advies van de brandweer is daarmee positief.

 

De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.


6. Milieu-aspecten

Bedrijvigheid

In de nabije omgeving van de te ontwikkelen locaties zijn geen bedrijven gelegen die mogelijk gehinderd worden door de ontwikkeling van de nieuwe woningen. De hindercirkels van de dichtstbijzijnde bedrijven aan de Sperwerstraat 143 en de Voorstadslaan 223 liggen niet in het plangebied.

De activiteiten welke zijn toegestaan onder de bestemming Gemengd zijn zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen vanuit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn toereikend om overlast/hinder te voorkomen.


Bodem

Het bestaande bestemmingsplan voor de Sperwerstraat 90 wordt gewijzigd. Het bedrijfsterrein zal worden herontwikkeld tot woongebied. Voor deze bestemmingsplanwijziging geldt dat ingevolge de WRO bodemonderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling en om na te gaan of eventueel aanwezige bodemverontreiniging de (financiële)haalbaarheid van het plan niet in de weg staat.


De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:

" Verkennend asbest bodemonderzoek NEN5707 Sperwerstraat 90 Nijmegen, Ecopart, projectnummer 14858, d.d. 22 december 2008;

" Verkennend bodemonderzoek NEN5740 Sperwerstraat 90 Nijmegen, Ecopart, projectnummer 14857, d.d. 21 januari 2009.


Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat op de locatie plaatselijk matig tot sterk verhoogde gehalten aan PAK (10), zink en nikkel zijn gemeten. De omvang van deze verontreinigingen is niet bekend.


Buiten deze verontreinigingen is op de locatie sprake van licht verontreinigde (puin- en sintelhoudende) grond. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met naftaleen.


Uit het verkennend asbestonderzoek blijkt dat op twee plaatsen asbestverdacht materiaal is aangetroffen. In het onderzochte materiaal is geen asbest aangetoond. De onderzoekslocatie is daarom onverdacht voor bodemverontreiniging met asbest.


Op de locatie is nog bebouwing aanwezig. Deze bebouwing zal ten behoeve van de herontwikkeling van het terrein worden gesloopt. Na de sloop moet ter plaatse van de gesloopte bebouwing bodemonderzoek (incl. asbest) plaatsvinden.


In het verleden zijn op de locatie al verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat nabij het voormalige ketelhuis een sterke verontreiniging met minerale olie is aangetoond. Deze verontreiniging is beperkt van omvang. In 2007 is al een plan van aanpak opgesteld voor de sanering van de verontreiniging (Plan van aanpak sanering Hartmann-terrein te Nijmegen, Grontmij, projectnummer 235503, d.d. 15 november 2007).


Conclusie

Op de locatie moet nog aanvullend bodemonderzoek worden uitgevoerd ter plaatse van te slopen bebouwing (onderzoeken na sloop). Ook moet nader bodemonderzoek plaatsvinden naar de omvang en (mogelijke) risico's van de aangetoonde matige en sterke verontreinigingen met PAK, zink en nikkel. Mogelijk is op de locatie sprake van één of meerdere geval(len) van ernstige bodemverontreiniging.


Op basis van de bekende gegevens kan worden geconcludeerd dat bij het realiseren van de gewijzigde bestemming rekening moet worden gehouden met extra kosten als gevolg van bodemverontreiniging/bodemsanering.


Wij verwachten, op basis van de bekende onderzoeksresultaten, echter niet dat op de locatie sprake zal zijn van grootschalige bodemverontreiniging. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen grote maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van bodemverontreiniging.


Geluid


Wet geluidhinder (wegverkeerslawaai)

Binnen het plangebied wordt de bouw van woningen, kantoren, gebouwen voor dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen (zoals medische voorzieningen, verzorgingtehuis, onzelfstandige woonvormen) mogelijk gemaakt.

Een woning, een medisch centrum, een verzorgingstehuis of een andere woonvorm dan een woning is een geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. Het plangebied ligt binnen de zones van de Marialaan en de Waterstraat. De Wet geluidhinder is daarom van toepassing.

Uit het akoestisch onderzoek dat voor dit plangebied is opgesteld blijkt dat voor beide genoemde wegen de voorkeursgrenswaarde wegverkeerslawaai van de Wet geluidhinder, voor alle genoemde gebouwen is dat 48 dB, niet wordt overschreden. Dit betekent dat de bouw van woningen of andere genoemde geluidgevoelige bestemmingen binnen dit plangebied voor de Wet geluidhinder zonder meer mogelijk is.

De andere in en nabij het plangebied gelegen wegen krijgen/hebben een 30 km/uur status en behoeven daarom voor wat betreft de Wet geluidhinder formeel niet bij de beoordeling van het bestemmingsplan te worden betrokken. De veronderstelling daarbij is dat bij wegen met een 30 km-regime er normaliter geen sprake is van hoge verkeersintensiteiten of hoge geluidbelastingen.

In verband met de verkeersintensiteit op de Sperwerstraat is een aanvullend akoestisch onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de geluidbelasting vanwege de Sperwerstraat voor de nieuw te bouwen woningen of andere geluidgevoelige gebouwen/bestemmingen.

De relatief korte afstand van de nieuw te bouwen gebouwen langs de Sperwerstraat tot die weg en de aanwezigheid van een klinkerwegdek aldaar blijken tot aanzienlijke geluidbelastingen bij deze nieuw te bouwen gebouwen te leiden. De geluidbelasting bij de nieuw te bouwen gebouwen langs de Sperwerstraat is echter niet onaanvaardbaar, mede omdat deze gebouwen een goede akoestische afscherming zullen vormen voor de daarachter liggende bestaande en nieuw te bouwen woningen.


Lucht

Algemeen

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. In dit besluit is vastgelegd dat plannen in elkaars nabijheid (straal 1 km én gezamenlijke ontsluitingsinfrastructuur) die binnen de periode 2009 tot 2015 gerealiseerd worden, gezamenlijk beoordeeld moeten worden. Dit staat bekend als de anticumulatie-regel.


Daarnaast is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen "niet in betekenende mate"en "in betekenende mate" bijdragen. Per 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht, wordt gerekend met de 3% grens. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. In de Regeling is nader uitgewerkt dat een plan met bijvoorbeeld minder dan 1500 woningen minder dan 3% bijdraagt. Daarbij wordt uitgegaan van 5 extra verkeersbewegingen per etmaal per woning, derhalve resulterend in totaal 7500 extra verkeersbewegingen per etmaal.


Luchtkwaliteit

Het Hartmannterrein was voorheen in gebruik als bedrijfsperceel. De initiatiefnemer gaat het terrein herinrichten en woningbouw realiseren. Omdat het plan Hartmannterrein in de directe nabijheid ligt van het plan "De Nieuwe Voorstad" en gedeeltelijk dezelfde ontsluitingswegen gebruikt (Sperwerstraat, Voorstadslaan), moet de invloed van deze twee plannen conform de anti-cumulatieregeling als zijnde één plan beoordeeld worden.


De verkeersstromen die door de nieuwbouw in het plan "De Nieuwe Voorstad" veroorzaakt worden, zijn eerder geïnventariseerd in het rapport "Luchtkwaliteitonderzoek Plangebied Nieuwe Voorstad te Nijmegen" d.d. april 2009 van Ingenieursbureau Oranjewoud.


De verkeersstromen die door de nieuwbouw in het plan Hartmannterrein veroorzaakt worden, zijn hieraan toegevoegd en op het effect voor de luchtkwaliteit doorgerekend in het rapport "Onderzoek luchtkwaliteit wegverkeer, projectlokatie Sperwerstraat Nijmegen" d.d. 29 mei 2009 van Ecopart B.V..


Het onderzoek concludeert dat de gecumuleerde planontwikkelingen "De Nieuwe Voorstad" en "Hartmannterrein Sperwerstraat" nergens en in geen van de onderzoeksjaren leidt tot overschrijding van de grenswaarden. Daarmee voldoet het plan aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer.


Externe Veiligheid

Met betrekking tot externe veiligheid/vervoer gevaarlijke stoffen voor deze vrijstelling kan gesteld worden dat externe veiligheid geen issue is. Er zijn geen modaliteiten in de buurt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Op de dichtstbijzijnde weg ligt de PR-contour voor zowel in de huidige als toekomstige situatie op 0 meter. Ook de oriënterende waarde voor het GR wordt niet overschreden, ook niet in de toekomstige situatie.


Verder lopen er geen hogedruk aardgasleidingenin de buurt en zijn er geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen in nabijheid.

Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd.

Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.


7. Natuur en landschap


Groenhoofdstructuur
Binnen het plangebied is geen groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig.


Beschermd Stadsgezicht
Het betreffende groen valt niet onder het beschermd stadsgezicht.


Waardevolle bomen
Uit Inventarisatie blijkt dat er geen waardevolle bomen binnen het plangebied aanwezig zijn.


Waardevol groen
Binnen het plangebied is geen waardevol groen aanwezig.


Ecologische Hoofdstructuur
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland.


Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998
De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op enige honderden meters van het Vogelrichtlijngebied "Waal".


Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde "externe werking" genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt "cumulatieve effecten" genoemd.


Uit het rapport Natuurtoets flora en fauna en bomentoets Hartmannterrein Nijmegen (12-11-2007) blijkt dat de ecologische waarde zeer laag zijn. Enig cumulatief effect op de Natura 2000 gebieden is dan ook niet aanwezig.


Flora en Fauna
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).


Zorgplicht en Verbodsbepalingen
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.


Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. De uitgangspunten uit het rapport Natuurtoets flora en fauna en bomentoets Hartmannterrein Nijmegen (12-11-2007) dienen als randvoorwaarden te worden meegenomen.


Compensatie
Voor het rooien van bomen op het terrein is een rooivergunning nodig en zal de ontwikkelaar als compensatie een herplantplicht dan wel storting in het gemeentelijk bomenfonds worden opgelegd.


Uitgangspunt bij het ontwerp van het openbaar groen vormt het IBOR-niveau.


Voor alle te handhaven en nieuw te planten bomen op het terrein geldt dat er voldoende boven- en ondergrondse ruimte moet zijn:
- voor boom 1e grootte of omloop 80 jaar: per boom 30 m3 doorwortelbare ruimte en 10m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg
- voor boom 2e grootte of omloop 40 jaar: per boom 15 m3 doorwortelbare ruimte en 7m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg
- voor boom 3e grootte of omloop 20 jaar: per boom 7 m3 doorwortelbare ruimte en 5m afstand t.o.v. bebouwing en 1m t.o.v. rijweg


8. Waterhuishouding


De watertoets
In het kader van de watertoets heeft overleg met het waterschap plaatsgevonden en is de volgende inhoud voor de waterparagraaf vastgesteld. De watertoets is ook verankerd in de Strategienota Water op Orde (Waterschap Rivierenland 17 febr. 2006).


Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied de Biezen. Voor dit gebied is het "Waterplan Nijmegen" relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.


Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.


Grondwater
Het plangebied bevindt zich in een gemeentelijk grondwaterbeschermingsgebied. Infiltratie mag dan ook alleen bovengronds plaatsvinden.


Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwater-neutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwater-standen en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
- een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
- maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodem-structuur);
- een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos).


Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.


Riolering
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Sperwerstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als gemeentelijk beleid, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.


Kaders
- Voor plannen groter dan 300 m2 moet een waterhuishoudkundig plan bij het waterschap worden ingediend.
- Bij infiltratie moet het waterhuishoudkundige plan als bijlage aan de bouwvergunning worden toegevoegd. Het waterschap geeft richtlijnen voor de inhoud van het waterhuishoudingsplan.
- Voor plannen met meer dan 500 m2 extra verharding in stedelijk gebied is compenserende waterberging nodig. Voor dit plan is dit niet noodzakelijk. Het plangebied is reeds verhard. Een groot bedrijfspand wordt gesloopt. In de nieuwe situatie wordt in vergelijking met de huidige situatie groen toegevoegd.


9. Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).


Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.


Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.


Het plangebied "woningbouw Sperwerstraat" ligt in het door de Raad aangewezen archeologisch aandachtsgebied. Op de beleidskaart is dit vertaald met de term "een terrein van zeer hoge archeologische waarde".


Op het terrein zijn graven uit de Romeinse tijd te verwachten. Zij maken deel uit van het grote, nabij de Romeinse stad Ulpia Noviomagus gelegen grafveld. In dit grafveld zijn de bewoners van de stad na hun dood begraven. De Romeinse graven die in het verleden in het grafveld zijn aangetroffen, dateren vooral in de periode 70-270 na Chr.. Uit ouder onderzoek blijkt dat in de omgeving bewoning in de IJzertijd en oudere graven verwacht mogen worden. Tijdens zoektochten van schatgravers zijn in een deel van het grafveld de graven op hele voorwerpen doorzocht. Beenderas, scherven en andere, geen geld opbrengende zaken zijn blijven liggen. Tussen deze gedeeltelijk verstoorde graven zijn tijdens onderzoek in de jaren negentig van de vorige eeuw nog onverwacht veel intacte Romeinse graven en resten van grafmonumenten aangetroffen.


In hoeverre deze schatgraversactviteiten zich op het te onderzoeken terrein hebben uitgestrekt, is onbekend. Door de diepe ligging onder een cultuurlaag met naar schatting een dikte van ca. 150-200 cm is de verwachte conserveringstoestand van de grafinventarissen in het plangebied uitstekend te noemen.


Voorafgaand aan de nieuwe ontwikkelingen wordt archeologisch onderzoek uitgevoerd, allereerst in de vorm van een inventariserend vooronderzoek (IVO-P) om vast te stellen
- de begrenzing van het grafveld;
- of en in welke mate de graven zijn verstoord.


Daarna dient een opgraving (DO) uitgevoerd te worden om de archeologische waarden ex situ veilig te stellen. Aan beide onderzoeken dient een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd Programma van Eisen ten grondslag te liggen.


Bevoegd gezag houdt toezicht op de werkzaamheden. Indien het onderzoek door derden wordt uitgevoerd, zal het Bureau Archeologie en Monumenten gemeente Nijmegen directievoerend optreden. De kosten hiervan liggen bij de initiatiefnemer.


De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).


Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de Minister van OCW, in casu de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.


10. Financiën

De betreffende locatie is particulier terrein.

Met Giesbers-Wijchen Ontwikkeling BV en Stichting Portaal, Stichting SSHN en Stichting Talis is een anterieure overeenkomst afgesloten.

In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied, de archeologische kosten en de gemeentelijke plankosten. Deze kosten zijn voor rekening van de ontwikkelaar.

Derhalve kan gesteld worden, dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.

Door de aanwezigheid van deze overeenkomst is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken. Ook op grond van artikel 6.12 b en c van de Wet ruimtelijke ordening is dit het geval.


11. Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro
Over het concept-ontwerpbestemmingsplan van 30 maart 2009 heeft vooroverleg plaatsgevonden met:


- Waterschap Rivierenland


Hieronder is de inhoud van de reactie weergegeven.


Waterschap Rivierenland

Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 16 juli 2009 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Zij kunnen instemmen met het concept ontwerp bestemmingsplan. Het plan is conform de eisen en wensen vanuit het beleid van het waterschap met betrekking tot de waterhuishouding.


Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro hebben de volgende instanties bepaald dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidenlijk Rijk die betrokken zijn bij bij de zorg voor de ruimtelijke ordening:


VROM inspectie
Provincie Gelderland


VROM inspectie

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.


Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:


- Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
- Grote rivieren
- Kustfundament
- IJsselmeergebieden
- IJsselmeergebied Regionale watersystemen
- Ecologische hoofdstructuur
- Nationale Landschappen
- Rijksbufferzones
- Recreatie
- Derde Nota Waddenzee
- Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
- Project Mainport Rotterdam


Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen. In het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro heeft de VROM inspectie (brief van 6 augustus 2009) aangegeven geen opmerkingen op het concept-ontwerpbestemmingsplan te hebben.


Provincie Gelderland

Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.


Het onderhavige plan is van puur lokal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.