direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Brakkenstein - 5 (Heemraadstraat 2)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP16005-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente koopt in het kader van de doorcentralisatie onderwijshuisvesting vrijkomende schoolgebouwen aan en gaat deze herontwikkelen. Bij alle schoollocaties geldt dat bij een wijzigen van de functie een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is. De basisschool in Brakkenstein heeft een nieuwe locatie gekregen aan de Heyendaalseweg. Ook hier geldt dat de gemeente Nijmegen conform de overeenkomst doordecentralisatie onderwijshuisvesting het schoolgebouw Heemraadstraat 2 begin 2018 heeft aangekocht. Het is de bedoeling van de gemeente dat deze locatie een nieuwe bestemming krijgt, te weten woningbouw. Tevens worden ten behoeve van het parkeren twee voormalige tennisvelden ten noordwesten van de locatie bij het plangebied betrokken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Heemraadstraat 2 te Nijmegen. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Kanunnik Mijllinckstraat en aan de westzijde door een kleinschalig complex bestaande uit 2 lagen. Aan de noordzijde bevindt zich een drielaags appartementencomplex en de zuidzijde wordt de grens gevormd door de Heemraadstraat met aan de overzijde een sportcomplex met onder andere een atletiekbaan.

De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als gemeente Hatert, sectie B, nummers 3435 en 5635. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 4350 m².

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: ligging plangebied (roodomlijnd) in directe omgeving,.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein. Dit bestemmingsplan is op 16 november 2011 onherroepelijk geworden. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Maatschappelijk', voor zover het de locatie van de basisschool betreft, en de bestemming 'Sport', voor zover het de voormalige twee tennisvelden betreft.

De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat wonen niet is toegestaan in de genoemde bestemmingen. Tevens past het nieuwe gebouw qua footprint en hoogtes niet binnen de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt.

Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen . De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving.Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

De planlocatie is gelegen in de wijk Brakkenstein welke zich kenmerkt door een orthogonale structuur met voornamelijk woningbouw. De wijk is gelegen aan de rand van Nijmegen, vlakbij de bosrand van Heumensoord, ten oosten van de Sint Annastraat en ten zuiden van het Radboud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: ligging plangebied (ter plaatse van de rode stip) in de stad.

De locatie is gelegen op de hoek van de Heemraadstraat in het zuiden en de Kanunnik Mijllinckstraat ten oosten. Op het perceel bevindt zich een schoolgebouw met speelplaats en twee tennisvelden wat verscholen achter de bebouwing. Hier grenst de planlocatie aan de overige twee tennisbanen en aan het bosje van Vroom. Aan de overkant van de Heemraadstraat bevindt zich een sportcomplex met onder andere een atletiekbaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: vogelperspectief van de ligging van het plangebied in de directe omgeving.

Verder grenst de planlocatie aan een tweetal appartementencomplexen. Aan de noordzijde van de planlocatie bevind zich een appartementencomplex van 3 lagen, aan de westzijde een kleinschalig complex bestaande uit 2 lagen gevolgd door een grootschalig complex bestaande uit 9 bouwlagen.

De omgeving kenmerkt zich door zijn groene setting. Bebouwing staat met zijn voeten in het groen en de aanwezige bomen versterken dit groene karakter. De overgang tussen stad en land is hier te ervaren.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

In de nieuwe situatie wordt de bestaande bebouwing gesloopt en worden er 38 appartementen gerealiseerd. Het programma is opgeknipt in twee bouwdelen. De volumes zijn los van elkaar gepositioneerd en worden door een transparant tussenlid aan elkaar gekoppeld waarin zich de gemeenschappelijke entree bevindt.

Er is gezocht naar een ontspannen setting die recht doet aan de positie van de locatie op de overgang van stad en land. Aansluitend op de naastgelegen laagbouw ontstaat aan de Heemraadstraat een lager volume van drie bouwlagen evenwijdig aan de straat met een subtiel teruggebrachte rooilijn dat meedoet in de orthogonale bebouwingsstructuur van de omgeving. Op de hoek van het kavel komt een hoogteaccent door een volume van zes lagen en als zevende laag een setback.

Het hoogteaccent maakt zich los van de laagbouw door hier subtiel van weg te draaien, en los van Brakkenstein door net door haar orthogonale grid en rooilijn heen te draaien. Het zijn alzijdig vormgegeven gebouwen met een duidelijke hiërarchie, wat een gedifferentieerd en luchtig bebouwingsbeeld oplevert.
afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0004.png" Afbeelding 4: schets van de mogelijk toekomstige situatie
Door het creëren van een hoogteaccent blijft de footprint van het gebouw beperkt. Zoals de andere gebouwen in de directe omgeving liggen de twee volumes los en ontspannen in het groen. De bergingen zijn opgelost in de kelder en de tuintjes op de begane grond krijgen een groene afrastering richting de collectieve tuin.

Het met beukenhagen omzoomde terrein wordt per auto en fiets ontsloten vanaf de Kannunik Mijlinckstraat aan de noordzijde van de woongebouwen. Het grootste deel van het parkeerprogramma wordt opgelost t.p.v. de tennisbanen. Deze worden op landschappelijke wijze ingepast aansluitend op het groen in de omgeving, de belendende achtertuinen en het bosje van Vroom.

2.2.1 Ontwerp van het terrein

De groene setting van de omgeving is als uitgangspunt gekozen voor het ontwerp van het terrein. Zoals de andere gebouwen in de directe omgeving liggen de twee woongebouwen los en ontspannen in het groen. Alle bestaande bomen blijven behouden en krijgen het nodige onderhoud. Slechts één tweestammige haagbeuk bij de huidige schoolplein-entree komt te dicht bij de toren en wordt gerooid en vervangen door en gecompenseerd met drie volwassen bomen op het parkeerterrein, waarvan de soorten nog in overleg nader worden bepaald.

Het terrein wordt, net als bijvoorbeeld bij het kloostercomplex verderop in de straat, met beukenhagen omzoomd en wordt zo ingericht dat men via een groene route een mooi ommetje via het Bosje van Vroom kan maken. De gerooide stammen van de haagbeuk komen terug als zit- en speelplek aan deze route. Snoeihout wordt verzameld in een takkenril. Hemelwater wordt opgevangen in een wadi, de parkeerplaatsen bestaan uit halfverharding. Een bonte berm (1 a 2 keer maaien per jaar) zorgt voor voeding voor insecten het hele jaar rond, en daarmee ook voor vogels en vleermuizen. De appartementen op de begane grond krijgen een eigen beschutte plek in deze gemeenschappelijke tuin door het terras met ligusterhagen te omzomen.

De locatie wordt per auto en fiets ontsloten vanaf de Kannunik Mijlinckstraat, aan de noordzijde van de woongebouwen. Het (bezoekers) fiets-parkeren vindt plaats bij de hoofdentree of in de individuele bergingen in de kelder onder de toren. Het auto-parkeren, op grasbetontegels, vindt plaats op eigen terrein, dat vergroot is met twee voormalige tennisvelden. Voetgangers kunnen vanaf deze zijde of vanaf de zijde van de Heemraadstraat de hoofdentree in.

2.2.2 Opbouw van de wooongebouwen


Zowel de toren als de laagbouw zijn alzijdig georiënteerd, met telkens vier ruim opgezette appartementen per laag. Het complex kent hierdoor een mooie mix aan woningen (38), met twee- en driekamer-appartementen.

De balkons zijn op de hoeken geplaatst, waardoor de gebouwen op de hoeken worden opengewerkt, wat ze licht en luchtig maakt. De buitenruimten worden zo tevens een mooi verlengstuk van de woonkamers, en geven de bewoners naast schitterend overhoeks uitzicht ook voldoende beschutting en privacy. Alle balkons pakken zo ook de (avond- en ochtend) zon.

Ter plaatse van de hoofdentree is deze insteek juist met opzet verlaten en zijn de balkons van de laagbouw uit de hoek gehaald: 'verkleving' met de toren wordt zo voorkomen en de privacy van de bewoners is gewaarborgd.

Het 'tussenlid' van de hoofdentree is licht en luchtig. Deze is één laag hoog en een oversteek en een ranke brug maken de verbinding met laagbouw naar de lift en het glazen trappenhuis van de toren.

De zevende laag van de toren ligt nadrukkelijk terug en herbergt twee penthouses met terrassen rondom.

2.2.3 Beeldkwaliteit

Geïnspireerd door het vernieuwde kloostercomplex aan het verlengde van de Heemraadstraat is er gekozen voor twee robuust gemetselde woongebouwen. Gevelopeningen lopen van vloer tot vloer, en verspringen speels binnen verdiepte metselwerkkaders. Één warme, nader te bepalen tint kleurt de kozijnen, deuren, ramen, hekken (strips of geperforeerde plaat), vullingen. Het tussenlid en het trappenhuis zijn zo transparant mogelijk.

In de gevels worden nestkasten voor vogels, vleermuizen en insecten opgenomen. Op de balkons en (dak)terrassen wordt ruimte gecreëerd om groen toe te passen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Rijksbeleid

Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Mobiliteit (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte maken voor groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. In het rijksbeleid (SVIR en Barro) worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 juli 2017 geldt het gewijzigde Bro ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt is leidend voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied is het van belang de behoefte te onderbouwen. Een ontwikkeling kan als nieuwe stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt als het een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen betreft. De in het plan voorziene ontwikkeling dient als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro aangemerkt te worden. Aangezien het geldende bestemmingsplan de beoogde ruimtelijke ontwikkeling niet mogelijk maakt, is deze 'nieuw'. Dit betekent dat moet worden beschreven dat de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, voorziet in een behoefte. Aangezien het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied wordt niet toegekomen aan de verzwaarde motiveringsplicht die op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen die buiten bestaand stedelijk gebied gerealiseerd worden. Er is alleen een onderbouwing van de behoefte nodig. In hoeverre voorziet de bouw van 38 wooneenheden in de behoefte voor de regio Nijmegen?

De komende jaren blijft de bevolking van Nijmegen groeien, daarover zijn alle prognoses het eens. Over hoe sterk die groei zal zijn, zijn er uiteenlopende scenario's, van 185.000 tot 195.000 inwoners in 2030. De toename zal het sterkst zijn bij de groep zeventigplusser.

Met de "Woonagenda subregio Nijmegen en omstreken 2017-2027" hebben we samen met de regio afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De gemeente Nijmegen heeft hierin als richtlijn het bouwen van 12.050 woningen tot 2027 (op basis van de meest recente Primos-prognose). Om de versnelling vorm te geven mag 70% van het totale aantal woningen in de eerste jaren worden toegevoegd.

Met het uitkomen van de regionale woningmarktanalyse 2017 en de provinciale doorrekening van de Primos huishoudensprognoses 2016 zijn er nieuwe inzichten ontstaan over de ontwikkeling van de bevolking en de woningmarkt in de subregio. De nieuwste Primos-prognoses leveren de volgende conclusies op: De totale bevolking in de regio groeit. Dit komt vooral door Nijmegen. De bevolking kent een afnemende groei na 2020 waarbij het omslagpunt in de regio rond 2035 ligt. Veel gemeenten hebben of krijgen op langere termijn te maken met een krimpende bevolking. Het aantal huishoudens groeit met ca 8% tot 2025. Er is vooral groei van het aantal eenpersoonshuishoudens. Op de korte termijn is er groei in alle leeftijdsgroepen, behalve in de groep 45-64 jarigen. De groep alleenstaande 75+ die de woningmarkt verlaat en een woning achterlaat, wordt groter en laat ook steeds vaker een koopwoning achter. Op basis van cijfers uit de markt blijkt een groot tekort aan woningen in Nijmegen. Dit zijn zowel appartementen als grondgebonden woningen. Door het passend toewijzen door corporaties zijn starters op de zelfstandige woningmarkt steeds meer aangewezen op de middeldure huurwoningen. Zij verdienen teveel voor een sociale huurwoningen maar kunnen of willen (nog) geen woning kopen. Uit onderzoek blijkt dat deze groep specifiek in Nijmegen groot is (veel net afgestudeerden). Zij kiezen veelal voor een appartement in een stedelijke woonomgeving.

Mede op basis van het driejaarlijks Woononderzoek Nederland (WoON2018) is de woningbehoefte in Nijmegen in beeld gebracht (Woonbehoefteonderzoek 2019). Nijmegen kent een relatief groot woningtekort. Voor Nijmegen ligt dit op 7%, terwijl een tekort van circa 2% als acceptabel wordt gezien voor een goed functionerende woningmarkt. Er ligt een opgave om de zelfstandige woningvoorraad tot en met 2030 met ruim 10.000 woningen uit te breiden. Na 2030 neemt de vraag naar zelfstandige woningen iets af (als gevolg van de vergrijzing), maar blijft er een opgave om de voorraad uit te breiden.

Kwalitatief ligt de behoefte op het uitbreiden van de sociale woningvoorraad; met name behoefte aan appartementen. In de vrije sector huur richt de vraag zich ook met name op appartementen. In de koopsector is er vraag naar alle segmenten, grondgebonden woningen en appartementen, goedkoop, middelduur en duur. In de woonmilieus met veel functiemenging richt de kwalitatieve woningbehoefte zich sterk op appartementen (met name sociale huur en vrije sector huur). In de andere woonmilieus gaat de voorkeur naar grondgebonden koopwoningen uit.

In maart 2020 heeft de gemeente Nijmegen samen met het Rijk, de provincie Gelderland en de regio Arnhem-Nijmegen een woondeal ondertekend. Voor Nijmegen is de woondeal van belang om op korte en lange termijn invulling te geven aan de ontwikkeling van de stad. We willen tot 2030 minimaal 10.000 woningen bouwen, op korte termijn woningbouwversnelling realiseren en ook na 2030 zorgen voor een continue bouwstroom met een goede mix van woningen.

Op de locatie Heemraadstraat worden 36 appartementen en 2 penthouses gerealiseerd. Het gaat hierbij om appartementen variërend van circa 60 tot 80 m² gebruiksoppervlakte. De penthouses hebben een gebruiksoppervlakte van 102,3 m². De appartementen worden aangeboden in de middeldure huur. Hiermee wordt voorzien in de behoefte aan betaalbare woningen op basis van het meest recente woonbehoefteonderzoek, de Primos-prognose en de gemeentelijke Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025.

3.1.3 Conclusie

Op basis van het voorafgaande kan geconcludeerd worden dat de Ladder voor duurzame verstedelijking positief is doorlopen. De ontwikkeling voorziet in een behoefte en vindt binnen bestaand stedelijk gebied plaats. Daarmee wordt de ontwikkeling als haalbaar geacht voor wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – geeft de omgevingsvisie hier richting aan. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:

Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied ons vertrekpunt. Wij geven de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Wij gaan voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, breiden we uit aan de randen van onze steden of dorpen.

Onderhavige ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand verstedelijkt gebied en past daarmee binnen de omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de Provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De Provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.

De Omgevingsverordening heeft daarom de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening:
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet Milieubeheer:
  • Natuurverordening in de zin van de Wet Natuurbescherming;
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2 A van de Wegenverkeerswet.

De ontwikkeling is gelegen in het volgende door de provincie aangewezen gebied:

  • Grondwaterbeschermingsgebied
  • Intrekgebied
  • Boringsvrije zone
  • Koude-warmteopslagvrije zone

Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied bevindt zich in het grondwaterbeschermingsgebied "Heumensoord". De Grondwaterbeschermingsgebieden liggen als een schil rond de Waterwingebieden. De buitengrens is de lijn van waar het grondwater een periode van 25 jaar nodig heeft om de winputten te bereiken. Hoewel er geen drinkwater wordt opgepompt, moet ook hier vervuiling van de bodem en het grondwater worden voorkomen. Een verontreiniging kan immers uitlekken naar het Waterwingebied.

Het is verboden in een Grondwaterbeschermingsgebied een omgevingsvergunningplichtige inrichting op te richten van een categorie die is aangewezen in bijlage 4 Grondwaterbescherming, onderdeel B. Daarnaast is het verboden binnen een inrichting werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de grond of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een omzetting van een Maatschappelijke en een Sportbestemming naar een Woonbestemming. Een woongebouw is geen inrichting zoals opgenomen in bijlage 4, onderdeel B.

De aard van de genoemde functies leidt tot een gelijk of een lager risico voor het grondwater dan de huidige bestemmingen.

Intrekgebied
Intrekgebieden zijn de gebieden waar het grondwater maximaal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereikt. De provincie heeft voor deze gebieden geen bijzonder beleid opgesteld. De provincie en haar partners streven ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Het is verboden in een Intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie.

De ontwikkeling voorziet niet in werken of handelingen ten behoeve van de winning fossiele energie.

Boringsvrije zone
Het oostelijke deel van het plangebied bevindt zich in een boringsvrije zone. In een Boringsvrije zone bevinden zich beschermende bodemlagen boven het watervoerende pakket waaruit grondwater voor drinkwater wordt onttrokken. Hierin wordt geregeld dat de beschermende bodemlagen zo min mogelijk worden verstoord.

De ontwikkeling voorziet niet in een verstoring van de beschermende bodemlagen.

Koude-warmteopslagvrije zone
In deze zone is het verboden om werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd.

Vertaling in onderhavig bestemmingsplan
Ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied is in onderhavig bestemmingsplan op het gehele plangebied een aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. Gronden ter plaatse van de aanduiding "milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied" zijn aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Voor deze gronden gelden de desbetreffende provinciale regels op grond van de Omgevingsverordening Gelderland.

3.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met provinciaal beleid.

3.3 Relevant gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Nijmegen 2020-2040 Stad in beweging

In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen.
De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.

De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.


De Omgevingsvisie dient 4 doelen:

  • 1. Een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad
  • 2. Het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen
  • 3. Het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente
  • 4. Te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen
  • 5.

Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad

De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.
Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0005.png"

4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.

  • 1. Economisch veerkrachtige stad

We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.

  • 2. Sociale en gezonde stad
    Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen.

  • 3. Aantrekkelijke stad

Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.

  • 4. Duurzame stad

Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied zijn de volgende ambities uit deze omgevingsvisie relevant:

Ad 1: De benodigde ruimte voor een goed vestigingsklimaat vinden we door nieuwe locaties te ontwikkelen en bestaande locaties te herstructureren, te intensiveren of te transformeren.

Ad 2: We bevorderen gemengde wijken met een goede mix van woningentypen en woonvormen die passen bij de leefwijzen en behoeften van mensen. Dit betekent dat we bij inbreiding in de stad goed kijken waar welke woningtypen nodig zijn.

Ad 3: Nijmegen is een compacte stad omringd door een prachtig landschap. Dit is een belangrijke kwaliteit van de stad. We willen deze kwaliteit verder versterken door de groei binnen de stadgrenzen te faciliteren.

Onderhavige ontwikkeling voorziet in het herontwikkelen van een bestaande schoollocatie binnen de stadsgrenzen naar een wooncomplex met appartementen in de middeldure huur. Hiermee wordt voorzien in de behoefte aan betaalbare woningen op basis van het meest recente woonbehoefteonderzoek, de Primos-prognose en de gemeentelijke Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025. De appartementen en penthouses zijn levensloopgeschikt. Het plan past hiermee binnen de opgaven en ambities uit de (ontwerp) omgevingsvisie.

3.3.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van de woningen kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:

  • 1. Kenmerken van het project;
  • 2. Plaats van het project;
  • 3. Kenmerken van het potentiële effect.


In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.

4.2 Wonen

4.2.1 Woonagenda subregio Nijmegen en omstreken 2017-2027

Met de "Woonagenda subregio Nijmegen en omstreken 2017-2027" hebben we samen met de regio afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De gemeente Nijmegen heeft hierin als richtlijn het bouwen van 12.050 woningen tot 2027 (op basis van de meest recente Primos-prognose). Om de versnelling vorm te geven mag 70% van het totale aantal woningen in de eerste jaren worden toegevoegd. Centraal staat goed wonen en leven voor alle huidige en toekomstige inwoners van de regio gemeenten. De woningvoorraad en woonomgeving moet kunnen voldoen aan de (veranderende) woonbehoeften van de inwoners met voldoende aanwezige of bereikbare voorzieningen in de buurt. Afgesproken is aandacht te schenken aan de relatie tussen wonen en mobiliteit, versterking van openbaar groen, energieneutraliteit, alternatieve energieopwekking en voldoende levensloopbestendige woningen. Met de subregionale woonagenda is daarnaast afgesproken dat bij de onderbouwing (kwalitatief en kwantitatief) van nieuwe woningbouwplannen in ieder geval in een onderbouwing aangeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot/bijdraagt aan:

  • De in de woonagenda benoemde kwalitatieve uitgangspunten
  • De eigen gemeentelijke woonvisie
  • De meest recente provinciale Primos-prognose
  • De meest recente gezamenlijke regionale woningmarktanalyse
  • In het geval van CPO/zelfbouw projecten: aantonen directe vraag wanneer mogelijk
4.2.2 Primos-prognose en regionale woningmarktanalyse


Met het uitkomen van de regionale woningmarktanalyse 2017 en de provinciale doorrekening van de Primos huishoudensprognoses 2016 zijn er nieuwe inzichten ontstaan over de ontwikkeling van de bevolking en de woningmarkt in de subregio. De nieuwste Primos-prognoses leveren de volgende conclusies op: De totale bevolking in de regio groeit. Dit komt vooral door Nijmegen. De bevolking kent een afnemende groei na 2020 waarbij het omslagpunt in de regio rond 2035 ligt. Veel gemeenten hebben of krijgen op langere termijn te maken met een krimpende bevolking. Het aantal huishoudens groeit met ca 8% tot 2025. Er is vooral groei van het aantal eenpersoonshuishoudens. Op de korte termijn is er groei in alle leeftijdsgroepen, behalve in de groep 45-64 jarigen. De groep alleenstaande 75+ die de woningmarkt verlaat en een woning achterlaat, wordt groter en laat ook steeds vaker een koopwoning achter. Op 28 februari 2014 is de laatste woningmarktverkenning "De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020" vastgesteld. Sinds 2014 is de woningmarkt flink veranderd. Woningmarktonderzoek waarin de recente vraag wordt bepaald, wordt dit voorjaar uitgevoerd en dit najaar vastgesteld. Op basis van cijfers uit de markt blijkt een groot tekort aan woningen in Nijmegen. Dit zijn zowel appartementen als grondgebonden woningen. Door het passend toewijzen door corporaties zijn starters op de zelfstandige woningmarkt steeds meer aangewezen op de middeldure huurwoningen. Zij verdienen teveel voor een sociale huurwoningen maar kunnen of willen (nog) geen woning kopen. Uit onderzoek blijkt dat deze groep specifiek in Nijmegen groot is (veel net afgestudeerden). Zij kiezen veelal voor een appartement in een stedelijke woonomgeving

4.2.3 Demografische ontwikkeling Nijmegen


De komende jaren blijft de bevolking van Nijmegen groeien, daarover zijn alle prognoses het eens. Over hoe sterk die groei zal zijn, zijn er uiteenlopende scenario's, van 185.000 tot 195.000 inwoners in 2030. De toename zal het sterkst zijn bij de groep zeventigplusser.

4.2.4 Woonbehoefteonderzoek 2019


Mede op basis van het driejaarlijks Woononderzoek Nederland (WoON2018) is de woningbehoefte in Nijmegen in beeld gebracht. Nijmegen kent een relatief groot woningtekort. Voor Nijmegen ligt dit op 7%, terwijl een tekort van circa 2% als acceptabel wordt gezien voor een goed functionerende woningmarkt. Er ligt een opgave om de zelfstandige woningvoorraad tot en met 2030 met ruim 10.000 woningen uit te breiden. Na 2030 neemt de vraag naar zelfstandige woningen iets af (als gevolg van de vergrijzing), maar blijft er een opgave om de voorraad uit te breiden.

Kwalitatief ligt de behoefte op het uitbreiden van de sociale woningvoorraad; met name behoefte aan appartementen. In de vrije sector huur richt de vraag zich ook met name op appartementen. In de koopsector is er vraag naar alle segmenten, grondgebonden woningen en appartementen, goedkoop, middelduur en duur. In de woonmilieus met veel functiemenging richt de kwalitatieve woningbehoefte zich sterk op appartementen (met name sociale huur en vrije sector huur). In de andere woonmilieus gaat de voorkeur naar grondgebonden koopwoningen uit. Vergroten van het aantal levensloopgeschikte woningen.

4.2.5 Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025


In samenhang met de Nijmeegse omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.

Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor de doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030.

De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de OV-knooppunten.

4.2.6 Coalitieakkoord 2018-2022


In het coalitieakkoord Nijmegen "Samen Vooruit 2018-2022" zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven: bouwen aan een aantrekkelijke stad. We maken groei mogelijk en zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. We bouwen in deze periode 2000 (400 extra) sociale en 1200 (500 extra) middeldure huurwoningen.

4.2.7 Planningskader wonen met zorg voor ouderen 2017


Met het planningskader wonen met zorg voor ouderen hebben we de behoefte voor toekomstige huisvesting van ouderen en mensen met een beperking in de sociale huur in kaart gebracht. Uitgangspunt van het planningskader is maximaal inzetten op het bouwen van levensloopgeschikte woonruimten.

4.2.8 Woondeal Regio Arnhem-Nijmegen


In maart 2020 heeft de gemeente Nijmegen samen met het Rijk, de provincie Gelderland en de regio Arnhem-Nijmegen een woondeal ondertekend. Doel van deze woondeal is om tot een gezamenlijke inzet van instrumentarium en middelen te komen om opgaven op de woningmarkt op te pakken. Met de woondeal gaan we een meerjarige samenwerking aan met het Rijk, provincie en regiogemeenten om vanuit de NOVI-propositie en de op stellen regionale verstedelijkingsstrategie samen invulling te geven aan de opgaven op de woningmarkt.

Voor Nijmegen is de woondeal van belang om op korte en lange termijn invulling te geven aan de ontwikkeling van de stad. We willen tot 2030 minimaal 10.000 woningen bouwen, op korte termijn woningbouwversnelling realiseren en ook na 2030 zorgen voor een continue bouwstroom met een goede mix van woningen. Daarbij zetten we ons ook in voor voldoende betaalbare woningen voor kleine huishoudens. Met de ondertekening van de woondeal erkennen partijen het strategisch belang van de complexe gebiedsontwikkelingen in het Stationsgebied/Binnenstad en in de Kanaalzone. In deze gebieden komen woonopgaven samen met duurzaamheids-, werk-, leefbaarheids en mobiliteitsopgaven. Door de gemaakte afspraken ontstaat het gewenste perspectief voor de verdere ontwikkeling van deze gebieden.

Het Rijk heeft landelijk € 2 miljard beschikbaar gesteld om een impuls te geven aan de woningbouw. € 1 miljard wordt ingezet voor een korting op de verhuurdersheffing, ingeval van nieuwbouw door woningcorporaties. Het Rijk zet daarnaast € 1 miljard in om een bijdrage te leveren aan het versnellen van de woningbouw, de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen, inclusief de bijdragen aan de fysieke bereikbaarheid die daarvoor nodig is en het zorgdragen voor een kwalitatief goede leefomgeving. In het kader van de woondeal voor de regio Arnhem-Nijmegen besluit de provincie in het kader van het Actieplan Wonen binnenkort over een additionele financiële bijdrage bovenop het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld door het Rijk.

4.2.9 Woonprogramma Heemraadstraat


Op de locatie Heemraadstraat worden 36 appartementen en 2 penthouses gerealiseerd. Het gaat hierbij om appartementen variërend van circa 60 tot 80 m² gebruiksoppervlakte. De penthouses hebben een gebruiksoppervlakte van 102,3 m². De appartementen worden aangeboden in de middeldure huur. Hiermee wordt voorzien in de behoefte aan betaalbare woningen op basis van het meest recente woonbehoefteonderzoek, de Primos-prognose en de gemeentelijke Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025. De appartementen en penthouses zijn levensloopgeschikt. Het plan voldoet hiermee aan het gemeentelijk woonbeleid.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

In deze verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar. Daarnaast zijn verkeer en visuele aspecten van belang en mogelijk andere hinderaspecten. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering". Daarnaast wordt getoetst of kan worden voldaan aan de goede ruimtelijke ordening waarbij uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat met het zoveel als mogelijk in stand houden van bestaande rechten van bedrijven. Deze afweging is breder dan alleen het toepassen van de VNG publicatie en betreft ook de afweging van mogelijke hinder van bijvoorbeeld licht, spuitzones, elektromagnetische velden, etc.
Aan de oostzijde en de noord-oostzijde van het plangebied liggen al woonbestemmingen. Aan de noordzijde liggen enkele tennisvelden met verlichting (SBI code 2008, 931, categorie 3.1). De richtafstand in tot een rustig woongebied is 50 meter. Twee van deze tennisvelden zullen met dit plan worden getransformeerd naar parkeerplaats. Het bouwvlak van de nieuwe woonlocatie ligt daarmee op meer dan 50 meter. Enige hinder van de resterende tennisvelden is dan ook niet te verwachten. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt het sportpark Brakkenstein met ondermeer een altetiekbaan. Deze baan beschikt over een omroepinstallatie en verlichting. Ook dit sportcomplex valt onder categorie 3.1 en heeft een richtafstand van 50 meter tot aan een rustig woongebied. Het bouwvlak van het plangebied ligt binnen deze richtafstand. Gezien het feit dat aan beide zijden (noord- en de zuidzijde) van het plangebied sprake is van een sportvoorziening is sprake van een gemengd plangebied en dus ook een hogere geluidbelasting toelaatbaar en geld een richtafstand van 30 meter. Onderzoek heeft uitgewezen dat er nagenoeg geen klachten zijn van omwonenden van sportpark Brakkenstein. Dus ook niet van bewoners die op vergelijkbare afstand van het plangebied wonen aan de Heemraadstraat of de Pastoor Schelstraeteweg. Ook wordt er na 23.00 's-avonds niet gesport en zal er dus geen sprake zijn van slaapverstoring in het nieuwe wooncomplex. Geluidhinder van het sportpark is dan ook niet te verwachten. Mochten er in de toekomst wel klachten komen uit het plangebied dan is de gemeente, als eigenaar van het sportcomplex, bereid aanvullende maatregelen te nemen. Ook de mogelijke lichthinder van het sportpark is nader onderzocht en blijkt ruimschoots onder de normering te blijven zoals die is vastgesteld in de "Richtlijn Lichthinder november 2014 van de NSVV voor zone E3 (stedelijk gebied), zie Bijlage 1 Onderzoek Lichthinder en Bijlage 2 Bijlage Onderzoek Lichthinder - Lichthinderberekening.


Conclusie

Milieuzonering is geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. In de nabijheid van het plangebied liggen geen risicobronnen. Er ligt dan ook geen PR contour of invloedsgebied over het plangebied.


Conclusie

Op grond van externe veiligheid is er geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.5 Ruimtelijke veiligheid

In het kader van het Instrument Ruimtelijke Veiligheid is gekeken naar de volgende aspecten.

  • Gezondheid
  • Externe veiligheid
  • Hoogwater
  • Evenementen
  • Bereikbaarheid en opkomsttijden
  • Verkeer
  • Natuurbrand
  • Sociale Veiligheid


Hieronder zal per aspect een korte beschouwing gegeven worden van de situatie.

Gezondheid
Indien het woongebied gelegen zou zijn in de nabijheid van drukke verkeerswegen (10.000 voertuigen per etmaal of meer) dan zou dit gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit voor de woningen. De woningen in het plangebied liggen echter niet langs wegen met zeer veel verkeersbewegingen.


Externe veiligheid
De geplande ontwikkeling valt niet in het invloedsgebied van scenario's met gevaarlijke stoffen van (Bevi)-bedrijven of vervoersassen.


Hoogwater
Het plangebied ligt niet in een overstroombaar gebied (volgens overstroomik.nl).


Evenementen
In het plangebied is geen evenemententerrein voorzien.


Bereikbaarheid en opkomsttijden
Het plangebied is binnen 6 minuten bereikbaar door de brandweer langs 2 onafhankelijke routes. De bereikbaarheid op niveau van de gebouwen is, in zoverre aan de hand van de aangegeven gegevens te beoordelen, conform Bouwbesluit te realiseren (ingang pand te benaderen tot 10 meter van de ingang; opstelplaats op 40 meter van de ingang van het pand). Bij verdere uitwerking dient hier aandacht voor te zijn.


Bluswater
Indien er sprake is van appartementen met een verblijfsvloer boven 20 meter dient er een droge blusleiding in het pand te worden aangebracht conform Bouwbesluit en zijn er aanvullende eisen voor de bluswatervoorziening en opstelplaats.
In dit plangebied lijkt er sprake zijn van een verblijfsgebied onder 20 meter. Indien dat het geval is kan volstaan worden met een bluswatervoorziening van minimaal 60 m3/u binnen (conform Bouwbesluit) 40 meter van de ingang van het pand. Hiervoor dient in verdere uitwerking aandacht te zijn.


Verkeer
In het plangebied worden geen functies met een verkeersaanzuigende werking voorzien.


Natuurbrand
Het plangebied kan mogelijk bedreigd worden door natuurbrand (rookoverlast). Gezien de functie (woonfunctie niet specifiek gericht op verminderd zelfredzamen) is dit geen groot risico.


Sociale Veiligheid
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen richt zich op woongebieden. Voor sociale veiligheid zijn ondermeer zichtlijnen op parkeerterreinen van belang. De politie kan hier nader op adviseren.


Adviezen
Uit voorgaande constateringen kunnen de volgende adviezen worden gedestilleerd:


Bereikbaarheid en bluswater
Bij verdere detaillering in het kader van de omgevingsvergunning dient aandacht te zijn voor de bereikbaarheid van het pand en, afhankelijk van de locatie van de toegangen van de gebouwen, de bluswatervoorziening (min. 60 m3/u).

4.6 Geluid

Het plangebied ligt in een 30 km gebied met zeer lage verkeersintensiteiten. Het plan hoeft daarom niet te worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder.

4.7 Luchtkwaliteit

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  • a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
  • b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

  norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 
 
40 ìg/m3   1 januari 2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
 
40 ìg/m3   1 juni 2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar
> 50 ìg/m3  
1 juni 2011  

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Het onderhavige plan bestaat uit het voornemen om bestaande bebouwing te slopen en 38 nieuwe appartementen terug te bouwen. De netto verkeersaantrekkende werking van deze wijziging veroorzaakt geen verslechtering van de luchtkwaliteit van 3% of meer (vergelijkbaar met verkeersaantrekkende werking van 1500 woningen). Daarmee valt de wijziging binnen de grenzen van het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen en hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

De woningen zijn geen gevoelige bestemming. Ter hoogte van de planlocatie zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof (max. 25 ìg/m3 stikstofdioxide) echter niet hoger dan de grenswaarden (tot 25 ìg/m3 stikstofdioxide).

Er zijn geen bezwaren voor realisatie van het plan.

4.8 Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende bodemonderzoeken:

  • Verkennend bodem- en asbestonderzoek Heemraadstraat 2 te Nijmegen, Tauw BV, kenmerk R001-1262824MDX-V01-rlk-NL, van 9 april 2018 (zie Bijlage 3);
  • Verkennend bodemonderzoek Kanunnik Mijllinckstraat 78 te Nijmegen, Tauw BV, kenmerk R001-1270673MCR-V02-mwl-NL, van 20 juni 2019 (zie Bijlage 4).


Uit deze bodemonderzoeken blijkt het volgende:

  • De bovengrond ( ca. 0 - 0,5 meter diep) is plaatselijk licht verontreinigd met PCB en/of metalen;
  • In de ondergrond (ca. 0,5 - 2 meter diep) zijn geen verontreinigingen aangetoond;
  • Het grondwater zit op ca. 14 meter diepte en is daarom niet onderzocht. Dit is conform de onderzoeksnorm NEN5740;
  • Tijdens de graaf- en boorwerkzaamheden zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. De bovengrond van Heemraadstraat 2 is in het laboratorium onderzocht. Er is geen asbest aangetoond;
  • De laag gemalen lavasteen op de tennisbanen op de Kanunnik Mijllinckstraat 78 voldoet aan de samenstellingswaarde voor niet-vormgegeven bouwstoffen uit het Besluit bodemkwaliteit.


In de uitgevoerde onderzoeken zijn geen sterke verontreinigingen aangetoond. Er is geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De aangetoonde lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik van het terrein als woonlocatie met parkeerterrein. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.


Grondwater

Het plangebied ligt binnen het grondwaterbeschermingsgebied "Heumensoord". In grondwaterbeschermingsgebieden zijn de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland (december 2018) van toepassing. In 3.2.2 van de toelichting is dit nader uitgewerkt.

4.9 Water

4.9.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.

4.9.2 Algemeen

Het plan behelst de herontwikkeling van een perceel waarop zich een school met schoolplein en parkeergelegenheid bevindt. Het perceel krijgt een woonbestemming waardoor een appartementencomplex gerealiseerd kan worden dat ruimte biedt aan 38 zelfstandige woningen. Het bestaande gebouw wordt gesloopt en vervangen door een nieuw gebouw. Het perceel wordt opnieuw ingericht, waarbij meer ruimte voor groen ontstaat.

Het plangebied ligt in de wijk Brakkenstein en maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het hoofdbemalingsgebied De Biezen. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023 en de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.

4.9.3 Oppervlaktewater

In of in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

4.9.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied, zie paragraaf 3.2.2. Bij infiltratie van hemelwater zal bij de provincie ontheffing moeten worden aangevraagd.

Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een aan grondwater gerelateerde keuze van de locatie, bijvoorbeeld geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw, bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur;
  • een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen, bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen.

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.

Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.

4.9.5 Riolering / hemelwaterafvoer

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Heemraadstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Vuilwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0006.png"

Figuur : overzicht riolering

Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Van die verplichting kan afgeweken worden als de gemeente het afstromende hemelwater in openbare hemelwatervoorzieningen kan en wil ontvangen. Voor dit plan is dat niet het geval. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant 'Duurzaam bouwen in het KAN' (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn. De nota 'Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer' geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke bouwaanvraag.

Belangrijke keuzen die al in het stadium van het schetsontwerp gemaakt moet worden, zijn:

  • het type infiltratievoorziening/filtervoorziening
  • dimensies en het globale functioneren van de infiltratievoorziening(en)
  • de locatie(s) van infiltratievoorziening(en) en noodoverlopen naar openbaar gebied
  • de locatie voor eventuele uitbreiding van wateroppervlak (indien extra berging nodig is)

Voor de werkzaamheden is geen watervergunning nodig.

Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden.

4.10 Flora en Fauna

De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.

4.10.1 Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Natuurbeschermingswet wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.

Voor de Natura 2000 gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden. Houd ook rekening met de stikstofdepositie. Hieronder wordt op het onderdeel Stikstof in gegaan.
afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0007.png"

Het plangebied heeft geen directe relatie met de beschermde natuurgebieden (Natura 2000) in de omgeving van Nijmegen, er is ook geen significante schade te verwachten.

Stikstof
Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. Iets specifieker: de Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).

Volgens de stikstofstukken is de stikstofdepositietoename voor deze ontwikkeling niet groter dan 0,00 mol/ha/jr (zie bijlage Bijlage 5 Aerius berekening). Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.) zijn op voorhand uit te sluiten. De Wnb staat dus niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

Er is een groot verschil tussen de beschikbare stikstofruimte en de geschatte benodigde stikstofruimte voor de gebruiksfase en aanlegfase van deze ontwikkeling. Zelfs bij een worst case-benadering, te weten een ruim aangehouden emissie van 3 kg NOx/jr per woning, is de depositie volgens de stikstofberekeningen niet hoger dan 0,00 mol/ha/jr (zie bijlage Bijlage 5 Aerius berekening).

4.10.2 Beschermde soorten

De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.

Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.

Op 11 juni 2018 heeft Bureau Waardenburg een quick scan beschermde soorten uitgevoerd op Heemraadstraat 2 (zie Bijlage 6 Notitie Quickscan Wnb basisschool Brakkenstein te Nijmegen met kenmerk 18-0399/18.04564/AnKar). Uit de quick scan blijkt dat op basis van de beschikbare informatie geen uitsluitsel kan worden gegeven over de betekenis van het schoolgebouw voor gebouwbewonende soorten vleermuizen. Om hierover uitsluitsel te kunnen geven is nader onderzoek nodig. Het bevoegd gezag van de Wnb eist dat een vleermuisonderzoek volgens het vleermuisprotocol 2017 wordt uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat voor een puntlocatie of klein plangebied in totaal uit vijf ronden in de periode mei t/m september. Indien het schoolgebouw een functie heeft voor vleermuizen, kan naar het oordeel van het bevoegd gezag voor de ingreep een ontheffing van de Wnb noodzakelijk zijn.

Bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels om negatieve effecten op vogels - en daarmee overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb - te voorkomen. Door te werken buiten het broedseizoen wordt overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb ten aanzien van broedende vogels voorkomen.

Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied geen betekenis of zijn negatieve effecten van de voorgenomen ingreep uitgesloten.

Een aanvullend vleermuisonderzoek is noodzakelijk en reeds uitgevoerd. Uit dit vervolgonderzoek (zie Bijlage 7 Aanvullend Wnb onderzoek vleermuizen, van 6 november 2019 met kenmerk 18-0399/19.09081/AnKar) komen de volgende conclusies:

Het schoolgebouw aan de Heemraadstraat 2 heeft geen functie voor vleermuizen. Deze conclusie wordt hieronder toegelicht.

Gewone dwergvleermuis verblijfplaatsen
In het schoolgebouw in het plangebied zijn geen kraam-, zomer-, paar- of winterverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen vastgesteld. Ook in de omgeving van het plangebied zijn geen baltsterritoria of verblijfplaatsen vastgesteld.

Overige vleermuissoorten
Tijdens het veldwerk zijn geen waarnemingen gedaan van andere soorten vleermuizen. Het plangebied en schoolgebouw hebben geen functie voor vleermuizen. De sloop van het schoolgebouw veroorzaakt geen negatieve effecten op vleermuizen.

4.10.3 Topindicator groen (2010)

In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator "binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen" vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is. Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is. Het plangebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd.

Het plangebied voldoet aan deze norm.

4.10.4 Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.


De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

Karakteristiek van het groen
De wijk Brakkenstein wordt door de bewoners ervaren als zeer groen. Dit kenmerk heeft de wijk vooral te danken aan de groene omgeving. Landgoed de Driehuizen ligt aan de oostrand van de wijk. Bosgebied Heumensoord strekt zich uit ten zuiden van de wijk. De campus van Heyendaal en het Park Brakkenstein vormen het groene decor aan de noordzijde. De twee kleine bosgebiedjes binnen de wijk (in de tuin van het voormalige klooster en het Bosje van Vroom) bepalen samen met de laanbeplanting het karakter van het groen dat als bosrijk ervaren wordt. De grote particuliere tuinen aan de westzijde dragen zeker ook bij aan dit karakter. De komende periode zijn er diverse ontwikkelingen (o.a. Kalorama, Kerk en Klooster, de atletiekbaan, bebouwing in het Bosje van Vroom) in Brakkenstein die het beeld voor de toekomst zullen veranderen.

Kansen
De continuïteit van de open groene ruimte dient als uitgangspunt voor de wijk Brakkenstein. De nieuwe ontwikkelingen moeten worden aangegrepen om de karakteristieken van het groen in Brakkenstein te versterken. Zo dienen onderbrekingen in de laanbeplanting te worden hersteld en dient het groen integraal deel uit te maken van nieuwe ontwikkelingen. Het behoud van het historische groene karakter van Brakkenstein moet hierbij uitgangspunt zijn.

4.10.5 Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

Hoofdboomstructuur
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen en is onderdeel van de hoofdgroenstructuur. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

Zowel de Heemraadstraat als de Kanunnink Mijlinckstraat vallen onder de hoofdbomenstructuur. De Heemraadstraat valt onder de secundaire hoofdstructuur en de Kanunnick Mijlinckstraat valt onder de wijkstructuur. Beide structuren worden met het plan niet negatief beïnvloed.


Bomen binnen het plangebied
Binnen het plangebied zijn een groot aantal bomen aanwezig. Alle bestaande bomen blijven behouden en krijgen het nodige onderhoud. Slechts één tweestammige haagbeuk bij de huidige schoolplein-entree te dicht bij de toren komt wordt gerooid en gecompenseerd met drie bomen op het parkeerterrein.

4.10.6 Natuurinclusief bouwen

Nijmegen is een van de groenste steden van Nederland. Niet alleen door de aanwezigheid van veel groen, maar ook vanwege de groene bestuurlijke ambities. Bij nieuwe ontwikkelingen zoals dit plangebied ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Op 14 november 2018 heeft de gemeenteraad de motie Natuurinclusief bouwen aangenomen.

Natuurinclusief bouwen is een verzamelterm voor tal van maatregelen en manieren om natuur te integreren bij de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen. Door natuurinclusieve maatregelen wordt de leefomgeving voor gebouwbewonende diersoorten verbeterd en de biodiversiteit bevorderd. Ook hebben de maatregelen effect als anti-mug en anti-stress en geven belevingswaarden. Daarnaast verhoogt het de geluidsisolatie, luchtzuivering, waterbergingscapaciteit en warmteregulering in het stedelijk gebied. Dit verhoogt uiteindelijk de leefkwaliteit van de stad en biedt verschillende soorten een plek in de stad.

Onderdeel van natuurinclusief bouwen is ook de toepassing van kruidendaken op de platte daken van nieuwbouw. Een groen dak heeft duidelijk meer waarde voor de biodiversiteit en de leefbaarheid. En tevens heeft het een functie voor de waterberging bij piekbuien, verbetert het de luchtkwaliteit en brengt het koelte in de stad en de woning. Een bijkomend voordeel is dat groene daken een communicatiemiddel is om het bewustzijn van bewoners te vergroten voor de klimaatverandering.

Nijmegen is aangesloten bij de landelijke campagne Operatie Steenbreek. Het doel van deze campagne is om bewoners te enthousiasmeren om hun tuin te vergroenen. De negatieve gevolgen van verstening zoals wateroverlast en ook droogte, hittestress en minder biodiversiteit worden daarbij onder de aandacht gebracht. Beter is nog dat bij de ontwikkeling van dit plangebied groene (binnen)tuinen, groene daken en gevelgroen mee wordt ontworpen zodat verstening van de tuinen vanaf het begin zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Door de klimaatsveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast; de temperatuurstijging veroorzaakt hitte eilanden in overmatig stenige omgevingen en door het fijnstof probleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten. Groen kan ingezet worden om deze milieuproblemen te verzachten. Hemelwater kan opgevangen worden in groengebieden en door het vergroenen van stenige pleinen zal de temperatuur iets afnemen en diverse planten nemen fijnstof op uit de lucht. Groen kan op deze wijze bijdragen aan een beter en gezonder leefklimaat.

Vanwege de onlosmakelijke relatie tussen groen/natuur en water zal een deel van de waterberging in de groene ruimte worden gezocht. We streven naar een goed evenwicht tussen beide functies zodat het resultaat een impuls oplevert voor natuurwaarden en natuurontwikkeling.

Natuurinclusiviteit binnen de planontwikkeling
In de gevels worden nestkasten voor vogels, vleermuizen en insecten opgenomen. Op de balkons en de dakterrassen wordt ruimte gecreëerd om groen toe te passen.

Het gehele terrein wordt zo ingericht dat men via een groene route een mooi ommetje via het Bosje van Vroom kan maken. De gerooide stammen van de haagbeuk komen terug als zit- en speelplek aan deze route. Snoeihout wordt verzameld in een takkenril. Hemelwater wordt opgevangen in een wadi, de parkeerplaatsen bestaan uit halfverharding. Een bonte berm (1 a 2 keer maaien per jaar) zorgt voor voeding voor insecten het hele jaar rond, en daarmee ook voor vogels en vleermuizen.

De appartementen op de begane grond krijgen een met ligusterhagen omzoomd terras.

4.11 Duurzaamheid en klimaatadaptatie

De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050).

Deze ambities worden vooral ingegeven door de klimaatverandering die aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk maakt. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie op deze onderwerpen vastgelegd in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering.

4.11.1 Klimaatadaptatie

Ons klimaat verandert. De regionale stresstesten die zijn uitgevoerd hebben laten zien dat de regio gevoelig is voor alle klimaateffecten: te nat, te droog, te heet en overstroming. Een te veel aan verstening en het ontbreken van voldoende groen verergeren de problemen van te nat, te droog en te heet. In 2018 heeft de regio deze kwetsbaarheden digitaal in kaart gebracht in een regionale klimaateffectatlas, de storymap. Deze regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.
https://climadapserv.maps.arcgis.com/apps/MapSeries/index.html?appid=141dc8934ba849cfb1dac8e8da5a94e3

Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. Deze RAS is een interactief proces met overheden - gemeenten, waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland - in de regio Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal, en met regionale stakeholders. De gemeente Nijmegen gaat de RAS vertalen naar een Lokale Adaptatie Strategie met lokale ambities en opgaven.

In het GRP 2017-2023 ligt accent op klimaatadaptatie en op de visie om als stad klimaatbestendig te zijn in 2050. Daarom zal extra aandacht worden gegeven aan duurzame stedelijke ontwikkeling, die rekening houdt met meer groen in de stad om hittestress tegen te gaan en minder verharding om beter met hevige regenval om te kunnen gaan. Zie paragraaf water voor nadere uitwerking.

Natuurinclusief bouwen
Nijmegen zet natuurinclusief bouwen in om natuur te integreren bij zowel de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen als de directe omgeving. Dit zijn maatregelen die helpen om de negatieve effecten van de klimaatverandering te verminderen zoals hittestress, wateroverlast en droogte, en om de biodiversiteit te vergroten. In het ontwerp van zowel het gebouw als de omgeving zijn maatregelen opgenomen om de biodiversiteit te vergroten en aan te sluiten op de groene omgeving. Zo worden in de gevels nestkasten voor vogels, vleermuizen en insecten opgenomen en komen er op het terrein een beukenhaag, een takkenril en een bonte berm. Kijk in paragraaf 4.10.6 voor een nader uitwerking van natuurinclusief bouwen.

Klimaatadaptieve maatregelen
Naast natuurinclusief bouwen kunnen nog meer maatregelen genomen worden om ons aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden door de klimaatverandering. In het plan zijn een aantal maatregelen opgenomen:

  • parkeren op waterdoorlatende grasbetontegels
  • Het verwerken van regenwater in een wadi
  • Zoveel mogelijk inpassing van bestaande en volwassen bomen en groen. Deze geven direct schaduw in vergelijking met nieuwe bomen en de biodiversiteit die al in de bestaande bomen aanwezig is blijft behouden.

Daarnaast kunnen er maatregelen genomen worden op gebouwniveau, denk bijvoorbeeld aan:

  • Gevelgroen en groendaken. Deze dragen bij aan een betere waterberging en terugdringen van hittestress.
  • Overstekken en geïntegreerde zonneweringen in gebouwen
4.11.2 Energie

Nijmegen heeft het doel om in 2045 energieneutraal te zijn. Dit is uitgewerkt in de nota Duurzaamheid in Uitvoering. De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van het energieverbruik en kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de doelstelling. De kansen zitten in het beperken van de energiebehoefte, het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars in dit gebied. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.


Energiebehoefte beperken
De energiebehoefte van een gebouw bestaat uit de warmte- en koudevraag en kan in kaart worden gebracht met een energiescan. De energiebehoefte wordt bepaald door een samenspel van factoren, zoals de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting, de aanwezigheid van koudebruggen, de vorm (geometrie), de ligging en de bezonning van een gebouw. Hierbij kan ook onderzocht worden of oververhitting in een gebouw een probleem kan zijn en hoe de ventilatie geoptimaliseerd kan worden.

De huidige regelgeving stelt eisen aan de energiezuinigheid van nieuwe woningen. Vanaf 1 januari 2021 wordt bijna energie neutrale bouw (BENG) de norm. Wij adviseren de woningen nu al op deze ambitie te opwerpen en vervolgens te toetsen in hoeverre dit in de geraamde bouwsommen past. Dit geeft de mogelijkheid om indien het budget te krap is voor volledig energieneutrale woningen, die elementen achterwege te laten (zoals zonnepanelen) die bij een verdere verduurzamingsslag alsnog toegevoegd kunnen worden, terwijl er wel een optimale gebouwschil en daarop afgestemde installatie ontworpen worden.

Hernieuwbare energie opwekken
De resterende energiebehoefte kan (deels) worden opgewekt met zonne-energie. Nijmegen heeft de ambitie dat alle geschikte daken vol liggen met zonnepanelen. Naast de standaard zonnepanelen komen er steeds meer opties op de markt, denk aan geïntegreerde zonnedaken en -gevels en zonnedakpannen.


Aardgasvrij
Voor nieuwbouw is het sinds 1 juli 2018 niet meer mogelijk een nieuwe gasaansluiting te verkrijgen, zodat gezocht moet worden naar een alternatieve warmtevoorziening. Een aantal van deze alternatieven valt voor deze locatie om diverse reden af. Een open en gesloten bodemenergiesysteem is niet toegestaan vanwege de ligging in het grondwaterbeschermingsgebied. Daarnaast is een aansluiting op het Nijmeegse warmtenet niet mogelijk, omdat die voorlopig niet in de wijk Brakkenstein is voorzien. Blijft over de systemen met warmtepompen op basis van lucht of in combinatie met een ijsbufferingssysteem. Voor beide systemen moet ruimte in/op het gebouw worden gereserveerd. Luchtwarmtepompen kunnen bijvoorbeeld op het dak worden geplaatst, waarbij de geluidsproductie een aandachtspunt is. Voor een warmtepomp aangesloten op een ijsbufferingssysteem is ruimte in de kelder voor het buffervat nodig en ruimte op het dak voor zonnecollectoren/-panelen om het systeem energetisch in balans te houden. Als voor warmtepompen wordt gekozen dan is in de woningen een lage temperatuur afgiftesysteem benodigd. Bovendien moet het warmtapwater naar een hogere temperatuur worden gebracht ter voorkoming van de legionella bacterie in de leidingen.

4.11.3 Circulair en biobased bouwen

Het gebruik van grondstoffen zorgt voor uitputting van de aarde en de uitstoot van CO2. Het is daarom van belang om het gebruik van grondstoffen zoveel mogelijk te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door hergebruikte materialen te gebruiken en door het gebouw zodanig te ontwerpen dat hergebruik van materialen mogelijk is. Daarnaast zijn biobased materialen, zoals hout, stro en vlas, een goed alternatief. Voordelen ten opzichte van steen en beton zijn comfort en gezondheid (vanwege positieve effecten geluiddemping, luchtvochtigheid en binnenluchtkwaliteit), een betere binnenluchtkwaliteit, opslag van CO2 en natuurlijke afbreekbaarheid. Ook voor de buitenruimte kan gebruik worden gemaakt van circulaire en biobased materialen voor bijvoorbeeld stoeptegels, erfafscheidingen, etc.

4.11.4 Duurzame mobiliteit

Het autobezit in Nederland neemt nog altijd toe. Dit leidt tot opstopping van de wegen en uitstoot van broeikasgassen en luchtvervuilende stoffen. Om alternatief vervoer aantrekkelijk te maken, kan in de ontwikkeling rekening worden gehouden met:

  • Goede voorzieningen voor fietser en voetganger
  • Toegankelijkheid van openbaar vervoer
  • Voorzieningen voor (elektrische) deelmobiliteit, zoals (bak)fiets, scooter en auto


Daarnaast komen er naar verwachting steeds meer elektrische auto's in het straatbeeld. We adviseren om hierop in te spelen door te zorgen voor voldoende capaciteit van het elektriciteitsnet en laadvoorzieningen.

4.12 Verkeer en parkeren

4.12.1 Bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied ligt kadastraal gezien aan de Heemraadstraat 2, het gemotoriseerd verkeer wordt via een parkeerplaats achter de gebouwen aan de Kanunnik Mijllinckstraat ontsloten. Heemraadstraat en de Kanunnik Mijllinckstraat functioneren als erftoegangswegen binnen een 30km/u zone.


Langzaam verkeer
Het plangebied wordt voor de voetganger en fietser vanuit de Heemraadstraat en de Kanunnik Mijllinckstraat ontsloten.


Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Kanunnik Mijllinckstraat en St. Annastraat, deze bevinden zich respectievelijk op ca. 200m. en 750m. loopafstand.

4.12.2 Expeditie

Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.

4.12.3 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde nota "Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030" en "Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets".

De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke" en het plangebied 'Heemraadstraat 2' valt in gebied "1e schil". Het benodigd aantal parkeerplaatsen is binnen onderhavig plangebied te realiseren.

4.12.4 Verkeersveiligheid

Om de verkeersveiligheid te vergroten richten we onze wegen, waar mogelijk en wenselijk, in als 30 km/uur straten, belangrijke voorwaarde hierbij is dat de auto-intensiteit voldoende laag is. Dit is verwoordt in het Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 'Nijmegen Goed op Weg'.

Op de wegen binnen de bebouwde kom geldt voor de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen een maximum snelheid van 50 km/h. Voor de overige wegen binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.

Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg, binnen bebouwde kom, hiervoor geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.

4.13 Cultuurhistorie en archeologie

4.13.1 Cultuurhistorie

De bestaande school is gebouwd in 1960-1963 naar ontwerp van architect J.D.A. Okhuijsen, als rooms-katholieke lagere school voor jongens. Het oorspronkelijke ontwerp is niet meer gaaf aanwezig, omdat het gebouw is opgehoogd en uitgebreid. Het gebouw heeft maar beperkte architectuurhistorische waarden. Ook heeft de school slechts beperkte stedenbouwkundige waarden, omdat het aan de rand van de wijk gelegen is.

In opdracht van de raad is in 2019 een inventarisatie gebouwgebonden naoorlogse kunst uitgevoerd. Alle gebouwgebonden kunst uit de periode 1940-1990 is geïnventariseerd en gewaardeerd. Zo ook het kunstwerk aan de gevel van de school aan de Heemraadstraat. Dit kunstwerk heeft de waardering 'gemiddeld' gekregen. De raad heeft de wens de nog aanwezige gebouwgebonden kunstwerken in Nijmegen zoveel mogelijk te behouden en bij sloop van een gebouw indien mogelijk te herplaatsen. De kunstwerken vertegenwoordigen een tijdsbeeld en een tijdsgeest. In de naoorlogse periode werd 1% van de bouwkunsten een kunstwerken besteed. De kunstwerken hadden vaak een onderwerp dat paste bij de functie van het gebouw. Het kunstwerk betreft Michaël en de Draak. Een afbeelding met de aartsengel Michaël past bij de oorspronkelijke katholieke schoolfunctie van het gebouw.

In het plangebied is er geen sprake van waardevolle cultuurhistorische structuren of ensembles.

Conclusie
Gelet op bovenstaande zijn er geen cultuurhistorische waarden die in het bestemmingsplan verankerd moeten worden. Wel zal het kunstwerk Michaël en de draak behouden moeten blijven en het advies is om het een plek te geven in het nieuwe gebouw, zodat de herinnering aan de oorspronkelijke katholieke school op deze plek levend kan worden gehouden.

4.13.2 Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

Bestaande archeologische waarden in het plangebied
Het plangebied Nijmegen Brakkenstein - 5 (Heemraadstraat 2) ligt momenteel in een gebied met de waarde 1. Waarde 1 wordt toegekend aan een gebied als er sprake is van een onbekende, lage of middelhoge verwachting. Deze waarde geldt voor circa 65% van het grondgebied van de gemeente Nijmegen. In veel gevallen is de waarde terug te voeren op het ontbreken van nadere kennis omtrent de situatie ter plekke.
Voor deze waarde geldt dat er in het kader van omgevingsvergunningen een ondergrens geldt voor het doen van archeologisch onderzoek. Deze grens is gerelateerd aan het oppervlakte van het plangebied, namelijk groter dan 2.500 m2, en een ingreep die dieper gaat dan 30 cm. Daarnaast zijn er de algemene vrijstellingen uit het Bor, Bijlage II.

Onderzoeken en aangepaste waarden archeologie in het plangebied
Vooraf was er in het plangebied zelf geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. De waarde 1 stond hier dus grotendeels voor een onbekende waarde. De weinige onderzoeken die in de wijdere omgeving zijn uitgevoerd konden het beeld niet beter toespitsen.
Inmiddels is er een bureauonderzoek opgesteld en is het verwachtingsmodel dat daarin werd geformuleerd getoetst door middel van een booronderzoek. Dit heeft opgeleverd dat het zuidelijk deel van het plangebied geen archeologische resten (meer) bevat, waar in het noordelijk deel een hoge verwachting bestaat op het aantreffen van een vindplaats uit de Tweede Wereldoorlog.
Hiervan is een rapportage opgesteld, zie Bijlage 8: H. van Enckevort en P. van de Geer, Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek aan de Heemraadstraat 2 in Nijmegen, Archeologische Berichten Nijmegen - Briefrapport 308, 2020 (conceptversie).

In het rapport wordt duidelijk gemaakt dat in het gedeelte waar de gebouwen gepland worden, aan de zuidzijde, geen archeologische resten (meer) te verwachten zijn. Het gedeelte in het noorden wat nu bekend staat als "de tennisbanen", waar de parkeervoorzieningen gaan komen, bevat waarschijnlijk de resten van stellingen uit de Tweede Wereldoorlog.


Deze gegevens leiden tot een aanpassing van de bestemmingsplanwaarden.


Bestemmingsplanregels
Voor het zuidelijke deel van het bestemmingsplangebied gaat de waarde 0 gelden: hier komt dus vergunningenstelsel vanwege archeologie op te rusten. Het noordelijk deel krijgt de dubbelbestemming waarde 2 (hoge verwachting). Hier geldt een vergunningenstelsel vanwege archeologie voor ingrepen die groter zijn dan 50 m2 en die dieper dan 30 cm onder maaiveld zullen gaan.

Benodigd onderzoek
In het gedeelte met een dubbelbestemming Waarde archeologie 2 geldt een vergunningenstelsel. De ondergrenzen voor een vergunningplicht zijn ingrepen met een oppervalk van meer dan 50 m2 en die dieper dan 30 cm onder maaiveld reiken. Vanaf dat punt is een omgevingsvergunning nodig en kan er archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

Er zijn in het algemeen verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16005-VG01_0008.png"
Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)



Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden. Als een onderzoek onvoldoende duidelijkheid biedt kan het nodig zijn een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Elk project is maatwerk, waarbij het aan te bevelen is nauw contact te houden met het bevoegde gezag: de gemeente Nijmegen.

Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.

Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet
Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.

De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.

5.2 Systematiek van de planregels

Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

De planregels van het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein - 5 (Heemraadstraat 2) bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.2.1 Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

5.2.2 Bestemmingsplanregels

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de welstandsnota.

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.2.3 Algemene regels

Onder het kopje algemene regels zijn de regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Hierbij gaat het om de volgende bepalingen:

  • Anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
  • Algemene bouwregels: regels over beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte en ondergronds bouwen.
  • Algemene gebruiksregels: er zijn regels opgenomen over het toestaan van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, bed en breakfast, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven, evenementen en verkoopstandplaatsen.
  • Algemene aanduidingsregels: in deze bepaling is de bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied opgenomen.
  • Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
  • Overige regels: in de overige regels staan bepalingen omtrent parkeren opgenomen. Daarnaast is een bepaling opgenomen over de voorrang van dubbelbestemmingen op enkelbestemmingen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht die aansluit bij het Besluit ruimtelijke ordening.

Slotregels

Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

5.3 Beschrijving per bestemming

Groen
De bestemming Groen is opgenomen voor de groenvoorzieningen, bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden; wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; en (bouw)werken ten algemenen nutte.

Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen en groenvoorzieningen, gebouwen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en), ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, bloemkozijnen, luifels en balkons en voor wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Tevens zijn de gronden bestemd voor bijbehorende voorzieningen, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - zoekgebied groen' dient minimaal 20% van de aanduiding te bestaan uit groenvoorzieningen;

Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. Daarnaast zijn aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan (voorwaarden zie artikel 10.1). Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen en overkappingen;
  • bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.


De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, dat geheel mag worden bebouwd. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Aan- en uitbouwen, overkappingen en erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan.

Waarde-Archeologie 2 (dubbelbestemming)
In gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt de archeologische dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht van meer dan 100 m2, een diepte van meer dan 30 cm en meer dan 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw, dient aan de hand van archeologisch onderzoek of anderszins te worden aangetoond dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk indien, bijvoorbeeld op basis van archiefonderzoek, kan worden aangetoond dat de grond in het verleden al diepgaand verstoord is. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, een omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

In de nieuwe situatie wordt het voormalige schoolgebouw aan de Heemraadstraat 2 (voor rekening en risico van een projectontwikkelaar) gesloopt. Ook wordt een transformatie van het bestaande voormalige schoolgebouw nader bekeken. Op dit terrein aan de Heemraadstraat worden circa 38 appartementen ontwikkeld en gerealiseerd door een projectontwikkelaar (grondverkoop). Het achterliggende terrein waar nu 2 tennisbanen liggen (die worden verwijderd) wordt in het bouwplan betrokken ten behoeve van de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein.

Het perceel maakt deel uit van de grondexploitatie Onderwijshuisvesting, deelplan Heemraadstraat 2, welke op 29 maart 2017 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld. Het plangebied is gelegen in de wijk Brakkenstein.

De grondexploitatie bevat de aankoop en verkoop van grond en gebouwen, sloop- en grondwerk en de gemeente-lijke plankosten. De totale investering van de grondexploitatie bedraagt afgerond bijna € 2 mln. Dekking vindt plaats door verkoop van grond voor appartementen en de grondexploitatie Onderwijshuisvesting.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Via beschikbare budgetten en grondverkoop is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.


Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is op 29 juli 2020 een vooraankondiging gepubliceerd. Op 6 juli 2020 en 17 december 2020 is voor direct omwonenden en overige belanghebbenden een digitale informatieavond gehouden om het bouwplan en het bestemmingsplan toe lichten. Van deze avonden is een opname gemaakt welke via www.nijmegen.nl/heemraadstraat beschikbaar is gesteld. In het voortraject is met de Wijkraad gesproken en op 25 november 2019 is het proces aan de wijk toegelicht.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter visie gelegen (van donderdag 17 december 2020 tot en met woensdag 27 januari 2021). Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Tegen het ontwerpbestemmingsplan is geen zienswijze ingekomen.

7.2 Overleg

7.2.1 Provincie Gelderland

Op 20 juli 2020 heeft de Provincie Gelderland aangegeven dat zij zich kunnen vinden in onderhavig bestemmingsplan.