Plan: | Buitengebied Valburg - 15 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP144W15-OH01 |
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland.
Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998
De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op enige honderden meters van het Natura 2000-gebied “ Uiterwaarden Waal of Gelderse Poort”.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt “cumulatieve effecten” genoemd.
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied, beschermd natuurmonument of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op een afstand van ruim drie kilometer ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000 gebied Gelderse Poort. Gezien de ruime afstand tot de Gelderse Poort en de aard van de ingreep zullen directe of indirecte effecten op dit beschermd gebied niet aan de orde zijn. Een nadere studie naar effecten op beschermde gebieden is dan ook niet uitgevoerd.
Bovenstaande alinea is afkomstig uit: 'Effecten op beschermde soorten sportpark Oosterhout', Oriënterend onderzoek (quick scan) in het kader van de Flora- en faunawet.
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
Zorgplicht en Verbodsbepalingen
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. De uitgangspunten uit een reeds uitgevoerd of een nog uit te voeren flora en fauna onderzoek dienen als randvoorwaarden te worden meegenomen.
De huidige quickscan 'Effecten op beschermde soorten sportpark Oosterhout', Oriënterend onderzoek (quickscan) in het kader van de Flora- en faunawet, jan. 2008 is niet afdoende onderbouwd richting het plangebied. Het plangebied zoals vermeld in de onderliggende quickscan is niet voldoende gespecificeerd. Er moet een nader onderzoek plaatsvinden gericht op het plangebied.
Uit onderliggende quickscan blijkt dat er beschermde soorten aanwezig zijn, echter blijkt niet dat deze in het plangebied Bedrijventerrein Groot Oosterhout aangetroffen zullen worden. Om dit uit te sluiten is een nader onderzoek noodzakelijk.
Er is een nader onderzoek naar beschermde soorten uitgevoerd op 24 mei 2011. In het rapport 'Notitie effecten beschermde soorten ontwikkeling bedrijventerrein Groot Oosterhout' wordt onderstaande conclusie gegeven.
Conclusie
Het plangebied heeft geen betekenis voor beschermde soorten van Tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet.
Door het treffen van mitigerende maatregelen kan verstoring van broedende vogels en daarmee overtreding van verbodsbepalingen worden voorkomen. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is voor de ingreep dan niet nodig. In het kader van de zorgplicht zijn aanbevelingen opgesteld ten aanzien van het uit te voeren werk en inrichting van het terrein.
Het is volgens het groenbeleid van belang om het nieuwe karakter van de Waalsprong te baseren op oude groene waarden en kenmerken van het gebied. Zo blijft de Griftdijk als groene lijn door de Waalsprong slingeren. Verbinding met andere landschappen in de directe omgeving is van belang vanuit ecologisch en recreatief oogpunt.
In het plangebied zijn onderdelen van de hoofdbomenstructuur aanwezig. Deze dienen in stand gehouden te worden en versterkt te worden. De Griftdijk behoort tot de hoofdbomenstructuur.
De percelen krijgen een landschappelijke uitstraling zodat deze in de omgeving geen apart element vormen. Om deze beeldkwaliteit te bewerkstelligen vormen de percelen groene kamers die onderling gescheiden worden door houtwallen. Deze houtwallen staan haaks op de Griftdijk. Er blijft een zekere mate van transparantie naar het achterliggende sportpark.
Uitgangspunt bij het ontwerp van het openbaar groen vormt het IBOR-niveau. Voor alle te handhaven en nieuw te planten bomen op het terrein geldt dat er voldoende boven- en ondergrondse ruimte moet zijn: