Plan: | Buitengebied Dorp Lent - 33 (Woning naast nummer 46) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP140W33-VG01 |
In de naaste omgeving van het plangebied liggen een aantal bedrijven/inrichtingen, waaronder een dakdekkersbedrijf. In het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Dorp Lent" heeft het perceel van het dakdekkersbedrijf de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de aanduiding "dakdakkersbedrijf". De gronden zijn uitsluitend bestemd voor het gebruik van die doeleinden als bij de aanduiding is aangegeven.
De aanwezige bedrijvigheid en de bestemming "Bedrijfsdoeleinden, dakdekkersbedrijf" ligt echter op een zodanige afstand van de woning, dat de planvorming hierdoor niet wordt beïnvloed.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
Uit deze bodemonderzoeken blijkt:
Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als woning. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
De nieuwe woningbouwlocatie naast Oosterhoutsedijk 68 ligt binnen de geluidszone van de spoorlijn Nijmegen-Arnhem. Uit akoestische berekeningen op basis van geluidsproductieplafond blijkt dat de geluidsbelasting op de bovenste verdieping 62 dB bedraagt, dat is 7 dB meer dan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder.
Voor het nog te ontwikkelen gebied Citadel zal een geluidsscherm langs het spoor worden aangelegd met een hoogte van 1,5 m ten opzicht van de bovenkant van het spoor. Dit scherm heeft ook een gunstig effect op de geluidsbelasting bij de nieuwbouwlocatie naast Oosterhoutsedijk 68. De geluidsbelasting zal met scherm dalen tot maximaal 55 dB. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder. Er zijn geen verdere procedures nodig.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:
ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Het plan betreft nieuwbouw van 1 woning aan de Oosterhoutsedijk. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. Het zal duidelijk zijn dit plan een verkeersaantrekkende werking zal hebben, die ruim onder bovenstaande grens blijft. Het plan is derhalve niet in betekenende mate (NIBM) en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Specifiek woningen worden niet genoemd.
Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Omdat woningen niet genoemd zijn, voldoet het plan aan het gestelde in het besluit. Overigens wordt bij de geplande woning geen grenswaarde voor stikstofdioxide en/of fijn stof overschreden.
De landelijke GGD heeft in de "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
Gemeente Nijmegen conformeert zich zoveel mogelijk aan deze landelijke niet-wettelijke GGD-richtlijn. De geplande nieuwbouw betreft geen gevoelige bestemmingen en voldoet daarmee ook aan dit aspect.
Conclusie: de regelgeving voor luchtkwaliteit verzet zich niet tegen het plan.
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden
Een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van toepassing zou zijn is in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.
Algemeen
In de nabijheid van het plangebied zijn er de volgende potentiële risicobronnen:
In de nabijheid van het plangebied zijn verder geen modaliteiten aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Ook zijn er geen hogedruk aardgasleidingen aanwezig.
Vervoer over het water
De planontwikkeling voorziet in de nieuwbouw van één woning. De invloed hiervan op het groepsrisico zal gezien de kleine schaal van het bouwplan en de afstand tot de Waal geen aanleiding geven tot een inhoudelijke toename van het groepsrisico. Het realiseren van het plan zal leiden tot een verwaarloosbare stijging van het groepsrisico.
Vervoer over de spoorlijn Nijmegen-Arnhem
Aan de oostzijde van het plangebied loopt de spoorlijn Nijmegen-Arnhem. Hierover is in principe vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk. Dit veroorzaakt echter nergens een overschrijding van het plaatsgebonden- of het groepsrisico.
In de nabijheid van het perceel zijn verder geen modaliteiten aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is.
Vanuit externe veiligheid zijn geen belemmeringen aanwezig voor de beoogde ontwikkeling.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.
Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.