Plan: | Nijmegen West - 13 (CPO Toekomstmuziek, Kerkstraat) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP11013-VG01 |
Initiatiefnemer, CPO vereniging Toekomstmuziek, heeft het initiatief genomen om een meergeneratie woongebouw te realiseren voor 10 huishoudens op het braakliggend perceel aan de Daniëlsweg in Hees, tussen het terrein van het huidige zwembad West en de Kerkstraat.
Doelstelling van de ontwikkeling is om levensloopbestendige woonruimte te realiseren voor een sociale, solidaire groep met gelijkgestemden. Een groep waarin elk individu een plek heeft én waarin je er voor elkaar kunt zijn. Samen leven in een woongemeenschap.
Leven in een woongemeenschap heeft onder andere de volgende voordelen:
Het betreft het perceel gelegen aan de Daniëlsweg in Hees, tussen het terrein van het huidige zwembad West en de Kerkstraat 5.
De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als gemeente Neerbosch, sectie H, nummer 5459. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 3064 m².
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Figuur 1: met rood omlijnd het plangebied.
Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen West. Dit bestemmingsplan is door de raad op 6 maart 2013 vastgesteld; het plan is op 23 oktober 2013 onherroepelijk geworden.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het vigerend bestemmingsplan, omdat ter plaatse van de gewenste ontwikkeling geen bouwvlak voor wonen is opgenomen.
Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit hoofdstuk gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestelde ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals onder andere externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische plan opzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
De planlocatie betreft een braakliggend perceel aan de Danielsweg in Hees, tussen het terrein van het huidige zwembad West en de Kerkstraat. De Danielsweg is op deze plaats afgesloten voor auto's en vormt i.c.m. een groenzone een doorsteek voor langzaam verkeer langs het terrein van het Sint Jozefklooster. De noord- en oostzijde van het perceel grenzen aan achtertuinen van woonpercelen aan de Kerkstraat en de Korte Bredestraat.
De ligging van de planlocatie is besloten en groen. De houtsingels en bomen op de randen van het perceel gaan over in het groen in de omgeving en geven het plangebied het karakter van een 'groene kamer'.
Het perceel is bereikbaar via een inrit over het terrein van Villa De Beuken (Kerkstraat 5). De Villa is een gemeentelijk monument en in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw. Aan de voor- en achterzijde wordt door de gebruikers van het bedrijfsverzamelgebouw geparkeerd.
Het perceel is aangekocht door CPO Toekomstmuziek, die op deze plek een woongebouw met 10 appartementen en gezamenlijke ruimte gaan realiseren in een collectieve tuin. Er wordt op eigen terrein in de parkeerbehoefte voorzien.
Hees kenmerkt zich historisch gezien door een lintstructuur van boerderijen, villa's en buitenplaatsen aan de belangrijkste wegen. Als onderdeel van de planvorming is cultuurhistorisch onderzoek verricht, dat laat zien dat ter plaatse van de huidige Danielsweg een oude dwarsstraat ('Dam') lag met woonpercelen. Het gemaakte bouwplan refereert naar de situatie zoals aanwezig tot de jaren '70 van de vorige eeuw, toen er op deze plek een groot woonblok stond van twee bouwlagen met een kap.
Het bouwplan is om de volgende redenen stedenbouwkundig wenselijk:
Besluit ruimtelijke ordeningMet ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Daartoe is een artikellid ingevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Per 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.
Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).
De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.
Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.
BehoefteHet plan is een toevoeging voor het woonmilieu aan de Kerkstraat. Het toevoegen van bijzondere woonvormen heeft een meerwaarde voor de wijk. De kwaliteit van het gebied neemt hierdoor toe. Ook levert deze ontwikkeling een bijdrage aan de realisatie aan het gemeentelijk woonbeleid.
Benutting van beschikbare gronden
Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied.
Provinciale Omgevingsvisie Gelderland In de Omgevingsvisie Gelderland (januari 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw.
Hoe draagt de provincie bij aan een toekomstbestendig Gelderland? De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
1. een duurzame economische structuur;
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland:
1. Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Zo heeft het Rivierenland andere regionale economische en culturele motoren dan de Stedendriehoek;
2. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
3. Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Denk aan cultuurhistorie, natuur, water, ondergrond.
Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.' Uitnodigingsplanologie is sturen op doelen en kwaliteit, niet op de exacte middelen.
Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.
Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
- past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
- hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
Omgevingsverordening Gelderland
De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2018). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.
Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie.
Structuurvisie Nijmegen 2013, kansen voor ontwikkeling tot 2030
De Structuurvisie 2013 geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de Structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de volgende speerpunten:
Coalitieakkoord 2018-2022, Nijmegen: samen vooruit
In het coalitieakkoord zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. De aandacht voor de woningbouwopgave in de Waalsprong en het Waalfront is onverminderd. We veranderen de beleidslijn door het 'nee, tenzij' beleid, waarbij we voornamelijk voorrang gaven aan ontwikkelingen in de Waalsprong en Waalfront, te veranderen in 'ja, mits' beleid. Daarbij zetten we op een stedelijk niveau in op een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. Daarbij is nadrukkelijk ook groei mogelijk voor de bestaande stad waarbij we zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft, waarbij we op geschikte locaties inzetten op extra sociale en middeldure huurwoningen. Daarbij hebben we ook blijvende aandacht voor de kwaliteit en binnenklimaat van woningen en de betaalbaarheid van de energierekening. De beleidswijziging van ja, mits vraagt om een uitwerking die gericht zal zijn op het bouwen naar behoefte en een ongedeelde stad. De extra opgave van sociale en middeldure huurwoningen verdelen we over de stad en Waalsprong.
Omgevingsvisie In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen. De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.
De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.
De Omgevingsvisie dient 4 doelen:
Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad: De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad is een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad intact en bovendien helpt verdichting om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.
Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.
Opgaven en ruimtelijke keuzes:
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.
Figuur 2: Opgaven en richtgevende keuzes
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling past binnen het/de hierboven genoemde beleid/wetgeving.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage oftewel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van de woningen kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.
Met de “Woonagenda subregio Nijmegen en omstreken 2020-2030" hebben we samen met de regio afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De gemeente Nijmegen heeft hierin als richtlijn het bouwen van 10.500 woningen tot 2030. Om dit te kunnen halen is een plancapaciteit van 130% nodig. Daarbij gaat het dus om totaal ongeveer 13.500 woningen. Dit is gebaseerd op het woningmarktonderzoek van Companen dat eind 2019 is opgeleverd. Daaruit blijkt een enorme kwantitatieve opgave. Kwalitatief is de opgave met name gericht op de betaalbare categorieën (sociale huur, middeldure huur en betaalbare koop).
Regionaal woningmarktonderzoek 2019
De woningmarkt van Arnhem-Nijmegen staat onder druk. De woningbehoefte is dermate groot dat een tempoversnelling in productie nodig is: van 3.100 woningen per jaar (realisatie 2015-2018) naar 3.400 tot 3.900 woningen per jaar. Dit is inclusief het inlopen van een groot deel van het actuele woningtekort. Het tekort is verhoudingsgewijs het grootst in de regio Nijmegen. Het zwaartepunt voor de korte termijn ligt op het zorgen voor voldoende nieuwbouw om in te spelen op de acute woningvraag. Op de regionale woningmarkt is er een mismatch tussen vraag en aanbod. Dit is vooral het gevolg van het groeiende aantal kleine huishoudens. Dit vertaalt zich in een behoefte aan gemaksvriendelijke kleine woningen, zoals appartementen. In de sociale huursector is er in de hele regio een transformatieopgave van traditionele rijwoningen naar kleinere woningen voor 1- en 2-persoonshuishoudens. In de koopsector spreidt de behoefte zich over verschillende categorieën en prijsklassen.
Demografische ontwikkeling Nijmegen
De komende jaren blijft de bevolking van Nijmegen groeien, daarover zijn alle prognoses het eens. Over hoe sterk die groei zal zijn, zijn er uiteenlopende scenario's, van 185.000 tot 195.000 inwoners in 2030. De toename zal het sterkst zijn bij de groep zeventig plus.
Woonbehoefteonderzoek 2019
Mede op basis van het driejaarlijks Woononderzoek Nederland (WoON2018) is de woningbehoefte in Nijmegen in beeld gebracht. Nijmegen kent een relatief groot woningtekort dat ligt dit op 7%, terwijl een tekort van circa 2% als acceptabel wordt gezien voor een goed functionerende woningmarkt. Er ligt een opgave om de zelfstandige woningvoorraad tot en met 2030 met ruim 10.000 woningen uit te breiden. Na 2030 neemt de vraag naar zelfstandige woningen iets af (als gevolg van de vergrijzing), maar blijft er een opgave om de voorraad uit te breiden.
Kwalitatief ligt de behoefte op het uitbreiden van de sociale woningvoorraad; met name behoefte aan appartementen. In de vrije sector huur richt de vraag zich ook met name op appartementen. In de koopsector is er vraag naar alle segmenten, grondgebonden woningen en appartementen, goedkoop, middelduur en duur. In de woonmilieus met veel functiemenging richt de kwalitatieve woningbehoefte zich sterk op appartementen (met name sociale huur en vrije sector huur). In de andere woonmilieus gaat de voorkeur naar grondgebonden koopwoningen uit. Vergroten van het aantal levensloopgeschikte woningen.
Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025
In samenhang met de Nijmeegse Omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.
Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één en tweepersoonshuishoudens, starters, lage- en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030.
De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de ov-knooppunten.
In Nijmegen bieden we ruimte voor bijzondere woonvormen. Het gaat dan om woonvormen die flexibel, tijdelijk of collectief van aard zijn. Een paar procent van de woningzoekenden zoekt woonruimte waarbij men voorzieningen in de woning deelt met andere mensen uit een woongroep. In de koopsector bijvoorbeeld via collectief particulier opdrachtgeverschap. Of in de huur via een woonvereniging.
Coalitieakkoord 2018-2022
In het coalitieakkoord Nijmegen “Samen Vooruit 2018-2022” zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven: bouwen aan een aantrekkelijke stad. We maken groei mogelijk en zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. We bouwen in deze periode 2000 (400 extra) sociale- en 1200 (500 extra) middeldure huurwoningen.
Planningskader wonen met zorg voor ouderen 2017
Met het planningskader wonen met zorg voor ouderen hebben we de behoefte voor sociale huur als het gaat om toekomstige huisvesting van ouderen en mensen met een beperking in kaart gebracht. Uitgangspunt van het planningskader is maximaal inzetten op het bouwen van levensloopgeschikte woonruimten.
Woonprogramma CPO Toekomstmuziek
Het woonprogramma bestaat uit een appartementengebouw van 10 appartementen. Het appartementencomplex met gemeenschappelijke ruimte wordt gerealiseerd als een CPO-project (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap).
Minimaal 50% van de aanstaande bewoners zal bestaan uit ouderen. Een deel van de toekomstige bewoners valt onder de categorie 'middeninkomen'. De toekomstige bewoners streven naar sociale cohesie en ondersteuning van elkaar. Duurzame gebruiksgoederen worden collectief benut.
Conclusie woonprogramma CPO Toekomstmuziek
Op basis van de Uitvoeringsagenda Wonen bieden we ruimte voor bijzondere woonvormen. Hierbij gaat het om woonvormen die flexibel, tijdelijk of collectief van aard zijn. Het woningbouwprogramma bestaat uit een appartementengebouw dat wordt gerealiseerd als een CPO-project. Dit type woningbouwproject past binnen de Uitvoeringsagenda Wonen.
In deze verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieu¬aspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Daarnaast wordt getoetst of kan worden voldaan aan de goede ruimtelijke ordening waarbij uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat met het zoveel als mogelijk in stand houden van bestaande rechten van bedrijven. Deze afweging is breder dan alleen het toepassen van de VNG publicatie en betreft ook de afweging van mogelijke hinder van bijvoorbeeld licht, spuitzones, elektromagnetische velden, etc.
In de directe nabijheid van het plangebied ligt het Sportfondsbad Nijmegen West. Dit open zwembad met ligweide valt volgens de VNG-publicatie in categorie 4.1 met een richtafstand van 200 meter tot aan woongebieden. Het plangebied ligt ruim binnen die afstand. Om deze reden is nader geluidonderzoek uitgevoerd (bijlage Tritium Advies, 9 februari 2022). Ook het kinderdagverblijf op de Kerkstraat 5 is meegenomen in het akoestisch onderzoek. Het plangebied is beoordeeld als gemengd gebied omdat het aan de zuidzijde grenst aan de maatschappelijke bestemming, aan de westzijde aan de gemengde bestemming met het kinderdagverblijf en aan de zuid-oost zijde aan het zwembad. Een geluidbelasting van 50dB(A) van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (Ar,RT) en een piekbelasting van 70 dB(A) (LAmax) is daarmee acceptabel in dit gebied volgens stap 2 van de VNG publicatie. Uit de resultaten van het geluidonderzoek blijkt dat de gevelbelasting door het kinderdagverblijf op de noord-oostzijde van de nieuw te realiseren appartementen onder deze waarden blijft. Aan de zuid-oostzijde van de appartementen waar de appartementen grenzen aan het zwembad is sprake van twee punten op de gevel waar het gemiddelde geluidniveau (Ar,TR) wordt overschreden. Om dit te verantwoorden is ook naar cumulatie van geluid gekeken in het plangebied. Hieruit blijkt dat de gecumuleerde maximale etmaalwaarde 54 dB(A) bedraagt. Hiermee is een acceptabel geluidniveau volgens stap 3 van de VNG brochure. Ook de indirecte hinder van het af- en aanrijden van verkeer is beoordeeld in het rapport. Ook hieruit blijkt dat kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Conclusie
Vanuit de milieuzonering is er geen belemmering voor de planontwikkeling.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.
De geprojecteerde appartementen liggen niet binnen de onderzoekszone van een weg. De wegen in de nabijheid van de woningen zijn wegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/u en dus niet gezoneerd.
Verder zijn de wegen in de nabijheid van de woningen wegen met een lage verkeersintensiteit omdat er zo goed als alleen bestemmingsverkeer overheen rijdt. De wegen leveren daardoor geen relevante geluidsbelasting op op de gevels van de woningen.
De Wet geluidhinder (Wgh) is ook van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een industrieterrein. De geprojecteerde appartementen raken de contourzone, maar liggen er feitelijk geheel buiten. Op het meest noordelijke puntje van de geprojecteerde geluidgevoelige bestemming zal de belasting 50,3 dB9A zijn (beoordeeld op 5 meter boven maaiveld).
De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd zonder dat er met betrekking tot het aspect geluid procedures nodig zijn. Verder worden er geen bijzondere eisen gesteld aan de geluidwering van de gevels van de woningen en ook niet aan de indeling. Uiteraard moeten de appartementen voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit.
Toetsing aan regelgeving
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
norm | ingangsdatum | ||
Jaargemiddelde grenswaarde NO2
|
40 ìg/m3 | 1 januari 2015 | |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
|
40 ìg/m3 | 1 juni 2011 | |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 |
1 juni 2011 |
Figuur 3: Tabel: luchtkwaliteit
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen. Voor PM2,5 geldt een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor het jaargemiddelde. De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 10 µg/m³ (WHO, 2006).
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.
De ontwikkeling betreft de realisatie van 10 appartementen aan de Danielsweg in Nijmegen. Voor dergelijk plan is geen sprake van een verslechtering van meer dan 3%. Het plan is daarmee NIBM.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het "Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
De woningen zijn geen gevoelige bestemmingen. Overigens wordt ter plaatse van het plangebied voldaan aan alle grenswaarden en wordt ook voldaan aan de grenswaarde van het WHO voor PM2,5 . In 2019 werd nog net niet voldaan aan de advieswaarde van 10 µg/m³ van het WHO (ter plaatse bedraagt het jaargemiddelde PM2,5 12 µg/m³)
Er zijn daarom geen bezwaren voor het plan wat betreft luchtkwaliteit.
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is een beoordelingskader opgenomen voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee)
Doorwerking plangebied
Omdat er in de directe omgeving van het plangebied geen agrarische bedrijven aanwezig zijn, vormt het aspect geur geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden binnen het invloedsgebied.
In de omgeving liggen geen bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken en een invloedsgebied over het plangebied hebben liggen. Alleen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal, het Maas-Waalkanaal en het spoor van Nijmegen naar Den Bosch zou in een zeer onwaarschijnlijk geval een effect kunnen hebben op de planlocatie. Dit zeer kleine risico is verantwoord in de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen uit 2014 op pagina 33.
Conclusie
Op grond van externe veiligheid is er geen belemmering voor de planontwikkeling.
Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn
Het onderzoek heeft plaatsgevonden aan de achterzijde van de villa. Uit dit onderzoek blijkt dat dat de bovengrond licht verontreinigd is met koper, kwik, lood, zink en PAK.
Bodemkwaliteit
Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:
Bij dit onderzoek zijn diverse deellocaties onderzocht. Hieronder zijn de resultaten van het onderzoek kort samengevat.
Deellocatie 1, asfalt- en puinverharding
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat de aanwezige asfaltverharding niet teerhoudend is. De puinlaag onder het asfalt is niet asbesthoudend. Verder blijkt dat de puinlaag licht verontreinigd is met lood, nikkel, zink, minerale olie en PAK. De zintuiglijk onverdachte bodemlaag onder het puin rondom de villa (0,4 – 1,0 m-mv) is licht verontreinigd met zink en matig verontreinigd met lood. De zintuiglijk onverdachte bodemlaag onder het puin op het zuid/oostelijke deel van de onderzoekslocatie is licht verontreinigd met zware metalen, minerale olie en PAK.
Deellocatie 2, ondergrondse brandstoftanks
Aan weerszijden van de ondergrondse tank is de zintuiglijk verdachte ondergrond vanaf 2,6 – 4,0 m-mv (zeer) sterk verontreinigd met minerale olie en plaatselijk ook sterk verontreinigd met xylenen. Betreffende de brandstoftank, deze ligt op het terrein van de beuken en valt daarmee buiten het plangebied. De onderliggende, zintuiglijk onverdachte bodemlaag vanaf 4,0 m-mv rondom de tank is niet verontreinigd met minerale olie, evenals de zintuiglijk onverdachte bodemlaag van 2,3 – 3,0 m-mv aan beide uiteinden van de tank. Aan de bovenzijde van de tank is de zintuiglijk verdachte grond sterk verontreinigd met minerale olie van 0,5 – 0,7 m-mv. De aanwezige verontreiniging is in horizontale richting niet volledig afgeperkt, in verticale richting is de verontreiniging voldoende afgeperkt. Het grondwater ter plaatse is licht verontreinigd met benzeen, xylenen en naftaleen en matig verontreinigd met minerale olie.
Op basis van het onderzoek wordt het totale volume sterk met minerale olie en vluchtige aromaten verontreinigde grond, rekening houdend met een verontreinigde bodemlaag van tenminste 0,8 meter, vooralsnog geraamd op ca. 48 m3. Het totale volume matig met minerale olie verontreinigd grondwater kan op basis van het onderzoek niet worden vastgesteld.
Deellocatie 3, grondhopen (5 stuks)
Verspreidt over het terrein liggen 5 grondhopen, welke bestaan uit matig humeus zand en een hoogte van gemiddeld 0,8 m+mv hebben. De grond is licht verontreinigd met zware metalen, PAK en/of minerale olie.
Deellocatie 4, parkeerkelder, opp. 675 m2
Hierbij zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK in de bovengrond aangetoond.
Deellocatie 5, overig terrein, opp. 4.325 m2
De puinhoudende bovengrond op het overig terrein en onder de grondhopen (0 – 1,5 m-mv) is asbesthoudend; in het onderzochte mengmonster zijn losse vezelbundels chrysotiel aangetoond. De puinhoudende bovengrond is tevens licht verontreinigd met lood en zink. De zintuiglijk onverdachte bovengrond rondom de villa is licht verontreinigd met lood, zink, minerale olie en PAK. De zintuiglijk onverdachte ondergrond rondom de villa (0,5 – 2,0 m-mv) is licht verontreinigd met lood en PAK, terwijl de zintuiglijk onverdachte ondergrond ten zuid(oosten) van de villa (0,5 – 1,9 m-mv) niet verontreinigd is met de onderzochte parameters. Het grondwater op het overig terrein is eveneens niet verontreinigd met de onderzochte parameters. In verband met de aanwezigheid van asbest in de bovengrond wordt een asbestonderzoek conform NEN 5707 geadviseerd.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat bij dit onderzoek geen asbest is aangetoond. Het onderzoek heeft plaats gevonden over de gehele locatie van de villa en de omliggende tuinen.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt in het overgrote deel van de grond(meng)monsters lichte verhogingen aan zware metalen, PCB, minerale olie en PAK zijn aangetoond. In een grondmengmonster is een sterk verhoogd gehalte aan lood vastgesteld. In het grondwater zijn geen verhogingen aangetoond.
De monsters van het sterk verhoogde grondmengmonster zijn separaat geanalyseerd op Lood. In grondmonster 12-2 van 0,2 tot 0,5 m-mv. is een sterk verhoogd gehalte aan lood aangetoond. In de overige monsters zijn licht verhoogde gehalten aangetoond.
Aangezien de verontreiniging beperkt van omvang is (circa 20 m3) en minder dan 25 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig is, werd een plan van aanpak bij het bevoegd gezag ingediend ter goedkeuring.
Samenvatting verontreinigingssituatie
Door Diseo B.V. is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd met het kenmerk: D2019-412, d.d. 16 juli 2019. Het plan van aanpak is opgesteld voor het saneren van de loodverontreiniging zoals beschreven in dit onderzoek. Dit plan van aanpak is niet van toepassing op de minerale olie verontreiniging.
Uit de analyseresultaten blijkt dat er één spot verontreinigd is met lood. De verontreiniging bij boring 12 is met name aanwezig in het traject van 0,2 tot 1,2 m-mv. De oppervlakte van de sterk en matige verontreiniging is circa 390 m2. Totaal is circa 20 m3 grond sterk verontreinigde met lood en circa 370 m3 matig verontreinigd met lood aanwezig. Opgemerkt dient te worden dat de verontreiniging alleen tot de perceelsgrenzen van de locatie in kaart is gebracht. Het is aannemelijk dat de verontreiniging is ontstaan voor 1987. Op grond hiervan is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Saneringsdoelstelling
Met betrekking tot de sanering zijn 2 rapporten van toepassing:
In het eerste rapport is de verontreiniging nog eens in kaart gebracht. In het tweede rapport is de doelstelling van de sanering , het verwijderen van de sterke lood verontreinig in de grond, geëvalueerd. De verontreiniging wordt als “oud geval” gezien. De terugsaneerwaarde voor de bodem was minimaal 530 mg/kg.ds (gecorrigeerde interventiewaarde) voor lood. De opdrachtgever wilde alleen de sterke verontreiniging en de matige verontreiniging niet ontgraven. De Gemeente Nijmegen heeft ingestemd met de resultaten van de sanering. De sterk verontreinigde grond is in 2020 ontgraven en afgevoerd naar een erkende verwerker. De sanering is onder milieukundige begeleiding uitgevoerd. De onderliggende bodem is met controlemonsters uitgekeurd op lood. De aanvulgrond voldoet aan de kwaliteitsklasse wonen.
Conclusie
Op de locatie is geen ernstige bodemverontreiniging meer aanwezig. De beperkte verontreiniging met lood is gesaneerd. De doelstelling van de bodemsanering was om de locatie geschikt te maken voor de beoogde functie en de bouwactiviteit.
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.
Algemeen
Het plan behelst de aanvraag voor de nieuwbouw van een appartementencomplex op de kadastrale percelen Neerbosch H 5458 en Neerbosch H 5459. Er is een toename van ongeveer 750 m2 verhard oppervlak.
Het plangebied ligt in de wijk Hees en maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het hoofdbemalingsgebied De Biezen. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023 en de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) relevant. Er vinden wel wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Het beleid van het Waterschap Rivierenland is beschreven in het "waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten". Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.
Oppervlaktewater
In of in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.
Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.
Riolering/ hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Kerkstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer'.
Figuur 4: Ligging gemengd riool
Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Van die verplichting kan afgeweken worden als de gemeente het afstromende hemelwater in openbare hemelwatervoorzieningen kan en wil ontvangen. Voor dit plan is dat niet het geval. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant 'Duurzaam bouwen in het KAN' (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.
Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn. De nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke bouwaanvraag.
Er is sprake van een toename in verhard oppervlakte. Hiervoor dient in principe compenserende waterberging gemaakt te worden. Aangezien het plan ligt in het droge gedeelte van Nijmegen hoeft geen compenserende waterberging gemaakt te worden.
Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.
Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Het verdient aanbeveling afvalwater en hemelwater per woning of bedrijf via eigen aansluitingen op de riolering af te voeren. Hemelwater uiteraard alleen bovengronds, na overloop uit een infiltratievoorziening die conform de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' is. Het verdient tevens aanbeveling goede afspraken te maken over de afvoer van afvalwater en hemelwater over de percelen van derden als die situatie zich voordoet en die afspraken goed vast te leggen. Voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en hemelwater dienen op particulier terrein te liggen. In alle voorzieningen moet op particulier terrein een controleput geplaatst worden. Inpandige controleputten zijn toegestaan.
Let bij gescheiden stelsels op dat foutieve aansluitingen voorkomen worden omdat deze de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden.
Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde houtopstanden.
Daarom is door Ecolybrium een ‘Quickscanonderzoek Ecologische Waarden’ opgesteld (20 juli 2021). Hiervoor heeft op 13 juli een veldbezoek plaatsgevonden.
De onderzoekslocatie bestaat uit een braakgemaakt terrein, welke is ingezaaid met een gemengde bloemenmix. Het merendeel van deze bloeiende kruiden betreft uitheemse soorten. Er groeien wel enkele inheemse soorten zoals kruisdistel en akkerdistel. Voorheen bestond het terrein uit een meer natuurlijke begroeiing, waarbij diverse bomen en struiken groeiden. Het terrein is voor de aankoop vrijgemaakt van deze begroeiing, voor onder meer archeologisch en een explosieven onderzoek.
Beschermde gebieden (Natura2000)
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992.
De afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’ – ten noorden van het plangebied - bedraagt circa 2,2 kilometer.
Figuur 5: Uitsnede programma Aerius Calculator met daarop het plangebied weergegeven ten opzichte van Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’
Ten behoeve van het plan zullen bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Met de inwerkingtreding van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) per 01 juli 2021 heeft de wetgever een gedeeltelijke vrijstelling mogelijk gemaakt van de natuurvergunningplicht voor het aspect stikstof voor activiteiten van de bouwsector. Deze vrijstelling geldt voor bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten waarvan de emissies tijdelijk en beperkt zijn. Daarbij inbegrepen zijn de voertuigbewegingen die onlosmakelijk verbonden zijn aan deze activiteiten. De wetgever verwacht wel van initiatiefnemer een inspanningsverplichting om bij bouw- en sloopwerkzaamheden gebruik te maken van zo schoon mogelijk materiaal. In het licht van deze vrijstelling voor de bouw- en sloopwerkzaamheden is een berekening van stikstofemissie en bijbehorende stikstofdepositie voor de aanlegfase niet vereist. Het is immers aannemelijk dat door het tijdelijk karakter van de emissies door bouwactiviteiten de stikstofemissie op landelijk niveau gelijk blijft en slechts een klein aandeel vormt van de totale stikstofdepositie, te weten circa 1,3 procent van de stikstofdeken.
Ten behoeve van het plan is op 29-09-2021 door Van Empel Milieu advies een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd vanwege de beoogde gebruiksfase. Uit de rekenresultaten van Aerius Calculator 2020 blijkt dat er ten gevolge van de beoogde planontwikkeling geen stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden plaatsvindt. Derhalve zijn significante negatieve effecten op de stikstofgevoelige habibtattypen uit te sluiten. Een vergunning in het kader van de Wnb is derhalve niet benodigd.
Verder is er tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied een grote diversiteit aan gebouwen gelegen welke het plangebied van het Natura 2000-gebied scheidt zowel fysiek als in zicht. Dit sluit andere effecten, naast stikstofdepositie, op het Natura 2000-gebied uit.
Beschermde soorten
De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.
De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij-principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.
Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.
Door Ecolybrium is een ‘Quickscanonderzoek Ecologische Waarden’ inclusief veldbezoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat:
Daardoor wordt geconcludeerd in de quickscan dat de voorgenomen ontwikkeling uitgevoerd kan worden zonder in overtreding te zijn van de verbodsbepalingen uit de Wet Natuurbescherming.
Provinciaal beleid
Omgevingsvisie en –verordening Gelderland
In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie zijn de waardevolle natuurgebieden opgenomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. In de verordening is het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd.
Doorwerking plangebied
Het plangebied ligt op circa 2,2 kilometer afstand van het Gelders deel van Natuurnetwerk Nederland (GNN) en tevens van de Groene Ontwikkelingszone (GO). De provincie heeft geen doelstellingen voor gebieden die buiten het Natuurnetwerk Nederland liggen. Ruimtelijke ontwikkelingen die geen significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Nederland mogen plaatsvinden.
Er is geen sprake van externe werking. De voorgenomen ontwikkeling tast de kernkwaliteiten van het GNN dan ook niet aan en past binnen het beleid van de provincie Gelderland. Het afwegingskader EHS hoeft niet te worden doorlopen. De Omgevingsvisie en -verordening zijn wat dat betreft niet van toepassing.
Gemeentelijk beleid
Coalitieakkoord 2018- 2022, Nijmegen: samen vooruit
Inwoners en toekomstige inwoners van Nijmegen stellen hogere eisen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de kwaliteit van de leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Een groene gemeente met goede voorzieningen en een aantrekkelijke stedelijke woon- en leefomgeving heeft de toekomst. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor de gemeente Nijmegen een prioriteit. Bij de inrichting dient oog te zijn voor het gebruik van het groen en voor de ecologische waarde. Daarnaast wil de gemeente een overheid zijn die inwoners en organisaties de ruimte biedt de eigen leefomgeving vorm te geven.
Topindicator groen (2010)
In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator “binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen” vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. De gemeente past de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid.
Voorliggende ontwikkeling maakt aan de Daniëlsweg tussen zwembad West en Kerkstraat 5 een appartementengebouw mogelijk. De locatie is gelegen in een groen stuk van Nijmegen. Zo bevindt zich direct aan de voorzijde van het beoogde gebouw het Planetenpark. Dit park sluit direct aan aan het Dorpspark Hees.
Derhalve wordt bij de bouw van deze appartementen voldaan aan de Topindicator Groen.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houdt de gemeente dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de hoofdgroenstructuur. Direct ten zuiden van het plangebied ligt de enkelbestemming Groen (bestemmingsplan: Nijmegen West, 2013-10-23). Echter, deze wordt door het plan niet beïnvloed. Door het plan wordt een deel van de enkelbestemming Gemengd omgezet naar Wonen.
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen". Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegse bomenbestand door middel van behoud én ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling worden geen bomen gekapt en de ontwikkeling heeft geen invloed op de hoofdbomenstructuur.
Ecologie van de stad
“De bijzondere ligging van Nijmegen op een kruispunt van het rivierengebied, de hogere zandgronden en het stuwwallencomplex zorgt ervoor dat niet alleen rondom Nijmegen, maar ook binnen de stadsgrenzen een verscheidenheid aan leefmilieus voor planten en diersoorten aanwezig is. Nijmegen heeft de ambitie om bij nieuwe ontwikkelingen kansen voor natuur te benutten. Door het nemen van inrichtings- en beheermaatregelen kan de ontwikkeling leiden tot een verbetering van de biodiversiteit. Met name in aansluiting op plassen en watergangen. De biodiversiteit kan worden gestimuleerd door het maaiveld in te richten en te beheren als bloemrijk grasland met plukjes struweel. De beplanting dient bij voorkeur te bestaan uit een menging van inheemse soorten. Deze maatregelen komen ten goede aan onder andere insecten, kleine zoogdieren en vogels. “
Bij nieuwe ontwikkelingen zoals voorliggend plangebied ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Ook met de ontwikkeling van dit plan wordt gekeken naar de kansen voor natuur in de stad. Hier wordt op ingespeeld door onder andere het:
Figuur 6: Inrichtingsplan toekomstige situatie
Ecologische structuren, hotspots en wijkspots
De gemeente heeft de ecologische structuren, ecologische hotspots en ecologische waardevolle wijkspots in de wijk in Nijmegen in kaart gebracht. Ecologische structuren laten de relaties zien tussen natuurwaarden in de stad en natuurwaarden om de stad. Soorten kunnen zich hierlangs verplaatsen en hebben zo een gevarieerd leefgebied tot hun beschikking.
Figuur
7: Ecologische structuur Nijmegen met ligging van het plangebied (rode stip)
Het plangebied ligt niet in of nabij een waardevolle ecologische hotspot of structuur. Sterker nog het gebied ligt op de grens van de gebieden die geclassificeerd zijn als ‘relatief lage’ of ‘gemiddelde’ natuurwaarden. Daarmee heeft de ontwikkeling die in het plangebied mogelijk wordt gemaakt geen (negatieve) invloed op de ecologische structuur van Nijmegen.
Stad en Natuur: klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen
Bij nieuwe ontwikkelingen zoals dit plangebied ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Op 14 november 2018 heeft de gemeenteraad de motie Natuurinclusief bouwen aangenomen.
Natuurinclusief bouwen
Natuurinclusief bouwen is een verzamelterm voor tal van maatregelen en manieren om natuur te integreren bij de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen. Door natuurinclusieve maatregelen wordt de leefomgeving voor gebouwbewonende diersoorten verbeterd en de biodiversiteit bevorderd. Onderdeel van natuurinclusief bouwen is bijvoorbeeld de toepassing van kruidendaken op de platte daken van nieuwbouw of het voorzien van nestelgelegenheden.
De bouwwijze en tuininrichting in dit plan zijn natuurinclusief onder andere door de realisatie een groen dak op de gemeenschappelijke ruimte, ingebouwde nestplaatsen voor vogels en vleermuizen en de realisatie van een vogel- , egel- en insectenvriendelijke tuin.
Groen en klimaat
Dat het klimaat verandert zien we terug in allerlei verschijnselen. Het weer fluctueert zoals het dat nooit eerder gedaan heeft. Langdurige hitteperiodes, periodes van droogte met (te) lage waterstanden, hevige regenbuien en meer stormen.
Het grootste gedeelte van wat we nu bestemmen, ontwerpen en vergunnen in de openbare ruimte is ervoor bedoeld om de komende 20, 30, 40 en 50 jaar er nog steeds te staan en goed te functioneren. We willen een plaats creëren waar mensen nu en in de toekomst graag zijn en verblijven.
Door de klimaatsveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen en ongemakken in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast, de temperatuurstijging veroorzaakt hitte eilanden in overmatig stenige omgevingen, door het fijnstof probleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten en door de droogte wortelen bomen hoger wat opdruk veroorzaakt of vallen ze zelfs om bij stormen.
Het voorliggende plan betreft een inbreidingslocatie. Op een braakliggend terrein wordt een appartementengebouw gerealiseerd. Ondanks dat dit een toevoeging van bebouwing en verharding betreft, wordt dit op een klimaatadaptieve wijze gedaan. Zo wordt er bewust gekozen voor ruimte voor groen in het ontwerp, door onder andere de aanleg van een groen dak op de 1e verdieping van de gemeenschappelijke ruimte, het gebruik van halfverharding en de aanplant van nieuwe bomen in de tuin. Groen zorgt voor verkoeling door middel van schaduwwerking en verdamping. Daarnaast vangt groen fijnstof en andere vervuilende stoffen in de lucht af. Ook heeft groen een functie om wateroverlast tegen te gaan, groen neemt namelijk water op en groenstroken zorgen er voor dat water kan infiltreren in de bodem.
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren. Deze wetgeving gaat opgenomen worden in de Omgevingswet.
De Erfgoedwet 2016 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
Gemeentelijk beleid
Erfgoedverordening
De aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten en gemeentelijke beschermde stads- en dorpsgezichten geschiedt op basis van de gemeentelijke Erfgoedverordening Nijmegen 2021. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
Aandachtslijst Cultureel Erfgoed
De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Diverse gebouwen en objecten in Hees staan op de aandachtslijst.
Nota Cultureel Erfgoed
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15-5-2013).
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kunnen we niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De beleidskaart is onderdeel van de gemeentelijke Omgevingsvisie (2020).
Figuur 8: Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart met groen gemarkeerd de ligging van het plangebied.
Het betreffende bestemmingsplangebied 'valt binnen gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. In deze gebieden is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en / of cultuurlandschap. Bij de bebouwing gaat het niet zozeer om de architectuur en het beeld, maar om het silhouet, zoals de situering, de nok- en goothoogte en de nokrichting. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen.
In deze gebieden zijn cultuurhistorische waarden een middel om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kwaliteit te geven en de identiteit van een gebied herkenbaar en het verleden zichtbaar te houden en te versterken. Er is daarom veel aandacht voor cultuurhistorie bij ruimtelijke plannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, maar worden afgestemd op het karakter van het gebied.
Cultuurhistorische analyse
Het plangebied kent een rijke geschiedenis. Voordat de huidige villa De Beuken werd gebouwd stond op het perceel een aanzienlijk buitenhuis met de naam De Koepel. Het bestond uit een groot herenhuis, een erf, een tuinmanshuis, een zomerhuis, tuinen met vruchtbomen, bloemhout en grachten. Er zijn geen afbeeldingen bekend van de tuinen rond De Koepel maar uit verschillende advertenties waarin het goed te koop wordt aangeboden blijkt het om een weelderige tuin te gaan.
Figuur 9: Advertentietekst uit de Opregte Haarlemse Courant van 25 november 1861
Figuur 10: Foto Regionaal Archief uit 1910 Huize De Koepel met op de voorgrond het nu nog bestaande weggetje De Dam
Het dorp Hees was in de negentiende eeuw een geliefde woonplaats voor welgestelden en aan de Kerkstraat lagen dan ook meerdere buitenverblijven omgeven door weelderige tuinen. Rechts van De Koepel lag het buitengoed Andelshof, waar later het St. Jozefklooster zou worden gebouwd.
In 1913 werd het hoofdgebouw van het buitengoed gesloopt en werden de huidige villa De Beuken, plus een tuinmanswoning en een schuur, gebouwd naar een ontwerp van de architect E. Verschuyl uit Hilversum. Hij bouwde een ruime villa met een schilderachtige opzet in nieuw-historiserende trant met invloeden van de Engelse landhuisstijl. Karakteristiek zijn het vakwerk van de topgevels en de dakkapellen en de toepassing van ramen met veelruits bovenlichten. Het pand heeft een sobere bouwmassa die wordt bekroond door een hoog dak met een kleine dakruiter en markante schoorstenen.
Figuur 11: Villa De Beuken in 1930 & 2021 en de bebouwing aan de Dam.
De velden met tuinderijen en akkertjes achter het bebouwingslint aan de Kerkstraat werden ontsloten door smalle landweggetjes, die loodrecht op de Kerkstraat stonden. Naast villa De Beuken liep De Dam, waaraan tuinderijen en ook een aantal huizen waren gelegen. Ter hoogte van het plangebied stond, direct aan het weggetje, een groot dubbel woonhuis. Het weggetje bestaat nog steeds, het is het huidige voet- en fietspad dat in de volksmond het Daniëlspad wordt genoemd. Ter plaatse van het voormalig huis is nu een park.
Na WOII wordt op enige afstand ten oosten van het plangebied de wijk Heseveld gebouwd. De landerijen en tuinderijen van Hees verdwijnen geleidelijk. De directe omgeving van het plangebied behoudt een groen karakter omdat deze wordt ingericht als park.
Figuur 12: Uitsnede topografische kaart van 1930 met omcirkeld villa De beuken. De stippellijn geeft De Dam met de direct daaraan gelegen bebouwing weer. Rechts het plangebied en omgeving op de luchtfoto uit 1949. Lichtgroen = bestemmingsplangebied, rood = Kerkstraat, lichtblauw = De Dam / huidige Daniëlspad, de punt van de oranje pijl wijst naar de bebouwing aan De Dam.
Cultuurhistorische waarden in het plangebied
De cultuurhistorische waarden in de gemeente Nijmegen zijn vastgelegd op de cultuurhistorische waardenkaart (opgesteld door RAAP 2021). De waardenkaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplangebied en omgeving ziet de kaart er als volgt uit (groen omcirkeld):
Figuur 12: Uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart met de ligging van het plangebied in de groene cirkel en ingezoomd op het plangebied. Rode lijn = weg voor 1832, paarse lijn = weg voor 1940 (gestippeld is verdwenen), gele stippellijn = pad voor 1832 (verdwenen), huissymbool=historische nederzettingslocatie ( rood = bestaand (De Beuken) / oranje = verdwenen (op het perceel een tuinmanswoning, aan De Dam een dubbele woning)), boom = cultuurhistorisch waardevolle boom, paars gestippeld = cultuurhistorisch waardevolle tuinaanleg, roze=jonge buitenplaats, groen gearceerd = cultuurhistorisch waardevol bos
Beschermde objecten
In het bestemmingsplangebied bevindt zich de onderstaand monument:
Kerkstraat 5 villa De Beuken gemeentelijk monument
Er bevinden zich binnen het plangebied geen panden die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed staan.
Cultuurhistorisch waardevolle structuren
In of direct grenzend aan het plangebied zijn onderstaande cultuurhistorisch waardevolle structuren aanwezig:
Cultuurhistorische waarden in de bestemmingsplanherziening
Met de bestemmingsplanherziening wijzigt het aanzicht van de Kerkstraat niet of nauwelijks. Ook het aanzicht van de beschermde villa wijzigt niet. In de voormalige achtertuin van de villa komt een klein appartementencomplex. Het complex wordt toegankelijk door de reeds bestaande oprit een de oostzijde van de villa. De bebouwing die wordt mogelijk gemaakt sluit wat betreft schaal aan bij de bestaande karakteristiek van gemengde bebouwing van villa's en boerderijen met kappen aan de Kerkstraat. De bouw van het appartementengebouw parallel aan de Dam roept verre herinneringen op aan de bebouwing die eens aan de dwarsdammen aan de Kerkstraat stond.
Vanuit cultuurhistorie zijn er geen bezwaren tegen de bestemmingsplanherziening.
Rijksbeleid
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek en de eventuele op te leggen maatregelen dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1-7-2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.
Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet. Dit komt er op neer dat tenzij dit reeds in een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is vastgelegd, er ten minste in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Gemeentelijk beleid
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologiesparend bouwen te bekijken.
Bestaande archeologische waarden in het plangebied
Het plangebied Kerkstraat 5 kende vooraf een Waarde Archeologie -3.
Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.
Onderzoeken en aangepaste waarden archeologie in het plangebied
Vooraf was er in het plangebied zelf geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. De waarde 3 was gebaseerd op het feit dat het plangebied in de historische kern van het voormalige dorp Hees ligt. Het plangebied maakte in het verleden deel uit van het voormalige landgoed De Koepel.
Op basis van onderzoeken in de omgeving van het plangebied is bovendien gebleken dat eveneens archeologische resten uit de Bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen zouden kunnen worden verwacht.
Om na te gaan hoe de situatie binnen het plangebied concreet was en om daarmee te kunnen bepalen of dit van invloed is op de haalbaarheid van het plan, is in juli 2021 een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven uitgevoerd.
In het plangebied is één behoudenswaardige vindplaats aangetroffen. Het betreft grondsporen in de vorm van (paal)kuilen, greppels en een sloot van de tuin of het erf van voormalig buitenhuis de Koepel. Daarnaast heeft er mogelijk een vijver in het plangebied gelegen. Op basis van het vondstmateriaal dateren de archeologische resten uit het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw.
De archeologische resten in het plangebied houden waarschijnlijk verband met de tuinaanleg en het erf van het voormalige buitenhuis de Koepel. Het buitenhuis zelf is reeds in de vroege 20e eeuw gesloopt, resten hiervan zijn niet aangetroffen.
De bevindingen van het uitgevoerde onderzoek zijn verwerkt in een eindrapport:
De gemeente Nijmegen onderschrijft de resultaten van het onderzoek. De gegevens legitimeren de vigerende Waarde Archeologie – 3.
Bestemmingsplanregels
Voor het hele bestemmingsplangebied blijft de dubbelbestemming Waarde Archeologie - 3 gelden.
Bovendien heeft de gemeente Nijmegen met het Selectiebesluit Archeologie d.d. 15 september 2021 bepaald dat in het kader van de geplande ontwikkeling nader onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit onderzoek dient te bestaan uit een Definitief Onderzoek (opgraving) binnen de contour van het geplande appartementengebouw.
Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet
Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.
Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):
Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).
Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied ligt kadastraal gezien aan de Kerkstraat, het gemotoriseerd verkeer wordt via de Kerkstraat en de Korte Bredestraat aan de Wolfskuilseweg ontsloten. De Kerkstraat en de Korte Bredestraat functioneren als een erftoegangsweg binnen een 30km/u zone.
De Wolfskuilseweg is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom.
Langzaam verkeer
Het plangebied wordt voor de voetganger en fietser vanuit de Danielsweg en de Kerkstraat ontsloten.
De Kerkstraat is een erftoegangsweg waarbij er menging van het verkeer is, voor de voetgangers is een aparte infrastructurele voorziening aanwezig.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen aan de Paul Krugerstraat. Deze bevinden zich op ca. 650m. loopafstand.
Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde nota “Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030” en “Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets”.
De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad "sterk stedelijke” en het plangebied 'Kerkstraat, Nijmegen West – 13 CPO Toekomstmuziek' valt in gebied "Rest bebouwde kom".
De appartementen zullen onder de dure sector koop vallen, waarbij een norm van 1,5 parkeerplaats geldt per appartement. In totaal zullen dus minimaal 15 parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Deze ruimte is beschikbaar.
Om de verkeersveiligheid te vergroten richten we onze wegen, waar mogelijk en wenselijk, in als 30 km/u straten, belangrijke voorwaarde hierbij is dat de auto-intensiteit voldoende laag is. Dit is verwoord in het Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 'Nijmegen Goed op Weg'.
Op de wegen binnen de bebouwde kom geldt voor de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen een maximum snelheid van 50 km/u. Voor de overige wegen binnen bebouwde kom geldt 30 km/u.
Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg, binnen bebouwde kom, hiervoor geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.
De 10 appartementen leiden tot 67 m.v.t. bewegingen per dag.
10x6.7=67 m.v.t. bewegingen.
Het plangebied ligt kadastraal gezien aan de Kerkstraat, het gemotoriseerd verkeer wordt via deze straat aan de Wolfkuilseweg ontsloten.
De verkeersgeneratie leidt niet tot capaciteitsproblemen op de hier bovengenoemde wegen.
Het plan is besproken met de Brandweer Gelderland-Zuid. Het advies is bijgesloten als bijlage in de toelichting. Op 3 februari is per email aangegeven, voor zover relevant voor de ruimtelijke uitgangspunten, dat:
De brandweer ziet geen bezwaren tegen woningbouw op deze locatie.
Het plangebied is verdacht op dumpmunitie:
Figuur 13: Verdachte locatie dumpmunitie
Het pand op deze locatie is in de oorlog gevorderd geweest, waarbij het uitgangspunt is dat er rondom het gebouw afvalkuilen aanwezig kunnen zijn met achtergelaten munitie.
Het gebied is verdacht op:
Verdachtgebied dumpmunitie gevorderde panden
Maximale diepte waarop deze artikelen aangetroffen kunnen worden is ongeveer 2 meter beneden maaiveld.
Grondroerende werkzaamheden die binnen het plangebied uitgevoerd gaan worden in na de oorlog ongeroerde grond dienen onder OOO-condities plaats te vinden.
Dit kan in de vorm van onderzoek door een opsporingsbedrijf voorafgaande aan de werkzaamheden of door begeleiding van de werkzaamheden.
Uit de directe omgeving zijn enkele vondsten bekend van achtergelaten munitie-artikelen, deze dateren van 1945 en 1981.
Figuur 14: uchtfoto van 16 april 1945 zijn op het achterterrein indicaties te zien van graafactiviteiten.
Kabels en rioolleidingen vormen voor de planontwikkeling geen belemmering.
Nijmegen als duurzame stad is een van de 4 hoofdopgaven van de Omgevingsvisie. We hebben de ambitie om voorop te lopen op het gebied van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. We gaan uit van duurzaam grondgebruik, waarbij ontwikkelingen waarde aan de stad toevoegen en een bijdrage leveren aan het oplossen van onze grote opgaven. Circulair bouwen, klimaatadaptatie, natuurinclusief bouwen en energieneutraal zijn, zijn hierbij centrale (samenhangende) thema's die ook elders in de stad vorm krijgen.
De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050).
Circulaire stad
De regio Arnhem-Nijmegen wil zich profileren als circulaire regio. Dit uit zich onder meer in de met het Rijk afgesloten woondeal waarin nadrukkelijk deze groene ontwikkeling aan de groeiopgave van de regio gekoppeld is.
In de nieuwe woningbouwplannen spannen wij ons in om minimaal 25% circulair te laten ontwikkelen. Vanaf 2030 wil de regio minimaal 50% circulair bouwen om uiteindelijk in 2050 te komen tot een circulaire leefomgeving. We streven daarom naar circulaire woningbouw, het liefst met gebruik van hernieuwbare organische bouwmaterialen (bijvoorbeeld hout, vlas, schapenwol etc.). We gebruiken de GPR methodiek als ontwerptool en beoordelingsmethodiek om de duurzaamheid van gebouwen in beeld te brengen.
Onze ambitie is om van de bouw een drijvende kracht te maken voor de circulaire economie. Daarom hebben we ons ook aangesloten bij de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen. We willen laten zien dat het grootschalig circulair en conceptueel bouwen van woningen niet ten koste gaat en mag gaan van snelheid en betaalbaarheid. Daarbij zijn er verschillende manieren om circulair bouwen in te vullen:
Klimaat adaptief
Nijmegen ligt in een kwetsbaar landschap dat gevoelig is voor hitte, droogte en wateroverlast. Klimaatverandering heeft bijvoorbeeld effect op piekbuien. Plekken in de stad met dichte bebouwing zijn gevoelig voor hittestress. Samen met partners in de regio, zoals gemeenten, provincie, waterschapen en vele andere organisaties, werken we daarom aan een regionale adaptatie strategie om een klimaatbestendige regio te zijn. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. De regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.
https://climadapserv.maps.arcgis.com/apps/MapSeries/index.html?appid=141dc8934ba849cf
b1dac
8
e8da5a94e3
Water, droogte en hitte
De opgave voor een klimaatbestendige wijk vraagt om een integrale blik waarbij de combinatie van inrichting, architectuur, (bodem)infrastructuur en beplanting zorgen voor een aangenaam klimaat. Concreet gaat het bijvoorbeeld om de situering van gebouwen voor schaduwwerking, keuze van materialen, het beperken van verharding en de keuze van het type verharding, wortelruimte en kwalitatief goede grond voor planten en bomen, groene daken en natuurlijk de waterhuishouding.
Denk bijvoorbeeld aan maatregelen als:
Natuurinclusief bouwen
In de Omgevingsvisie kiezen we voor natuurinclusief bouwen. We nemen de natuur vanaf het begin mee bij de planontwikkeling en gaan uit van de gebiedsspecifieke kansen. Dat betekent dat nieuwe ontwikkelingen bewust ruimte creëren voor natuur, in de groenstructuur en bij/in gebouwen. Natuurinclusief bouwen is een van de maatregelen om die ambitie te realiseren. Dit is niet alleen goed voor de flora en fauna, maar ook voor klimaatadaptatie en de belevingswaarde van toekomstige bewoners. We bouwen hiervoor voort op de Toolbox Natuurinclusief Bouwen en Ontwikkelen die we voor de Waalsprong en het Waalfront hebben opgesteld. Kijk in de paragraaf Groen voor een nader uitwerking van natuurinclusief bouwen.
De bouwwijze en tuininrichting is natuurinclusief, waaronder een groen dak op de gemeenschappelijke ruimte; ingebouwde nestplaatsen voor vogels en vleermuizen; vogel- , egel- en insectenvriendelijke tuin.
Energieneutraal
Nijmegen heeft de ambitie om uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij te zijn. Energiebesparing is een eerste vereiste om de energievraag te minimaliseren. Daarnaast zitten er kansen in het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.
Energiebehoefte beperken
Vanaf 1 januari 2021 is bijna energie neutrale bouw (BENG) de norm. De energiebehoefte van een gebouw bestaat uit de warmte- en koudevraag en kan in kaart worden gebracht met een energiescan. De energiebehoefte wordt bepaald door een samenspel van factoren, zoals de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting, de aanwezigheid van koudebruggen, de vorm (geometrie), de ligging en de bezonning van een gebouw. Hierbij kan ook onderzocht worden of oververhitting in een gebouw een probleem kan zijn en hoe de ventilatie geoptimaliseerd kan worden.
Hernieuwbare energie opwekken
De resterende energiebehoefte kan (deels) worden opgewekt met zonne-energie. Nijmegen heeft de ambitie dat alle geschikte daken vol liggen met zonnepanelen. Naast de standaard zonnepanelen komen er steeds meer opties op de markt, denk aan geïntegreerde zonnedaken en -gevels en zonnedakpannen.
Op het dak worden zonnepanelen aangebracht.
Aardgasvrij
Per 1 juli 2018 moeten nieuwbouwwoningen aardgasvrij zijn. Het gaat om alle nieuwbouwwoningen die op of na 1 juli 2018 worden ingediend voor een omgevingsvergunning. Alternatieven voor verwarmen met aardgas zijn aansluiten op het warmtenet (indien mogelijk) of verwarmen met een warmtepomp of infraroodpanelen. In het gebied is geen warmtenet aanwezig. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor een Warmte-Koude opslagsysteem. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele nabijgelegen andere gebruikers van bodemwarmte en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem in ogenschouw genomen moeten worden. Een bijkomend voordeel van een WKO is dat de woning hiermee in de zomer kan worden gekoeld.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is.
Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de welstandsnota.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Onder het kopje algemene regels zijn de regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Hierbij gaat het om de volgende bepalingen:
Enkelvoudige bestemming
Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. Daarnaast zijn aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, dat geheel mag worden bebouwd. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Aan- en uitbouwen en erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan.
Waarde - Archeologie 3
In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming, een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 9,00 m +NAP dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Deze dubbelbestemming beslaat het gehele plangebied.
Algemene aanduidingsregels
Behalve bestemmingen en een dubbelbestemming zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen de dubbelbestemming met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel op de verbeelding als in de planregels voor.
In dit bestemmingsplan komen verschillende functie- als gebiedsaanduidingen (bouwvlakken, maatvoeringsaanduidingen (maximum goot- en bouwhoogte) voor.
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregel.
De gemeentelijke kosten ten gevolge van deze ontwikkeling worden middels het heffen van leges in rekening gebracht bij de initiatiefnemer.
Uit de gevraagde herziening van het bestemmingsplan kan schade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening om welke reden er gerede twijfel bestaat over de vereiste economische uitvoerbaarheid van de gevraagde planologische maatregel. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor initiatieven planschade betaalt. Om die reden is in een overeenkomst opgenomen dat de initiatiefnemer zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren.
Voor dit bestemmingsplan is op 16 februari 2022 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken van donderdag 3 maart 2021 tot en met woensdag 14 apriil 2021 ter visie gelegen. De tervisielegging is gepubliceerd op woensdag 2 maart 2022. Gedurende deze periode zijn er 3 zienswijzen ingekomen.
Er heeft vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden. Het Waterschap is akkoord met het plan. Er spelen geen rijks- en/of provinciale belangen.