Plan: | Nijmegen Kanaalhavens - 8 (Bredestraat nabij nummer 75) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP10008-VG01 |
Met het plan wordt beoogd om een goede herinrichting te geven aan de locatie Bredestraat 75. De Bredestraat is een historisch lint in de wijk Hees. Het perceel Bredestraat 75 is rond 1915 als kwekerijwoning gebouwd met bijbehorende kassen.
Figuur 1: Luchtfoto uit 1974 van het plangebied
Na beeindiging van de kwekerij is circa 5500m2 van het terrein tot begin 2019 in gebruik geweest als zorgboerderij. Momenteel is op het ruime perceel één vrijstaande woning aanwezig. De eigenaar van het perceel is voornemens 1 nieuwe woning in het plangebied te ontwikkelen.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de herbestemming van het totale perceel, te weten de bestaande woning aan Bredestraat 75, de nieuwe woning en de omliggende daarbij behorende gronden.
Het plangebied is gelegen aan Bredestraat 75. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door het perceel Bredestraat 79 en aan de westzijde en deels zuidzijde door de volkstuinen aan 't Achterveld. Aan de zuidzijde grenst het plangebied ook aan een park. Aan de noordzijde wordt de grens gevormd door de Bredestraat.
De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als Neerbosch, sectie H, nummers 5515 en 5516. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 6.551 m².
Op onderstaande afbeelding is indicatief de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Figuur 2: Ligging plangebied in de stad (Bron: Atlaz)
Figuur 3: Indicatie plangebied (Bron: Atlaz)
Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan "Nijmegen Kanaalhavens". Dit bestemmingsplan is door de raad op 26 juni 2013 vastgesteld; het plan is op 17 december 2014 deels onherroepelijk geworden.
Figuur 4: Indicatie plangebied (roodomlijnd) met vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De bestemming Wonen ligt in het vigerende plan op nagenoeg het gehele perceel. De bestemming Tuin ligt vigerend over de voortuin. Op de bestaande woning aan de Bredestraat is een bouwvlak gelegen met een maximale bouwhoogte van 9m en een maximale nokhoogte van 6 meter.
De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat er een woning wordt toegevoegd zonder dat daar een bouwvlak is gelegen. Ook worden de bestemmingen Wonen en Tuin bij de bestaande woning herbegrensd.
Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Het plangebied is momenteel in gebruik voor één woning. Op het perceel waren tot voor kort nog wat kassen aanwezig. Deze kassen werden in het verleden bedrijfsmatig gebruikt, maar de gronden zijn inmiddels al jarenlang tot Wonen bestemd. Naast de woning, op het deel waar de nieuwe woning is gepland, is een dierenweide met wat bijgebouwen gelegen, o.a. dierenverblijf en een garage. Ook deze bijgebouwen zijn inmiddels gesloopt.
Figuur 5: perceel Bredestraat 75 inclusief de gesloopte gebouwen (rood gemarkeerd nrs 1 t/m 4)
De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door woningen aan een historisch lint, in een landelijke setting. Aan de achterzijde van het perceel is een brede groenstrook c.q. park gelegen dat grenst aan de Wolfkuilseweg.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt dat ten oosten van Bredestraat 75 een vrijstaande woning wordt toegevoegd door toevoeging van een bouwvlak. In voorliggend bestemmingsplan is er aandacht voor de ligging aan het historische lint, en het belang van doorzichten en open achtertuinen (zie ook 2.3). De bestemming Wonen is daarom verkleind. Voor de resterende gronden is de bestemming Tuin opgenomen. Dit zijn de zogenaamde 'zijtuinen' en het achterste deel van het perceel.
De bouwmogelijkheden voor de nieuw te bouwen woning is bepaald aan de hand van kuubs voor kuubs; het aantal kuubs dat gesloopt wordt kan ook weer gebouwd worden. Op het perceel waren een kas met een bijgebouw, een garage, een dierenverblijf en een blokhut aanwezig. Deze zijn inmiddels gesloopt. Gezamenlijk biedt dit de mogelijkheid om een woning met bijgebouwen te realiseren van 1.000 m3. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan.
De Bredestraat is een lang, historisch lint tussen de vroegere Voorstadslaan en de oude Dennestraat (Grindweg) en loopt 'achterlangs' het dorp Hees. Het gebied tussen Dorpsstraat Hees (= nu Schependomlaan) en Bredestraat is op historische kaarten aangeduid als 'Achterveld'. De heersende kavelrichting is noordwest-zuidoost. De Bredestraat was ter hoogte van de planlocatie oorspronkelijk alleen aan de noordzijde bebouwd. Vanaf ca. 1930 verschijnen er meerdere, verspreid gelegen huizen en/of boerderijen. Met de aanleg van de Wolfskuilseweg wordt het Achterveld doorsneden en wordt het westelijke deel bebouwd met woonbuurtjes aan de huidige Ananasstraat, Meloenstraat, Mandarijnstraat en Perzikstraat.
Opgave:
De gemeente geeft kaders aan, initiatiefnemer kan op basis daarvan gaan ontwerpen. Deze kaders vormen het uitgangspunt voor de verbeelding en bijbehorende planregels.
Gemeentelijke kaders nieuwbouw Bredestraat 75:
De planologische mogelijkheden uit onderhavig bestemmingsplan borgen bovengenoemde kaders.
Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan . Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.
Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).
De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.
Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.
De in het plan voorziene ontwikkeling kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. Het planvoornemen betreft slechts de toevoeging van één woning.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.
In de "Omgevingsvisie Gaaf Gelderland" (2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid en de ambities voor thema's zoals ruimte, energie, klimaat, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De Omgevingsvisie is een 'plan' dat richting geeft (een gedeeld vergezicht), en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden.
Vanwege de aard en schaal van dit planvoornemen, raakt dit niet de doelen uit de provinciale Omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de Provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De Provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid; economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.
De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.
In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied zijn er geen relevante kaartlagen uit de provinciale Omgevingsverordening die worden geraakt. Daarmee is het planvoornemen in overeenstemming met de Omgevingsverordening.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.
In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen.
De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisies voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.
De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.
De Omgevingsvisie dient 4 doelen:
Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad
De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.
Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.
Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.
4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.
We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.
Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.
Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.
8 richtinggevende keuzes
De 4 opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.
Richtinggevende opgave 1, 2 en 3 zijn van toepassing op het plangebied.
Toetsingskader
De achterliggende doelstelling van de Visie Park West is om het woon- en leefmilieu in Nijmegen West te verbeteren en de economische aantrekkingskracht van het gebied te vergroten. Besloten is destijds tot een fasegewijze realisatie van verschillende deelgebieden in Nijmegen West met als uiteindelijke doel het versnipperde groen in Nijmegen West te ontwikkelen tot een kralensnoer van groen: grotere groengebieden die met elkaar verbonden worden zijn door een snoer van routes (groene fiets- en wandelpaden). Ondanks dat het perceel niet expliciet genoemd is, is het wel duidelijk hoe de Visie Park West loopt en dat het groen natuurlijk niet ophoudt bij de ingetekende grens maar dat uitbreiden van het groen juist een plus is. Meerwaarde creëren. Het is zowel geschakeld groen als snippergroen, waarbij de intentie /het streven is om het snippergroen ook te verbinden.
Kenmerken lintbebouwing:
Algemene kenmerken lint: onregelmatigheid, verdraaiing oriëntatie, wisselende afstanden tussen bebouwing, wisselende rooilijn, bebouwing in tweede lijn, 'gaten' in het bouwlint.
Planvoornemen
Voor het gehele plangebied geldt in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen'. In voorliggend bestemmingsplan is er aandacht voor clustering van de bebouwing op het perceel. Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt verkleind. Het achterste deel van het perceel heeft de bestemming 'Tuin' gekregen, zodat hier geen bebouwing mogelijk is. Om doorzichten vanaf de weg naar achteren te behouden is ook voor de zijtuinen de bestemming 'Tuin' opgenomen.
De genoemde kenmerken van het lint zijn op de verbeelding vertaald.
Toetsingskader
De Welstandsnota is vastgelegd in Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit. In hoofdstuk 2 'Historische bebouwingslintenen dorpskernen' uit de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit deel 2 zegt het volgende: Er wordt zuinig omgesprongen met de kwalificatie 'historisch lint of kern'. Bij verdichting in een lint mogen de karakteristieken van het gebied niet door nieuwbouw of verbouw worden geschaad. Hierin heeft de gemeente verantwoordelijkheid, maar ook initiatiefnemers van bouwplannen en ontwerpers. Vrijstaande bebouwing, architectonische diversiteit, open (agrarische) erven, kleinschaligheid en doorzichten naar de achterterreinen zijn kenmerkend voor historische dorpskernen en bebouwingslinten. De naar de weg gerichte gevel moet als voorgevel zijn vormgegeven; dat wil zeggen dat de gevel een afgewogen architectonische compositie heeft en er raamopeningen zijn waarachter zich een verblijfsfunctie bevindt. Er wordt verder aandacht gevraagd voor de erfafscheidingen tussen openbaar en privé, en voor het behoud van de groenstructuur van linten en kernen.
Planvoornemen
Zoals uit paragraaf 2.3 blijkt, komt het planvoornemen overeen met de bovenstaande genoemde welstandseisen.
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan dit beleid.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van de woning kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.
Woonbehoefteonderzoek 2019
Mede op basis van het driejaarlijks Woononderzoek Nederland (WoON2018) is de woningbehoefte in Nijmegen in beeld gebracht. Nijmegen kent een relatief groot woningtekort. Voor Nijmegen ligt dit op 7%, terwijl een tekort van circa 2% als acceptabel wordt gezien voor een goed functionerende woningmarkt. Er ligt een opgave om de zelfstandige woningvoorraad tot en met 2030 met ruim 10.000 woningen uit te breiden. Na 2030 neemt de vraag naar zelfstandige woningen iets af (als gevolg van de vergrijzing), maar blijft er een opgave om de voorraad uit te breiden.
Kwalitatief ligt de behoefte op het uitbreiden van de sociale woningvoorraad; met name behoefte aan appartementen. In de vrije sector huur richt de vraag zich ook met name op appartementen. In de koopsector is er vraag naar alle segmenten, grondgebonden woningen en appartementen, goedkoop, middelduur en duur. In de woonmilieus met veel functiemenging richt de kwalitatieve woningbehoefte zich sterk op appartementen (met name sociale huur en vrije sector huur). In de andere woonmilieus gaat de voorkeur naar grondgebonden koopwoningen uit.
Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025
In samenhang met de Nijmeegse omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.
Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor de doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030.
De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de OV-knooppunten.
Conclusie
Het beoordelingskader van het woonbeleid is vastgelegd in de Uitvoeringsagenda Wonen. We zien op basis van de uitvoeringsagenda geen bezwaren tegen dit plan. De Uitvoeringsagenda Wonen is sterk ingestoken op het verminderen van het woningtekort als het gaat om betaalbare woningen. En geeft zo richting aan het woningbouwprogramma voor de komende jaren. We zien over veel woningmarktsegmenten een uitbreidingsvraag. Hierbij is het van belang dat de woningen levensloopgeschikt zijn.
Het toevoegen van een bouwvlak voor één woning is vanuit het woonbeleid niet bezwaarlijk.
Dit plan voorziet in het wijzigen van de bestemming groen in een woonbestemming voor het mogelijk maken van twee woonhuizen en een voedselbos.
Toetsingskader
In deze verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar. Daarnaast zijn verkeer en visuele aspecten van belang en mogelijk andere hinderaspecten. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering". Daarnaast wordt getoetst of kan worden voldaan aan de goede ruimtelijke ordening waarbij uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat met het zoveel als mogelijk in stand houden van bestaande rechten van bedrijven. Deze afweging is breder dan alleen het toepassen van de VNG publicatie en betreft ook de afweging van mogelijke hinder van bijvoorbeeld licht, spuitzones, elektromagnetische velden, etc.
Planvoornemen
Aan alle zijden van het plangebied liggen al bestaande woonbestemmingen of groenbestemmingen. Direct aansluitend is er geen bedrijvigheid die hinder zou kunnen veroorzaken op de nieuwe woningen. Ook is van de nieuwe bestemming geen hinder te verwachten op de omliggende woningen aangezien en geen bedrijvigheid wordt mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt echter wel in de geluidzone van de kanaalhavens en is derhalve ook te beschouwen als gemengd gebied. Dat wil dus zeggen dat er meer geluid op de gevel mag worden geproduceerd dan 50 dBA door de bedrijven op de Kanaalhavens gezamenlijk. Bebouwing op deze locatie is dan ook alleen mogelijk als er een 'hogere waarde besluit' is genomen en aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon en leefklimaat ter plaatse, zie hiervoor 4.4.2 Industrielawaai. Het plangebied ligt buiten de richtafstanden van wat er mogelijk is op het bedrijventerrein Kanaalhavens tot aan gemengd gebied.
Het bedrijf Asfalt Produktie Nijmegen (APN) B.V. (SBI-code 3832) op het bedrijventerrein Kanaalhavens ligt ook op voldoende afstand (380 meter) voor wat betreft de aspecten gevaar, geur en stofhinder volgens de VNG publicatie. De geurcontour van het bedrijf ligt ook niet over het plangebied. De gebieden buiten de geurcontour voldoen allen aan de streefwaarde zoals die is vastgelegd in het provinciale en gemeentelijke geurbeleid. De afstand van het plangebied tot aan de buitengrens van de geurcontour is zelfs nog 270 meter. Na het verlenen van de vergunning van 12 juni 2008 aan APN zijn op diverse momenten geurmetingen uitgevoerd door Bureau Milieumetingen van de omgevingsdienst regio Arnhem. Bij geen van deze metingen zijn overtredingen van de geurnorm geconstateerd. De laatste jaren zijn er echter meer geurklachten uit de omgeving. Vooral in 2021 is er een grote toename van het aantal klachten. Van 12% van deze klachten is door toezichthouders geconstateerd dat deze terecht aan APN kunnen worden toegewezen. Daarnaast is in 2021 een overschrijding van de PAK emissie-norm geconstateerd. De gemeente Nijmegen werkt aan een pakket van maatregelen om de klachten te doen afnemen. Voor het in beeld brengen van de emissies PAK en Benzeen is bijvoorbeeld een meetverplichting aan het bedrijf opgelegd. Daarnaast wordt gewerkt aan een pakket van aanvullende maatregelen voor het terugdringen van de geurhinder klachten.
Omdat het plangebied zich op grote afstand bevindt van het bedrijf, objectieve metingen in de omgeving van het bedrijf nooit een onaanvaardbare geurhindersituatie hebben geconstateerd, en het feit dat aanvullende maatregelen zijn en worden genomen om de bestaande geurklachten te doen afnemen, is het aannemelijk dat er ter hoogte van de planlocatie sprake is van een aanvaardbare geurhindersituatie en dus een goed woon- en leefklimaat. Van cumulatie van geur is op deze afstand ook geen sprake. Geur is dan ook geen beperking voor de planontwikkeling.
Conclusie
Een hogere waarde besluit dient aan te tonen dat sprake is van een leefbaar geluidhinder niveau. Uit paragraaf 4.4.2 Industrielawaai blijkt dat hiervan sprake is.
Toetsingskader
De Wet geluidhinder beschermt geluidgevoelige functies, waaronder woningen, tegen verkeerslawaai. Hiervoor zijn geluidzones voor wegen vastgesteld.
Planvoornemen
De geluidsbelasting van alle wegen samen is maximaal 50 dB zonder correcties. Daarmee vormt wegverkeer geen belemmering.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde 50 dB(A)geluidzone van een industrieterrein. Bij nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen binnen deze geld een onderzoek plicht.
De voorkeurswaarde uit de Wgh voor industrielawaai bedraagt IL 50 dB(A). Deze waarde mag bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een Hoge Waarde worden vastgesteld. Dat is als om stedenbouwkundige -, verkeerskundige - en financiële redenen de geluidbelasting niet verlaagd kan worden tot maximaal de voorkeurswaarde van IL 50 dB(A). Omdat het hier om nieuw te bouwen woningen gaat zijn de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder 2013, en de daarin opgenomen voorwaarden voor nieuw te bouwen woningen, van toepassing.
Uit akoestisch onderzoek, zie Bijlage 1 Ontwerpbesluit Hogere waarde(n) Wet geluidhinder Bredestraat 75, blijkt dat bij de woningen een geluidbelasting van IL 53 dB(A) optreedt. In verband met stedenbouwkundige -, verkeerskundige - en financiële bezwaren is het niet mogelijk om maatregelen bij de bron of in de overdracht te treffen, zodat de geluidbelasting kan worden verlaagd.
De geplande ontwikkeling kan alleen worden gerealiseerd als voor de beide woningen een Hogere Waarde is vastgesteld. Een procedure voor de hogere waarde loopt, qua tijd, gelijk op met de procedure voor het bestemmingsplan. Een Hogere Waarde procedure is dus noodzakelijk (kenmerk besluit hogere waarde: HW2021012). De hoogste waarde bedraagt IL 53 dB(A), zie .Bijlage 1 Ontwerpbesluit Hogere waarde(n) Wet geluidhinder Bredestraat 75
Toetsingskader
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 |
40 ìg/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 |
40 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 |
1 juni 2011 |
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Mocht dat niet zo zijn, dan bestaan er nog andere mogelijkheden, hier niet genoemd.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.
Gevraagd is de mogelijkheid een extra woning te realiseren. Ten opzichte van de bestaande bestemming gaat de nieuwe bestemming geen toename van meer dan 3% veroorzaken. Dit betekent dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Woningen zijn geen gevoelige bestemmingen.
Er zijn daarom geen bezwaren voor het plan wat betreft luchtkwaliteit.
Toetsingskader
De Wet geurhinder en veehouderij stelt regels ter bescherming van voor geur gevoelige objecten. Een geurgevoelig object is, kortgezegd, een gebouw waarin mensen gedurende de dag verblijven. In de wet is een meer gedetailleerde begripsbepaling opgenomen.
Planvoornemen
Het plangebied is in het stedelijk gebied gelegen. Binnen een straal van 1 km zijn geen veehouderijen gelegen. Geurproblematiek of beperking van bedrijven in hun bedrijfsvoering is hier niet aan de orde.
Toetsingskader
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden binnen het invloedsgebied.
Planvoornemen
In de omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken. Er liggen dan ook geen PR0-contouren over het plangebied. Op grotere afstand zijn er wel enkele transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dat zijn de Waal op ongeveer 1500 meter, het Maas-Waalkanaal op 1000 meter en het spoor op ongeveer 1300 meter. Binnen het plangebied is alleen een zeer onwaarschijnlijk gifwolkscenario mogelijk als gevolg van een incident op de transportassen. Op pagina 33 van de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen (2014) is daarvoor een verantwoording gegeven.
Conclusie
Op grond van externe veiligheid is er geen belemmering voor de planontwikkeling.
Toetsingskader
Op het perceel Neerbosch, sectie H, nr. 5515 ligt het voornemen om één woning met tuin te realiseren. Hiervoor is een nieuw bestemmingsplan nodig. Bij een wijziging van een bestemming moet worden onderzocht of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de gewenste bestemming. Ook moet duidelijk zijn of het plan financieel uitvoerbaar is. Dat staat in artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Planvoornemen
Wij verwachten geen maatschappelijke en financiële belemmeringen als gevolg van bodemverontreiniging. Het terrein is maximaal licht verontreinigd. Dat blijkt uit de volgende rapporten:
In de grond zijn lichte verontreinigingen met verschillende metalen en PAK aangetoond. In het grondwater is geen verontreiniging gemeten. In de bovenste halve meter grond is geen asbest aangetoond. De gemeten lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik 'wonen met tuin'.
Toetsingskader
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.
Algemeen
Het plangebied ligt in de wijk Hees en maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied De Biezen. Voor dit gebied zijn het "Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023" en de nota "Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer" (2013) relevant. Er vinden wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het "Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten". Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.
Planvoornemen
In of in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Toetsingskader
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.
Planvoornemen
Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem. Ter plaatse moet de woning gewoon gebouwd kunnen worden. De grondwaterstand ligt onder maaiveld. Voor een kelder is het, vanwege de grondwaterstand, noodzakelijk om deze waterdicht te maken.
Toetsingskader
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Bredestraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer'.
Figuur 6: Overzicht riolering
Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Van die verplichting kan afgeweken worden als de gemeente het afstromende hemelwater in openbare hemelwatervoorzieningen kan en wil ontvangen.
Planvoornemen
Voor dit plan is dat niet het geval. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant 'Duurzaam bouwen in het KAN' (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.
Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn. De nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke bouwaanvraag.
Voor dit plan is een digitale watertoets uitgevoerd. Conclusie is dat het plan geen negatieve effecten heeft op het rioleringsstelsel of (indirect) oppervlaktewatersysteem. Het ruimtelijk plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer te worden toegestuurd aan Waterschap Rivierenland. Voor de werkzaamheden is geen watervergunning nodig.
Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. De woning dient een eigen rioolaansluiting te krijgen. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voorzieningen voor de afvoer van afvalwater dienen op particulier terrein te liggen. Tegen de perceelgrens moet een controleput worden geplaatst.
Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.
De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden. Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.
Toetsingskader
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000-netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om Natura 2000-gebied 'Rijntakken'.
Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die handelingen uitvoert met eventuele nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning Wet natuurbescherming wordt aangevraagd. Deze vergunning moet bij de provincie aangevraagd worden. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van deze beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.
Voor de Natura 2000-gebieden geldt tevens de externe werking. Ontwikkelingen in de nabijheid van deze gebieden mogen geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden.
Planvoornemen
De afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Rijntakken' – ten noorden van het plangebied - bedraagt circa 1,8 kilometer. De ligging van het Natura 2000-gebied ten opzichte van het plangebied is weergegeven in navolgende afbeelding.
Figuur 7: ligging plangebied ten opzichte van dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied.
Stikstof
Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. Iets specifieker: de Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).
Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.) zijn op voorhand uit te sluiten (zie Bijlage 4 Quickscan natuurtoets). De Wnb staat dus gelet op het aspect stikstof niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.
Toetsingskader
De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.
De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.
Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.
Planvoornemen Beschermde soorten
Op 21 december 2021 heeft Staring Advies een quickscan natuurtoets uitgevoerd (notitie met kenmerk 2388, zie bijlage Bijlage 4 Quickscan natuurtoets). Uit de quick scan blijkt dat voor de geplande activiteit, bestaande uit het realiseren van één nieuwe woning aan de Bredestraat in Nijmegen, geen aanvullend onderzoek, ontheffing en/of het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen noodzakelijk is ten aanzien van beschermde flora en fauna.
Bij werkzaamheden en activiteiten moet altijd rekening worden gehouden met broedvogels. De werkzaamheden moeten buiten het broedseizoen worden uitgevoerd of ruim voor aanvang van het broedseizoen gestart worden en/of er moet worden voorkomen dat broedvogels zich lokaal vestigen. Bezette nesten mogen, ongeacht de tijd van het jaar, niet worden verstoord.
Nadere toetsing in de vorm van Natura 2000 Voortoets en/of een vergunningsaanvraag voor beschermde GNN/NNN natuurgebieden is niet aan de orde. Een kapmelding bij de provincie Gelderland voor beschermde houtopstanden is ook niet aan de orde.
Toetsingskader
In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie zijn de waardevolle natuurgebieden opgenomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Gelders Natuurnetwerk
In de Omgevingsverordening zijn de bijbehorende regels vastgelegd.
Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.
Groene ontwikkelingszone
De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
Planvoornemen
Het plangebied ligt niet in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO), de waardevolle natuurgebieden die in de Omgevingsvisie Gelderland opgenomen zijn. Voor dat aspect wordt voldaan aan de Omgevingsvisie.
Inwoners en toekomstige inwoners van Nijmegen stellen hogere eisen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de kwaliteit van de leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Een groene gemeente met goede voorzieningen en een aantrekkelijke stedelijke woon- en leefomgeving heeft de toekomst. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. Wij richten de woonstraten groen en duurzaam in. Parkjes en groenvoorzieningen blijven we aan de stad toevoegen. We hebben bij de inrichting hiervan oog voor het gebruik van het groen en voor de ecologische waarde. We willen een overheid zijn die inwoners en organisaties de ruimte biedt de eigen leefomgeving vorm te geven.
Toetsingskader
In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator “binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen” vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder'. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is. Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is. Het plangebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd.
Planvoornemen
Voorliggend plan maakt één nieuwe woning mogelijk. Er verdwijnt met onderhavige ontwikkeling geen openbaar groen, de ontwikkeling zorgt er zodoende niet voor dat bestaande woningen in de omgeving van het plangebied in de toekomstige situatie niet meer voldoen aan de norm. Aan de Wolfskuilseweg is binnen 300 meter van de nieuwe woning minimaal 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen aanwezig.
Toetsingskader
Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken.
In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Planvoornemen
Het plangebied ligt aan de noordkant van Hees. Hees ligt aan de westzijde van Nijmegen en is gebouwd rondom een gave, oude dorpskern met mooie en statige panden en een aantrekkelijke groenstructuur. De wijk is opgebouwd langs de oude wegen en heeft een lage bebouwingsdichtheid. Er bevinden zich diverse karakteristieke straten, zoals de Bredestraat, de Korte Bredestraat, de Kerkstraat, de Dennenstraat en de Schependomlaan. Langs de Bredestraat zijn nog een paar oude boerderijen die herinneren aan het voormalige tuindersdorp Hees. Het open karakter van deze straat met de verspreid staande woningen en boerderijen is karakteristiek. Het pleintje met de kerk aan de Schependomlaan vormt het hart van Hees, een deel van de monumentale bomen is vervangen door nieuwe bomen. De laanbeplanting langs het oude stratenpatroon, de veelal grote particuliere tuinen, de kloostertuinen, het groen langs de Neerbosscheweg en de delen van Park West vormen het belangrijkste groen in Hees.
Park West bestaat uit een stelsel van wegen en paden dat kleine en grotere groengebieden met elkaar verbindt. In grote lijnen strekt dit groengebied zich uit vanaf het kanaal bij Neerbosch- Oost, via de Ambachtsweg en groengebieden in Hees en de Biezen tot aan de Kanaalstraat. Bij de ontwikkeling van Koers West zal dit groengebied verder uitgebreid worden tot aan de Waal. In Hees liggen twee grote parken als onderdeel van Park West: het Dorpspark Hees en het Distelpark. Beide parken zijn recent gerenoveerd en in de tweede fase is de omgeving van de Dorpsstraat ingericht waarbij enkele nieuwe schakels zijn aangebracht. Bij alle ontwikkelingen in Nijmegen West worden de mogelijkheden benut om het raamwerk van Park West verder uit te bouwen. Particuliere tuinen en terreinen kunnen een onderdeel zijn van het park.
Figuur 8: Uitsnede kaart groenstructuur bij het Groenplan met globale aanduiding plangebied (rode ster)
Hees is een op zichzelf staande eenheid en daarom is de dorpse sfeer uitgangspunt bij verdere ontwikkelingen. In de directe omgeving van het plangebied ligt vlakgroen stedelijk niveau (zie bovenstaande afbeelding van de groenstructuur). Het voorliggende plan heeft geen invloed op het bestaande vlakgroen in de omgeving. In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd voor één woning. In de toekomstige situatie wordt één woning extra mogelijk gemaakt. Hiermee blijft het groene karakter van de locatie behouden en draagt het plan bij aan behoud van de dorpse sfeer.
Toetsingskader
In de "Omgevingsvisie 2020-2040 Nijmegen Stad in Beweging"heeft de gemeente uitgesproken een economisch veerkrachtige, sociale en gezonde, aantrekkelijke en duurzame stad te willen zijn. Eén van de opgaven uit de omgevingsvisie is een groene en gezonde stad. Aangezien bomen hieraan in sterke mate bijdragen, is als nadere uitwerking van de omgevingsvisie het Bomenplan Nijmegen opgesteld.
De doelstellingen van het bomenplan zijn:
We geven in het Bomenplan invulling aan onze ambities, de opgaven en ruimtelijke keuzes op het vlak van bomen. Er wordt richting gegeven aan een integrale ontwikkeling van de verschillende belangen en waarden die bomen voor de stad Nijmegen vertegenwoordigen, waaronder het behoud van bomen en het versterken van de boomstructuur.
Hoofdboomstructuur
In het Bomenplan Nijmegen is de hoofdboomstructuur uit 2009 geactualiseerd. De hoofdboomstructuur bestaat uit verschillende vlakken en lijnen, welke verschillende waarden vertegenwoordigen. We onderscheiden drie categorieën:
Een bomenlaan of -structuur kan op hetzelfde moment meerdere van deze waarden dienen.
We zetten in op het behouden en versterken van de hoofdboomstructuur. Daarnaast is het fijnmazige netwerk van bomen in de wijken en buurten van groot belang. In de wijken is meer ruimte voor flexibiliteit bij zowel aanplant als beheer, meedenken en ook participeren.
Planvoornemen
Het plangebied is gelegen aan een cultuurhistorische veldweg. Er zijn echter geen bomen aanwezig in of aangrenzend aan het plangebied.
Toetsingskader
De bijzondere ligging van Nijmegen op een kruispunt van het rivierengebied, de hogere zandgronden en het stuwwallencomplex zorgt ervoor dat niet alleen rondom Nijmegen, maar ook binnen de stadsgrenzen een verscheidenheid aan leefmilieus voor planten en diersoorten aanwezig is. Grootschalige natuurgebieden om de stad, zoals de Gelderse Poort, de uiterwaarden van de Waal, De Ooypolder, het Hatertse Vennengebied, Heumensoord fungeren hierbij als brongebied voor natuurwaarden in de stad.
We hebben de ecologische structuren, de ecologische hotspots en de ecologische waardevolle wijkspots in de wijk in Nijmegen in kaart gebracht. Ecologische structuren laten de relaties zien tussen natuurwaarden in de stad en natuurwaarden om de stad. Soorten kunnen zich hierlangs verplaatsen en hebben zo een gevarieerd leefgebied tot hun beschikking. Ecologische hotspots zijn waardevolle gebieden die, in relatie met de gebieden om de stad, een functie vervullen voor algemene en zeldzame soorten. Hier stemmen we het beheer af op de natuurwaarden en wordt het gebruik van die gebieden voor recreatie meer gereguleerd en gestuurd. Tevens waken we bij deze hotspots voor versnippering, aantasting en doorsnijding. De ecologische waardevolle wijkspots vervullen een rol op wijkniveau en maken het mogelijk om natuur dichtbij huis te beleven.
Figuur 9: Uitsnede kaart ecologie van de stad met globale aanduiding plangebied (rode cirkel)
Planvoornemen
In bovenstaande afbeelding is globaal de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt in een gebied met gemiddelde natuurwaarden. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen hotspots of ecologische dooraderingen aanwezig.
Toetsingskader
Groen heeft niet alleen een ecologische waarde, het draagt bij aan de gezondheid van mensen, het zorgt voor een aantrekkelijke omgeving voor wonen, werken en recreëren. Groen bevordert de gezondheid, het nodigt uit om te bewegen en patiënten herstellen sneller in een groene omgeving. Voor kinderen is het belangrijk om juist al op jonge leeftijd in contact te komen met een groene leefomgeving. Bij de inrichting van de (school-)omgeving is dit nadrukkelijk een aspect om rekening mee te houden. Met Nijmegen: Groen, gezond en in beweging (vastgesteld door het College op 14 maart 2017 en ook opgenomen in de gezondheidsagenda) werkt de gemeente aan gezonde inwoners in een gezonde omgeving.
Planvoornemen
Met voorliggend plan wordt één nieuwe woning mogelijk gemaakt. De ontwikkeling gaat niet ten koste van de groene omgeving die mensen kunnen beleven en welke bijdraagt aan de gezondheid.
Toetsingskader
Nijmegen is een van de groenste steden van Nederland. Niet alleen door de aanwezigheid van veel groen, maar ook vanwege de groene bestuurlijke ambities. Bij nieuwe ontwikkelingen zoals dit plangebied ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Op 14 november 2018 heeft de gemeenteraad de motie "Natuurinclusief bouwen" aangenomen.
Natuurinclusief bouwen is een verzamelterm voor tal van maatregelen en manieren om natuur te integreren bij de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen. Door natuurinclusieve maatregelen wordt de leefomgeving voor gebouwbewonende diersoorten verbeterd en de biodiversiteit bevorderd. Ook hebben de maatregelen effect als anti-mug en anti-stress en geven belevingswaarden. Daarnaast verhoogt het de geluidsisolatie, luchtzuivering, waterbergingscapaciteit en warmteregulering in het stedelijk gebied. Dit verhoogt uiteindelijk de leefkwaliteit van de stad en biedt verschillende soorten een plek in de stad.
Onderdeel van natuurinclusief bouwen is ook de toepassing van kruidendaken op de platte daken van nieuwbouw. Een groen dak heeft duidelijk meer waarde voor de biodiversiteit en de leefbaarheid. En tevens heeft het een functie voor de waterberging bij piekbuien, verbetert het de luchtkwaliteit en brengt het koelte in de stad en de woning. Een bijkomend voordeel is dat groene daken een communicatiemiddel is om het bewustzijn van bewoners te vergroten voor de klimaatverandering.
Nijmegen is aangesloten bij de landelijke campagne Operatie Steenbreek. Het doel van deze campagne is om bewoners te enthousiasmeren om hun tuin te vergroenen. De negatieve gevolgen van verstening zoals wateroverlast en ook droogte, hittestress en minder biodiversiteit worden daarbij onder de aandacht gebracht. Beter is nog dat bij de ontwikkeling van dit plangebied groene (binnen)tuinen, groene daken en gevelgroen mee wordt ontworpen zodat verstening van de tuinen vanaf het begin zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Door de klimaatveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast; de temperatuurstijging veroorzaakt hitte-eilanden in overmatig stenige omgevingen en door het fijnstofprobleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten. Groen kan ingezet worden om deze milieuproblemen te verzachten. Hemelwater kan opgevangen worden in groengebieden en door het vergroenen van stenige pleinen zal de temperatuur iets afnemen en diverse planten nemen fijnstof op uit de lucht. Groen kan op deze wijze bijdragen aan een beter en gezonder leefklimaat.
Vanwege de onlosmakelijke relatie tussen groen/natuur en water zal een deel van de waterberging in de groene ruimte worden gezocht. We streven naar een goed evenwicht tussen beide functies zodat het resultaat een impuls oplevert voor natuurwaarden en natuurontwikkeling.
Toetsingskader
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren.
De Erfgoedwet 2016 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld.
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15 mei 2013). Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De beleidskaart is onderdeel van de gemeentelijke Omgevingsvisie (2020).
Figuur 10: Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart met in groen de indicatie van het bestemmingsplangebied
Het betreffende bestemmingsplangebied Hees-Heseveld-25 valt binnen gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart.
Gebiedstype 3
Bij gebiedstype 3 is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en/of cultuurlandschap. Bij de bebouwing gaat het niet zozeer om de architectuur en het beeld, maar om het silhouet, zoals de situering, de nok- en goothoogte en de nokrichting. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen. In bestemmingsplannen wordt maatwerk toegepast ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden, indien sprake is van:
Ad a. Bij cultuurhistorisch waardevolle structuren gaat het om lijnvormige elementen, zoals bijvoorbeeld wegen, dijken, wallen, lanen en waterlopen.
Ad b. Bij cultuurhistorisch waardevolle ensembles gaat het om plekken in het stadsweefsel, die van belang zijn vanwege de historische en/of ruimtelijke samenhang tussen objecten en structuren met bijzondere historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden. Het betreft complexen en terreinen met een herkenbaar karakter dat relatie houdt met de ontwikkelingsgeschiedenis en die een belangrijk onderdeel vormen van de historische gelaagdheid van de buurt, wijk of stad.
Ad c. Bij cultuurhistorisch waardevolle zones gaat het om bebouwingslinten die zich in de periode 1850-1940 geleidelijk hebben ontwikkeld langs historische uitvalswegen, landwegen en enkele nieuw aangelegde straten. Kenmerkend voor het stedenbouwkundig patroon van de bebouwinglinten zijn de kleinschaligheid van de bebouwing, de afwisseling in schaal en maat, en de positie van de gebouwen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de openbare ruimte. Nog bestaande historische bebouwingslinten maken de historische ontwikkeling van Nijmegen voelbaar.
Ad d. Vanuit het perspectief van de ontwikkelingsgeschiedenis van Nijmegen kunnen gebieden onderscheiden worden, die vanwege de duidelijk aanwezige gebiedskarakteristiek, de gave stedenbouwkundige en/of landschappelijke structuren en hoge dichtheid aan waardevolle (beschermde) gebouwen een hoge cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. In deze cultuurhistorisch waardevolle gebieden bestaat een samenhang tussen één of meerdere van de volgende aspecten:
Cultuurhistorische analyse
Het plangebied ligt aan de Bredestraat, een historische weg met daaraan verspreid liggende bebouwing. Langs dit deel van de Bredestraat, buiten de kern van het voormalig dorp Hees, is het oorspronkelijke agrarische karakter van het gebied, met boerderijen en kwekerijen, nog goed herkenbaar. De bebouwing van het historische lint bestaat uit een afwisseling van op de weg gerichte boerderijen, een tuinderswoning en landhuizen met daartussen een aantal weitjes, volkstuinen en bosschages. De huizen hebben ruime groene tuinen en er zijn doorzichten naar achteren.
Het historisch gegroeid bebouwingslint is een structuur met een hoge cultuurhistorische waarde.
Het plangebied heeft een geschiedenis als kwekerij. De zavelgronden in Hees waren zowel vruchtbaar als gemakkelijk te bewerken en daardoor uitermate aantrekkelijk voor de tuinbouw. Hees ontwikkelde zich tot een ware voedselschuur voor Nijmegen.
Bredestraat 75 is rond 1915 als kwekerijwoning gebouwd. Als geheel vormt het gebouw nog een duidelijke verwijzing naar het oorspronkelijke landelijke karakter van het gebied en heeft daarom een hoge cultuurhistorische waarde. Door zijn prominente vrijstaande ligging op een eigen terrein met een bijbehorend hekwerk neemt het pand in zijn omgeving een markante positie in.
Binnen het plangebied en direct daaraan grenzend liggen meerdere panden die een beschermde status hebben. Het betreft:
Adres | Oorspronkelijke functie | Beschermde status |
Bredestraat 75 | kwekerij | voorbescherming vanwege beoogde aanwijzing als beeldbepalend pand |
Bredestraat 79-81 | agrarisch | voorbescherming vanwege beoogde aanwijzing als beeldbepalend pand |
Bredestraat 90 | landhuis | gemeentelijk monument |
![]() |
![]() |
Het bestemmingsplangebied op de luchtfoto uit 1974. De kwekerijwoning wordt omsloten door kassen. | De kwekerijwoning Bredestraat 75 uit ca. 1915 |
Bestemmingsplanwijziging
Met deze bestemmingsplanwijziging wordt het perceel gesplitst en wordt de bouw van één extra vrijstaande woning mogelijk gemaakt. Wat betreft positionering en oriëntatie op de Bredestraat wordt het nieuwe bouwvlak passend ingepast in het bestaande lint. De maximaal toegestane nok- en goothoogte is passend op deze plek. De tuinbestemming voor een ruim deel van het plangebied borgt de groene uitstraling van het perceel en daarmee het behoud van het dorpse karakter van het plangebied en omgeving.
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er daarom geen bezwaren tegen de voorgestelde bestemmingsplanwijziging.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek en de eventuele op te leggen maatregelen dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1-7-2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.
Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet. Dit komt er op neer dat tenzij dit reeds in een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is vastgelegd, er ten minste in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.
Bestaande archeologische waarden in het plangebied
Het plangebied ligt momenteel in een gebied met de dubbelbestemming waarde 3, zie afbeelding hieronder. Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.
Figuur 11: Uitsnede van de archeologische beleidskaart Nijmegen met in rood de ligging van het
plangebied
Uitgevoerde onderzoeken
Een bestemmingsplan moet (ook financieel) haalbaar zijn. De aan- of afwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond kan van invloed zijn op de haalbaarheid, bijvoorbeeld omdat beschermende maatregelen noodzakelijk zijn of dat delen van het gebied opgegraven dienen te worden.
Het plangebied ligt binnen een uitgestrekt terrein met een hoge archeologische waarde. Het betreft terrein Z-29 Hees, dat is beschreven in de catalogus die bij de beleidskaart hoort. Hier ligt de kern van het voormalige dorp Hees. Hoewel het tijdens de stadsuitbreidingen in de jaren zestig van de vorige eeuw overbouwd is staan er nog veel huizen die van voor die tijd dateren. Aan de Korte Bredestraat staat bijvoorbeeld de Petruskerk, die dateert uit de 16e eeuw. Niet alleen sporen uit het meer recente verleden van het dorp, maar ook Romeinse resten bevinden zich nog in de bodem. In 1966 is een graf gevonden uit de 1e eeuw na Chr., zoals blijkt uit een bericht van M.H.P. den Boesterd van het Rijksmuseum G.M. Kam (thans Museum Het Valkhof) : „Bij het bouwen van nieuwe huizen aan de Kometenstraat, Hees werden gevonden : een terra-sigillata-bord in fragmenten met het stempel AFRI M (vorm Drag. 18 / 31) uit La Graufesenque, tijd Claudius–Nero ; fragmenten van een kruik van gladwandig geelwit aardewerk, waarvan het oor reeds in antieke tijd is afgebroken (…). Laatstgenoemde stukken werden aangekocht door het Rijksmuseum Kam.” Inmiddels weten we dat het gestempelde bord niet uit het midden van de 1e eeuw, maar uit de 2e eeuw stamt. In november 2009 zijn in het noordelijke gedeelte tijdens een proefsleuvenonderzoek resten van een nederzetting uit de ijzertijd aangetroffen.
In 2021 is een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerdm zie Bijlage 5 Archeologisch vooronderzoek. Doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de geo(morfo)logische en/of bodemkundige opbouw situatie evenals in eventuele bodemverstoringen, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting op te kunnen stellen.
De conclusie van dit onderzoek was dat de bodemopbouw binnen het plangebied vrijwel intact is. Het archeologisch sporenniveau bevindt zich aan de basis van het cultuurdek, dat zich op in het zuiden op een diepte vanaf 50-75 cm beneden maaiveld (9,04 à 8,84 m NAP) en in het noorden vanaf 80-90 cm beneden maaiveld (8,58 à 8,68 m NAP) bevindt. Vondstmateriaal kan in het bovenliggende cultuurdek opgenomen zijn.
In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd:
Het uitgevoerde onderzoek binnen het plangebied toont aan dat de bodemopbouw grotendeels intact is. Archeologische resten kunnen worden aangetroffen vanaf 30 cm beneden maaiveld, een intact archeologisch sporenniveau vanaf 50-70 cm beneden maaiveld. Onderzoek uit de omgeving toont de archeologische waarde aan bij een intact bodemprofiel. Op basis hiervan blijft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 van toepassing.
Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet
Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.
Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):
Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).
Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.
Gemotoriseerd verkeer:
Het plangebied ligt kadastraal gezien aan de Bredestraat, het gemotoriseerd verkeer wordt via deze straat aan de Wolfskuilseweg ontsloten. De Bredestraat functioneert als een erftoegangsweg binnen een 30km/u zone. De Wolfskuilseweg is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom.
Langzaam verkeer:
Het plangebied wordt voor de voetganger en fietser vanuit de Bredestraat ontsloten. De Wolfskuilseweg is voorzien van infrastructuur voor fietsers en voetgangers.
Openbaar vervoer:
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen aan de Energieweg, deze bevinden zich op ca. 500m. loopafstand.
Het expeditie verkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde nota "Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030" en "Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets".
De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke" het plangebied 'Bredestraat 75' valt in gebied "Rest bebouwde kom".
Om de verkeersveiligheid te vergroten richten we onze wegen, waar mogelijk en wenselijk, in als 30 km/uur straten, belangrijke voorwaarde hierbij is dat de auto-intensiteit voldoende laag is. Dit is verwoordt in het Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 'Nijmegen Goed op Weg'
Op de wegen binnen de bebouwde kom geldt voor de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen een maximum snelheid van 50 km/h. Voor de overige wegen binnen bebouwde kom geldt 30 km/h.
Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg, binnen bebouwde kom, hiervoor geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.
Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
De planregels van het bestemmingsplan Nijmegen Kanaalhavens - 8 (Bredestraat nabij nummer 75) bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de welstandsnota.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Onder het kopje algemene regels zijn de regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Hierbij gaat het om de volgende bepalingen:
Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht die aansluit bij het Besluit ruimtelijke ordening.
Slotregels
Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen en groenvoorzieningen, gebouwen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en), ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, bloemkozijnen, luifels en balkons en voor wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Voor het gehele plangebied geldt een maximum volume. De gebouwde volumes in het bestemmingsvlak Wonen en het bestemmingsvlak Tuin worden bij elkaar opgeteld. De ontsluitingsweg, te weten de in-/uitrit, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. Daarnaast zijn aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan (voorwaarden zie artikel 9.1 Aan huis
verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten). Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, dat geheel mag worden bebouwd. De maximum bouwhoogte voor gebouwen is op de verbeelding weergegeven. Aan- en uitbouwen, overkappingen en erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan. Per bouwvlak is een maximum aantal wooneenheden opgenomen. Voor het gehele plangebied geldt een maximum volume. De gebouwde volumes in het bestemmingsvlak Wonen en het bestemmingsvlak Tuin worden bij elkaar opgeteld.
Leiding - Riool (dubbelbestemming)
In het plangebied ligt de beschermingszone van een rioolleiding. Ter bescherming hiervan is de dubbelbestemming Leiding - Riool opgenomen.
Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)
In gebieden met een zeer hoge archeologische waarde geldt de archeologische dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3. Hierin is een regeling opgenomen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
De betreffende locatie is particulier terrein. De eventueel te maken aanpassingen, kosten e.d., ten gevolge van de realisatie van voorgestelde wijziging, in het openbaar gebied, zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Conform het gestelde in artikel 6.12 Wro is er geen exploitatieplan opgesteld. Met de initiatiefnemer een overeenkomst afgesloten waarin de gemeentelijke kosten, ten gevolge van deze ontwikkeling, in rekening worden gebracht bij de initiatiefnemer.
Uit de gevraagde herziening van het bestemmingsplan kan schade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening om welke reden er gerede twijfel bestaat over de vereiste economische uitvoerbaarheid van de gevraagde planologische maatregel. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor particuliere initiatieven planschade betaalt. Om die reden is in de overeenkomst opgenomen dat de initiatiefnemer zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren.
Derhalve kan gesteld worden, dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is.
In de periode maart 2019 - oktober 2020 heeft de initiatiefnemer middels een uitgebreid stedenbouwkundig vooroverleg, uitgezocht wat er op basis van de regelgeving en de voorkeuren van de gemeente Nijmegen mogelijk is voor het omzetten van kubieke meters oude bebouwing in kubieke meters voor een nieuw woonhuis. De uitkomst van dit vooroverleg is op 8 november 2020 middels een brief gedeeld met buurtbewoners en met Vereniging Dorpsbelang Hees. Op basis daarvan is onder meer een gesprek gevoerd met de direct buren, en met een vertegenwoordiging van Dorpsbelang Hees.
Vervolgens is de officiële procedure voor bestemmingsplanwijziging gestart. Binnen die procedure is het ontwerp - naar aanleiding van onder meer de opmerkingen uit de buurt - verder beperkt. Tevens zijn omwonenden en Vereniging Dorpsbelang Hees op 20 april 2021 op de hoogte gesteld van het aangepaste plan, en zijn ze uitgenodigd langs te komen om het plan te bespreken. De meeste buren zijn op deze uitnodiging ingegaan, en reageerden positief, het bestuur van Vereniging Dorpsbelang Hees zag echter geen reden om weer in gesprek te gaan over dit individuele bouwplan. Ze staan wel open voor een gesprek over een integrale benadering van het gehele wijkdeel.
Op basis van die procedures en input is uiteindelijk het nu voorliggende plan tot stand gekomen.
Voor dit bestemmingsplan is op 7 september 2022 een vooraankondiging gepubliceerd. De zienswijzenprocedure wordt tevens als inspraak gezien. Het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Kanaalhavens - 8 (Bredestraat nabij nummer 75) is ter inzage gelegd van donderdag 22 september tot en met woensdag 2 november 2022. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn 2 zienswijzen naar voren gebracht. De zienswijzen zijn in de Nota Zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De Nota Zienswijzen is bijgevoegd als Bijlage 6 in de toelichting van dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is niet aangepast naar aanleiding van de zienswijzen.
Er heeft vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden. De resultaten zijn hieronder opgenomen.
Op 13 juni 2022 heeft het Waterschap aangegeven dat er voor dit plan geen nadere afstemming met het waterschap nodig is.